31985R1999

Verordening (EEG) nr. 1999/85 van de Raad van 16 juli 1985 betreffende de regeling actieve veredeling

Publicatieblad Nr. L 188 van 20/07/1985 blz. 0001 - 0009
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 14 blz. 0035
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 14 blz. 0035


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 1999/85 VAN DE RAAD

van 16 juli 1985

betreffende de regeling actieve veredeling

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 28, 43, 113 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat in het kader van de internationale arbeidsverdeling talrijke ondernemingen in de Gemeenschap goederen uit derde landen gebruiken voor het vervaardigen van voor uitvoer bestemde produkten;

Overwegende dat het, om deze ondernemingen wat de bevoorrading betreft dezelfde kansen te bieden als ondernemingen uit derde landen die dezelfde goederen produceren, alsook ter bevordering van de uitvoer door de communautaire ondernemingen, van belang is hun de mogelijkheid te verschaffen de grondstoffen onder dezelfde voorwaarden te verwerven als ondernemingen uit derde landen;

Overwegende dat de uitgevoerde verkregen produkten dus niet met rechten bij invoer moeten worden belast wanneer aan bepaalde economische voorwaarden is voldaan, dit om de wezenlijke belangen van de communautaire producenten niet te schaden; dat dit resultaat kan worden verkregen ofwel door niet-toepassing van deze rechten wanneer de niet-communautaire goederen onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst ofwel door toepassing ervan op deze goederen, gevolgd door terugbetaling of kwijtschelding ervan wanneer de verkregen produkten worden uitgevoerd;

Overwegende dat, voor de verwezenlijking van het gestelde doel en tevens ter voorkoming van misbruik van dit systeem, moet worden voorzien in een aantal regels die de regeling actieve veredeling vormen;

Overwegende dat aan de ondernemingen de mogelijkheid moet worden geboden om de regeling anders te beëindigen dan door uitvoer, met inbegrip van het in het vrije verkeer brengen, wanneer de omstandigheden zulks rechtvaardigen;

Overwegende dat de regeling actieve veredeling op communautair vlak is neergelegd in Richtlijn 69/73/EEG van de Raad van 4 maart 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de regeling actieve veredeling (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 84/444/EEG (2);

Overwegende dat het belang van deze regeling in het kader van de Douane-unie een grotere uniformiteit bij de toepassing hiervan in de Gemeenschap noodzakelijk maakt; dat er derhalve enerzijds een verordening dient te worden vastgesteld welke rechtstreeks van toepassing is in elke Lid-Staat en anderzijds een communautaire procedure moet worden ingevoerd ter vaststelling van de uitvoeringsbepalingen, aangezien dit samenstel van maatregelen grotere rechtszekerheid biedt aan de betrokken particulieren;

Overwegende dat de beginselen van genoemde richtlijn dienen te worden overgenomen in deze richtlijn;

Overwegende dat de bepalingen van Richtlijn 69/73/EEG uitsluitend betrekking hebben op het niet toepassen van de rechten bij invoer; dat het evenwel gepast is toe te staan dat van de regeling ook gebruik wordt gemaakt wanneer de na de veredelingshandelingen verkregen produkten onderhevig zijn aan rechten bij uitvoer alsook dat de erin opgenomen procedures worden toegepast wanneer de ingevoerde goederen onderworpen worden aan handelspolitieke maatregelen ingeval zij in het vrije verkeer worden gebracht;

Overwegende dat het noodzakelijk is een comité in te stellen ten einde op dit gebied een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand te brengen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

TITEL I

Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze verordening worden de regels vastgesteld die van toepassing zijn op de regeling actieve veredeling.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 2, kunnen onder de regeling actieve veredeling, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening, de volgende goederen in het douanegebied van de Gemeenschap worden bewerkt, ten einde er één of meer veredelingshandelingen te ondergaan:

a) niet-communautaire goederen die bestemd zijn om in de vorm van veredelingsprodukten weder uit het douanegebied van de Gemeenschap te worden uitgevoerd, zonder dat deze goederen aan rechten bij invoer onderhevig zijn;

b) in het vrije verkeer gebrachte goederen, waarbij de voor deze goederen geldende rechten bij invoer worden terugbetaald of kwijtgescholden indien zij in de vorm van veredelingsprodukten opnieuw uit het douanegebied van de Gemeenschap worden uitgevoerd.

3. In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

a) invoergoederen: niet-communautaire goederen waarvoor in het kader van het schorsingssysteem de formaliteiten inzake plaatsing onder de regeling actieve veredeling zijn vervuld of waarvoor de formaliteiten inzake het in het vrije verkeer brengen alsmede de in artikel 24 voorziene formaliteiten in het kader van het terugbetalingssysteem zijn vervuld;

b) communautaire goederen: goederen die:

- geheel zijn verkregen in het douanegebied van de Gemeenschap, zonder toevoeging van goederen afkomstig uit derde landen of uit gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap;

- afkomstig zijn uit landen of gebieden die geen deel uitmaken van het douanegebied van de Gemeenschap en die zich in een Lid-Staat in het vrije verkeer bevinden;

- in het douanegebied van de Gemeenschap zijn verkregen, uitgaande van de hetzij uitsluitend in het tweede streepje, hetzij in het eerste en tweede streepje bedoelde goederen;

c) niet-communautaire goederen: andere goederen van die bedoeld in onderdeel b).

Onverminderd de met derde landen gesloten overeenkomsten voor de toepassing van de regeling communautair douanevervoer worden ook als niet-communautaire goederen beschouwd goederen die, hoewel zij voldoen aan de voorwaarden in onderdeel b), opnieuw in het douanegebied van de Gemeenschap worden ingevoerd na uit dit douanegebied te zijn uitgevoerd;

d) equivalente goederen: communautaire goederen die ter vervanging en in plaats van de invoergoederen worden gebruikt voor de vervaardiging van veredelingsprodukten;

e) persoon:

- een natuurlijke persoon, of

- een rechtspersoon of,

- wanneer deze mogelijkheid in de vigerende voorschriften bestaat, een vereniging van personen die als handelingsbevoegd worden erkend, zonder dat zij de juridische status van rechtspersoon bezit;

f) vergunninghouder: persoon aan wie een vergunning voor actieve veredeling is afgegeven;

g) veredelaars: personen die alle of enkele veredelingshandelingen verrichten;

h) veredelingshandelingen:

- bewerking van goederen, daaronder begrepen het monteren, de assemblage, het aanpassen daarvan aan andere goederen;

- verwerking van goederen;

- herstelling van goederen, daaronder begrepen revisie en afstelling;

- aanwending van bepaalde goederen, aangezien volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, die niet meer in de veredelingsprodukten voorkomen maar die de vervaardiging van deze produkten mogelijk maken of vergemakkelijken, zelfs indien deze goederen tijdens hun aanwending geheel of gedeeltelijk verdwijnen;

i) veredelingsprodukten: alle produkten die het resultaat zijn van veredelingshandelingen;

j) onveredelde goederen: ingevoerde goederen die geen veredelingshandelingen hebben ondergaan;

k) rechten bij invoer: zowel douanerechten en heffingen van gelijke werking, als landbouwheffingen en andere belastingen bij invoer welke zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of van de specifieke regelingen welke van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen;

l) rechten bij uitvoer: landbouwheffingen en andere belastingen bij uitvoer welke zijn vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of van de specifieke regelingen welke van toepassing zijn op bepaalde door verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen;

m) douaneautoriteit: elke voor de toepassing van de douaneregeling bevoegde autoriteit, zelfs indien deze niet tot de douanedienst behoort;

n) systeem inzake schorsing: de regeling actieve veredeling in de in lid 2, onderdeel a), bedoelde vorm;

o) terugbetalingssysteem: de regeling actieve veredeling in de in lid 2, onderdeel b), bedoelde vorm;

p) opbrengst: de hoeveelheid of het percentage veredelingsprodukten verkregen bij de veredeling van een bepaalde hoeveelheid invoergoederen. Artikel 2

1. Wanneer is voldaan aan de voorwaarden van lid 2, staat de douaneautoriteit behoudens het bepaalde in lid 4 toe dat:

a) de veredelingsprodukten worden verkregen uit equivalente goederen;

b) de uit equivalente goederen verkregen veredelingsprodukten uit de Gemeenschap worden uitgevoerd voordat de invoer van invoergoederen heeft plaatsgevonden.

2. De equivalente goederen moeten dezelfde kwaliteit en dezelfde kenmerken hebben als de invoergoederen. In bijzondere gevallen, vastgesteld volgens de in artikel 31, leden 2 en 3, bedoelde procedure, kan echter worden toegestaan dat de equivalente goederen zich in een verder gevorderd fabricagestadium bevinden dan de invoergoederen.

3. Bij toepassing van lid 1 bevinden de invoergoederen zich in de douanesituatie van de equivalente goederen en deze laatste in de douanesituatie van de invoergoederen.

4. Maatregelen om het gebruik van het bepaalde in lid 1 te verbieden of te beperken kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

5. Bij toepassing van lid 1, sub b), en wanneer de veredelingsprodukten, indien deze niet in het kader van een actieve veredelingshandeling waren uitgevoerd, onderhevig zouden zijn geweest aan rechten bij uitvoer, dient de houder van de vergunning een zekerheid te stellen om de betaling van deze rechten te waarborgen voor het geval de invoer van de invoergoederen niet binnen de gestelde termijn zou plaatsvinden.

TITEL II

Afgifte van de vergunning

Artikel 3

1. Het gebruik van de regeling actieve veredeling is afhankelijk van de afgifte, door de douaneautoriteit van de Lid-Staat waar de veredelingshandelingen zullen worden verricht, van een vergunning voor actieve veredeling, hierna »vergunning" genoemd.

2. De vergunning wordt afgegeven op verzoek van de persoon die veredelingshandelingen verricht of laat verrichten.

Deze persoon is verplicht om bij zijn verzoek alle inlichtingen te verschaffen welke nodig zijn voor de afgifte van de vergunning.

3. De vergunning kan, naar gelang van het geval, betrekking hebben op een of meer veredelingshandelingen.

Artikel 4

De vergunning wordt slechts verleend:

a) aan personen die in de Gemeenschap zijn gevestigd. Wanneer het echter gaat om invoer zonder commercieel karakter, kan de vergunning worden verleend aan personen die buiten de Gemeenschap zijn gevestigd;

b) aan personen die alle waarborgen bieden welke de douaneautoriteit dienstig acht;

c) wanneer, onverminderd het gebruik van de in artikel 1, lid 3, onderdeel h), laatste streepje, bedoelde goederen, de invoergoederen in de veredelingsprodukten kunnen worden herkend of, in het in artikel 2 bedoelde geval, wanneer men kan nagaan of is voldaan aan de voor equivalente goederen vastgestelde voorwaarden.

Artikel 5

De douaneautoriteit verleent de vergunning in de gevallen waarin de regeling actieve veredeling kan bijdragen tot het scheppen van de gunstigste voorwaarden voor de uitvoer van de veredelingsprodukten, voor zover de wezenlijke belangen van de communautaire producenten niet worden geschaad (economische voorwaarden).

Artikel 6

Aan de economische voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan, wanneer:

1. de aan veredelingshandelingen te onderwerpen goederen:

a) niet in de Gemeenschap worden vervaardigd;

b) er niet in voldoende hoeveelheid vervaardigd worden;

c) door de in de Gemeenschap gevestigde producenten niet binnen redelijke termijnen ter beschikking van de veredelaar kunnen worden gesteld;

d) in de Gemeenschap worden vervaardigd, maar niet kunnen worden gebruikt omdat de prijs ervan de beoogde handelstransactie economisch onmogelijk maakt;

e) in de Gemeenschap worden vervaardigd, maar noch de kwaliteit, noch de eigenschappen hebben die noodzakelijk zijn om de veredelaar in staat te stellen de vereiste veredelingsprodukten te vervaardigen;

f) in de Gemeenschap worden vervaardigd, maar niet kunnen worden gebruikt omdat zij niet voldoen aan de eisen die door de koper van de veredelingsprodukten in derde landen worden gesteld;

g) in de Gemeenschap worden vervaardigd, maar niet kunnen worden gebruikt omdat de veredelingsprodukten moeten worden vervaardigd met invoergoederen ten einde de bepalingen betreffende de bescherming van de industriële en commerciële eigendom na te leven; 2. de aan veredelingshandelingen te onderwerpen goederen:

a) worden geleverd voor de uitvoering van een loonveredelingscontract;

b) worden ingevoerd in het kader van een transactie zonder commercieel karakter;

3. de veredelingshandelingen betrekking hebben op:

a) herstellingen van goederen, daaronder begrepen revisie en afstelling;

b) gebruikelijke bewerkingen die goederen op grond van de communautaire bepalingen met betrekking tot douane-entrepots en vrije zones kunnen ondergaan;

c) handelingen die achtereenvolgens in een of meer Lid-Staten worden verricht met invoergoederen waarvoor reeds een vergunning is afgegeven na onderzoek van de in punt 1 bedoelde economische voorwaarden;

4. de waarde van elke met een vergunning in te voeren soort goederen per veredelaar en per kalenderjaar een volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, bepaald bedrag niet te boven gaat.

Artikel 7

Andere gevallen dan die bedoeld in artikel 6 waarin wordt geacht te zijn voldaan aan de economische voorwaarden kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

De aldus vastgestelde bepalingen kunnen volgens dezelfde procedure worden gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 8

Wanneer de douaneautoriteit van mening is dat in andere gevallen dan die bedoeld in de artikelen 6 en 7 aan de economische voorwaarden wordt voldaan, wordt de vergunning verleend voor een beperkte periode; deze periode mag niet meer dan negen maanden bedragen.

De elementen van de vergunningsaanvraag die betrekking hebben op de economische voorwaarden worden medegedeeld aan de Commissie, die de andere Lid-Staten ervan in kennis stelt. De termijn waarbinnen een en ander aan de Commissie moet worden meegedeeld, wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

Wanneer ter zake niet tijdig bepalingen overeenkomstig de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, worden vastgesteld, kan de douaneautoriteit op verzoek van de houder van de vergunning de geldigheidsduur van de vergunning verlengen.

Artikel 9

Wanneer de douaneautoriteit van mening is dat raadpleging op communautair niveau wenselijk is om zich ervan te vergewissen dat is voldaan aan de economische voorwaarden voor de afgifte van een vergunning, legt de Lid-Staat waaronder zij ressorteert het geval voor aan de Commissie die de andere Lid-Staten ervan in kennis stelt. De termijn waarbinnen een dergelijk geval aan de Commissie moet worden voorgelegd, wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

In dat geval kan artikel 8 mutata mutandis worden toegepast.

Artikel 10

In het Comité Economische Douaneregelingen worden gegevens uitgewisseld over de toepassing van de bepalingen inzake de economische voorwaarden.

Artikel 11

1. De voorwaarden waaronder de regeling wordt gebruikt, worden in de vergunning vastgesteld.

2. De houder van een vergunning dient de douaneautoriteit mededeling te doen van elk feit dat zich voordoet na afgifte van de vergunning en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving of de inhoud van de vergunning.

3. Bij wijziging van de omstandigheden op grond waarvan de vergunning is verleend, wijzigt de douaneautoriteit die vergunning dienovereenkomstig.

Artikel 12

De gevallen waarin de vergunning wordt ingetrokken of waarin wordt geconstateerd dat deze nietig is, alsmede de daaruit voortvloeiende gevolgen, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

TITEL III

Werking van de regeling

Artikel 13

De voorwaarden voor plaatsing van goederen onder de regeling worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

Artikel 14

1. De douaneautoriteit stelt de termijn vast waarbinnen de veredelingsprodukten een van de in artikel 18 bedoelde bestemmingen moeten hebben gekregen. Bij de vaststelling van deze termijn wordt rekening gehouden met de tijd die nodig is voor het verrichten van de veredelingshandelingen en het afzetten van de veredelingsprodukten.

2. De termijnen beginnen te lopen vanaf de datum waarop de niet-communautaire goederen onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst. De douaneautoriteit kan deze termijnen verlengen op met redenen omkleed verzoek van de vergunninghouder. Ter vereenvoudiging kan worden besloten dat termijnen die in de loop van een kalendermaand of een kwartaal beginnen te lopen, op de laatste dag van een latere kalendermaand, respectievelijk van een later kwartaal verstrijken.

3. In geval van toepassing van artikel 2, lid 1, onderdeel b), stelt de douaneautoriteit de termijn vast waarbinnen de niet-communautaire goederen voor de regeling moeten worden aangegeven. Deze termijn begint te lopen vanaf de datum van uitvoer van de uit de betrokken equivalente goederen verkregen veredelingsprodukten.

4. Volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, kunnen voor bepaalde veredelingshandelingen of voor bepaalde invoergoederen specifieke termijnen worden vastgesteld.

Artikel 15

1. Onverminderd het bepaalde in lid 2, stelt de douaneautoriteit de opbrengst van de handeling vast of, eventueel, de wijze waarop deze opbrengst wordt vastgesteld. Deze opbrengst wordt vastgesteld op basis van de werkelijke omstandigheden waaronder de veredelingshandeling plaatsvindt of zal plaatsvinden.

2. Wanneer de omstandigheden zulks rechtvaardigen en met name wanneer het veredelingshandelingen betreft die van oudsher onder duidelijk omschreven technische voorwaarden verlopen, die betrekking hebben op goederen met vrijwel constante eigenschappen en waardoor veredelingsprodukten van constante kwaliteit worden verkregen, kunnen volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, forfaitaire opbrengstpercentages worden vastgesteld op basis van eerder geconstateerde feitelijke gegevens.

Artikel 16

De douaneautoriteit kan de plaatsing van de goederen onder de regeling actieve veredeling afhankelijk stellen van het stellen van een waarborg, ten einde betaling van de douaneschuld die ten aanzien van deze goederen kan ontstaan te garanderen.

Artikel 17

De douaneautoriteit kan alle toezichts- en controlemaatregelen nemen die zij noodzakelijk acht voor de juiste toepassing van deze verordening door de vergunninghouder en door de veredelaar indien het een andere persoon betreft.

Artikel 18

1. De regeling actieve veredeling wordt voor invoergoederen beëindigd wanneer de veredelingsprodukten onder douanetoezicht uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn uitgevoerd, en wanneer voor het overige aan alle voorwaarden voor de toepassing van de regeling is voldaan.

Bij toepassing van artikel 2, lid 1, onderdeel b), wordt de regeling actieve veredeling beëindigd wanneer de aangifte betreffende de niet-communautaire goederen door de douaneautoriteit is aanvaard.

2. De regeling actieve veredeling wordt eveneens beëindigd voor invoergoederen wanneer de veredelingsprodukten:

a) in een vrije zone of onder een van de volgende douaneregelingen worden geplaatst, om vervolgens uit het douanegebied van de Gemeenschap te worden uitgevoerd of opnieuw onder de regeling actieve veredeling te worden geplaatst:

- regeling douane-entrepot,

- regeling tijdelijke invoer,

- regeling voor communautair douanevervoer (externe procedure) of een van de regelingen voor internationaal vervoer bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 222/77 van de Raad van 13 december 1976 betreffende communautair douanevervoer (1), voor zover het gebruik van deze laatste regelingen door de communautaire wetgeving is toegestaan;

b) opnieuw onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst;

c) in het vrije verkeer worden gebracht;

d) onder de regeling voor behandeling onder douanetoezicht worden geplaatst;

e) worden vernietigd onder toezicht van de douaneautoriteit waarbij de resten en de afvallen die uit deze vernietiging voortkomen zelf ofwel opnieuw buiten het douanegebied van de Gemeenschap kunnen worden uitgevoerd ofwel een van de overige in het onderhavige lid 2 bepaalde bestemmingen kunnen krijgen;

f) ten gunste van de Schatkist worden achtergelaten indien deze mogelijkheid in de nationale voorschriften bestaat.

3. de beëindiging van de regeling in de onder lid 2, onderdelen c) tot en met f), bedoelde omstandigheden is afhankelijk van de toestemming door de douaneautoriteit, die deze toestemming verleent wanneer de omstandigheden dit rechtvaardigen.

De douaneautoriteit kan ook toestaan dat de veredelingsprodukten die in een vrije zone of onder een van de in lid 2, onderdeel a), bedoelde douaneregelingen zijn geplaatst, een van de in de onderdelen c) tot en met f) van genoemd lid bedoelde bestemmingen krijgen.

4. De bepalingen van de leden 1, 2 en 3 zijn eveneens van toepassing op onveredelde goederen.

5. Volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, kunnen worden vastgesteld de gevallen waarin, de voorwaarden waaronder en het tijdstip waarop onveredelde goederen of veredelingsprodukten waarvoor een vergunning voor het in het vrije verkeer brengen wordt afgegeven, geacht worden in het vrije verkeer te zijn gebracht.

Artikel 19

1. De beëindiging van de regeling actieve veredeling geschiedt afhankelijk van hetzij de hoeveelheden invoergoederen die overeenkomen met de veredelingsprodukten waaraan een van de in artikel 18, leden 1 en 2, bedoelde bestemmingen is gegeven, hetzij de hoeveelheden onveredelde goederen die een van deze bestemmingen krijgen.

2. De voorwaarden voor de vaststelling van de in lid 1 bedoelde hoeveelheden invoergoederen kunnen worden bepaald volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

Artikel 20

1. Onder voorbehoud van lid 2 en van artikel 21 wordt, wanneer een douaneschuld ontstaat, het bedrag van deze schuld vastgesteld aan de hand van de heffingsgrondslagen die voor de invoergoederen gelden op het tijdstip dat de aangifte betreffende de plaatsing van deze goederen onder de regeling actieve veredeling is aanvaard.

2. Wanneer de invoergoederen op het in lid 1 bedoelde tijdstip voldeden aan de voorwaarden om in het kader van tariefcontingenten of tariefplafonds in aanmerking te komen voor een preferentiële tariefbehandeling, kunnen deze goederen in aanmerking komen voor de preferentiële tariefbehandeling die voor soortgelijke goederen mocht gelden op het tijdstip waarop de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen is aanvaard.

Artikel 21

1. In afwijking van artikel 20, lid 1:

a) worden de veredelingsprodukten onderworpen aan de voor deze produkten geldende rechten bij invoer indien:

- zij in het vrije verkeer worden gebracht en voorkomen op de volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, vastgestelde lijst, en voor zover zij proportioneel overeenstemmen met het uitgevoerde gedeelte van de niet op die lijst vermelde veredelingsprodukten. De houder van de vergunning kan evenwel vragen dat die produkten worden belast overeenkomstig de voorwaarden van artikel 20;

- zij zijn onderworpen aan in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingevoerde belastingen, en volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, vastgestelde bepalingen daarin voorzien;

b) zij, na in een vrije zone of onder een van de in artikel 18, lid 2, onderdelen a), b) of d), bedoelde douaneregelingen te zijn geplaatst, onderworpen zijn aan rechten bij invoer die zijn vastgesteld volgens de voorschriften die gelden voor vrije zones of in het kader van de betrokken douaneregeling.

Toch

- kan de belanghebbende verzoeken om belastingheffing overeenkomstig artikel 20;

- moet het bedrag van de rechten bij invoer in de gevallen bedoeld in artikel 18, lid 2, onderdelen a) en b), ten minste gelijk zijn aan het bedrag dat volgens artikel 20 is vastgesteld;

c) kunnen de veredelingsprodukten worden onderworpen aan de heffingregels welke zijn vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2763/83 van de Raad van 26 september 1983 inzake de regeling volgens welke goederen onder douanetoezicht kunnen worden behandeld alvorens zij in het vrije verkeer worden gebracht (1), indien de invoergoederen onder die regeling hadden kunnen worden geplaatst;

d) komen de veredelingsprodukten vanwege hun bijzondere bestemming in aanmerking voor een gunstige tariefregeling, wanneer een dergelijke regeling voor identieke ingevoerde goederen geldt;

e) worden de veredelingsprodukten met vrijstelling van rechten bij invoer toegelaten wanneer Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen voor soortgelijke ingevoerde goederen in een dergelijke vrijstelling voorziet (2).

2. De resten en de afvallen bedoeld in artikel 18, lid 2, onderdeel e) zijn, wanneer ze in het vrije verkeer worden gebracht, onderworpen aan de daarop van toepassing zijnde rechten bij invoer.

TITEL IV

Buiten het douanegebied van de Gemeenschap te verrichten veredelingshandelingen

Artikel 22

1. De veredelingsprodukten of onveredelde goederen kunnen, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk worden uitgevoerd met het oog op aanvullende veredelingshandelingen buiten het douanegebied van de Gemeenschap, mits de douaneautoriteit daartoe overeenkomstig de voorwaarden neergelegd in de regeling passieve veredeling vergunning verleent.

2. Wanneer er voor de wederingevoerde produkten een douaneschuld ontstaat, worden geheven:

a) over de veredelingsprodukten of de onverelde goederen bedoeld in lid 1, de rechten bij invoer, berekend overeenkomstig de artikelen 20 en 21;

b) over de produkten die, na buiten het douanegebied van de Gemeenschap te zijn veredeld, weder worden ingevoerd, de rechten bij invoer waarvan het bedrag wordt berekend overeenkomstig de regeling passieve veredeling, en wel onder dezelfde voorwaarden als wanneer de in het kader van deze laatste regeling uitgevoerde produkten voor deze uitvoer in het vrije verkeer waren gebracht.

TITEL V

Terugbetalingssysteem

Artikel 23

Het terugbetalingssysteem kan worden toegepast op alle goederen, met uitzondering van goederen die op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen:

- zijn onderworpen aan kwantitatieve invoerbeperkingen;

- binnen bepaalde contingenten of verdeelde maxima in aanmerking kunnen komen voor een preferentiële tariefbehandeling;

- zijn onderworpen aan een landbouwheffing dan wel aan een andere invoerheffing in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid of van de specifieke regelingen van toepassing op sommige uit de verwerking van landbouwprodukten verkregen goederen.

Bovendien kan het terugbetalingssysteem slechts worden toegepast indien op het tijdstip waarop de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen is aanvaard, voor de veredelingsprodukten geen restitutie bij uitvoer is vastgesteld.

Gebruik van het terugbetalingssysteem kan enkel worden toegestaan indien op het tijdstip van aanvaarding van de aangifte ten uitvoer van de veredelingsprodukten

- de invoergoederen niet zijn onderworpen aan een van de heffingen bedoeld in het derde streepje van de eerste alinea,

- voor de veredelingsprodukten geen uitvoerrestitutie is vastgesteld.

Artikel 24

1. In de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen moet worden vermeld dat gebruik wordt gemaakt van het terugbetalingssysteem en moet worden verwezen naar de vergunning.

2. Op verzoek van de douaneautoriteit moet genoemde vergunning bij de aangifte voor het in het vrije verkeer brengen worden gevoegd.

Artikel 25

Artikel 2, lid 1, onderdeel b), en leden 3 en 5, artikel 14, lid 3, artikel 16, artikel 18, lid 1, tweede alinea, lid 2, onderdelen c) tot en met f), en leden 3, 4 en 5, artikel 20, artikel 21, lid 1, onderdeel a), tweede streepje, onderdelen c), d) en e), en lid 2, alsmede artikel 28 zijn niet van toepassing.

Artikel 26

Tijdelijke uitvoer van veredelingsprodukten overeenkomstig artikel 22, lid 1, wordt niet beschouwd als uitvoer in de zin van artikel 27, indien de produkten binnen de gestelde termijn weder in de Gemeenschap worden ingevoerd.

Artikel 27

1. De vergunninghouder kan verzoeken om terugbetaling of kwijtschelding van de rechten bij invoer voor zover hij naar genoegen van de douaneautoriteit aantoont dat veredelingsprodukten die verkregen zijn uit onder het terugbetalingssysteem in het vrije verkeer gebrachte invoergoederen:

- hetzij onder douanetoezicht uit het douanegebied van de Gemeenschap zijn geëxporteerd,

- hetzij, met het oog op latere uitvoer ervan, in een vrije zone zijn geplaatst, onder de regeling douane-entrepot, de regeling tijdelijke invoer, de regeling actieve veredeling - schorsingssysteem -, onder de regeling communautair douanevervoer (externe procedure) of onder een van de regelingen voor internationaal vervoer, bedoeld in artikel 7, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 222/77, voor zover de toepassing van deze laatste regelingen in de communautaire wetgeving is toegestaan,

mits voorts aan alle toepassingsvoorwaarden van de regeling is voldaan.

Gelijkgesteld aan uitvoer wordt de levering van veredelingsprodukten:

a) aan personen die in aanmerking komen voor vrijstellingen hetzij krachtens het Verdrag van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer, hetzij krachtens het Verdrag van Wenen van 24 april 1963 inzake consulaire betrekkingen of andere consulaire overeenkomsten, hetzij krachtens het Verdrag van New York van 16 december 1969 inzake speciale missies;

b) overeenkomstig artikel 136 van Verordening (EEG) nr. 918/83, aan strijdkrachten die op het grondgebied van een Lid-Staat zijn gestationeerd.

2. De termijn waarbinnen het verzoek om terugbetaling moet worden ingediend, wordt bepaald volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3.

3. Wanneer de omstandigheden zulks rechtvaardigen, kan de douaneautoriteit toestaan dat veredelingsprodukten die overeenkomstig het bepaalde in lid 1 in vrije zone of onder een douaneregeling zijn geplaatst, in het vrije verkeer worden gebracht. In dit geval, en onverminderd het bepaalde in artikel 21, lid 1, onderdeel b), wordt het terugbetaalde of kwijtgescholden bedrag van de rechten bij invoer geacht het bedrag van de douaneschuld te vormen.

4. Voor de vaststelling van het bedrag aan terug te betalen of kwijt te schelden rechten bij invoer is artikel 21, lid 1, onderdeel a), eerste streepje, mutatis mutandis van toepassing.

TITEL VI

Slotbepalingen

Artikel 28

1. Onverminderd de in het kader van de betrokken specifieke regelingen vastgestelde bepalingen kunnen niet-communautaire goederen met gebruikmaking van het schorsingssysteem onder de regeling actieve veredeling worden geplaatst, ten einde de veredelingsprodukten vrij te stellen van de rechten bij uitvoer die zouden worden geheven op identieke produkten, verkregen uit communautaire goederen in plaats van uit invoergoederen.

2. De in deze verordening bepaalde procedures met betrekking tot het schorsingssysteem kunnen eveneens gebruikt worden voor de tenuitvoerlegging van de niet-tarifaire maatregelen van de gemeenschappelijke handelspolitiek.

Artikel 29

1. De Lid-Staten en de Commissie wisselen statistishe gegevens uit met betrekking tot:

a) de invoer van goederen die in het kader van het schorsingssysteem onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst;

b) de invoer van goederen die in het kader van het terugbetalingssysteem onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst;

c) de uitvoer van veredelingsprodukten en onveredelde goederen in het kader van het schorsingssysteem;

d) de uitvoer van veredelingsprodukten in het kader van het terugbetalingssysteem;

e) de hoeveelheden invoergoederen die in het kader van het schorsingssysteem onder de regeling actieve veredeling zijn geplaatst en in het vrije verkeer zijn gebracht, hetzij als onveredelde goederen, hetzij in de vorm van veredelingsprodukten.

2. Wanneer specifieke behoeften in het kader van de actieve veredeling van sommige produkten zulks vereisen, kunnen volgens de procedure van artikel 31, leden 2 en 3, bepalingen worden vastgesteld betreffende

- de mededeling van aanvullende gegevens ter vervollediging van de in lid 1 bedoelde inlichtingen,

- de regelmaat waarmee genoemde aanvullende inlichtingen en gegevens moeten worden medegedeeld.

Artikel 30

1. Er wordt een Comité Economische Douaneregelingen ingesteld, hierna genoemd »Comité", dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Het Comité kan elk vraagstuk met betrekking tot de toepassing van deze verordening bestuderen dat door zijn Voorzitter, op diens eigen initiatief, dan wel op verzoek van een vertegenwoordiger van een Lid-Staat aan de orde wordt gesteld.

3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 31

1. De voor de toepassing van deze verordening, met uitzondering van de artikelen 16 en 23, noodzakelijke bepalingen worden vastgesteld volgens de in de leden 2 en 3 omschreven procedure.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de vast te stellen bepalingen. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan vaststellen naargelang van de urgentie van het vraagstuk. Het Comité spreekt zich uit met de in artikel 148, lid 2, van het Verdrag voorziene meerderheid van stemmen.

De Voorzitter neemt niet deel aan de stemming.

3. a) De Commissie stelt de beoogde bepalingen vast wanneer deze in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b) Wanneer de beoogde bepalingen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité, of indien er geen advies is uitgebracht, legt de Commissie onverwijld aan de Raad een voorstel voor met betrekking tot de vast te stellen bepalingen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

c) Indien na het verstrijken van een termijn van drie maanden vanaf het voorleggen van het voorstel aan de Raad deze geen besluit heeft genomen, worden de voorgestelde bepalingen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 32

Deze verordening laat de aanneming van bijzondere bepalingen op het gebied van het gemeenschappelijk landbouwbeleid onverlet; deze bepalingen blijven onderworpen aan de regels inzake tenuitvoerlegging van dat beleid. Artikel 33

1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar behendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 1987.

2. Richtlijn 69/73/EEG en de voor de toepassing daarvan vastgestelde richtlijnen worden ingetrokken met ingang van 1 januari 1987. Verwijzingen naar deze richtlijnen dienen te worden beschouwd als verwijzingen naar deze verordening.

De afwijkingen van Richtlijn 69/73/EEG in bijlage XXXII.I.1 bij de Toetredingsakte van 1985 zijn eveneens van toepassing op deze verordening.

De nationale bepalingen die vóór de in de eerste alinea genoemde datum op dit gebied van kracht waren, en die overeenkomstig Richtlijn 69/73/EEG zijn vastgesteld, blijven van toepassing totdat de uitvoeringsbepalingen van deze verordening zijn vastgesteld.

3. De vergunningen die uit hoofde van de overeenkomstig Richtlijn 69/73/EEG vastgestelde bepalingen vóór 1 januari 1987 zijn verleend, worden uiterlijk op 31 december 1987 ingetrokken.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 16 juli 1985.

Voor de Raad

De Voorzitter

M. FISCHBACH

(1) PB nr. L 58 van 8. 3. 1969, blz. 1.

(2) PB nr. L 245 van 14. 9. 1984, blz. 28.

(1) PB nr. L 38 van 9. 2. 1977, blz. 1.

(1) PB nr. L 272 van 5. 10. 1983, blz. 1.

(2) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1.

( 1 ) PB NR . L 272 VAN 5 . 10 . 1983, BLZ . 1 .

( 2 ) PB NR . L 105 VAN 23 . 4 . 1983, BLZ . 1 .