Verordening (EEG) nr. 3317/85 van de Commissie van 25 november 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 60.04 A III van het gemeenschappelijk douanetarief
Publicatieblad Nr. L 317 van 28/11/1985 blz. 0012 - 0012
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 4 blz. 0072
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 14 blz. 0186
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 4 blz. 0072
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 14 blz. 0186
***** VERORDENING (EEG) Nr. 3317/85 VAN DE COMMISSIE van 25 november 1985 betreffende de indeling van goederen onder post 60.04 A III van het gemeenschappelijk douanetarief DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 97/69 van de Raad van 16 januari 1969 betreffende de maatregelen die moeten worden getroffen voor de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2055/84 (2), inzonderheid op artikel 3, Overwegende dat, ten einde de uniforme toepassing van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief te waarborgen, bepalingen dienen te worden vastgesteld met betrekking tot de indeling van een kledingstuk tot en met handelsmaat 86, van niet-elastische of niet-gegummeerde, gebreide bad- of frotteerstof, bestaande uit één stuk dat het gehele lichaam, met uitzondering van het hoofd en de handen, bedekt, waarbij elk been afzonderlijk is omsloten, met aan de rugzijde een verticale opening van de halsopening tot aan het middel en een horizontale opening ter hoogte van het middel over de breedte van de rug, beide openingen gesloten door middel van knopen en met op de voorzijde een opgedrukt siermotief; Overwegende dat in het gemeenschappelijk douanetarief, dat als bijlage is gevoegd bij Verordening (EEG) nr. 950/68 van de Raad (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3147/85 (4), post 60.04 betrekking heeft op onderkleding van niet-elastisch of van niet-gegummeerd brei- of haakwerk en post 60.05 onder meer op bovenkleding van niet-elastisch of van niet-gegummeerd brei- of haakwerk; dat deze posten voor de indeling van onderhavig kledingstuk in aanmerking kunnen worden genomen; Overwegende dat het onderhavige kledingstuk gezien zijn handelsmaat bestemd is om door baby's te worden gedragen; dat het gelet op zijn algemene kenmerken voornamelijk als pyjama wordt gedragen en derhalve als onderkleding dient te worden aangemerkt; Overwegende dat de aanwezigheid van een opgedrukt siermotief op de voorzijde van het betrokken kledingstuk niet voldoende is om zijn karakter van onderkleding te wijzigen; Overwegende derhalve dat bedoeld kledingstuk onder post 60.04 dient te worden ingedeeld; dat binnen deze post onderverdeling A III van toepassing is; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité Nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Kledingstukken tot en met handelsmaat 86, van niet-elastische of niet-gegummeerde, gebreide bad- of frotteerstof, bestaande uit één stuk dat het gehele lichaam, met uitzondering van het hoofd en de handen, bedekt, waarbij elk been afzonderlijk is omsloten, met aan de rugzijde een verticale opening van de halsopening tot aan het middel en een horizontale opening ter hoogte van het middel over de breedte van de rug, beide openingen gesloten door middel van knopen en met op de voorzijde een opgedrukt siermotief, worden in het gemeenschappelijk douanetarief ingedeeld onder post: 60.04 Onderkleding van niet-elastisch of van niet-gegummeerd brei- of haakwerk: A. Babykleding; meisjeskleding tot en met handelsmaat 86: III. andere. Artikel 2 Deze verordening treedt in werking op de eenentwingste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 25 november 1985. Voor de Commissie COCKFIELD Vice-Voorzitter (1) PB nr. L 14 van 21. 1. 1969, blz. 1. (2) PB nr. L 191 van 19. 7. 1984, blz. 1. (3) PB nr. L 172 van 22. 7. 1968, blz. 1. (4) PB nr. L 299 van 13. 11. 1985, blz. 5.