Verordening (EEG) nr. 2289/83 van de Commissie van 29 juli 1983 houdende uitvoeringsbepalingen van de artikelen 70 tot en met 78 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen
Publicatieblad Nr. L 220 van 11/08/1983 blz. 0015 - 0019
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 2 Deel 3 blz. 0206
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 02 Deel 10 blz. 0050
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 2 Deel 3 blz. 0206
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 02 Deel 10 blz. 0050
***** VERORDENING (EEG) Nr. 2289/83 VAN DE COMMISSIE van 29 juli 1983 houdende uitvoeringsbepalingen van de artikelen 70 tot en met 78 van Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, Gelet op Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 betreffende de instelling van een communautaire regeling inzake douanevrijstellingen (1), inzonderheid op artikel 143, Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1028/79 van de Raad van 8 mei 1979 betreffende de invoer met vrijstelling van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten (2) door de artikelen 70 tot en met 78 van Verordening (EEG) nr. 918/83 is vervangen; dat bijgevolg Verordening (EEG) nr. 2783/79 van de Commissie van 12 december 1979 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EEG) nr. 1028/79 (3) moet worden vervangen door een nieuwe verordening houdende uitvoeringsbepalingen van de artikelen 70 tot en met 78 van Verordening (EEG) nr. 918/83; Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanevrijstellingen, HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 In deze verordening worden de uitvoeringsbepalingen vastgesteld van de artikelen 70 tot en met 78 van Verordening (EEG) nr. 918/83, hierna »basisverordening" genoemd. HOOFDSTUK I BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP INVOEREN VERRICHT DOOR INSTELLINGEN OF ORGANISATIES TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN A. Verplichtingen van de instelling of organisatie van bestemming Artikel 2 1. De invoer met vrijstelling van de rechten bij invoer van voorwerpen als bedoeld in artikel 71, in artikel 72, leden 1 en 2, en in artikel 74 van de basisverordening houdt voor de instelling of de organisatie van bestemming de verplichting in om: - deze voorwerpen rechtstreeks over te brengen naar de aangegeven plaats van bestemming; - deze op te nemen in haar inventarislijst; - deze uitsluitend te gebruiken voor de in de genoemde artikelen vermelde doeleinden; - elke controle te vergemakkelijken die de bevoegde autoriteiten noodzakelijk achten, ten einde na te gaan of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling is en nog steeds wordt voldaan. 2. Het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming, of diens gevolmachtigde, dient aan de bevoegde autoriteiten een verklaring over te leggen dat hij kennis heeft genomen van de verschillende in lid 1 opgesomde verplichtingen en dat hij zich ertoe verbindt deze te zullen naleven. De bevoegde autoriteiten kunnen bepalen dat de in de vorige alinea bedoelde verklaring wordt overgelegd, hetzij bij elke invoer, hetzij voor een aantal invoerhandelingen, hetzij eventueel voor de totale invoer die door de instelling of organisatie van bestemming wordt verricht. B. Bepalingen die van toepassing zijn in geval van bruikleen, verhuur of overdracht Artikel 3 1. Wanneer het bepaalde van artikel 77, lid 2, tweede alinea, eerste volzin van de basisverordening wordt toegepast, dient de instelling of organisatie aan welke een voor gehandicapten bestemd voorwerp in bruikleen gegeven, verhuurd of overgedragen wordt, vanaf de datum van ontvangst ervan, dezelfde verplichtingen in acht te nemen als bedoeld in artikel 2. 2. Wanneer de instelling of organisatie aan welke een voorwerp in bruikleen gegeven, verhuurd of overgedragen wordt, in een andere Lid-Staat is gevestigd dan die waar de instelling of organisatie is gevestigd, die het voorwerp in bruikleen geeft, verhuurt of overdraagt, geeft de verzending van bedoeld voorwerp met deze Lid-Staat als bestemming, aanleiding tot de afgifte van een controle-exemplaar T nr. 5 door het bevoegde douanekantoor van de Lid-Staat van vertrek, overeenkomstig het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 223/77, om de zekerheid te geven dat dit voorwerp wordt gebruikt voor een doel dat recht geeft op handhaving van de vrijstelling. Hiertoe moet op het bedoelde controle-exemplaar in vak 104, onder de rubriek »andere", één van de volgende vermeldingen staan: - »Voorwerp bestemd voor gehandicapten, met vrijstelling van rechten bij invoer (UNESCO). Toepassing van artikel 77, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 918/83"; - »Importafgiftsfrit indfoert genstand bestemt til handicappede (UNESCO). Anvendelse af artikel 77, stk. 2, andet afsnit, i forordning (EOEF) nr. 918/83"; - »Abgabenfreier Gegenstand fuer Behinderte (UNESCO). Anwendung von Artikel 77 Absatz 2 zweiter Unterabsatz der Verordnung (EWG) Nr. 918/83"; - »Eídi eisagómena atelós, os pros toys eisagogikoýs dasmoýs, proorizómena gia meionektoýnta átoma (UNESCO). Efarmogí toy árthroy 77 parágrafos 2 déftero edáfio toy kanonismoý (EOK) arith. 918/83"; - »Article for handicapped persons to be admitted free of import duties (UNESCO). Implementation of Article 77 (2) (second subparagraph) of Regulation (EEC) No 918/83"; - »Objet destiné aux personnes handicapées, en franchise des droits à l'importation (UNESCO). Application de l'article 77 paragraphe 2 deuxième alinéa du règlement (CEE) no 918/83"; - »Oggetto destinato ai minorati, in franchigia dai dazi all'importazione (UNESCO). Applicazione dell'articolo 77, paragrafo 2, secondo comma, del regolamento (CEE) n. 918/83". 3. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 is van overeenkomstige toepassing op bruikleen, verhuur of overdracht van reserveonderdelen, onderdelen of specifiek toebehoren geschikt voor voorwerpen bestemd voor gehandicapten, alsmede op gereedschap voor het onderhoud, de controle, het kalibreren, of het herstel van deze voorwerpen, die op grond van artikel 71, tweede alinea, en artikel 72, lid 2, van de basisverordening met vrijstelling zijn ingevoerd. TITEL II BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN VOORWERPEN OP GROND VAN ARTIKEL 71, EERSTE ALINEA, VAN DE BASISVERORDENING Artikel 4 1. Om een voor blinden bestemd voorwerp op grond van artikel 71, eerste alinea, van de basisverordening met vrijstelling te kunnen invoeren, dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming, of diens gevolmachtigde, een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van alle gegevens die door de bevoegde autoriteit noodzakelijk worden geacht om vast te stellen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de vrijstelling is voldaan. 2. De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd beslist rechtstreeks over het in lid 1 bedoelde verzoek. TITEL III BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN VOORWERPEN OP GROND VAN ARTIKEL 72, LID 1, VAN DE BASISVERORDENING Artikel 5 Zolang niet bij beschikking van de Commissie overeenkomstig de in artikel 8, leden 3 en 4, bedoelde procedure, is vastgesteld dat de invoer met vrijstelling van de in artikel 72, lid 1, van de basisverordening bedoelde voorwerpen schade dreigt te berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen, wordt de vrijstelling verleend zonder over te gaan tot verificatie van de voorwaarde bedoeld in artikel 72, lid 1, sub b). Artikel 6 1. Om een voor gehandicapten bestemd voorwerp op grond van artikel 72, lid 1, van de basisverordening met vrijstelling te kunnen invoeren, dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming, of diens gevolmachtigde, bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd, een daartoe strekkend verzoek in te dienen. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek moet inzake het betrokken voorwerp de volgende gegevens bevatten: a) de door de fabrikant gebruikte nauwkeurige handelsbenaming van het voorwerp, de vermoedelijke indeling ervan in het gemeenschappelijk douanetarief, alsmede de objectieve technische kenmerken op grond waarvan het kan worden beschouwd als speciaal te zijn ontworpen voor onderwijs aan, arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten; b) de naam of firmanaam en het adres van de fabrikant en, in voorkomend geval, van de leverancier; c) het land van oorsprong van het voorwerp; d) de plaats van bestemming van het voorwerp; e) het gebuik waarvoor het voorwerp is bestemd; f) de prijs van het voorwerp of de douanewaarde ervan; g) het aantal voorwerpen van dezelfde soort; h) de verwachte leveringstermijn; i) de datum van bestelling van het voorwerp, indien dit reeds werd besteld. Bij dit verzoek dient documentatiemateriaal te worden bijgevoegd met alle dienstige gegevens over de kenmerken en technische bijzonderheden van het voorwerp. Artikel 7 De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd, beslist, onverminderd het bepaalde in artikel 9, rechtstreeks over het in artikel 6 bedoelde verzoek. Artikel 8 1. De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten delen de Commissie op eigen initiatief of op haar verzoek alle gegevens mede, met inbegrip van de technische documentatie, waarover zij beschikken ten einde haar in staat te stellen te beoordelen of de invoer met vrijstelling van rechten van een bepaald voorwerp schade zou kunnen berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen. 2. Wanneer de Commissie, gelet op de gegevens waarover zij beschikt, van mening is dat de invoer met vrijstelling van rechten van een voorwerp schade zou kunnen berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen, legt zij dit geval zo spoedig mogelijk ter beoordeling voor aan een groep deskundigen bestaande uit vertegenwoordigers van alle Lid-Staten, die in het kader van het Comité douanevrijstellingen bijeenkomt. De gegevens waarover de Commissie beschikt, worden zo spoedig mogelijk aan de deskundigen medegedeeld. 3. Wanneer uit het door de Commissie overeenkomstig lid 2 ingestelde onderzoek blijkt dat de invoer met vrijstelling van rechten van een voorwerp schade zou kunnen berokkenen aan de communautaire produktie van gelijkwaardige voorwerpen, geeft de Commissie een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het betrokken voorwerp niet aan de voorwaarden voor invoer met vrijstelling voldoet. 4. In spoedgevallen kan de Commissie de in lid 3 bedoelde beschikking geven, zonder het in lid 2 bedoelde overleg met de deskundigen van de Lid-Staten af te wachten. Deze beschikking heeft een voorlopig karakter en moet door de Commissie worden bekrachtigd of ingetrokken, nadat het in lid 2 bedoelde onderzoek heeft plaatsgevonden. In afwachting van het verloop van die procedure, kunnen de bevoegde autoriteiten de invoer van het voorwerp waarvoor het verzoek werd ingediend toestaan met voorlopige vrijstelling van de rechten bij invoer, mits de instelling of organisatie van bestemming zich ertoe verbindt de rechten te betalen indien de beschikking van de Commissie wordt bekrachtigd. De bevoegde autoriteiten kunnen voorlopige vrijstelling afhankelijk stellen van een zekerheidstelling onder de door hen vastgestelde voorwaarden. 5. Zodra de beschikkingen van de Commissie zijn gegeven, wordt daarvan aan de betrokken diensten of Lid-Staten kennis gegeven. Zij worden zo spoedig mogelijk, eventueel in verkorte vorm, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C, gepubliceerd. 6. Ten minste éénmaal per jaar stelt de Commissie, op grond van de door de betrokken Lid-Staten te verstrekken gegevens, met de in lid 2 bedoelde groep van deskundigen, een diepgaand onderzoek in naar de situatie, ten einde vast te stellen of de beschikkingen waarbij bepaalde voorwerpen van de vrijstelling zijn uitgesloten, geheel of gedeeltelijk moeten worden ingetrokken. Artikel 9 1. Wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd niet in staat is vast te stellen of het voorwerp waarvoor het in artikel 6 bedoelde verzoek is ingediend, beschouwd moet worden als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan, arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten, wordt dit verzoek, alsmede de daarop betrekking hebbende technische documentatie, aan de Commissie gezonden, ten einde het haar mogelijk te maken de in de leden 2 tot en met 6 vervatte procedure in te leiden. In afwachting van het verloop van die procedure, kan de bevoegde autoriteit de invoer van het voorwerp waarvoor het verzoek werd ingediend toestaan met voorlopige vrijstelling van rechten bij invoer, mits de instelling of organisatie van bestemming zich ertoe verbindt de rechten te betalen indien de vrijstelling niet wordt verleend. De bevoegde autoriteit kan deze voorlopige vrijstelling afhankelijk stellen van een zekerheidstelling onder de door haar vastgestelde voorwaarden. 2. Binnen twee weken volgende op de datum van ontvangst van het verzoek zendt de Commissie een afschrift daarvan met de daarop betrekking hebbende documentatie aan de Lid-Staten. 3. Wanneer geen enkele Lid-Staat, binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de datum van toezending van deze mededeling, bezwaren bij de Commissie heeft ingediend met betrekking tot de invoer met vrijstelling van het betrokken voorwerp, wordt genoemd voorwerp geacht te voldoen aan de voor deze invoer met vrijstelling vereiste voorwaarden. Hiervan wordt binnen twee weken na het verstrijken van de vastgestelde termijn door de Commissie mededeling gedaan aan de betrokken Lid-Staat. Deze kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk, eventueel in verkorte vorm, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C, gepubliceerd. 4. Wanneer een Lid-Staat, binnen de in lid 3 bedoelde termijn van drie maanden, bij de Commissie bezwaren heeft ingediend met betrekking tot de invoer met vrijstelling van het betrokken voorwerp, legt de Commissie dit geval zo spoedig mogelijk ter beoordeling voor aan een groep deskundigen, bestaande uit vertegenwoordigers van alle Lid-Staten, die in het verband van het Comité douanevrijstellingen bijeenkomt. De in de voorafgaande alinea bedoelde bezwaren moeten met redenen worden omkleed. Hieruit moet blijken waarom genoemd voorwerp niet beschouwd dient te worden als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan, arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten. Zodra de Commissie deze bezwaren ontvangen heeft, geeft zij die door aan de Lid-Staten. 5. Wanneer uit het overeenkomstig lid 4 ingestelde onderzoek blijkt dat het voorwerp waarvoor om vrijstelling wordt verzocht, dient te worden beschouwd als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan, arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten, geeft de Commissie een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het betrokken voorwerp voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om met vrijstelling te worden toegelaten. In het tegenovergestelde geval geeft de Commissie een beschikking waarin wordt vastgesteld dat het betrokken voorwerp niet voldoet aan de voorwaarden die gesteld zijn om met vrijstelling te worden toegelaten. Aan de betrokken Lid-Staat wordt binnen een termijn van twee weken van de beschikking van de Commissie kennis gegeven. Deze beschikking wordt zo spoedig mogelijk, eventueel in verkorte vorm, in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen, serie C, gepubliceerd. 6. Wanneer de Commissie na het verstrijken van een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van het verzoek bij de Commissie, niet de in lid 5 bedoelde beschikking heeft gegeven, wordt het voorwerp waarvoor bedoeld verzoek is gedaan, geacht te voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn om met vrijstelling te worden toegelaten. Artikel 10 De geldigheidsduur van de vergunningen tot invoer met vrijstelling bedraagt zes maanden. Rekening houdend met de bijzondere omstandigheden van elke invoer kunnen de bevoegde autoriteiten echter een langere geldigheidsduur vaststellen. TITEL IV BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN VOORWERPEN OP GROND VAN ARTIKEL 74 VAN DE BASISVERORDENING Artikel 11 1. Om een voor gehandicapten bestemd voorwerp op grond van artikel 74 van de basisverordening met vrijstelling te kunnen invoeren, dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming, of diens gevolmachtigde, een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd. 2. Het in lid 1 bedoelde verzoek moet dezelfde gegevens bevatten als die welke in artikel 6, lid 2, sub a) tot en met e), worden genoemd en vergezeld gaan van documentatie waarin alle dienstige gegevens worden verstrekt over de kenmerken en technische bijzonderheden van het betrokken voorwerp. In het verzoek dienen eveneens te worden vermeld: a) de naam of de firmanaam en het adres van de schenker, en b) de verklaring van de aangever dat de voorwerpen waarvoor om vrijstelling wordt verzocht zonder commerciële tegenprestatie van enigerlei, en met name van publicitaire aard, werkelijk aan de betrokken instelling of organisatie worden geschonken. Artikel 12 1. De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd, beslist rechtstreeks over het in artikel 11 bedoelde verzoek. 2. De bevoegde autoriteit staat de invoer met vrijstelling van rechten van dit voorwerp slechts toe, voor zover is aangetoond dat de schenker uit zijn gift aan de instelling of organisatie van bestemming geen enkel middellijk of onmiddellijk commercieel voordeel haalt. 3. Wanneer de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd, niet in staat is op basis van de gegevens waarover zij beschikt, te beoordelen of het voorwerp waarvoor om vrijstelling is verzocht, moet worden beschouwd als zijnde speciaal ontworpen voor onderwijs aan, arbeid van of het verwerven van een plaats in de maatschappij door gehandicapten, is de in artikel 9 vervatte procedure van toepassing. TITEL V BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE DE INVOER MET VRIJSTELLING VAN RESERVEONDERDELEN, ONDERDELEN, OF TOEBEHOREN EN GEREEDSCHAP OP GROND VAN ARTIKEL 71, TWEEDE ALINEA, EN ARTIKEL 72, LID 2, VAN DE BASISVERORDENING Artikel 13 In de zin van artikel 71, tweede alinea, en van artikel 72, lid 2, van de basisverordening wordt verstaan onder specifiek toebehoren, de artikelen welke speciaal zijn ontworpen om met een bepaald voorwerp te worden gebruikt ten einde het rendement of de gebruiksmogelijkheden ervan te verbeteren. Artikel 14 Om reserveonderdelen, onderdelen of specifiek toebehoren en gereedschap op grond van artikel 71, tweede alinea, of van artikel 72, lid 2 , van de basisverordening met vrijstelling te kunnen invoeren, dient het hoofd van de instelling of organisatie van bestemming, of diens gevolmachtigde, een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar deze instelling of organisatie is gevestigd. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van alle gegevens die door de bevoegde autoriteit noodzakelijk worden geacht om vast te stellen, of aan de in artikel 71, tweede alinea, of in artikel 72, lid 2, van de basisverordening gestelde voorwaarden is voldaan. Artikel 15 De bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waar de instelling of organisatie van bestemming is gevestigd, beslist rechtstreeks over het in artikel 14 bedoelde verzoek. HOOFDSTUK II BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP INVOER VERRICHT DOOR BLINDEN EN ANDERE GEHANDICAPTEN Artikel 16 Op de invoer met vrijstelling van de rechten bij invoer van voorwerpen als bedoeld in artikel 71, eerste en tweede alinea, van de basisverordening, die door de blinden zelf en voor hun eigen gebruik worden ingevoerd, zijn respectievelijk de bepalingen van de artikelen 4, 13, 14 en 15 van overeenkomstige toepassing. Artikel 17 Op de invoer met vrijstelling van de rechten bij invoer van voorwerpen die door de gehandicapten zelf en voor hun eigen gebruik worden ingevoerd, zijn de volgende bepalingen van overeenkomstige toepassing: - de bepalingen van de artikelen 5 tot en met 10, wanneer het gaat om in artikel 72, lid 1, van de basisverordening bedoelde voorwerpen; - de bepalingen van de artikelen 11 en 12, wanneer het gaat om in artikel 74 van de basisverordening bedoelde voorwerpen; - de bepalingen van de artikelen 13, 14 en 15, wanneer het gaat om in artikel 72, lid 2, van de basisverordening bedoelde voorwerpen. Artikel 18 De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat het in de artikelen 4, 6 en 11 bedoelde verzoek op een vereenvoudigde wijze wordt gedaan wanneer het betrekking heeft op voorwerpen welke zijn ingevoerd onder de in de artikelen 16 en 17 bedoelde voorwaarden. HOOFDSTUK III SLOTBEPALINGEN Artikel 19 Verordening (EEG) nr. 2783/79 wordt ingetrokken. Artikel 20 Deze verordening treedt in werking op 1 juli 1984. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat. Gedaan te Brussel, 29 juli 1983. Voor de Commissie Karl-Heinz NARJES Lid van de Commissie (1) PB nr. L 105 van 23. 4. 1983, blz. 1. (2) PB nr. L 134 van 31. 5. 1979, blz. 8. (3) PB nr. L 318 van 13. 12. 1979, blz. 27.