85/418/EGKS: Beschikking van de Commissie van 24 juli 1985 houdende machtiging tot het toekennen van steun door het Koninkrijk België ten behoeve van de kolenmijnindustrie in het jaar 1984 (Slechts de teksten in de Franse en de Nederlandse taal zijn authentiek)
Publicatieblad Nr. L 230 van 29/08/1985 blz. 0049 - 0050
***** BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE van 24 juli 1985 houdende machtiging tot het toekennen van steun door het Koninkrijk België ten behoeve van de kolenmijnindustrie in het jaar 1984 (Slechts de teksten in de Nederlandse en de Franse taal zijn authentiek) (85/418/EGKS) DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op Beschikking nr. 528/76/EGKS van de Commissie van 25 februari 1976 betreffende een communautaire regeling voor de steunmaatregelen van de Lid-Staten ten behoeve van de kolenmijnindustrie (1), Na raadpleging van de Raad, I Overwegende dat de Regering van het Koninkrijk België de Commissie overeenkomstig artikel 2 van de beschikking de financiële maatregelen heeft medegedeeld die zij voornemens is in de loop van het jaar 1984 direct of indirect ten behoeve van de kolenmijnindustrie te treffen; dat van deze maatregelen de hierna te noemen steunbedragen overeenkomstig bovengenoemde beschikking voor goedkeuring in aanmerking komen: 1.2 // // (miljoen Bfr.) // - Investeringssteun // 592,7 // - Verkrijgen van vakmensen // 15,5 // - Steun in verband met voorraden // 106,1 // - Steun ter dekking van mijnbouwexploitatieverliezen // 4 664,9; Overwegende dat de hierboven vermelde steun in overeenstemming is met de criteria die volgens de beschikking voor de toelaatbaarheid van dergelijke steunmaatregelen van de overheid als eis worden gesteld; Overwegende dat de investeringssteun ten bedrage van 592 700 000 Bfr. alleen bestemd is voor de Kempen, zodat het bekken de voor de Belgische staalindustrie zo belangrijke cokesproduktie op peil kan houden; Overwegende dat de Belgische investeringssteun derhalve in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 7, lid 2, van de beschikking; Overwegende dat de steun voor het aanwerven en opleiden van vaklieden ten bedrage van 15 500 000 Bfr. noodzakelijk bleek ten einde de Belgische steenkolenmijnbouw in staat te stellen over personeel te beschikken dat de moderne installaties en machines naar behoren kan bedienen; dat deze steunmaatregel derhalve beantwoordt aan artikel 8 van de beschikking; Overwegende dat bij de steun ter dekking van de kosten van kolen- en cokesvoorraden tot een bedrag van 106 100 000 Bfr. ervan uitgegaan is dat de totale voorraden bij de producenten eind 1984 meer dan 0,9 miljoen ton bedragen; dat bij een maandproduktie van rond 0,5 miljoen ton de voor steun in aanmerking komende voorraden krachtens artikel 9, lid 2, van de beschikking 0,4 miljoen ton belopen en dat het steunbedrag per ton derhalve 265 Bfr. bedraagt; dat de werkelijke opslagkosten (met inbegrip van afschrijvingen en rente) belangrijk hoger liggen dan het steunbedrag; Overwegende dat doel en vorm van de steun aantonen dat het hier een steunmaatregel betreft die voldoet aan de criteria van artikel 9 van de beschikking; Overwegende dat de steun ter dekking van mijnbouwexploitatieverliezen ten bedrage van 4 664 900 000 Bfr. aan de beide Belgische kolenbekkens om uiteenlopende redenen wordt verleend; dat het bekken in de Kempen steun ontvangt ter dekking van de exploitatieverliezen tot een zodanig bedrag dat dit bekken het verschil tussen kosten en opbrengst grotendeels kan compenseren; dat de volledige dekking van het verschil tussen kosten en opbrengsten noodzakelijk is omdat uit het Kempische bekken de kolenvoorziening van de Belgische industrie moet worden gewaarborgd en bijgevolg de produktie op peil moet worden gehouden; Overwegende dat doel en omvang van de steun ter dekking van de exploitatieverliezen aan het Kempische bekken derhalve in overeenstemming zijn met het bepaalde in artikel 12, lid 1, punt 2, en lid 3, van de beschikking; Overwegende dat het bekken Zuid daarentegen slechts steun tot gedeeltelijke dekking van het verschil tussen kosten en opbrengsten ontvangt; dat de maatregel ten doel heeft ervoor zorg te dragen dat de laatste nog bedrijvige onderneming alleen onder de nodige voorwaarden levensvatbaar blijft, ten einde ernstige economische en sociale moeilijkheden te vermijden; dat de laatste mijnzetel op 30 september 1984 gesloten is; dat bijgevolg de steun ter dekking van mijnexploitatieverliezen van het bekken Zuid in overeenstemming is met artikel 12, lid 1, punt 1, en lid 2, van de beschikking; II Overwegende dat het onderzoek naar de verenigbaarheid van de voorgenomen steun met de goede werking van de gemeenschappelijke markt, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van de beschikking, vereist dat tevens rekening wordt gehouden met alle overige maatregelen ten behoeve van de lopende produktie in het jaar 1984; Overwegende dat op basis van deze berekeningsgrondslag de totale som van de voorgenomen steunmaatregelen 212 400 000 Ecu, dat is 35,40 Ecu/ton bedraagt; dat in vergelijking met 1983 (26,37 Ecu/ton) 1984 een toename van nagenoeg 35 % te zien geeft; Overwegende dat met betrekking tot de verenigbaarheid van de voorgenomen steunmaatregelen voor de lopende produktie met de goede werking van de gemeenschappelijke markt het volgende kan worden vastgesteld: - in 1984 zijn er geen bevoorradingsmoeilijkheden ontstaan; - de sluiting van de laatste mijninstallatie in het bekken Zuid heeft tot rationalisering en concentratie van de produktie op de installaties met de grootste produktiviteit geleid; - de prijzen van ketel- en cokeskolen hebben in 1984 niet geleid tot indirecte steun aan de industriële kolenverbruikers; Overwegende dat derhalve kan worden vastgesteld dat de voor het jaar 1984 voorgenomen steunbedragen ten behoeve van de Belgische kolenmijnindustrie verenigbaar zijn met de goede werking van de gemeenschappelijke markt; Overwegende dat deze beoordeling tevens geldt indien de steunbedragen die de kolenmijnondernemingen overeenkomstig Beschikking 73/287/EGKS (1) ontvangen, in aanmerking worden genomen; III Overwegende dat, overeenkomstig artikel 14, lid 1, van de beschikking, de Commissie zich ervan dient te vergewissen of de goedgekeurde steun uitsluitend gebruikt wordt conform de in de artikelen 7 tot en met 12 van die beschikking genoemde doelstellingen; dat zij daarom in het bijzonder op de hoogte dient te worden gebracht van het bedrag en de verdeling van de uitkeringen, HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN: Artikel 1 Het Koninkrijk België wordt machtiging verleend voor het kalenderjaar 1984 steun ten bedrage van 5 379 200 000 Bfr. toe te kennen aan de Belgische kolenmijnindustrie. Het voor het kalenderjaar 1984 uitgetrokken bedrag van 5 379 200 000 Bfr. is onderverdeeld in de volgende steunbedragen: 1. toekenning van een maximumbedrag van 592 700 000 Bfr. voor investeringen, 2. toekenning van steun voor het aanwerven en opleiden van vaklieden tot een bedrag van 15 500 000 Bfr; 3. toekenning van steun ter dekking van de kosten voor opgeslagen kolen en cokes tot een bedrag van 106 100 000 Bfr; 4. toekenning van steun ter dekking van mijnexploitatieverliezen tot een bedrag van 4 664 900 000 Bfr. en wel ten behoeve van: - de Kempen tot een bedrag van 4 199 900 000 Bfr, - het bekken Zuid tot een bedrag van 465 000 000 Bfr. Artikel 2 De Regering van het Koninkrijk België verstrekt de Commissie uiterlijk op 30 september 1985 bijzonderheden over de op grond van deze beschikking toegekende steunbedragen, in het bijzonder over het bedrag en de verdeling van de verrichte uitkeringen. Artikel 3 Deze beschikking is gericht tot het Koninkrijk België. Gedaan te Brussel, 24 juli 1985. Voor de Commissie Nicolas MOSAR Lid van de Commissie (1) PB nr. L 63 van 11. 3. 1976, blz. 1. (1) PB nr. L 259 van 15. 9. 1973, blz. 36.