31987R0411

Verordening (EEG) nr. 411/87 van de Raad van 9 februari 1987 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde visserijprodukten, gezouten, van de posten ex 03.02 A I b) en ex 03.02 A II a) van het gemeenschappelijk douanetarief (1987)

Publicatieblad Nr. L 042 van 12/02/1987 blz. 0008 - 0010


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 411/87 VAN DE RAAD

van 9 februari 1987

betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van communautaire tariefcontingenten voor bepaalde visserijprodukten, gezouten, van de posten ex 03.02 A I b) en ex 03.02 A II a) van het gemeenschappelijk douanetarief (1987)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Gemeenschap zich ertoe heeft verbonden om voor kabeljauw, in gehele staat, gezouten, en voor filets van kabeljauw, gezouten, van post ex 03.02 A I b) en post ex 03.02 A II a) van het gemeenschappelijk douanetarief jaarlijks communautaire tariefcontingenten met vrijdom van rechten te openen die voor het jaar 1987 ten hoogste 6 000 en 4 000 ton bedragen; dat het eerste contingent geldt voor vissen van de soort Gadus morhua; dat de desbetreffende tariefcontingenten derhalve op 1 januari 1987 dienen te worden geopend en over de Lid-Staten dienen te worden verdeeld;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs in gelijke mate en te allen tijde gebruik kunnen maken van genoemd contingent en dat het aan het contingent verbonden recht zonder onderbreking op alle invoer wordt toegepast totdat dit contingent geheel is benut; dat, gezien bovengenoemde beginselen, een systeem voor de benutting van het communautaire tariefcontingent, gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten, in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van genoemd contingent; dat deze verdeling, om de werkelijke ontwikkeling op de markt van het betrokken produkt zo goed mogelijk weer te geven, zou moeten worden toegepast naar verhouding van de behoeften, berekend enerzijds op grond van de statistische gegevens betreffende de invoer uit derde landen gedurende een representatieve referentieperiode en anderzijds op grond van de economische vooruitzichten voor het betrokken contingentsjaar;

Overwegende evenwel dat het produkten betreft die niet als zodanig in de statistische nomenclatuur zijn vermeld; dat het daarom nog niet mogelijk is om voldoende nauwkeurige en representatieve statistische gegevens te verzamelen; dat het bijgevolg dienstig is uit te gaan van de statistische gegevens met betrekking tot de invoer van kabeljauw en filets van kabeljauw, ongeacht de soort, de vorm waarin ze worden aangeboden en de wijze van conservering, uit derde landen die geen tariefpreferentie genieten; dat, voor deze produkten, de percentages van de aanvankelijke deelneming in de contingenten derhalve als volgt kunnen luiden:

1.2.3 // // // // // ex 03.02 A I b) // ex 03.02 A II a) // // // // Benelux // 1,63 // 0,04 // Denemarken // 1,68 // 0,08 // Duitsland // 2,89 // 0,08 // Griekenland // 16,71 // 1,02 // Frankrijk // 29,03 // 4,13 // Ierland // 0,03 // 0,04 // Italië // 46,46 // 94,57 // Verenigd Koninkrijk // 1,57 // 0,04 // // //

Overwegende dat, ten einde rekening te houden met de eventuele ontwikkeling van de invoer van genoemde vissoort, het contingent in twee gedeelten moet worden gesplitst, waarbij het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld en het tweede gedeelte een reserve vormt om de latere behoeften te dekken van de Lid-Staten die hun aanvankelijke quotum hebben uitgeput; dat, ten einde de importeurs een zekere waarborg te bieden, het eerste gedeelte van de Communautaire tariefcontingenten moeten worden vastgesteld op een hoog niveau, dat in het onderhavige geval ongeveer 60 % van de contingenten zou kunnen bedragen;

Overwegende dat de aanvankelijke quota meer of minder spoedig kunnen zijn uitgeput; dat het, ten einde hiermee rekening te houden en elke onderbreking te vermijden, dienstig is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijke quotum nagenoeg geheel heeft benut, een extra quotum uit de reserve opneemt; dat deze opneming door iedere Lid-Staat moet worden verricht wanneer elk van zijn extra quota bijna geheel is benut en wel zo vaak als de reserve dat toelaat; dat de aanvankelijke en de extra quota geldig moeten zijn tot aan het einde van de contingentsperiode; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie, die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten hierover moet kunnen inlichten;

Overwegende dat het, indien in een Lid-Staat op een bepaald tijdstip van de contingentsperiode een belangrijk overschot bestaat, noodzakelijk is dat die Staat daarvan een aanzienlijk percentage terugstort in de reserve, ten einde te vermijden dat een gedeelte van het communau taire contingent in een Lid-Staat onbenut blijft, terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken;

Overwegende dat, aangezien het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie, elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Van 1 januari tot en met 31 december 1987 wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor de hierna omschreven produkten geschorst tot de niveaus van en binnen de grenzen van de communautaire tariefcontingenten vermeld in de kolom naast die produkten:

1.2.3.4.5 // // // // // // Volgnummer // Nr. van het gemeenschappelijk douanetarief // Omschrijving // Omvang van het contingent (in ton) // Invoerrecht (%) // // // // // // 09.1807 // ex 03.02 A I b) // Kabeljauw van de soort Gadus morhua, in gehele staat, gezouten // 6 000 // 0 // 09.1809 // ex 03.02 A II a) // Filets van kabeljauw, gezouten // 4 000 // 0 // // // // //

2. De invoer van deze produkten, die op grond van een andere preferentiële regeling reeds voor vrijstelling van douanerechten in aanmerking komt, wordt niet op de in lid 1 bedoelde tariefcontingenten afgeboekt.

Artikel 2

1. De in artikel 1 genoemde communautaire tariefcontingenten worden in twee gedeelten gesplitst.

2. Een eerste gedeelte van respectievelijk 3 500 en 2 450 ton wordt over de Lid-Staten verdeeld; de quota die, behoudens artikel 5, van 1 januari tot en met 31 december 1987 gelden, hebben de onderstaande omvang:

(in ton)

1.2.3 // // // // // ex 03.02 A I b) // ex 03.02 A II a) // // // // Benelux // 57 // 1 // Denemarken // 59 // 2 // Duitsland // 101 // 2 // Griekenland // 585 // 25 // Frankrijk // 1 016 // 101 // Ierland // 1 // 1 // Italië // 1 626 // 2 317 // Verenigd Koninkrijk // 55 // 1 // // //

3. Het tweede gedeelte van respectievelijk 2 500 en 1 550 ton vormt de overeenkomstige reserve.

Artikel 3

1. Indien het aanvankelijk aan een Lid-Staat toegekende quotum - zoals dit in artikel 2, lid 2, is vastgesteld - dan wel dat zelfde quotum verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte, voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat door middel van een kennisgeving aan de Commissie onverwijld over tot opneming, voor zover de reserve zulks toelaat, van een tweede quotum, gelijk aan 10 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.

2. Indien, na uitputting van zijn aanvankelijke quotum, ook het tweede door een Lid-Staat opgenomen quotum voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat onder de in lid 1 genoemde voorwaarden onverwijld over tot opneming van een derde quotum, gelijk aan 5 % van zijn aanvankelijke quotum, eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond.

3. Indien, na uitputting van zijn tweede quotum, ook het derde door een Lid-Staat opgenomen quotum voor 90 % of meer is benut, gaat deze Lid-Staat onder de in lid 1 genoemde voorwaarden over tot opneming van een vierde quotum, dat gelijk is aan het derde.

Deze handelwijze wordt toegepast todat de reserve is uitgeput.

4. In afwijking van de leden 1, 2 en 3 kan elke Lid-Staat overgaan tot opneming van kleinere quota dan in die leden is bepaald, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht niet zullen worden uitgeput. Hij deelt aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van dit lid hebben geleid.

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot en met 31 december 1987.

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1987 van het niet benutte gedeelte van hun aanvankelijke quotum dat deel in de reserve terug dat op 15 september 1987 20 % van het aanvankelijke quotum te boven gaat. Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten, indien er redenen zijn om aan te nemen dat deze wellicht niet zal worden benut. Elke Lid-Staat doet de Commissie uiterlijk op 1 oktober 1987 mededeling van de totale invoer van het betrokken produkt, die tot en met 15 september 1987 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt, alsmede eventueel van het gedeelte van zijn aanvankelijke quotum dat hij in de reserve terugstort.

Artikel 6

De Commissie boekt de hoeveelheden van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt elke Lid-Staat, zodra de opgaven haar bereiken, op de hoogte van de uitputtingsgraad van de reserve.

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1987 in kennis van de omvang van de reserve na de overeenkomstig artikel 5 verrichte terugstortingen.

Zij draagt er zorg voor dat de opneming uit de reserve tot de nog beschikbare hoeveelheid beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die deze laatste opneming verricht, mede hoeveel dit saldo bedraagt.

Artikel 7

1. De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota, de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking kunnen worden afgeboekt op hun gecumuleerde aandeel in het communautaire contingent.

2. De Lid-Staten waarborgen de importeurs van het produkt vrije toegang tot de hun toegekende quota.

3. De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden af op hun quota naargelang het betrokken produkt bij de douane ten invoer in het vrije verkeer wordt aangegeven.

4. De benuttingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden, die onder de in lid 3 bepaalde voorwaarden worden afgeboekt.

Artikel 8

De Lid-Staten verstrekken de Commissie, uiterlijk de vijftiende dag van de maanden april en juli, de stand van de op hun quota verwezenlijkte afboekingen tijdens, respectievelijk, het eerste en het tweede kwartaal.

Op verzoek van de Commissie delen zij de staat der afboekingen mede voor een kortere periode; deze staten dienen te worden overgemaakt binnen tien dagen te rekenen vanaf het verstrijken van elke periode.

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen.

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1987.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

P. DE KEERSMAEKER