31984L0319

Richtlijn 84/319/EEG van de Commissie van 7 juni 1984 tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 77/96/EEG van de Raad inzake het opsporen van trichinen bij de invoer van vers vlees van varkens, huisdieren, uit derde landen

Publicatieblad Nr. L 167 van 27/06/1984 blz. 0034 - 0043
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 17 blz. 0185
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 31 blz. 0083
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 17 blz. 0185
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 31 blz. 0083


*****

RICHTLIJN VAN DE COMMISSIE

van 7 juni 1984

tot wijziging van de bijlagen bij Richtlijn 77/96/EEG van de Raad inzake het opsporen van trichinen bij de invoer van vers vlees van varkens, huisdieren, uit derde landen

(84/319/EEG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 77/96/EEG van de Raad van 21 december 1976 inzake het opsporen van trichinen bij de invoer van vers vlees van varkens, huisdieren, uit derde landen (1), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 83/91/EEG (2), en met name op artikel 8,

Overwegende dat recente onderzoekingen ertoe hebben geleid dat bepaalde methoden zijn uitgewerkt voor het opsporen van trichinen in varkensvlees; dat deze methoden dezelfde gezondheidswaarborgen bieden als de bestaande methoden; dat bijlage I van Richtlijn 77/96/EEG bijgevolg moet worden aangevuld;

Overwegende dat, om het opsporen van trichinen te vergemakkelijken, de derde landen en de Lid-Staten vrij moeten kunnen kiezen uit de vastgestelde opsporingsmethoden;

Overwegende dat op een aantal technische punten aanpassingen moeten worden aangebracht in de methoden voor het onderzoek op de aanwezigheid van trichinen die momenteel worden gebruikt, alsmede in de eisen waaraan de laboratoria voor het opsporen van trichinen moeten voldoen;

Overwegende dat de in deze richtlijn vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 77/96/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage.

Artikel 2

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1985 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, 7 juni 1984.

Voor de Commissie

Poul DALSAGER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 26 van 31. 1. 1977, blz. 67.

(2) PB nr. L 59 van 5. 3. 1983, blz. 34.

BIJLAGE

A. Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

1. Het bepaalde in punt II, sub a):

- tiende streepje, wordt gelezen:

»strereomicroscoop (vergroting 15 tot 40 maal) met geschikte lichtbron,";

- het laatste streepje, wordt gelezen:

»- digestievloeistof met de volgende samenstelling: 10 g pepsine (80 e/g FIP: Fédération Internationale de Pharmacie), 5 ml HCl (ten minste 37 %), met leidingwater tot 1 liter aanvullen.".

2. Punt III wordt gelezen:

»III. VERZAMELDIGESTIEMETHODE

a) Apparatuur en reagentia

- Mes en pincetten voor de monsterneming.

- Vleesmolen met openingen met diameter tussen 2 en 3 mm.

- Een erlenmeyerkolf met stop van rubber of watten (van 3 liter).

- Een konische scheitrechter met een inhoud van 2 000 ml.

- Een normale A-standaard met een lengte van ongeveer 28 cm en een staaf van 80 cm.

- Een ring van ongeveer 10-11 cm doorsnede die aan de standaard kan worden bevestigd.

- Een Péanse tang (23×40 mm) die aan de standaard met een dubbele bevestiging kan worden vastgemaakt.

- Een zeef (maaswijdte 177 micron) met een buitendiameter van 11 cm voorzien van gaas van brons of roestvrij staal.

- Een trechter met een binnendiameter van niet minder dan 12 cm.

- Glazen maatcylinder, 100 ml.

- Een stereomicroscoop (vergroting × 15 - 40) met een geschikte lichtbron of een trichinoscoop met horizontale tafel voor het compressorium met een geschikte lichtbron.

- Wanneer gebruik wordt gemaakt van een trichinoscoop, een schaal voor het tellen van de larven die als volgt kan worden omschreven:

De schaal is op de volgende wijze geconstrueerd van 3 mm dikke acrylplaat:

i) de bodem van de schaal meet 180×40 mm, met een onderverdeling in vierkanten,

ii) de lange opstaande zijden meten 230×20 mm,

iii) de korte opstaande zijden meten 40×20 mm; de bodem en de korte zijden worden tussen de lange zijden bevestigd waardoor een bak ontstaat met aan beide einden twee kleine handgrepen; de bovenkant van de bodem ligt 7 tot 9 mm boven de onderrand van de opstaande zijden; de onderdelen worden met een bij het materiaal passend middel aan elkaar gelijmd.

- Een aantal petrischalen van 9 cm doorsnede (bij gebruik van een stereomicroscoop) waarop op de onderzijden met een scherp voorwerp een onderverdeling in vierkanten van 10×10 mm is aangebracht.

- Een aantal 10 liter bakken voor de desinfectie (zoals met formol) van de apparatuur en de digestievloeistoffen bij positief resultaat.

- Geconcentreerd (37 %) zoutzuur.

- Pepsine, gehalte 1: 10 000 NF (US National Formulary),

overeenkomend met 1: 12 500 BP (British Pharmacopoea), overeenkomend met 2 000 FIP (Fédération Internationale de Pharmacie).

- Een aantal schalen voor 50 monsters van ongeveer 2 g vlees.

- Een balans, nauwkeurig op 0,1 g. b) Monsterneming

1. Bij complete dieren een monster van ongeveer 2 g uit een middenrifpijler nemen aan de overgang van het spiergedeelte naar het peesgedeelte; indien geen middenrifpijler voorhanden is, een monster van dezelfde grootte uit het rib- of borstbeengedeelte van het middenrif, uit de tong- of kauwspieren of uit de buikspieren nemen.

2. Voor de stukken vlees een monster van ongeveer 2 g afnemen van de skeletspieren die weinig vet bevatten, zoveel mogelijk in de nabijheid van de beenderen of van de pezen.

c) Werkwijze

1. i) Complete series (100 monsters tegelijk)

Van alle 100 monsters van de varkens wordt een monster van ongeveer 1 g genomen.

Het verzamelmonster wordt één keer in de vleesmolen vermalen.

Het vermalen vlees wordt overgebracht in de erlenmeyerkolf (3 liter) te zamen met 7 g pepsine, ongeveer 2 liter water met een temperatuur van 40-41 °C en 25 ml geconcentreerd zoutzuur. Het mengsel wordt geschud om de pepsine op te lossen.

De pH van de oplossing moet liggen tussen 1,5 en 2.

- Met het oog op de digestie wordt de erlenmeyerkolf geïncubeerd bij 40-41°C gedurende ongeveer 4 uur. De kolf wordt tijdens de incubatie regelmatig geschud, ten minste 2 maal per uur.

- De ontsloten oplossing wordt gefiltreerd over een zeef in de konische scheitrechter van 2 liter en gedurende ten minste een uur ongemoeid gelaten in de standaard.

- Een hoeveelheid van ongeveer 45 ml wordt afgetapt in een maatcylinder en in drie gelijke hoeveelheden van 15 ml verdeeld over drie petrischalen waarvan de bodem is ingedeeld in vierkantjes.

- Elke petrischaal wordt nauwkeurig onder de steriomicroscoop onderzocht op trichinelarven.

- Wanneer gebruik wordt gemaakt van schotels voor het tellen van de larven worden de 45 ml over twee van die schotels verdeeld en onder de trichinoscoop onderzocht.

De larven in de neerslag liggen opgerold en vertonen het beeld van een horlogeveer. Zij zijn gemakkelijk identificeerbaar en maken in lauwwarm water meestal op- en afrolbewegingen.

- De verteerde monsters moeten worden afgelezen zodra deze gereed zijn. Het onderzoek mag onder geen voorwaarde worden uitgesteld tot de volgende dag.

Indien de monsters niet helder zijn of niet binnen 30 minuten na de bereiding worden afgelezen, worden ze als volgt geklaard. Het uiteindelijke monster van 45 ml wordt overgebracht in een maatcylinder en daarin 10 minuten met rust gelaten. Daarna wordt 30 ml van de bovenstaande vloeistof door afzuigen verwijderd en wordt de overblijvende 15 ml met leidingwater aangevuld tot 45 ml. Na nog eens 10 minuten bezinken wordt weer 30 ml van de bovenstaande vloeistof door afzuigen verwijderd en wordt de overblijvende 15 ml voor onderzoek in een petrischaal gegoten of in een schaal voor het tellen van de larven. De maatcylinder wordt nagespoeld met 10 ml leidingwater en deze spoelingen worden vervolgens gevoegd bij de inhoud van de petrischaal of van de schaal voor het tellen van de larven.

ii) Kleinere series (minder dan 100 monsters)

Maximaal 15 afzonderlijke monsters kunnen bij andere monsters worden gevoegd tot een totaal van 100 en tegelijk daarmee worden onderzocht. Indien meer dan 15 monsters en minder dan 100 monsters worden onderzocht, dient de digestievloeistof proportioneel verminderd. 2. Bij een positieve of twijfelachtige uitkomst van een verzamelmonster wordt overeenkomstig sub b) van elk varken nog eens een monster van 20 g genomen. De monsters van 20 g van 5 varkens worden bijeengebracht en volgens de hierboven beschreven werkwijze onderzocht. Op deze wijze worden monsters van 20 groepen van 5 varkens onderzocht. Wanneer in een groepsmonster van 5 varkens trichinen worden aangetoond, worden van de afzonderlijke varkens in de groep nog eens monsters van 20 g genomen en worden deze vervolgens volgens de hierboven beschreven werkwijze afzonderlijk onderzocht.".

3. De volgende punten IV, V en VI worden toegevoegd:

»IV. VERZAMELDIGESTIEMETHODE MET MECHANISCHE HULPMIDDELEN/SEDIMENTATIE-TECHNIEK

a) Apparatuur en reagentia

- Mes of schaar voor de monsterneming.

- Schalen met een indeling in 50 vierkanten waarop steeds ongeveer 2 g vlees past.

- Stomacher Lab-blender 3500 Thermo model.

- Kunststofzakken voor de Stomacher Lab-blender.

- Kegelvormige scheitrechter, inhoud 2 liter, bij voorkeur met teflon veiligheidsstop.

- Statieven, ringen en klemmen.

- Zeven, roestvrij staal, maaswijdte 177 micron, uitwendige doorsnede 11 cm.

- Trechters, inwendige doorsnede ten minste 12 cm, als steun voor de zeven.

- Glazen maatcylinders, 100 ml.

- Dispenser, 25 ml.

- Bekerglazen, 3 l.

- Lepel of glazen staaf voor het roeren van de digestievloeistof.

- Kunststofspuit en -slang voor het opzuigen van vloeistof.

- Maatlepel voor 6 g.

- Thermometer, nauwkeurig ± 0,5 °C in het meetgebied 1-100 °C.

- Trilapparaat, bij voorbeeld een elektrisch scheerapparaat waarvan de kop is verwijderd.

- Relais dat om de minuut aan- en uitschakelt.

- Trichinoscoop met horizontale tafel of stereomicroscoop met een geschikte lichtbron.

- Schaal voor het tellen van de larven (bij gebruik van de trichinoscoop).

De schaal is op de volgende wijze gemaakt van 3 mm dikke acrylplaat:

i) de bodem van de schaal meet 180 × 40 mm, met een onderverdeling in vierkanten,

ii) de lange opstaande zijden meten 230 × 20 mm,

iii) de korte opstaande zijden meten 40 × 20 mm. De bodem en de korte zijden worden tussen de langere zijden bevestigd waardoor een bak ontstaat met aan beide einden twee kleine handgrepen. De bovenkant van de bodem bevindt zich 7 tot 9 mm boven de onderrand van de opstaande zijden. De onderdelen worden met een bij het materiaal passend middel aan elkaar gelijmd.

- Een aantal petrischalen van 9 doorsnee (bij gebruik van de stereomicroscoop) waarop op de onderzijde met een scherp voorwerp een onderverdeling in vierkanten van 10 mm is aangebracht.

- Zoutzuur, 17,5 %.

- Pepsine, gehalte 1: 10 000 NF (US National Formulary),

overeenkomend met 1: 12 500 BP (British Pharmacopoea),

overeenkomend met 2 000 FIP (Fédération Internationale de Pharmacie).

- Een aantal 10 l bakken voor de desinfectie (zoals formol) van de apparatuur en van de overblijvende digestievloeistof bij positief resultaat.

- Balans, nauwkeurig op 0,1 g. b) Monsterneming

1. Bij complete karkassen een monster van ongeveer 2 g uit een middenrifpijler nemen aan de overgang van het spiergedeelte naar het peesgedeelte; indien geen middenrifpijler voorhanden is, een monster van dezelfde grootte uit het rib- of borstbeengedeelte van het middenrif of uit de kauwspieren of buikspieren nemen.

2. Voor stukken vlees een monster van ongeveer 2g nemen van de skeletspieren die weinig vet bevatten, zoveel mogelijk in de nabijheid van de beenderen of de pezen.

c) Werkwijze

1. Digestieprocedure

i) Complete series (100 monsters tegelijk)

- De Stomacher Lab-blender 3 500 wordt voorzien van een dubbele kunststofzak en de temperatuurregelaar wordt ingesteld op 40-41 °C.

- In de binnenste kunststofzak wordt anderhalve liter water van 32-35 °C gegoten en het water wordt dan verder verwarmd tot 40-41 °C.

- Aan het water in de Stomacher wordt 25 ml 17,5 % zoutzuur toegevoegd..

- Vervolgens worden 100 monsters van ieder ongeveer 1 g (25-30 °C), die overeenkomstig sub b) zijn genomen van de afzonderlijke monsters, toegevoegd.

- Tenslotte wordt 6 g pepsine toegevoegd. Aan deze volgorde van toevoeging moet strikt de hand worden gehouden, ten einde ontleding van de pepsine te voorkomen.

- De inhoud van de zak wordt 25 minuten lang in de Stomacher fijngestampt.

- Daarna wordt de kunststofzak uit de Stomacher gehaald en de digestievloeistof door een zeef in een bekerglas van 3 l gefiltreerd.

- De kunststofzak wordt gewassen met ongeveer 100 ml water, waarmee vervolgens de zeef wordt nagespoeld en die ten slotte bij het filtraat in het bekerglas wordt gevoegd.

Maximaal 15 afzonderlijke monsters kunnen bij andere monsters worden gevoegd tot een totaal van 100 en tegelijk daarmee worden onderzocht.

ii) Kleinere series (minder dan 100 monsters)

- De Stomach Lab-blender 3500 wordt voorzien van een dubbele kunststofzak en de temperatuurregeling wordt ingesteld op 40-41 °C.

- Digestievloeistof wordt bereid door menging van ongeveer anderhalve liter water, 25 ml 17,5 % zoutzuur en 6 g pepsine bij 40-41 °C. De pepsine moet beslist als laatste worden toegevoegd ten einde ontleding hiervan te voorkomen.

- Van de digestievloeistof wordt een volume dat overeenkomt met 15 ml per g monster afgemeten (bij voorbeeld voor 30 monsters dus 30 × 15 ml = 450 ml) en overgebracht in de binnenste van de twee kunststofzakken; hieraan worden tegelijk de vleesmonsters van ongeveer 1 g (25-30 °C) die overeenkomstig sub b) van elk der afzonderlijke monsters zijn genomen, toegevoegd.

- In de buitenste zak wordt water met een temperatuur van ongeveer 41 °C gegoten tot een totaal volume in de twee zakken van 1,5 liter.

- Vervolgens wordt de inhoud van de binnenste zak 25 minuten lang met de Stomacher fijngemalen.

- De kunststofzak wordt vervolgens uit de Stomacher gehaald en de digestievloeistof wordt door de zeef in een bekerglas van 3 l gefiltreerd.

- De kunststofzak wordt gewassen met ongeveer 100 ml water, waarmee vervolgens de zeef wordt nagespoeld en die ten slotte bij het filtraat in het bekerglas wordt gevoegd.

2. Isolatie van larven door middel van sedimentatie

- Aan de digestievloeistof wordt zoveel ijs (300-400 g, blokjes of schilfers) toegevoegd tot het totaal volume ongeveer 2 liter is. Het mengsel wordt zolang geroerd tot het ijs is gesmolten. Bij kleinere series (zie punt 1. ii) dient overeenkomstig minder ijs te worden gebruikt.

- De gekoelde digestievloeistof wordt overgebracht in een scheitrechter van 2 l die voorzien is van een trilapparaat in een afzonderlijke klem. - De inhoud van de scheitrechter wordt 30 minuten aan sedimentatie onderworpen, waarbij 1 minuut trillen steeds wordt afgewisseld met 1 minuut rust.

- Na 30 minuten wordt 60 ml van het sediment snel afgetapt in een 100 ml maatcylinder (na gebruik wordt de trechter gespoeld met een reinigingsmiddel).

- Na 10 minuten bezinken wordt van het monster van 60 ml zoveel van de bovenstaande vloeistof afgezogen tot 15 ml overblijft die wordt onderzocht op de aanwezigheid van larven.

- Vóór het afzuigen kan een kunststof wegwerpspuit worden gebruikt, die is voorzien van een kunststofslang van een zodanige lengte dat wanneer de flensen van de spuit op de rand van de cylinder rusten nog 15 ml in de maatcylinder overblijft.

- De overblijvende 15 ml wordt in een schaal voor het tellen van larven of in twee petrischalen gegoten en met een trichinoscoop dan wel met een stereomicroscoop onderzocht.

- De verteerde monsters moeten worden afgelezen zodra deze gereed zijn. Het onderzoek mag onder geen voorwaarde worden uitgesteld tot de volgende dag.

Indien de monsters niet helder zijn of niet binnen 30 minuten na de bereiding worden afgelezen, worden ze als volgt geklaard. Het uiteindelijke monster van 60 ml wordt overgebracht in een maatcylinder en daarin 10 minuten met rust gelaten. Daarna wordt 45 ml van de bovenstaande vloeistof door afzuigen verwijderd en wordt de overblijvende 15 ml met leidingwater aangevuld tot 45 ml. Na nog eens 10 minuten bezinken wordt weer 30 ml van de bovenstaande vloeistof door afzuigen verwijderd en wordt de overblijvende 15 ml voor onderzoek in een petrischaal gegoten of in een schaal voor het tellen van de larven. De maatcylinder wordt nagespoeld met 10 ml leidingwater en deze spoelingen worden vervolgens gevoegd bij de inhoud van de petrischaal of van de schaal voor het tellen van de larven.

3. Bij een postieve of twijfelachtige uitkomst van een verzamelmonster wordt overeenkomstig sub b), van elk varken nog eens een monster van 20 g genomen. De monsters van 20 g van 5 varkens worden bijeengebracht en volgens de hierboven beschreven werkwijze onderzocht. Op deze wijze worden monsters van 20 groepen van 5 varkens onderzocht. Wanneer in een groepsmonster van 5 varkens trichinen worden aangetoond, worden van de afzonderlijke varkens in de groep nog eens monsters van 20 g genomen en worden deze vervolgens volgens de hierboven beschreven werkwijze afzonderlijk onderzocht.

V. VERZAMELDIGESTIEMETHODE MET MECHANISCHE HULPMIDDELEN / »ISOLATIE OP FILTER" - TECHNIEK

a) Apparatuur en reagentia

De apparatuur en reagentia aangegeven sub a) van werkwijze IV en daarnaast:

- Gelmantrechter van 1 liter met filterhouder (doorsnede 45 mm).

- Filterschijven. Deze bestaan uit ronde roestvrijstalen gaas met openingen van 35 micron; de middellijn van de schijf is 45 mm, en twee ringen van 1 mm dik rubber. De uitwendige diameter is 45 mm en de inwendige diameter 38 mm. Het gaas wordt met een geschikte tweecomponentenlijm tussen de twee ruberringen bevestigd.

- Erlenmeyerkolf met een afzuigopening aan de zijkant.

- Filtreerpomp.

- Kunststofzakken met een inhoud van ten minste 80 ml.

- Apparaat voor het verzegelen van de kunststofzakken.

- Rennilase, 1: 150 000 Soxhlet-eenheden per g.

b) Monsterneming

Zie sub b) van werkwijze IV. c) Werkwijze

1. Digestieprocedure

i) Complete series (100 monsters tegelijk)

Zie sub c), punt 1. i), van werkwijze IV.

ii) Kleinere series (minder dan 100 monsters)

Zie sub c), punt 1. ii), van werkwijze IV.

2. Isolatie van larven door filtratie

- Aan de digestievloeistof wordt zoveel ijs (300-400 g, blokjes of schilfers) toegevoegd, dat het totale volume op ongeveer 2 liter komt.

Bij kleinere series wordt evenredig minder ijs genomen.

- Het mengsel wordt vervolgens geroerd totdat het ijs is gesmolten. De gekoelde digestievloeistof laat men ten minste 3 minuten staan zodat de larven zich kunnen oprollen.

- Het Gelman-filter met daarin de filterhouder en filterschijf wordt geplaatst op de erlenmeyerkolf, die wordt aangesloten op een afzuigpomp.

- De digestievloeistof wordt in de Gelmantrechter gegoten en gefiltreerd. Na enige tijd kan het filtratieproces worden versneld door met de afzuigpomp af te zuigen. Het afzuigen moet worden stopgezet voordat het filter droog loopt, dit wil zeggen wanneer zich nog 2 tot 5 ml vloeistof in de trechter bevindt.

- Wanneer alle digestievloeistof is gefiltreerd wordt de filterschijf in een kunststofzak van 80 ml gebracht en wordt daaraan 15-20 ml rennilase-oplossing toegevoegd. De rennilase-oplossing wordt bereid door 2 g rennilase op te lossen in 100 ml leidingwater.

- De kunststofzak wordt tweemaal verzegeld en in de Stomacher tussen de binnenste en buitenste zak geplaatst.

- De inhoud wordt gedurende 3 minuten fijngestampt in een Stomacher, bij voorbeeld wanneer deze een complete of incomplete serie behandelt.

- Na 3 minuten wordt de kunststofzak met filterschijf en rennilase-oplossing uit de Stomacher genomen en met een schaar geopend. De vloeibare inhoud wordt in een schaal voor het tellen van larven of in petrischalen gegoten. De zak wordt gewassen met 5 - 10 ml water dat vervolgens aan de overige vloeistof wordt toegevoegd in de schaal voor het tellen van larven bij onderzoek met de trichinoscoop of in een petrischaal bij onderzoek met de stereomicroscoop.

- De verteerde monsters moeten worden afgelezen zodra deze gereed zijn. Het onderzoek mag onder geen voorwaarde worden uitgesteld tot de volgende dag.

Opmerking:

Geen filterschijven gebruiken die niet helemaal schoon zijn. Schijven die niet schoon zijn nooit laten drogen. Filterschijven kunnen worden gereinigd door ze de hele nacht in een rennilase-oplossing te laten staan. Vóór gebruik de schijven in de Stomacher spoelen met verse rennilase-oplossing.

3. Bij een positieve of twijfelachtige uitkomst van een verzamelmonster wordt overeenkomstig sub b) van elk varken nog eens een monster van 20 g genomen. De monsters van 20 g van 5 varkens worden bijeengebracht en volgens de hierboven beschreven werkwijze onderzocht. Op deze wijze worden monsters van 20 groepen van 5 varkens onderzocht. Wanneer in een groepsmonster van 5 varkens trichinen worden aangetoond worden van de afzonderlijke varkens in de groep nog eens monsters van 20 g genomen en worden deze vervolgens volgens de hierboven beschreven werkwijze afzonderlijk onderzocht.

VI. VERZAMELDIGESTIEMETHODE MET MECHANISCHE HULPMIDDELEN / MAGNEETROERMETHODE

a) Apparatuur en reagentia

- Mes en pincetten voor de monsterneming.

- Schalen met een indeling in 50 vierkanten waarop steeds ongeveer 2 g vlees past.

- Een Moulinette-hakker.

- Magneetroerders met een van een temperatuurregelaar voorziene verwarmingsplaat en met teflon beklede roerstaafjes van ongeveer 5 cm lang. - Kegelvormige scheitrechters, inhoud 2 l.

- Standaarden, ringen en klemmen.

- Zeven, maaswijdte 177 micron, buitendiameter 11 cm met roestvrijstalen gaas.

- Trechters met een inwendige doorsnede van ten minste 12 cm, waarin de zeef past.

- Bekerglas, 3 l.

- Maatcylinder van 50 ml of centrifugebuizen.

- Trichinoscoop met horizontale tafel of stereomicroscoop met een geschikte lichtbron.

- Schaal voor het tellen van larven (bij gebruik van de trichinoscoop).

De schaal is op de volgende wijze gemaakt van 3 mm dikke acrylplaat:

i) de bodem van de schaal meet 180 × 140 mm, met een onderverdeling in vierkanten,

ii) de lange opstaande zijden meten 230 × 20 mm,

iii) de korte opstaande zijden meten 40 × 20 mm. De bodem en de korte zijden worden tussen de langere zijden bevestigd waardoor een bak ontstaat met aan beide einden twee kleine handgrepen. De bovenkant van de bodem bevindt zich 7 tot 9 mm boven de onderrand van de opstaande zijden. De onderdelen worden met een bij het materiaal passend middel aan elkaar gelijmd.

- Enige petrischalen, doorsnede 9 cm (bij gebruik van de stereomicroscoop), waarop op de onderzijde met een scherp voorwerp een onderverdeling in vierkanten van 10 mm is aangebracht.

- Aluminiumfolie.

- 25 % zoutzuur.

- Pepsine, gehalte 1: 10 000 NF (US National Formulary), overeenkomend met 1: 12 500 BP (British Pharmacopoea), overeenkomend met 2 000 FIP (Fédération Internationale de Pharmacie).

- Leidingwater, 46 - 48 °C.

- Een aantal 10 liter bakken voor de desinfectiebehandeling met formol van de apparatuur en voor de overblijvende digestievloeistof bij positief resultaat.

- Balans, nauwkeurig op 0,1 g.

b) Monsterneming

1. Bij complete karkassen een monster van ongeveer 2 g uit een middenrifpijler nemen aan de overgang van het spiergedeelte naar het peesgedeelte; indien geen middenrifpijler voorhanden is, een monster van dezelfde grootte uit het rib- of borstbeengedeelte van het middenrif of uit de kauwspieren of buikspieren nemen.

2. Voor stukken vlees een monster van ongeveer 2 g nemen van de skeletspieren die weinig vet bevatten, zoveel mogelijk in de nabijheid van de beenderen of de pezen.

c) Werkwijze

1. i) Complete series (100 monsters tegelijk)

- 100 monsters van ongeveer 1 g die elk overeenkomstig sub b) zijn genomen van de afzonderlijke monsters worden in de Moulinette-hakker gehakt.

De hakker wordt daarbij 3 à 4 maal gedurende steeds 1 seconde in werking gesteld.

- Het fijngehakte vlees wordt overgebracht in een bekerglas van 3 liter en besprenkeld met 10 g pepsine. Hieraan wordt 2 liter tot 49-48 °C voorverwarmd leidingwater en 16 ml zoutzuur toegevoegd.

- Het hakmes van de Moulinette wordt enige malen in de digestievloeistof in het bekerglas gedompeld totdat al het nog aanhangende vlees is verwijderd.

- Het roerstaafje wordt in het bekerglas geplaatst en het bekerglas wordt afgedekt met aluminiumfolie. - Het bekerglas wordt op de voorverwarmde kookplaat van de magneetroerder geplaatst en de verwarming wordt zo ingesteld dat een constante temperatuur van 44-46 °C wordt gehandhaafd. Vervolgens wordt de roerder aangezet waarbij de digestievloeistof zo snel moet ronddraaien dat een diepe kolk zonder spatten ontstaat.

- De digestievloeistof wordt 30 minuten geroerd, daarna wordt de roerder uitgeschakeld en de digestievloeistof via de zeef in de bezinkingstrechter gegoten.

- Men laat de digestievloeistof 30 minuten in de trechter staan.

- Na 30 minuten wordt 40 ml van de digestievloeistof snel in de maatcylinder of centrifugebuis afgetapt.

- Het monster van 40 ml laat men staan waarna 30 ml van de bovenstaande vloeistof wordt afgezogen waarbij een hoeveelheid van 10 ml overblijft.

- De overblijvende 10 ml monster van het bezinksel wordst overgebracht in een schaal voor het tellen van de larven of in een petrischaal.

- De maatcylinder of centrifugebuis wordt vervolgens nagespoeld met ongeveer 10 ml leidingwater die aan het monster in de schaal voor het tellen van de larven of petrischaal wordt toegevoegd. Aansluitend wordt het monster respectievelijk met de trichinoscoop of de stereomicroscoop onderzocht.

- De verteerde monsters moeten worden afgelezen zodra deze gereed zijn. Het onderzoek mag onder geen voorwaarde worden uitgesteld tot de volgende dag.

Indien de monsters niet binnen 30 minuten na de bereiding worden afgelezen, worden ze als volgt geklaard. Het uiteindelijke monster van 40 ml wordt overgebracht in een maatcylinder en daarin 10 minuten met rust gelaten. Daarna wordt 30 ml van de bovenstaande vloeistof door afzuigen verwijderd waarbij een hoeveelheid van 10 ml overblijft. Deze hoeveelheid wordt met leidingwater aangevuld tot 40 ml. Na nog eens 10 minuten bezinken wordt weer 30 ml van de bovenstaande vloeistof door afzuigen verwijderd en wordt de overblijvende 10 ml voor onderzoek in een petrischaal of een schaal voor het tellen van de larven gegoten. De maatcylinder wordt nagespoeld met 10 ml leidingwater en dit spoelsel wordt vervolgens toegevoegd aan de inhoud van de petrischaal of aan de schaal voor het tellen van de larven.

Indien het bezinksel bij het aflezen niet helder is, moet het monster in een maatcylinder gegoten worden en aangelengd worden met 40 ml leidingwater. Vervolgens dient de bovengenoemde procedure gevolgd te worden.

ii) Kleinere series (minder dan 100 monsters)

Indien nodig kunnen tot 15 monsters van 1 g elk, toegevoegd worden aan een serie van 100 monsters en tegelijk met deze monsters onderzocht worden volgens de procedure overeenkomstig sub c), punt 1. i). Méér dan 15 monsters dienen onderzocht te worden om als een volledige serie te kunnen beschouwd worden. Voor series tot 50 monsters mag de digestievloeistof verminderd worden tot 1 liter.

2. Bij een postitieve of twijfelachtige uitkomst van een verzamelmonster wordt overeenkomstig sub b), van elk varken nog eens een monster van 20 g genomen. De monsters van 20 g van 5 varkens worden bijeengebracht en volgens de hierboven beschreven werkwijze onderzocht. Op deze wijze worden monsters van 20 groepen van 5 varkens onderzocht. Wanneer in een groepsmonster van 5 varkens trichinen worden aangetoond, worden van de afzonderlijke varkens in de groep nog eens monsters van 20 g genomen en worden deze vervolgens volgens de hierboven beschreven werkwijze afzonderlijk onderzocht.".

B. Bijlage II, hoofdstuk I, punt 1, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het bepaalde sub b) wordt gelezen:

»b) een voldoende ingericht en afsluitbaar lokaal dat kan worden verduisterd als een onderzoek met de trichinoscoop wordt uitgevoerd".

2. Het bepaalde sub f) wordt geschrapt; het bepaalde sub g), h), i), j), k), l), m) en n) wordt respectievelijk f), g), h), i), j), k), l) en m). 3. Het bepaalde sub g) wordt als volgt gelezen:

»g) een lokaal voor het reinigen en ontsmetten van het bij het onderzoek gebruikte materiaal (bij voorbeeld bakken voor de monstrs, compressoria, messen en schaartjes) met:

- een waterdichte, gemakkelijk schoon te houden en te ontsmetten vloerbekleding die niet vatbaar is voor rotting;

- gladde wanden die tot een hoogte van 2 meter zijn voorzien van een lichte, afwasbare bekleding, of bestreken met lichte afwasbare verf.

Deze vooziening is niet nodig wanneer de bij de werkwijzen II, III, IV, V en VI van bijlage I genoemde methoden worden toegepast, mits de laboratoria beschikken over een geschikt aangelegde, grote afvoer.".