31984R0857

Verordening (EEG) nr. 857/84 van de Raad van 31 maart 1984 houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5 quater van Verordening (EEG) nr. 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelprodukten

Publicatieblad Nr. L 090 van 01/04/1984 blz. 0013 - 0016
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 30 blz. 0064
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 30 blz. 0064


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 857/84 VAN DE RAAD

van 31 maart 1984

houdende algemene voorschriften voor de toepassing van de in artikel 5 quater van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 bedoelde heffing in de sector melk en zuivelprodukten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Verordening ( EEG ) nr . 804/68 van de Raad van 27 juni 1968 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten ( 1 ) , laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 856/84 ( 2 ) , inzonderheid op artikel 5 quater ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat bij artikel 5 quater van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 een heffing is ingesteld die verschuldigd is door elke producent of elke koper van melk of andere zuivelprodukten over de hoeveelheden die een jaarlijkse referentiehoeveelheid overschrijden ; dat het bedrag van deze heffing in principe voldoende moet zijn om de kosten voor de afzet van de hoeveelheid melk boven de referentiehoeveelheid te dekken ; dat , wanneer de heffing bij de koper wordt geïnd , zij echter niet noodzakelijkerwijs wordt toegepast op alle door de afzonderlijke producenten geleverde hoeveelheden melk waarmee de hoeveelheid wordt overschreden die is aangehouden voor de vaststelling van de referentiehoeveelheid van de koper ; dat om tot een zelfde resultaat te komen , een hogere heffing moet worden vastgesteld wanneer de heffing verschuldigd is door de koper ;

Overwegende dat voor de vaststelling van de referentiehoeveelheid dient te worden uitgegaan van de hoeveelheid van het kalenderjaar 1981 , dat reeds als grondslag is genomen voor het bepalen van de in artikel 5 ter van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 bedoelde garantiedrempel , verhoogd met 1 % ; dat , om redenen in verband met hun produktie - of aanvoeromstandigheden , evenwel aan Lid-Staten moet worden toegestaan de hoeveelheid van het kalenderjaar 1982 of het kalenderjaar 1983 als grondslag te nemen , met aanwending van een zodanig percentage dat daardoor hetzelfde resultaat wordt verkregen ;

Overwegende dat aan de Lid-Staten dient te worden toegestaan de referentiehoeveelheden aan te passen ten einde rekening te houden met de bijzondere situatie van bepaalde producenten , en daartoe indien nodig binnen vorengenoemde gegarandeerde hoeveelheid een reserve aan te leggen ;

Overwegende dat het ten einde de toepassing van de regeling van de extraheffing in Griekenland te vergemakkelijken , rekening houdend met het feit dat de totale melkproduktie van dit land minder dan 1 % van de communautaire produktie vertegenwoordigt en dat het totale aantal kopers daar zeer groot is , dienstig is het geheel van de kopers van die Lid-Staat te beschouwen als een enkele koper ;

Overwegende dat wat de rechtstreekse verkoop van de producent aan de consument betreft , rekening moet worden gehouden met de dalende tendens daarvan en als referentiehoeveelheid de hoeveelheid van het kalenderjaar 1981 , verhoogt met 1 % moet worden aangehouden ;

Overwegende dat het ter wille van het algemeen belang beslist noodzakelijk is dat deze regeling per 2 april 1984 in werking treedt ; dat daartoe overgangsmaatregelen moeten worden genomen opdat de vanaf 2 april verschuldigde heffing binnen een redelijke termijn kan worden geïnd ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . De in artikel 5 quater van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 bedoelde heffing wordt vastgesteld op :

- 75 % van de richtprijs voor melk bij toepassing van formule A ;

- 100 % van de richtprijs voor melk bij toepassing van formule B ;

- 75 % van de richtprijs voor melk bij rechtstreekse verkoop aan de consument .

2 . In de zin van artikel 5 quater , lid 1 , van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 wordt onder gebied verstaan het gehele grondgebied van een Lid-Staat of een gedeelte daarvan dat een geografische eenheid vormt en waar de natuurlijke omstandigheden , de produktiestructuur en het gemiddelde rendement van de veestapel vergelijkbaar zijn .

Voor de toepassing in elk gebied van de formule A of B gelden een of meer van de volgende criteria :

- de administratieve uitvoerbaarheid ;

- de noodzaak structurele ontwikkelingen en aanpassingen te vergemakkelijken ;

- het belang van de regionale ontwikkeling , met name om totale ontvolking van bepaalde gebieden tegen te gaan .

De Lid-Staten delen de Commissie jaarlijks voor 1 januari en voor het eerst voor 1 mei 1984 de lijst van gebieden mee , met opgave van de voor elk daarvan aangehouden formule .

Artikel 2

1 . De in artikel 5 quater , lid 1 , van bovengenoemde verordening bedoelde referentiehoeveelheid is gelijk aan de hoeveelheid melk of melkequivalent die door de producent tijdens het kalenderjaar 1981 is geleverd ( formule A ) , of aan de hoeveelheid melk of melkequivalent die tijdens het kalenderjaar 1981 door een koper is gekocht ( formule B ) , in beide gevallen verhoogd met 1 % .

2 . De Lid-Staten kunnen evenwel bepalen dat op hun grondgebied de in lid 1 bedoelde referentiehoeveelheid gelijk is aan de hoeveelheid melk of melkequivalent geleverd of gekocht gedurende het kalenderjaar 1982 of het kalenderjaar 1983 , met aanwending van een percentage dat zodanig wordt vastgesteld dat de in artikel 5 quater van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 omschreven gegarandeerde hoeveelheid niet wordt overschreden . Dit percentage kan variëren aan de hand van het niveau van de leveranties van bepaalde categorieën heffingplichtigen , de ontwikkeling van de leveranties in bepaalde gebieden tussen 1981 en 1983 of de ontwikkeling van de leveranties van bepaalde categorieën heffingplichtigen gedurende dezelfde periode , volgends voorwaarden te bepalen overeenkomstig de procedure van artikel 30 van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 .

3 . De in de leden 1 en 2 bedoelde percentages kunnen door de Lid-Staten worden aangepast met het oog op de toepassing van de artikelen 3 en 4 .

Artikel 3

In het kader van de toepassing van de formules A en B wordt bij de vaststelling van de in artikel 2 bedoelde referentiehoeveelheden rekening gehouden met bepaalde bijzondere situaties , zulks overeenkomstig de volgende bepalingen :

1 . producenten die in het kader van Richtlijn 72/159/EEG ( 3 ) een plan voor de ontwikkeling van de melkproduktie hebben ingediend dat voor 1 maart 1984 is ingediend , kunnen overeenkomstig het besluit van de Lid-Staat verkrijgen :

- indien het plan in uitvoering is : een specifieke referentiehoeveelheid die is bepaald rekening hondend met de in het ontwikkelingsplan vermelde hoeveelheden melk en zuivelprodukten ;

- indien het plan na 1 januari 1981 is uitgevoerd : een specifieke referentiehoeveelheid die is bepaald rekening hondend met de hoeveelheden melk en zuivelprodukten die zij hebben geleverd in het jaar waarin het plan is voltooid .

Indien de Lid-Staat over voldoende gegevens beschikt , kan ook rekening worden gehouden met de zonder ontwikkelingsplan verrichte investeringen .

2 . de Lid-Staten kunnen aan jonge landbouwers die zich na 31 december 1980 hebben gevestigd , een specifieke referentiehoeveelheid toekennen .

3 . voor producenten wier melkproduktie over het overeenkomstig artikel 2 gekozen referentiejaar aanzienlijk is beïnvloed door buitengewone gebeurtenissen di zich voor of tijdens dat jaar hebben voorgedaan , wordt op hun verzoek een ander referentiekalenderjaar binnen de periode 1981 - 1983 in aanmerking genomen .

De volgende situaties kunnen toepassing van de eerste alinea rechtvaardigen :

- een ernstige natuurramp die een grote weerslag heeft op het bedrijf van de producent ;

- de vernieling van de voorraden diervoeder of de melkveestallen van de producent door een ongeluk ;

- een epizootie bij de gehele melkveestapel of een deel ervan .

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de gevallen waarin de eerste alinea wordt toegepast . De lijst van situaties als bedoeld in de tweede alinea kan worden aangevuld volgens de procedure van artikel 30 van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 .

Artikel 4

1 . Om de herstructurering van de melkproduktie op nationaal niveau , op regionaal niveau of per aanvoergebied tot een goed einde te brengen , kunnen de Lid-Staten in het kader van de toepassing van de formules A en B :

a ) aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproduktie definitief te staken , een vergoeding toekennen die in een of meer jaarlijkse tranches wordt betaald ;

b ) een extra referentiehoeveelheid toekennen aan de producenten die een plan voor de ontwikkeling van de melkproduktie ten uitvoer leggen dat is goedgekeurd na de inwerkingtreding van de onderhavige verordening uit hoofde van Richtlijn 72/159/EEG , mits dit plan beantwoordt aan de criteria bedoeld in artikel 1 , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 1946/81 ( 4 ) ;

c ) aan producenten die de landbouw als hoofdberoep beoefenen , een extra referentiehoeveelheid toekennen , of hun melkveestapel voldoet aan de voorwaarden gesteld bij punt of niet .

2 . De vrijkomende referentiehoeveelheden worden voor zover nodig toegevoegd aan de in artikel 5 bedoelde reserve .

Artikel 5

Voor de toepassing van de artikelen 3 en 4 kunnen extra referentiehoeveelheden slechts worden toegekend binnen de grenzen van de gegarandeerde hoeveelheid als bedoeld in artikel 5 quater van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 . Deze extra hoeveelheden worden afgeboekt op een reserve die de Lid-Staat heeft gevormd binnen de genoemde gegarandeerde hoeveelheid .

Artikel 6

1 . Aan iedere producent van melk en zuivelprodukten , bedoeld in artikel 5 quater , lid 2 , van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 , wordt een referentiehoeveelheid toegewezen die overeenkomt met zijn rechtstreekse verkoop aan de consument in het kalenderjaar 1981 , verhoogd 1 % .

2 . Het totaal van de krachtens lid 1 toegekende referentiehoeveelheden mag de hoeveelheden vastgesteld in de bijlage niet overschrijden .

3 . De artikelen 3 , 4 en 7 zijn van toepassing op de in dit artikel bedoelde producent overeenkomstig voorschriften nader te bepalen volgens de procedure van artikel 30 van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 .

Artikel 7

1 . In geval van verkoop , verhuur of overdracht door vererving van een bedrijf wordt de overeenkomstige referentiehoeveelheid volgens nog vast te stellen bepalingen geheel of gedeeltelijk aan de koper , de huurder of de erfgenaam overgedragen .

2 . Indien , in het kader van formule B , een koper geheel of gedeeltelijk de plaats inneemt van een of meer kopers , wordt zijn jaarlijkse referentiehoeveelheid als volgt bepaald :

- voor de voltooiing van de lopende periode van twaalf maanden , door geheel of gedeeltelijke referentiehoeveelheden in aanmerking te nemen pro rata van de resterende periode ,

- voor de volgende periode van twaalf maanden door geheel of gedeeltelijk de referentiehoeveelheden van de kopers in wier plaats hij treedt aan te houden .

3 . De Lid-Staten kunnen bepalen dat een gedeelte van de hoeveelheden wordt toegevoegd aan de in artikel 5 bedoelde reserve .

Artikel 8

Behoudens het bepaalde in artikel 7 , lid 1 :

1 . Wanneer formule B wordt toegepast , mogen de Lid-Staten de nodige stappen nemen om het de aankopers van melk en zuivelprodukten mogelijk te maken de hun toegewezen referentiehoeveelheden te beheren ; daaronder vallen ook de toewijzing en hertoewijzing van de in artikel 10 bedoelde hoeveelheden .

2 . Onder de regelingen kan ook vallen de oprichting van interprofessionele instanties waarin geschillen worden besproken .

Artikel 9

1 . Voor de toepassing van de formules A en B wordt de heffing geïnd :

a ) via voorlopige driemaandelijkse heffingen vastgesteld op basis van de hoeveelheid melk of melkequivalent die voor elke heffingplichtige voor het betrokken kwartaal de gecumuleerde referentiehoeveelheid overschrijdt , welke wordt berekend aan het einde van het overeenkomstige kwartaal van het door de Lid-Staat aangehouden referentiekalenderjaar ;

b ) door voor iedere heffingplichtige , na afloop van de betrokken periode van twaalf maanden , een eindafrekening op te stellen op grond van de werkelijke overschrijding in die periode van zijn jaarlijkse referentiehoeveelheid .

2 . In geval van toepassing van formule A wordt de heffing door de koper bij elke producent geïnd .

3 . De producenten van melk en/of zuivelprodukten , die rechtstreeks aan de consument verkopen , betalen het bedrag van de heffing aan de door de Lid-Staat aangewezen instantie , overeenkomstig nog vast te stellen bepalingen .

Artikel 10

In geval van toepassing van formule B :

1 . brengt de heffingplichtige koper de heffing in mindering op de voor het betrokken kwartaal aan de producenten te betalen prijs naar rato van de gecumuleerde hoeveelheid melk of melkequivalent waarmee elk van hen voor hetzelfde kwartaal een driemaandelijkse hoeveelheid heeft overschreden die overeenkomt met die welke voor het vaststellen van de referentiehoeveelheid van de koper is aangehouden ;

2 . voert de koper , na afloop van het betrokken tijdvak van 12 maanden , aan de hand van de in artikel 9 , lid 1 , sub b ) , bedoelde eindafrekening eventueel de nodige aanpassingen uit naar rato van de hoeveelheid melk of melkequivalent waarmee elk van de producenten voor het betrokken tijdvak een jaarlijkse hoeveelheid heeft overschreden die overeenkomt met die welke voor het vaststellen van de referentiehoeveelheid van de koper is aangehouden .

Voor de toepassing van dit artikel in Griekenland wordt het geheel van de kopers beschouwd als een enkele koper .

Artikel 11

Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 :

a ) bepaalt de Commissie het bedrag van de heffing overeenkomstig artikel 1 ,

b ) stelt de Commissie volgens de procedure van artikel 30 van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 de equivalenties vast die moeten worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van de onderhavige verordening en met name voor de berekening van de voor andere zuivelprodukten dan melk geldende heffing ,

c ) bepaalt de Commissie volgens de procedure van artikel 30 van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 de kenmerken van de melk , met name het vetgehalte , die als representatief worden beschouwd met het oog op de vaststelling van de geleverde of gekochte hoeveelheden melk .

Artikel 12

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder :

a ) melk : het door het melken van één of meer koeien verkregen produkt ;

b ) andere zuivelprodukten : room , boter en kaas ;

c ) producent : de landbouwexploitant , natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke of rechtspersonen , waarvan het bedrijf op het geografische grondgebied van de Gemeenschap is gevestigd ,

- die melk of andere zuivelprodukten rechtstreeks aan de consument verkoopt ,

- en/of levert aan de koper ;

d ) bedrijf : het geheel van produktie-eenheden die door de producent worden beheerd en die op het geografische grondgebied van de Gemeenschap zijn gevestigd ;

e ) koper : een onderneming of een groepering die melk of andere zuivelprodukten koopt

- om deze te bewerken of verwerken ,

- om deze door te verkopen aan één of meer bedrijven die melk of andere zuivelprodukten bewerken of verwerken ;

f ) bedrijf dat melk of andere zuivelprodukten bewerkt of verwerkt : een onderneming of groepering die zich uitsluitend bezighoudt met het inzamelen , verpakken , opslaan en koelen van melk of andere zuivelprodukten of met één van deze activiteiten ;

g ) levering : elke levering van melk of andere zuivelprodukten , ongeacht of het vervoer wordt verricht door de producent , de koper , het bedrijf dat deze produkten bewerkt of verwerkt of een derde ;

h ) rechtstreeks aan de consument verkochte melk of melkequivalent : de melk of de zuivelprodukten , uitgedrukt in melkequivalent , die zonder tussenkomst van een bedrijf dat melk of andere zuivelprodukten bewerkt of verwerkt , worden verkocht .

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Voor de toepassing van de artikelen 9 en 10 worden evenwel overgangsbepalingen vastgesteld volgens de procedure van artikel 30 van Verordening ( EEG ) nr . 804/68 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 31 maart 1984 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . ROCARD

( 1 ) PB nr . L 148 van 28 . 6 . 1968 , blz . 13 .

( 2 ) Zie blz . 10 van dit Publikatieblad .

( 3 ) PB nr . L 96 van 23 . 4 . 1972 , blz . 1 .

( 4 ) PB nr . L 197 van 20 . 7 . 1981 , blz . 32 .

BIJLAGE

Hoeveelheden bedoeld in artikel 6 , lid 2 ( melkproducenten die rechtstreeks aan de consument verkopen )

* ( in 1 000 ton ) *

België * 505 *

Denemarken * 1 *

Duitsland * 305 *

Griekenland * 116 *

Frankrijk * 1 183 *

Ierland * 16 *

Italië * 1 591 *

Luxemburg * 1 *

Nederland * 145 *

Verenigd Koninkrijk * 187