88/147/EEG: Beschikking van de Commissie van 11 december 1987 betreffende het door Denemarken overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek)
Publicatieblad Nr. L 070 van 16/03/1988 blz. 0019 - 0022
***** BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 11 december 1987 betreffende het door Denemarken overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 4028/86 ingediende meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot (1987 tot en met 1991) (Slechts de tekst in de Deense taal is authentiek) (88/147/EEG) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 4028/86 van de Raad van 18 december 1986 inzake communautaire acties voor verbetering en aanpassing van de structuur van de visserij en de aquicultuur (1), en met name op artikel 4, Overwegende dat de Deense Regering op 28 april 1987 bij de Commissie een meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot heeft ingediend, hierna te noemen »het programma"; dat zij vervolgens aanvullende inlichtingen over dit programma heeft verstrekt; Overwegende dat dient te worden nagegaan of, gelet op de verwachte ontwikkeling van de visbestanden, op de markt voor produkten van de visserij en de aquicultuur, op de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid vastgestelde maatregelen en op de oriëntatie van dit beleid, het programma aan de voorwaarden van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 4028/86 voldoet en het raam kan vormen voor communautaire en nationale financiering in de betrokken sector; Overwegende dat bij Verordening (EEG) nr. 170/83 van de Raad (2) een communautaire regeling voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden is vastgesteld; Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 4028/86 erop gericht is binnen het raam van het gemeenschappelijk visserijbeleid de structurele ontwikkeling in de visserijsector te vergemakkelijken; dat deze ontwikkeling kan worden bevorderd door daartoe geëigende acties die door de Gemeenschap financieel worden gesteund; Overwegende dat dergelijke acties moeten bijdragen tot de totstandbrenging van een vissersvloot die aan de op middellange termijn te verwachten vangstmogelijkheden in de wateren van de Gemeenschap en daarbuiten is aangepast; dat bij de uitvoering van deze acties met name naar een evenwichtige exploitatie van de visbestanden in de wateren van de Gemeenschap moet worden gestreefd; Overwegende dat de maatregelen die in het raam van de voor de periode van 1987 tot en met 1997 vastgestelde communautaire wetgeving worden uitgevoerd, een vervolg vormen op de structuurverbetering waarmee in de periode van 1983 tot en met 31 december 1986 is begonnen langs de weg van gemeenschappelijke acties voor herstructurering, modernisering en ontwikkeling van de visserij; dat de doelstellingen van het voorgaande, bij Beschikking 85/279/EEG van de Commissie (3) goedgekeurde programma derhalve het referentiekader vormen voor een beoordeling van de ontwikkeling die daadwerkelijk is vastgesteld, enerzijds, en van de nog te verrichten inspanningen om de communautaire doelstellingen te kunnen bereiken, anderzijds; Overwegende dat de doelstellingen van het oriëntatieprogramma voor 1986 niet volledig zijn bereikt; dat de huidige en de verwachte omvang van de visbestanden in het licht van de visserijactiviteit van de betrokken vloot niet toelaten de ramingen op grond waarvan die doelstellingen zijn vastgesteld en goedgekeurd, te wijzigen; dat derhalve de aanpassingsinspanningen in dezelfde richting over de periode van 1987 tot en met 1991 moeten worden voortgezet en nog versterkt; Overwegende dat deze ramingen kunnen worden herzien op grond van significante ontwikkelingen in de beschikbare visbestanden die uit wetenschappelijke gegevens blijken en op grond van ontwikkelingen in de visserijbetrekkingen van de Gemeenschap met niet tot de Gemeenschap behorende kuststaten; Overwegende dat voorts de omvang van de geplande moderniseringsmaatregelen ertoe leidt dat het algehele prestatievermogen van de betrokken vloot aanzienlijk zal verbeteren; dat hiermee rekening moet worden gehouden voor de bepaling van de bij het verstrijken van het programma tot stand te brengen verhouding tussen de vangstcapaciteit en de beschikbare visbestanden; Overwegende dat de gewenste structuuraanpassingen geleidelijk moeten worden doorgevoerd, ten einde de eventuele economische en sociale weerslag zo gering mogelijk te doen zijn; Overwegende dat de ontwikkelingen periodiek moeten worden gevolgd, zodat de maatregelen voor de beheersing van de visserij-inspanning waarmee de uitvoering van dit programma gepaard gaat, kunnen worden verbeterd of gecorrigeerd; Overwegende dat een ontwikkeling die niet in overeenstemming is met de doelstellingen van het programma, strijdig is met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid; dat bijgevolg voor concrete acties in het kader van dit programma van overheidswege geen financiële bijstand kan worden verleend; dat daarom de goedkeuring slechts geldt voor zover de grenzen en voorwaarden waarvan zij afhankelijk is gesteld, in acht worden genomen; Overwegende dat de in deze beschikking vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Comité voor de visserijstructuur, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Het door de Deense Regering op 30 april 1987 ingediende en nadien door haar aangevulde meerjarig oriëntatieprogramma voor de vissersvloot wordt goedgekeurd onder de in deze beschikking vermelde grenzen en voorwaarden en onder voorbehoud van de inachtneming daarvan. Artikel 2 Denemarken verstrekt aan de Commissie jaarlijks, uiterlijk op 15 februari en 31 juli, voor iedere in het programma vermelde categorie vaartuigen, gegevens over het aantal van die vaartuigen met de tonnage en het motorvermogen ervan dat in de zes maanden die op de aan de genoemde tijdstippen voorafgaande data van 31 december, onderscheidenlijk 30 juni, eindigden aan de vloot is toegevoegd, onderscheidenlijk daaraan is onttrokken. Artikel 3 De in artikel 1 bedoelde goedkeuring geldt slechts voor zover de ontwikkeling van de vloot in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma die in de bijlage zijn vermeld. De Commissie stelt de Lid-Staat aan de hand van de vaststellingen waartoe de in artikel 2 bedoelde, periodiek medegedeelde gegevens leiden of, bij herhaald achterwege blijven van die mededelingen, na een periode van twee opeenvolgende halve jaren, in kennis van de vaststelling dat niet aan de voorwaarden waarop het programma is goedgekeurd, is voldaan. Artikel 4 Deze beschikking loopt niet vooruit op eventuele financiële bijdragen van de Gemeenschap voor afzonderlijke investeringsprojecten. Artikel 5 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk Denemarken. Gedaan te Brussel, 11 december 1987. Voor de Commissie António CARDOSO E CUNHA Lid van de Commissie (1) PB nr. L 376 van 31. 12. 1986, blz. 7. (2) PB nr. L 24 van 27. 1. 1983, blz. 1. (3) PB nr. L 157 van 15. 6. 1985, blz. 6. BIJLAGE Meerjarig oriëntatieprogramma voor de Deense vissersvloot (1987 tot en met 1991) I. ALGEMEEN Het programma heeft slechts betrekking op Deense vaartuigen met een tonnage van 5 brt of meer. Voor vaartuigen met een tonnage van minder dan 5 brt wordt geen overheidssteun verleend. Het programma geldt voor het gehele Deense grondgebied, met uitzondering van de Faeroeer en Groenland. II. DOELSTELLINGEN 1. Het programma moet gericht zijn op: a) inkrimping van de vloot tot 119 400 brt en 515 300 kW; b) handhaving van een regionaal evenwicht tussen de verschillende categorieën van de vloot; c) betere begeleiding van en betere controle op de ontwikkeling van de vloot; d) modernisering van de bestaande vaartuigen die minder dan 25 jaar oud zijn. 2. De ontwikkeling van de vloot tijdens de looptijd van het programma dient binnen de volgende grenzen te verlopen: (Tonnage brt/bt)) 1.2.3.4 // // // // // // Doelstelling van het programma 2908/83 // Situatie per 1 januari 1987 // Doelstelling voor 31 december 1991 // // // // // Vaartuigen voor de zegenvisserij // 6 345 // 6 665 (1) // 6 500 // Trawlers van meer dan 36 m // 17 676 // 29 049 (1) // 22 000 (2) // Basisvloot // 85 579 // 87 833 (1) // 78 600 (2) // Vaartuigen van minder dan 12 m // 11 711 // 11 121 (1) // 10 500 // Speciale vaartuigen // 1 780 // 1 820 (1) // 1 800 // // // // // Totaal // 123 091 // 136 488 (1) // 119 400 // // // // (Motorvermogen (kW)) 1.2.3.4 // // // // // // Doelstelling van het programma 2908/83 // Situatie per 1 januari 1987 // Doelstelling voor 31 december 1991 // // // // // Vaartuigen voor de zegenvisserij // 13 267 // 14 085 // 14 100 // Trawlers van meer dan 36 m // 42 229 // 61 402 // 54 400 (2) // Basisvloot // 391 577 // 416 610 // 369 300 (2) // Vaartuigen van minder dan 12 m // 70 285 // 70 750 // 68 400 // Speciale vaartuigen // 8 467 // 9 149 // 9 100 // // // // // Totaal // 525 825 // 571 996 // 515 300 // // // // (1) Brt/bt: tonnage, afhankelijk van het vaartuig, gemeten in brt of bt. (2) Een zekere flexibiliteit wordt toegestaan wat de verdeling tussen »trawlers van meer dan 36 m" en de »basisvloot" betreft. III. GEPLANDE ACTIES Om de hierboven aangegeven doelstellingen te bereiken, dienen de volgende acties ten uitvoer te worden gelegd: 1. bevordering van de definitieve bedrijfsbeëindiging voor bepaalde vaartuigen; 2. modernisering moet bij voorrang worden gericht op de verbetering van de kwaliteit van de vangsten, de verbetering van de werkomstandigheden en de veiligheid aan boord en op energiebesparende maatregelen. 3. Strenge controle op de toevoeging van vaartuigen aan de vloot ten einde de inkrimping van de vloot overeenkomstig de vastgestelde doelstellingen te garanderen. IV. OPMERKINGEN 1. De in II, 1, onder a), vermelde algemene doelstelling en de in de bovenstaande overzichten vermelde doelstellingen per categorie van de vissersvloot kunnen slechts worden herzien aan de hand van nauwkeurige wetenschappelijke evaluaties waaruit het bestaan blijkt van thans niet volledig benutte bestanden. 2. De doelstellingen van het programma moeten eind 1988 voor ten minste 20 % en eind 1990 voor ten minste 80 % zijn bereikt. 3. De Commissie herinnert eraan dat de financiële bijstand die op structuurgebied door nationale, regionale of plaatselijke autoriteiten voor maatregelen voor de betrokken sector wordt toegekend, voortaan in het raam van dit programma moet worden ingepast.