31986D0536

86/536/EEG: Besluit van de Commissie van 7 november 1986 houdende beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van oorsprong uit Brazilië, Taiwan, Joegoslavië en Japan

Publicatieblad Nr. L 313 van 08/11/1986 blz. 0020


*****

BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 7 november 1986

houdende beëindiging van de anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van oorsprong uit Brazilië, Taiwan, Joegoslavië en Japan

(86/536/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2176/84 van de Raad van 23 juli 1984 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op artikel 9,

Na overleg in het kader van het in bovengenoemde verordening bedoelde Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. PROCEDURE

(1) In november 1984 ontving de Commissie een klacht betreffende de invoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van oorsprong uit Brazilië, Taiwan en Joegoslavië, die namens producenten die bijna de gehele produktie in de Gemeenschap van het betrokken produkt vertegenwoordigen, door de Europese Associatie voor de ontwikkeling van smeedbare hulpstukken voor buisleidingen (EMAFIDA) was ingediend.

In maart 1985 diende de Italiaanse producent, die de grootste producent in de Gemeenschap is en waarvan de produktie een groot gedeelte van de produktie van de Gemeenschap uitmaakt, een klacht in betreffende de invoer van het betrokken produkt van oorsprong uit Japan.

Beide klachten bevatten bewijsmateriaal van dumping en daaruit voortvloeiende aanzienlijke schade, dat voldoende werd geacht voor het inleiden van een procedure. De Commissie heeft derhalve door middel van een bericht in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen (2) de inleiding van een anti-dumpingprocedure betreffende de invoer in de Gemeenschap van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, vallende onder post ex 73.20 van het gemeenschappelijk douanetarief, overeenkomende met NIMEXE-code 73.20-30, van oorsprong uit Brazilië, Taiwan, Joegoslavië en Japan aangekondigd.

(2) De Commissie heeft de bekende betrokken exporteurs en importeurs, de vertegenwoordigers van de uitvoerende landen en de indieners van de klacht hiervan officieel in kennis gesteld en de rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en desgevraagd mondeling toe te lichten.

(3) Alle betrokken bedrijven die tijdens de periode van onderzoek dit produkt naar de Gemeenschap hebben uitgevoerd, hebben hun standpunt schriftelijk medegedeeld. De meeste bekende exporteurs hebben desgevraagd gelegenheid gekregen hun standpunt mondeling toe te lichten. Enkele importeurs dienden eveneens schriftelijke opmerkingen in en kregen desgevraagd gelegenheid te worden gehoord.

(4) De Commissie heeft alle gegevens verzameld die zij nodig achtte en een onderzoek ingesteld ten kantore van de

a) EEG-producenten

- Georg Fischer AG, Singen (Hohentwiel), Duitsland,

- R. Woeste & Co., Duesseldorf, Duitsland,

- Acciaierie e Ferriere Lombarde Falck SpA, Milaan, Italië;

b) niet-EEG-producenten/exporteurs

- Fundição Tupy SA, Joinville, SC, Brazilië,

- De HoMetal Industrial Co. Ltd, Hsinchu, Taiwan,

- San Yang Metal Industrial Co. Ltd, Taipei Hsien, Taiwan,

- Tai Yang Metal Industrial Co. Ltd, Taipei, Taiwan,

- Young Shieng Manufacturing Co. Ltd, Taipei, Taiwan,

- Livnica Zeljeza i Tempera, Kikinda, Joegoslavië,

- Titan, Kamnik, Joegoslavië,

- Awaji Sangyo K.K., Tokio, Japan,

- Higashio Pipe Fittings MFG, Co. Ltd, Kawachi Nagano, Osaka, Japan,

- Hitachi Metals Ltd, Chiyoda-Ku, Tokio, Japan,

- Nippon Kokan Pipe Fittings MFG, Co. Ltd, Kishiwada, Osaka, Japan,

- Yodoshi Malleable Co. Ltd, Kawachi Nagano, Osaka, Japan;

c) EEG-importeurs

- Hermann Schmidt, Essen-Bredeney, Duitsland,

- Tupy Handelsgesellschaft mbH, Hamburg, Duitsland,

- Euraccordi, Liscate (Milaan), Italië,

- Jannone Arm SpA, Napels, Italië,

- Rocco Locatelli Sas, Casteggio (Pavia) en Milaan, Italië,

- OML, Legnaro (Padua), Italië.

(5) Het onderzoek inzake dumping en prijsonderbieding had betrekking op de periode van 1 januari tot 31 december 1984.

B. DUMPING

Normale waarde

(6) De normale waarde werd in alle gevallen voorlopig vastgesteld op basis van de netto binnenlandse prijzen af fabriek van de producenten die naar de Gemeenschap exporteerden en voldoende bewijsmateriaal leverden betreffende de werkelijk betaalde prijzen bij normale handelstransacties voor een soortgelijk produkt bestemd voor verbruik in het uitvoerende land en die representatief werden geacht voor de betrokken binnenlandse markt. Zo nodig werd rekening gehouden met verpakkings- en transportkosten in het land en met betalingsvoorwaarden, om tot de nettoprijs af fabriek te komen.

Prijs bij uitvoer

(7) De prijzen bij uitvoer werden over het algemeen bepaald op basis van de nettoprijzen af fabriek die werkelijk werden betaald voor de produkten die met het oog op uitvoer naar de Gemeenschap werden verkocht. Zo nodig werd rekening gehouden met kosten voor verpakking, zeevervoer, vervoer binnen het land, havengelden en commissies.

(8) Wanneer werd uitgevoerd naar dochtermaatschappijen in de Gemeenschap, werden de prijzen bij uitvoer samengesteld op basis van de prijzen waartegen het ingevoerde produkt voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer werd wederverkocht, met de nodige aanpassingen om rekening te houden met alle tussen de invoer en de wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van douanerechten, alsmede met een winstmarge van 4 % die redelijk werd geacht in vergelijking met de gemiddelde winstmarges van onafhankelijke importeurs van het betrokken produkt.

C. VERGELIJKING

(9) Ten einde een billijke vergelijking te maken tussen de normale waarde en de exportprijzen werd zo nodig rekening gehouden met verschillen die van invloed kunnen zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen, zoals verschillen in verkoopvoorwaarden en indirecte belastingen, wanneer kon worden aangetoond dat er een rechtstreeks verband bestond tussen deze verschillen en de betrokken verkopen. Bepaalde verzoeken die door sommige exporteurs met betrekking tot aanpassingen voor verschillen in algemene kosten werden ingediend, werden verworpen.

(10) Alle vergelijkingen werden gemaakt in het stadium af fabriek.

D. MARGES

(11) Uit dit voorlopige onderzoek van de feiten blijkt dumping te bestaan ten aanzien van de invoer van de betrokken produkten van oorsprong uit Joegoslavië, Japan en Brazilië, waarbij de dumpingmarge gelijk is aan het verschil tussen de vastgestelde normale waarde en de prijzen bij uitvoer naar de Gemeenschap. Deze marges verschillen naar gelang van de exporteur en de invoerende Lid-Staat; de gewogen gemiddelde marges zijn als volgt:

Joegoslavië: tot 71,3 %,

Japan: tot 19,8 %,

Brazilië: 5,6 %,

Taiwan: minder dan 1 %.

E. SCHADE

(12) Met betrekking tot de door de invoer met dumping veroorzaakte schade blijkt uit het de Commissie ter beschikking staande bewijsmateriaal dat de invoer in de Gemeenschap uit Japan daalde van 9 300 ton in 1981 tot 6 400 ton in 1984 met een overeenkomstige vermindering van het marktaandeel van 17,8 tot 10,2 %. Voorts daalde de invoer uit Taiwan van 3 900 ton in 1981 tot 1 100 ton in 1984, waardoor het marktaandeel ervan van 7,4 tot 1,7 % daalde. De invoer uit Joegoslavië steeg in dezelfde periode enigszins, van 1 800 tot 1 900 ton, terwijl ingevolge een stijging van het verbruik het marktaandeel van 3,4 tot 3,0 % daalde. Alleen de invoer uit Brazilië steeg aanzienlijk, van 1 500 ton in 1981 tot 4 200 ton in 1984, waardoor het marktaandeel ervan van 2,8 tot 6,4 % steeg.

(13) Alles te zamen genomen daalde de invoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van oorsprong uit Japan, Taiwan, Joegoslavië en Brazilië van 16 400 ton in 1981 tot 13 600 ton in 1984, hetgeen een verlaging van het marktaandeel van 31,4 tot 21,6 % tot gevolg had.

(14) Overwegende dat de invoer van het Japanse en Taiwanse produkt in de Gemeenschap daalde, hetgeen overeenkwam met een verminderd marktaandeel van deze produkten in de Gemeenschap, heeft de Commissie onderzocht of het passend was de invoer van bepaalde soorten hulpmiddelen (fittings) voor buisleidingen van oorsprong uit Japan en Taiwan samen te voegen met die van oorsprong uit Joegoslavië en Brazilië.

De Commissie stelde vast dat alle bij het onderzoek betrokken produkten met elkaar op de communautaire markt concurreerden. Voorts maakten de Japanse en de Taiwanse invoer samen, in weerwil van de daling ervan, nog een aanzienlijk marktaandeel uit, groot genoeg om aanzienlijke schade te berokkenen wegens de lage prijzen waartegen deze in de Gemeenschap worden verkocht. De Commissie besloot derhalve dat, om vast te stellen of door de gedumpte produkten aanzienlijke schade werd berokkend, het niet onredelijk was de invoer uit Japan en Taiwan met die uit Joegoslavië en Brazilië samen te voegen.

(15) Ten aanzien van de verkoopprijzen van het gedumpte produkt in de Gemeenschap werd vastgesteld dat de betrokken exporteurs hun produkt via verschillende verkoopkanalen naar de Gemeenschap verkochten en dat de ingevoerde produkten derhalve concurreerden met de produkten van de communautaire industrie in diverse verkoopstadia. Op basis van de rechtstreekse verkopen aan grote distributiebedrijven en groothandelaren in de Gemeenschap lagen de prijzen 25 tot 45 % lager dan die van de communautaire producenten; in verband met het aanzienlijke prijsverschil moesten sommige communautaire producenten de leveringen aan de distributiebedrijven die het met dumping ingevoerde produkt kochten, opschorten; anderen werden, om met het ingevoerde produkt te kunnen concurreren en te kunnen blijven verkopen aan deze distributiebedrijven, gedwongen hun prijzen te verminderen tot nog onder de produktiekosten, waardoor zij aanzienlijke financiële verliezen leden. Daar waar de communautaire producenten concurreerden met distributiebedrijven die invoerden, werden geen aanzienlijke en systematische prijsonderbiedingen vastgesteld; de verkoopprijzen van het ingevoerde produkt hebben echter de communautaire producenten belet hun prijs te verhogen tot een niveau dat noodzakelijk was om de kostenstijgingen te dekken, waardoor de winstmarges op hun verkopen werden verminderd en er zich in bepaalde gevallen zelfs verliezen hebben voorgedaan.

Op grond van de totale verkopen van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen hebben alle belangrijke communautaire producenten van 1981 tot 1984 voortdurend verlies moeten lijden.

(16) De produktie in de Gemeenschap steeg van 35 500 ton in 1981 tot 42 500 ton in 1984, dit is met ongeveer 20 %. Door de gestegen produktie verbeterde de bezettingsgraad van de capaciteit zich aanzienlijk, van 65 tot gemiddeld 80 %; bepaalde produktielijnen werkten tijdelijk op volle capaciteit.

(17) De verkopen van de communautaire producenten stegen gelijk op met de produktie en hun marktaandelen verbeterden zich van 43 % in 1981 tot 50 % in 1984.

(18) Gezien de aanzienlijke verbetering van de produktie, de bezettingsgraad van de capaciteit en de verkopen van de communautaire industrie, heeft de Commissie overwogen of de schade kan zijn veroorzaakt door een neerwaartse druk op de prijzen in de Gemeenschap door de ingevoerde produkten. In feite waren de communautaire producenten slechts in staat hun marktaandeel weer te verhogen door hun prijzen op een niveau te houden waardoor hun kosten niet volledig konden worden gedekt. Een dergelijk defensief beleid, dat berust op prijzen die niet volledig de kosten dekken en een redelijke winstmarge geven, doch alleen een bijdrage voor de vaste kosten zijn, brengt op langere termijn de levensvatbaarheid van de ondernemingen in gevaar en berokkent aanzienlijke schade indien veroorzaakt door de laaggeprijsde invoer met dumping.

(19) In dit verband diende de Commissie de gevolgen van andere factoren na te gaan, zoals een vermindering van het verbruik in de Gemeenschap of invoer uit niet bij de procedure betrokken derde landen of uit Taiwan, waarvoor geringe dumping werd vastgesteld. Het verbruik in de Gemeenschap steeg van 1981 tot 1984 met ongeveer 20 %. De invoer uit andere niet bij de procedure betrokken landen steeg eveneens van 13 000 ton in 1981 tot 17 800 ton in 1984, hetgeen overeenkomt met een stijging van het marktaandeel van 25 tot 28 %. In dezelfde tijd daalde de invoer van oorsprong uit de bij de procedure betrokken landen van 16 400 ton tot 13 600 ton, hetgeen overeenkomt met een daling van het marktaandeel van 9,8 %. Uit het de Commissie ter beschikking staande bewijsmateriaal blijkt dat de prijzen van de ingevoerde produkten, zowel uit de bij het onderzoek betrokken landen als uit andere derde landen, voor verkopen langs vergelijkbare verkoopkanalen op ongeveer hetzelfde niveau lagen.

Aangezien het marktaandeel van de betrokken landen aanzienlijk daalde, terwijl tegelijkertijd het marktaandeel van andere derde landen bleef stijgen, en met name de verkoopprijzen van goederen uit derde landen op ongeveer hetzelfde niveau lagen als dat van die uit de betrokken landen, is de Commissie van oordeel dat de aan de communautaire industrie berokkende schade door prijsonderbieding of neerwaartse druk op de prijzen niet uitsluitend kan worden toegeschreven aan de bij het onderzoek betrokken invoer.

(20) Met betrekking tot de invoer van het produkt van oorsprong uit Taiwan zijn de dumpingmarges zeer gering en beschermende maatregelen ten aanzien van deze invoer dienen niet te worden overwogen. (21) Met betrekking tot de invoer van het produkt van oorsprong uit Japan, Brazilië en Joegoslavië zouden beschermende maatregelen ten aanzien van de invoer uit alleen deze landen de aan de communautaire industrie veroorzaakte schade niet opheffen, gezien het hogere marktaandeel dat door de invoer uit andere derde landen tijdens de periode van onderzoek werd verkregen en de eveneens lage prijzen van deze landen. Beschermende maatregelen tegen de invoer uit Japan, Brazilië en Joegoslavië zou waarschijnlijk in hoofdzaak de andere laaggeprijsde invoer bevorderen en het marktaandeel daarvan nog verder verhogen ten nadele van de invoer uit genoemde landen, zonder enige verbetering te brengen in de situatie voor de communautaire industrie. Voorts hebben de betrokken exporteurs ermee ingestemd de Commissie regelmatig op de hoogte te stellen van de hoeveelheden en prijzen van hun uitvoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen naar de Gemeenschap. Onder deze omstandigheden en gezien de verminderende omvang van de betrokken invoer en de verbeterde situatie van de communautaire industrie met betrekking tot haar verkopen, produktie en bezettingsgraad van de capaciteit, is de Commissie tot de slotsom gekomen dat beschermende maatregelen niet in het belang van de Gemeenschap zouden zijn.

F. BEËINDIGING

(22) De procedure betreffende de invoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen van smeedbaar gietijzer, van oorsprong uit Japan, Brazilië, Joegoslavië en Taiwan dient derhalve te worden beëindigd.

In het Raadgevend Comité werd hiertegen geen bezwaar gemaakt.

(23) De indiener van de klacht werd op de hoogte gesteld van de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie voornemens was deze procedure te beëindigen. De indiener van de klacht verzocht vervolgens om aanvullende gegevens en werd desgevraagd gehoord. Met de argumenten die tijdens dit onderhoud naar voren werden gebracht, is in dit besluit rekening gehouden,

BESLUIT:

Enig artikel

De anti-dumpingprocedure betreffende de invoer van bepaalde soorten hulpstukken (fittings) voor buisleidingen, van oorsprong uit Japan, Brazilië, Joegoslavië en Taiwan wordt hierbij beëindigd.

Gedaan te Brussel, 7 november 1986.

Voor de Commissie

Willy DE CLERCQ

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 201 van 30. 7. 1984, blz. 1.

(2) PB nr. C 77 van 23. 3. 1985, blz. 3.