31984L0500

Richtlijn 84/500/EEG van de Raad van 15 oktober 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

Publicatieblad Nr. L 277 van 20/10/1984 blz. 0012 - 0016
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 13 blz. 0207
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 18 blz. 0006
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 13 blz. 0207
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 18 blz. 0006


*****

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 15 oktober 1984

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen

(84/500/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 76/893/EEG van de Raad van 23 november 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen (1), inzonderheid op artikel 3,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in artikel 2 van Richtlijn 76/893/EEG is bepaald dat materialen en voorwerpen aan levensmiddelen geen bestanddelen mogen afgeven in hoeveelheden die gevaar kunnen opleveren voor de menselijke gezondheid;

Overwegende dat in artikel 3 van dezelfde richtlijn is bepaald dat de Raad overeenkomstig de procedure van artikel 100 van het Verdrag door middel van een richtlijn de bijzondere bepalingen vaststelt die van toepassing zijn op bepaalde groepen materialen en voorwerpen (specifieke richtlijnen);

Overwegende dat in de meeste Lid-Staten ten aanzien van keramische voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen dwingende bepalingen van kracht zijn ter bescherming van de menselijke gezondheid, die betrekking hebben op de beperking van de extraheerbare hoeveelheden lood en cadmium;

Overwegende dat deze bepalingen van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen, hetgeen leidt tot belemmeringen voor de instelling en de werking van de gemeenschappelijke markt;

Overwegende dat deze belemmeringen kunnen worden opgeheven, indien het in de Gemeenschap in de handel brengen van keramische voorwerpen wordt onderworpen aan uniforme voorschriften; dat derhalve de grenswaarden, de beproevings- en de analysemethoden van genoemde voorwerpen moeten worden geharmoniseerd;

Overwegende dat het passende instrument om deze doelstelling te verwezenlijken een specifieke richtlijn is in de zin van artikel 3 van Richtlijn 76/893/EEG, waarvan de algemene voorschriften ook op het onderhavige geval van toepassing worden;

Overwegende dat de aanpassing van bepaalde maatregelen inzake toezicht en analyse aan de technische vooruitgang waarin de richtlijn voorziet een uitvoeringsmaatregel is en dat het gewenst is de aanneming hiervan toe te vertrouwen aan de Commissie ten einde de procedure te vereenvoudigen en te bespoedigen;

Overwegende dat in alle gevallen waarin de Raad de Commissie bevoegdheden verleent voor de tenuitvoerlegging van de voorschriften in de sector materialen en voorwerpen bestemd om met levensmiddelen in aanraking te komen, dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe samenwerking tot stand wordt gebracht tussen de Lid-Staten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor levens

middelen, ingesteld bij besluit van de Raad van 13 november 1969,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Deze richtlijn is een specifieke richtlijn in de zin van artikel 3 van Richtlijn 76/893/EEG.

2. Deze richtlijn heeft betrekking op het eventueel afgeven van lood en cadmium door de keramische voorwerpen die bestemd zijn om als eindprodukt met levensmiddelen in aanraking te komen, of die daarmede overeenkomstig hun bestemming in aanraking komen.

3. Onder »keramische voorwerpen" worden verstaan voorwerpen vervaardigd uit een mengsel van anorganische materialen met een doorgaans hoog gehalte aan klei of silicaat, waaraan eventueel kleine hoeveelheden organische stoffen zijn toegevoegd. Deze voorwerpen worden eerst gevormd en de verkregen vorm wordt door het bakken definitief vastgelegd. Zij kunnen verglaasd, geëmailleerd en/of versierd zijn.

Artikel 2

1. De hoeveelheden lood en cadmium die door keramische voorwerpen worden afgegeven, mogen de hierna vastgestelde grenzen niet overschrijden.

2. De hoeveelheden lood en cadmium die door keramische voorwerpen worden afgegeven, worden bepaald met behulp van een proef waarvan de omstandigheden in bijlage I zijn vastgesteld en met behulp van de in bijlage II beschreven analysemethode.

3. Wanneer een keramisch voorwerp bestaat uit een vat met een keramisch deksel, geldt als lood- en/of cadmiumgrens die niet mag worden overschreden (mg/dm2 of mg/l) die welke van toepassing is op het enkele vat.

Het enkele vat en de binnenkant van het deksel worden afzonderlijk beproefd onder dezelfde omstandigheden.

De som van de twee geëxtraheerde hoeveelheden lood en/of cadmium die aldus is verkregen, wordt al naar gelang het geval gerelateerd aan de oppervlakte of het volume van het enkele vat.

4. Een keramisch voorwerp wordt geacht in overeenstemming te zijn met de voorschriften van deze richtlijn, indien de hoeveelheden lood en/of cadmium die worden geëxtraheerd tijdens de proef die wordt uitgevoerd onder de in de bijlagen I en II bedoelde omstandigheden, de volgende grenzen niet overschrijden:

1.2.3 // // Pb // Cd // - Categorie 1: // // // Niet-vulbare voorwerpen en vulbare voorwerpen waarvan de inwendige diepte gemeten tussen het laagste punt en het horizontale vlak door de bovenrand ten hoogste 25 mm bedraagt // 0,8 mg/dm2 // 0,07 mg/dm2 // - Categorie 2: // // // Alle andere vulbare voorwerpen // 4,0 mg/l // 0,3 mg/l // - Categorie 3: // // // Kookgerei; verpakkingen en opslagvaten met een inhoud van meer dan 3 liter // 1,5 mg/l // 0,1 mg/l

5. Wanneer een keramisch voorwerp de hierboven genoemde hoeveelheden niet met meer dan 50 % overschrijdt, wordt dit voorwerp evenwel geacht in overeenstemming te zijn met de voorschriften van deze richtlijn, indien ten minste drie andere voorwerpen die qua vorm, afmetingen, decoratie en glazuur daaraan gelijk zijn, aan een proef worden onderworpen die wordt uitgevoerd onder de in de bijlagen I en II bedoelde omstandigheden en de uit deze voorwerpen geëxtraheerde hoeveelheden lood en/of cadmium gemiddeld de vastgestelde grenzen niet overschrijden en elk van deze voorwerpen afzonderlijk deze grenzen niet met meer dan 50 % overschrijdt.

Artikel 3

De in de bijlagen, met uitzondering van de punten 1 en 2 van bijlage I, aan te brengen wijzigingen op grond van de ontwikkeling van de wetenschappelijke en technische kennis, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 10 van Richtlijn 76/893/EEG.

Artikel 4

1. Vóór het verstrijken van een termijn van drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn (1), bepaalt de Raad overeenkomstig de procedure van artikel 100 van het Verdrag:

a) de beperkingen waaraan die delen van keramische voorwerpen welke bestemd zijn om in aanraking te komen met de mond, moeten worden onderworpen,

b) de methodes voor de controle op het naleven van de onder a) bedoelde beperkingen.

2. Gedurende dezelfde periode onderzoekt de Commissie aan de hand van toxicologische en technologische gegevens opnieuw de in artikel 2 vastgestelde

grenzen, ten einde deze te verlagen, alsmede de belichtingsomstandigheden voor de in bijlage I vastgestelde proef en dient zij, in voorkomend geval, bij de Raad voorstellen tot wijziging van de richtlijn in.

Artikel 5

1. De Lid-Staten wijzigen, zo nodig, hun wetgeving ten einde aan deze richtlijn te voldoen zodat:

- drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn de handel in keramische voorwerpen die overeenstemmen met deze richtlijn, wordt toegelaten;

- vijf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn het in de handel brengen van keramische voorwerpen die niet met deze richtlijn overeenstemmen, wordt verboden.

Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2. Onverminderd lid 1 mogen de Lid-Staten het verbod om keramische voorwerpen te produceren die niet aan de bepalingen van deze richtlijn voldoen, instellen of handhaven.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 15 oktober 1984.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. BRUTON

(1) PB nr. L 340 van 9. 12. 1976, blz. 19.

(2) PB nr. C 95 van 28. 4. 1975, blz. 41.

(3) PB nr. C 263 van 17. 11. 1975, blz. 66.

(1) Van deze richtlijn is aan de Lid-Staten kennis gegeven op 17 oktober 1984.

BIJLAGE I

BASISVOORSCHRIFTEN VOOR HET BEPALEN VAN DE MIGRATIE VAN LOOD EN CADMIUM

1. Beproevingsvloeistof (»Simulatievloeistof")

4-procentige (vol.) versbereide waterige oplossing van azijnzuur.

2. Beproevingsomstandigheden

2.1. De proef wordt uitgevoerd bij een temperatuur van 22 ± 2 °C en duurt 24 ± 0,5 uren.

2.2. Wanneer alleen de migratie van lood wordt bepaald, wordt het monster met behulp van een geschikte beschermende bekleding bedekt en blootgesteld aan de in een laboratorium gebruikelijke belichtingsomstandigheden.

Wanneer de migratie van lood en cadmium of alleen van cadmium wordt bepaald, wordt het monster bedekt en wel zodanig dat het te beproeven oppervlak in het volstrekte donker wordt gehouden.

3. Vulling

3.1. Vulbare monsters

Het voorwerp wordt met de 4-procentige (vol. azijnzuuroplossing gevuld tot op ten hoogste 1 mm van het overlooppunt, gemeten vanaf de bovenrand van het monster.

Bij monsters met een platte of lichtgebogen rand wordt het monster echter zodanig gevuld dat de afstand tussen het vloeistofoppervlak en het overlooppunt ten hoogste 6 mm bedraagt, gemeten langs de gebogen rand.

3.2. Niet-vulbare monsters

Het oppervlak van het monster dat niet bestemd is om in aanraking te komen met levensmiddelen wordt eerst bekleed met een geschikte beschermende laag die bestand is tegen de werking van de 4-procentige (vol.) azijnzuuroplossing.

Vervolgens wordt het monster ondergedompeld in een vat dat een bekend volume azijnzuuroplossing bevat en wel zodanig dat het oppervlak dat bestemd is om in aanraking te komen met levensmiddelen geheel wordt bedekt door de beproevingsvloeistof.

4. Bepaling van het oppervlak

Het oppervlak van de voorwerpen van categorie 1 is gelijk aan het oppervlak van de meniscus bestaande uit het vrije oppervlak van de verkregen vloeistof met inachtneming van de onder punt 3 vermelde voorwaarden inzake vulling.

BIJLAGE II

ANALYSEMETHODES VOOR HET BEPALEN VAN DE MIGRATIE VAN LOOD EN CADMIUM

1. Doel en toepassingsgebied

De methode maakt het mogelijk de specifieke migratie te bepalen van lood en/of cadmium.

2. Beginsel

De bepaling van de specifieke migratie van lood en/of cadmium geschiedt door spectrofotometrie van de atoomabsorptie.

3. Reagentia

- Alle reagentia dienen van analysekwaliteit te zijn, tenzij anders bepaald.

- Telkens wanneer er sprake is van water, gaat het om gedistilleerd water of water van gelijkwaardige kwaliteit.

3.1. 4-procentige (vol.) waterige oplossing van azijnzuur

Aan een hoeveelheid water wordt 40 ml ijsazijn toegevoegd. Deze oplossing wordt met water aangevuld tot 1 000 ml.

3.2. Standaardoplossingen

Er worden standaardoplossingen bereid die respectievelijk 1 000 mg/1 lood en niet minder dan 500 mg/1 cadmium bevatten in een volgens punt 3.1. bereide 4-procentige azijnzuuroplossing.

4. Apparatuur

4.1. Atoomabsorptiespectrofotometer

De detectiegrens van het toestel voor lood en cadmium moet kleiner zijn dan of gelijk aan:

- 0,1 mg/1 voor lood

- 0,01 mg/1 voor cadmium.

De detectiegrens wordt gedefinieerd als de concentratie van het element in de 4-procentige azijnzuuroplossing van punt 3.1. die een signaal geeft dat gelijk is aan twee maal het geluid van de bodem van het toestel.

5. Werkwijze

5.1. Bereiding van het monster

Het monster moet vrij zijn van verontreinigingen, van vet of van andere stoffen die invloed kunnen uitoefenen op de proef.

Het monster wordt gewassen met een oplossing die een vloeibaar huishoudelijk detergent bevat bij een temperatuur van ongeveer 40°C. Het monster wordt eerst met stromend water en vervolgens met gedistilleerd water of met water van gelijkwaardige kwaliteit gespoeld. Nadat men het monster heeft laten uitdruipen, wordt het gedroogd op zodanige wijze dat elke verontreiniging wordt vermeden. Het te beproeven oppervlak mag nadat het is schoongemaakt niet met de handen worden aangeraakt.

5.2. Bepaling van lood en/of cadmium

- Het aldus voorbereide monster wordt in de in bijlage I omschreven omstandigheden beproefd.

- Alvorens het monster van de proefoplossing af te nemen voor de lood- en/of cadmiumbepaling, wordt de inhoud van het monster gehomogeniseerd door middel van een geschikte methode waarbij van de oplossing niets verloren gaat en het beproefde oppervlak niet wordt afgeschuurd.

- Op het gebruikte reagens wordt voor elke reeks bepalingen een blanco proef verricht.

- De lood- en/of cadmiumbepalingen worden verricht in passende omstandigheden door middel van atoomabsorptiespectrofotometrie.