31986R3915

Verordening (EEG) nr. 3915/86 van de Commissie van 22 december 1986 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 756/70 betreffende de steunverlening voor ondermelk, die tot caseïne en caseïnaten is verwerkt

Publicatieblad Nr. L 364 van 23/12/1986 blz. 0037


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3915/86 VAN DE COMMISSIE

van 22 december 1986

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 756/70 betreffende de steunverlening voor ondermelk, die tot caseïne en caseïnaten is verwerkt

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1335/86 (2), en met name op artikel 11, lid 3,

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 756/70 van de Commissie (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1742/86 (4), voorziet in de uitvoeringsbepalingen voor het verlenen van steun voor ondermelk die tot caseïne en caseïnaten is verwerkt;

Overwegende dat in bijlage IV, hoofdstuk II, van Verordening (EEG) nr. 756/70 een aantal definities voorkomen; dat in het licht van de referentiemethoden die zijn vermeld in de Eerste Richtlijn 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (5) hoofdstuk II van de vorengenoemde bijlage dient de worden gewijzigd;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor melk en zuivelprodukten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage IV, hoofdstuk II, van Verordening (EEG) nr. 756/70 wordt vervangen door de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 2 februari 1987.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 december 1986.

Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. L 148 van 28. 6. 1968, blz. 13.

(2) PB nr. L 119 van 8. 5. 1986, blz. 19.

(3) PB nr. L 91 van 25. 4. 1970, blz. 28.

(4) PB nr. L 151 van 5. 6. 1986, blz. 21.

(5) PB nr. L 308 van 20. 11. 1985, blz. 12.

BIJLAGE

»II. CONTROLE

a) Analysemethoden

Voor de toepassing van deze verordening moet gebruik worden gemaakt van de hierna vermelde referentiemethoden die zijn opgenomen in de Eerste Richtlijn 85/503/EEG van de Commissie van 25 oktober 1985 betreffende analysemethoden inzake voor menselijke voeding bestemde caseïnen en caseïnaten (1):

1. bepaling van het vochtgehalte,

2. bepaling van het eiwitgehalte,

3. bepaling van het gehalte aan titreerbaar zuur,

4. bepaling van het asgehalte (P2O5 inbegrepen);

b) Definities

1. Vetgehalte

Onder vetgehalte wordt verstaan de totale hoeveelheid in gewichtspercenten, welke wordt verkregen door toepassing van de methode Schmid-Bondzinski-Ratzlaff of van de methode Roese-Gottlieb.

2. Gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne

Onder gehalte aan andere melkeiwitten dan caseïne wordt verstaan het gehalte als bepaald volgens de kwantitative analysemethode voor aan eiwitten gebonden -SH- en S-S-groepen, uitgaande van referentiewaarden van respectievelijk 0,25 % en 3,00 % voor respectievelijk zuivere caseïne en zuivere serumproteïne in ongewijzigde staat.

3. Melksuikergehalte

Onder melksuikergehalte wordt verstaan het gehalte als bepaald door kleurreactie met een oplossing van zwavelfenol na oplosbaarmaking van het produkt in een milieu van dubbelkoolzure soda en afscheiding van het serum door precipitatie van eiwitten in een zuur milieu.

4. Totaal gehalte aan kiemen

Onder totaal gehalte aan kiemen wordt verstaan het gehalte als bepaald door optelling van de kolonies die zich hebben ontwikkeld op de voedingsbodem na 72 uur broedtijd bij een temperatuur van 30 °C.

5. Gehalte aan coli-achtigen

Onder afwezigheid van coli-achtigen in 0,1 g van het betrokken produkt verstaat men de negatieve reactie die wordt verkregen op de voedingsbodem na 24 uur broedtijd bij een temperatuur van 30 °C.

6. Gehalte aan thermofile kiemen

Onder gehalte aan thermofiele kiemen wordt verstaan het gehalte bepaald door optelling van de kolonies die zich op de voedingsbodem hebben ontwikkeld na 48 uur broedtijd bij een temperatuur van 55 °C.

c) Monsterneming

De monsters worden getrokken volgens de procedure van de internationale norm ISO 707; de Lid-Staten kunnen evenwel voor de monsterneming een andere methode toepassen, voor zover die methode overeenstemt met de beginselen van de vorengenoemde internationale norm.

(1) PB nr. L 308 van 20. 11. 1985, blz. 12.".