31984L0647

Richtlijn 84/647/EEG van de Raad van 19 december 1984 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg

Publicatieblad Nr. L 335 van 22/12/1984 blz. 0072 - 0073
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0104
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 07 Deel 3 blz. 0225
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 3 blz. 0104
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 07 Deel 3 blz. 0225


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 19 december 1984

betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg

(84/647/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 75,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Overwegende dat, macro-economisch gezien, het gebruik van gehuurde voertuigen in bepaalde omstandigheden de verspilling van produktiefactoren tegengaat en aldus een optimale allocatie van de middelen mogelijk maakt;

Overwegende dat, micro-economisch gezien, deze mogelijkheid de organisatie van het goederenvervoer een zekere soepelheid verleent en op die manier de produktiviteit van de ondernemingen verhoogt;

Overwegende dat de eerste richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 inzake de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor bepaalde soorten goederenvervoer over de weg tussen de Lid-Staten (3), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 82/50/EEG (4), dient te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

- »voertuig": een motorvoertuig, aanhangwagen, oplegger of samenstel van voertuigen, uitsluitend bestemd voor het goederenvervoer;

- »gehuurd voertuig": elk voertuig dat, ingevolge de overeenkomst met het bedrijf dat het voertuig beschikbaar stelt, tegen vergoeding en voor een bepaalde tijd ter beschikking is gesteld van een onderneming die voor rekening van derden of voor eigen rekening goederenvervoer over de weg verricht.

Artikel 2

Elke Lid-Staat staat op zijn grondgebied, voor het vervoer tussen Lid-Staten, het gebruik toe van voertuigen die zijn gehuurd door op het grondgebied van een andere Lid-Staat gevestigde ondernemingen, op voorwaarde dat:

1. het voertuig overeenkomstig de wetgeving in laatstgenoemde Lid-Staat is ingeschreven of in het verkeer gebracht;

2. de overeenkomst alleen betrekking heeft op de terbeschikkingstelling van een voertuig zonder bestuurder en niet vergezeld gaat van een arbeidsovereenkomst, gesloten met hetzelfde bedrijf inzake een bestuurder of een bijrijder;

3. het gehuurde voertuig voor de duur van de huurovereenkomst uitsluitend ter beschikking staat van de onderneming die het voertuig gebruikt;

4. het gehuurde voertuig wordt bestuurd door personeel van de onderneming die het voertuig gebruikt;

5. aan de hand van onderstaande bewijsstukken, die in het voertuig aanwezig moeten zijn, wordt aangetoond dat aan bovengenoemde voorwaarden is voldaan:

a) de huurovereenkomst, of een voor eensluidend gewaarmerkt uittreksel daaruit, met onder meer de naam van de verhuurder, de naam van de huurder, de datum en de duur van de overeenkomst, alsmede de identificatie van het voertuig;

b) indien de huurder niet zelf de bestuurder is, de arbeidsovereenkomst van de bestuurder, of een voor eensluidend gewaarmerkt uittreksel daaruit, met onder meer de naam van de werkgever, de naam van de werknemer, de datum en de duur van de arbeidsovereenkomst, dan wel een recent loonstrookje.

In voorkomend geval mogen de onder a) en b) genoemde bewijsstukken worden vervangen door een gelijkwaardig document, dat door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat wordt afgegeven.

Artikel 3

1. De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat hun ondernemingen, voor het goederenvervoer over de weg, gehuurde voertuigen die overeenkomstig de wetgeving in hun land zijn ingeschreven of in het verkeer gebracht, onder dezelfde voorwaarden kunnen gebruiken als voertuigen die hun eigendom zijn, mits deze ondernemingen voldoen aan de in artikel 2 gestelde voorwaarden.

2. De Lid-Staten kunnen het vervoer voor eigen rekening van de bepalingen van lid 1 uitsluiten.

Artikel 4

1. Deze richtlijn laat onverlet de voorschriften van een Lid-Staat die voor het gebruik van gehuurde voertuigen minder beperkende voorwaarden behelzen dan de in artikel 2 en 3 genoemde.

2. Deze richtlijn laat onverlet de voorschriften van een Lid-Staat waarbij voor het gebruik van gehuurde voertuigen door zijn ondernemingen een minimumhuurtermijn is vastgesteld.

Artikel 5

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3 doet deze richtlijn geen afbreuk aan de toepassing van de regels inzake

- de marktordening voor het goederenvervoer over de weg voor rekening van derden en voor eigen rekening, met name de regels inzake de toegang tot de markt en de contingentering van de vervoerscapaciteit;

- de vervoerprijzen en -voorwaarden in de sector goederenvervoer over de weg;

- de huurprijsvorming;

- de invoer van voertuigen;

- de voorwaarden voor de toegang tot de werkzaamheid of het beroep van verhuurder van wegvoertuigen.

Artikel 6

In bijlage I van de eerste richtlijn van de Raad van 23 juli 1962 wordt punt 11, sub d), eerste alinea, vervangen door:

»d) de voertuigen die de goederen vervoeren, moeten eigendom zijn van de onderneming of door haar op krediet zijn gekocht of door haar zijn gehuurd, mits zij in het laatste geval voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 84/647/EEG van de Raad van 19 december 1984 betreffende het gebruik van gehuurde voertuigen zonder bestuurder voor het vervoer van goederen over de weg (5).

(5) PB nr. L 335 van 22. 12. 1984, blz. 72.".

Artikel 7

De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk op 30 juni 1986 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Artikel 8

Uiterlijk 30 juni 1989 bespreekt de Raad, aan de hand van een verslag van de Commissie, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen, artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2.

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 19 december 1984.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. BRUTON

(1) PB nr. C 10 van 16. 1. 1984, blz. 91.

(2) PB nr. C 35 van 9. 2. 1984, blz. 19.

(3) PB nr. 70 van 6. 8. 1962, blz. 2005/62.

(4) PB nr. L 27 van 4. 2. 1982, blz. 22.