85/434/EEG: Besluit van de Raad van 16 september 1985 houdende instelling van een Raadgevend Comité voor de apothekersopleiding
Publicatieblad Nr. L 253 van 24/09/1985 blz. 0043 - 0044
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0114
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 3 blz. 0034
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 2 blz. 0114
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 3 blz. 0034
***** BESLUIT VAN DE RAAD van 16 september 1985 houdende instelling van een Raadgevend Comité voor de apothekersopleiding (85/434/EEG) DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gezien het ontwerp-besluit ingediend door de Commissie (1), Overwegende dat de Raad zich in zijn Resolutie van 6 juni 1974 betreffende de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels (2) heeft uitgesproken voor de instelling van raadgevende comités; Overwegende dat het, in het kader van de onderlinge erkenning van diploma's, certificaten en andere titels op het terrein van de farmacie van belang is ervoor te zorgen dat de opleiding van vergelijkbaar hoog niveau is; Overwegende dat het, ten einde tot de verwezenlijking van dit doel bij te dragen, wenselijk is dat een raadgevend comité wordt ingesteld voor het verstrekken van adviezen aan de Commissie, BESLUIT: Artikel 1 Bij de Commissie wordt een Raadgevend Comité voor de apothekersopleiding ingesteld, hierna genoemd »het Comité". Artikel 2 1. Het Comité heeft tot taak er toe bij te dragen dat de opleiding tot apotheker in de Gemeenschap op een vergelijkbaar hoog niveau ligt. 2. In het bijzonder maakt het Comité daartoe gebruik van de volgende middelen: - uitwisseling van volledige informatie over de opleidingsmethoden en de inhoud, het niveau en de structuur van het theoretische en praktische onderwijs dat in de Lid-Staten wordt gegeven; - gedachtenwisseling en overleg om te komen tot een gemeenschappelijke conceptie ten aanzien van het te bereiken niveau van de apothekersopleiding en, in voorkomend geval, ten aanzien van structuur en inhoud van die opleiding; - het in aanmerking nemen van de manier waarop de apothekersopleiding aan de ontwikkelingen van de farmaceutische wetenschap en de onderwijsmethoden wordt aangepast. 3. Het Comité verstrekt de Commissie en de Lid-Staten adviezen en doet hun aanbevelingen alsmede, wanneer het zulks dienstig oordeelt, suggesties voor wijzigingen in de artikelen betreffende de opleiding op het terrein van de farmacie van de Richtlijnen 85/432/EEG (3) en 85/433/EEG (4). 4. Het Comité adviseert de Commissie eveneens over elke andere aangelegenheid die de Commissie het Comité zou kunnen voorleggen in verband met de apothekersopleiding. Artikel 3 1. Het Comité omvat drie deskundigen per Lid-Staat, te weten: - een deskundige uit de beroepspraktijk, - een deskundige die afkomstig is van de met het onderwijs in de farmaceutische wetenschappen belaste instellingen, - een deskundige van de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat. 2. Elk lid van het Comité heeft een plaatsvervanger. Deze plaatsvervanger is bevoegd deel te nemen aan de vergaderingen van het Comité. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde leden en plaatsvervangers worden door de Lid-Staten aangewezen. De in lid 1, eerste en tweede streepje, genoemde leden en hun plaatsvervangers worden aangewezen op voordracht van de apothekers uit de beroepspraktijk en van de met het onderwijs in de farmaceutische wetenschappen belaste instellingen. De aldus aangewezen leden en plaatsvervangers worden benoemd door de Raad. Artikel 4 1. De leden van het Comité worden benoemd voor een periode van drie jaar. Na het verstrijken van deze periode blijven de leden van het Comité in functie totdat in hun vervanging is voorzien of hun mandaat is verlengd. 2. Aan het mandaat van een lid kan voor het verstrijken van de periode van drie jaar een einde komen als gevolg van zijn uittreding, overlijden of vervanging door een ander lid overeenkomstig de procedure van artikel 3. De benoeming van een nieuw lid geldt voor de resterende duur van het mandaat. Artikel 5 Het Comité kiest uit zijn midden een voorzitter en twee vice-voorzitters. Het stelt zijn reglement van orde vast. De agenda van de vergaderingen wordt in overleg met de Commissie vastgesteld door de voorzitter van het Comité. Artikel 6 Het Comité kan werkgroepen instellen en waarnemers of deskundigen uitnodigen en toelaten om het bij te staan met betrekking tot alle bijzondere aspecten van zijn werkzaamheden. Artikel 7 Het secretariaat van het Comité wordt waargenomen door de Commissie. Gedaan te Luxemburg, 16 september 1985. Voor de Raad De Voorzitter M. FISCHBACH (1) PB nr. C 92 van 23. 4. 1981, blz. 2. (2) PB nr. C 98 van 20. 8. 1974, blz. 1. (3) Zie blz. 34 van dit Publikatieblad. (4) Zie blz. 37 van dit Publikatieblad.