Verordening (EEG) nr. 3007/84 van de Commissie van 26 oktober 1984 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de premie ten behoeve van schapevleesproducenten
Publicatieblad Nr. L 283 van 27/10/1984 blz. 0028 - 0030
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 32 blz. 0161
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 32 blz. 0161
***** VERORDENING (EEG) Nr. 3007/84 VAN DE COMMISSIE van 26 oktober 1984 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de premie ten behoeve van schapevleesproducenten DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 1837/80 van de Raad van 27 juni 1980 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector schape- en geitevlees (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 871/84 (2), en met name op artikel 5, lid 10, Gelet op Verordening (EEG) nr. 1223/83 van de Raad van 20 mei 1983 inzake de in de landbouwsector toe te passen wisselkoersen (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 855/84 (4), en met name op artikel 4, lid 3, Overwegende dat in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1837/80 is bepaald dat aan de schapevleesproducenten een premie kan worden toegekend; dat de algemene voorschriften voor die premietoekenning bij Verordening (EEG) nr. 872/84 van de Raad (5) zijn vastgesteld; dat de uitvoeringsbepalingen inzake die premie moeten worden vastgesteld; Overwegende dat de periode moet worden bepaald tijdens welke de premieaanvragen moeten worden ingediend; Overwegende dat het in artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 bedoelde voorschot op 30 % van het geraamde premiebedrag moet worden vastgesteld; Overwegende dat in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 872/84 is bepaald dat de premie per ooi slechts wordt uitbetaald wanneer zij hoger is dan een vast te stellen bedrag en dat, wanneer zulks niet het geval is, het premiebedrag wordt opgeteld bij de premie die in het volgende verkoopseizoen moet worden uitbetaald; dat in het belang van een gezond administratief beheer, het minimumbedrag van de uit te keren premie op 1 Ecu moet worden vastgesteld en dat om dezelfde reden voor het eventueel uit te keren voorschot een zelfde minimumbedrag moet worden vastgesteld; Overwegende dat in artikel 5, lid 8, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 is bepaald dat de premie die aan de begunstigde producent wordt uitbetaald, wordt berekend op basis van het aantal gedurende een nader te bepalen minimumperiode gehouden ooien; dat deze periode op 100 dagen moet worden gesteld te rekenen vanaf de laatste dag van de termijn voor de indiening van de aanvraag, behalve in die Lid-Staten die een registratiestelsel voor de mutaties van het schapenbestand hebben ingevoerd, waar deze periode wordt gesteld op 100 dagen te rekenen vanaf de eerste dag waarop aanvragen mogen worden ingediend; Overwegende dat zowel de door de begunstigde van een premie na te leven verplichtingen als de gevolgen van niet-naleving ervan nader moeten worden omschreven; dat een doelmatige controle moet worden ingesteld, waarmee naleving van de betrokken bepalingen kan worden gewaarborgd; Overwegende dat de onderhavige verordening bestemd is om Verordening (EEG) nr. 2660/80 van de Commissie (6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 3368/82 (7), te vervangen; dat Verordening (EEG) nr. 2660/80 bijgevolg dient te worden ingetrokken; Overwegende evenwel dat bepaalde Lid-Staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2660/80 voor het verkoopseizoen 1984/1985 een termijn voor de indiening van de aanvragen hebben vastgesteld waarvan de aanvang vóór 2 april 1984 is gelegen; dat deze aanvragen zijn ingediend krachtens toen geldende nationale bepalingen; dat bijgevolg moet worden bepaald dat de betrokken Lid-Staten de controles betreffende deze aanvragen moeten uitvoeren op grond van de op het tijdstip van indiening van de aanvragen geldende nationale bepalingen; Overwegende dat het Comité van beheer voor schape- en geitevlees geen advies heeft uitgebracht binnen de door zijn voorzitter bepaalde termijn, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Voor de toepassing van artikel 1, punt 1, sub b), van Verordening (EEG) nr. 872/84 wordt, wanneer het een samenwerkingsverband van natuurlijke of rechtspersonen betreft, als gemeenschappelijk gebruik van landbouwproduktiemiddelen aangemerkt het gebruik, door het samenwerkingsverband, van weiden en/of gebouwen en bijbehorende installaties voor het houden van ten minste tien ooien onder voor de Lid-Staat normale omstandigheden. Artikel 2 De in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1837/80 bedoelde premie is verschuldigd voor het aantal ooien waarvoor de producent de verbintenis aangaat ze gedurende 100 dagen te rekenen vanaf de laatste dag van de in artikel 3 , lid 2, bedoelde periode voor de indiening van de aanvragen, op het bedrijf te houden. In de Lid-Staten die over een permanent registratiestelsel voor de mutaties van het schapenbestand beschikken, gaat de betrokken periode evenwel in op de eerste dag waarop aanvragen mogen worden ingediend. Artikel 3 1. De premieaanvragen worden ingediend voor ten minste het aantal dieren dat in artikel 1 van Verordening (EEG) nr. 872/84 is vermeld. 2. De aanvragen om een premie en, in voorkomend geval, om een voorschot ten behoeve van de schapevleesproducenten worden bij de door iedere Lid-Staat aangewezen bevoegde instantie tijdens de periode van 1 december tot en met 30 april ingediend. De Lid-Staten kunnen evenwel een kortere periode voor de indiening van de aanvragen vaststellen mits deze binnen de vorengenoemde periode ligt. Om de uitkering van een voorschot overeenkomstig artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 871/84 mogelijk te maken, kunnen de Lid-Staten evenwel het begin van de periode op een vroeger tijdstip vaststellen. Behoudens overmacht zijn aanvragen die na het verstrijken van de voor indiening van de aanvragen vastgestelde termijn bij de bevoegde instantie binnenkomen, niet ontvankelijk. Artikel 4 1. Het voorschot dat de Lid-Staten krachtens artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 zijn gemachtigd uit te keren, wordt vastgesteld op 30 % van het premiebedrag dat naar verwachting krachtens dit artikel van toepassing zal zijn. 2. De premie en, wanneer een voorschot is uitbetaald, het saldo worden uitgekeerd vóór het einde van de negende maand volgende op het einde van het verkoopseizoen uit hoofde waarvan de premie wordt toegekend. 3. De per ooi te betalen premie en bij uitbetaling van een voorschot het voorschot op de per ooi berekende premie worden slechts uitgekeerd indien het vastgestelde bedrag daarvan gelijk is aan of groter is dan 1 Ecu. 4. In geval van toepassing van artikel 5, lid 5, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 wordt het eventueel in regio 2 uitbetaalde voorschot niet in regio 1 uitgekeerd. Artikel 5 Vóór het verstrijken van de overeenkomstig artikel 2 bepaalde periode van 100 dagen voeren de door de Lid-Staten aangewezen instanties een administratieve controle uit, aangevuld met systematische of steekproefsgewijze inspecties ter plekke, op het aantal in aanmerking komende, in de premieaanvraag vermelde ooien. Voor de controle worden beschouwd als vrouwelijke schapen die voor de eerste maal zijn gedekt, de vrouwelijke schapen, andere dan ooien, die zichtbaar drachtig zijn. De Lid-Staten die over een registratiestelsel voor de mutaties van het schapenbestand beschikken mogen de controles evenwel uitvoeren in een andere periode in het jaar waarin de aanvragen zijn ingediend. Artikel 6 Indien het aantal in aanmerking komende ooien dat bij de controle wordt geconstateerd, kleiner is dan dat waarvoor de premie is aangevraagd, is de premie verschuldigd voor het aantal in aanmerking komende ooien dat in de in artikel 2 bedoelde periode werkelijk is gehouden, voor zover dit geringere aantal aan de natuurlijke levensomstandigheden van het schapenbestand is toe te schrijven. Artikel 7 De gevallen van overmacht worden met inachtneming van de ter rechtvaardiging aangevoerde omstandigheden en bewijsstukken elk afzonderlijk onderzocht. Op grond van de beoordeling van elk afzonderlijk geval wordt besloten tot gehele of gedeeltelijke betaling of tot niet-terugvordering van een deel van de premies. Artikel 8 De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om de eventueel ten onrechte uitgekeerde premies geheel of gedeeltelijk terug te vorderen. De teruggevorderde bedragen worden in mindering gebracht op de uitgaven van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw. Artikel 9 1. De omrekeningskoers op het bedrag van het in artikel 5, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 1837/80 bedoelde voorschot moet worden toegepast, is de representatieve koers die geldt op de eerste dag van het verkoopseizoen waarvoor deze premie wordt toegekend. 2. De omrekeningskoers die moet worden toegepast: - op het premiebedrag als bedoeld in artikel 5, lid 4, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 1837/80, - op het saldo van de premie in de agrarische probleemgebieden, - op het premiebedrag en voornoemd saldo in geval van overboeking van een betaling naar het volgende verkoopseizoen, - op het in mindering te brengen bedrag als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 872/84, is de representatieve koers die geldt op de laatste dag van het verkoopseizoen waarvoor de premie wordt toegekend. Artikel 10 De Lid-Staten nemen zo nodig de vereiste maatregelen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze verordening in acht worden genomen en zij delen deze maatregelen aan de Commissie mede. Artikel 11 Verordening (EEG) nr. 2660/80 wordt ingetrokken. Voor het verkoopseizoen 1984/1985 kunnen evenwel de Lid-Staten die, in toepassing van artikel 2 van Verordening (EEG) nr. 2660/80 voor de indiening van de aanvragen een termijn hebben vastgesteld waarvan de aanvang vóór 2 april 1984 is gelegen, de uit hoofde van dat verkoopseizoen ingediende aanvragen aan de hand van de op het einde van het verkoopseizoen 1983/1984 geldende nationale maatregelen controleren. Artikel 12 Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 26 oktober 1984. Voor de Commissie Poul DALSAGER Lid van de Commissie (1) PB nr. L 183 van 16. 7. 1980, blz. 1. (2) PB nr. L 50 van 1. 4. 1984, blz. 35. (3) PB nr. L 132 van 21. 5. 1983, blz. 33. (4) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 1. (5) PB nr. L 90 van 1. 4. 1984, blz. 40. (6) PB nr. L 276 van 20. 10. 1980, blz. 16. (7) PB nr. L 354 van 16. 12. 1982, blz. 12.