31982R3593

Verordening (EEG) nr. 3593/82 van de Raad van 21 december 1982 betreffende de opening, de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor herenbovenkleding en jongensbovenkleding van post 61.01 van het gemeenschappelijk douanetarief, van oorsprong uit Cyprus (1983)

Publicatieblad Nr. L 375 van 31/12/1982 blz. 0030


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 3593/82 VAN DE RAAD

van 21 december 1982

betreffende de opening , de verdeling en de wijze van beheer van een communautair tariefcontingent voor herenbovenkleding en jongensbovenkleding van post 61.01 van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Cyprus ( 1983 )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 113 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat in artikel 1 van het Protocol inzake de in 1981 toe te passen regeling in het kader van het door de Associatieraad op 24 november 1980 genomen besluit aangaande het proces van overgang naar de tweede etappe van de Associatieovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus ( 1 ) , aangevuld door het Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus , in verband met de toetreding van de Helleense Republiek tot de Gemeenschap ( 2 ) , hierna " Aanpassingsprotocol " genoemd , enerzijds voorgeschreven wordt dat de bepalingen van het Complementair Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Cyprus ( 3 ) van toepassing zijn voor het jaar 1981 en anderzijds dat de overeenkomstsluitende partijen begin 1981 onderhandelingen inleiden ten einde de in 1982 en 1983 geldende regeling van het handelsverkeer vast te stellen ;

Overwegende dat het , in afwachting van de vaststelling van een dergelijke regeling , gewenst voorkomt , voorlopig voor 1983 de regeling van het handelsverkeer die in 1981 van toepassing is te verlengen ;

Overwegende dat in het Aanpassingsprotocol de opening bepaald is van een jaarlijks communautair tariefcontingent met vrijdom van recht van 525 ton herenbovenkleding en jongensbovenkleding van post 61.01 van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Cyprus ; dat het communautaire tariefcontingent dient te worden geopend voor het tijdvak van 1 januari tot en met 31 december 1983 ;

Overwegende dat met name dient te worden gewaarborgd dat alle importeurs van de Gemeenschap te allen tijde en in gelijke mate gebruik kunnen maken van de door het bedoelde contingent geboden mogelijkheden en dat de aan dat contingent verbonden rechten in alle Lid-Staten zonder onderbreking worden toegepast op alle invoer van de betrokken produkten tot op het tijdstip waarop het contingent geheel is uitgeput ; dat een regeling voor het beheer van het communautaire tariefcontingent , gebaseerd op een verdeling over de Lid-Staten in overeenstemming lijkt te zijn met het communautaire karakter van dat contingent in het licht van de hierboven uiteengezette beginselen ; dat die verdeling , om zo goed mogelijk bij de werkelijke ontwikkeling op de markt van de bedoelde produkten aan te sluiten , moet geschieden naar verhouding van de behoeften van de Lid-Staten , berekend enerzijds aan de hand van de statistische gegevens betreffende de invoer van de betrokken produkten uit Cyprus , over een representatieve referentieperiode , en anderzijds op basis van de economische vooruitzichten voor de betrokken contingentsperiode ;

Overwegende evenwel dat gedurende de laatste drie jaren de invoer zeer onregelmatig en onbelangrijk was ; dat geen enkele raming kan worden gemaakt voor 1983 ; dat het passend is , ten einde een billijke verdeling van het contingent over de Lid-Staten te waarborgen , een significante deelname van iedere Lid-Staat aan het contingent vast te stellen ; dat deze verdeling bij benadering als volgt kan worden vastgesteld in percenten :

Benelux : 7

Denemarken : 7

Duitsland : 15

Griekenland : 2

Frankrijk : 10

Ierland : 2

Italië : 9

Verenigd Koninkrijk : 48

Overwegende dat het , ten einde rekening te houden met de ontwikkeling van de invoer van de betrokken produkten in de verschillende Lid-Staten , dienstig is dit contingentsvolume in twee gedeelten te splitsen , waarvan het eerste gedeelte over de Lid-Staten wordt verdeeld , terwijl het tweede gedeelte een reserve vormt ter voorziening in de verdere behoeften van de Lid-Staten wanneer zij hun aanvankelijk quotum hebben opgebruikt ; dat het , ten einde aan de importeurs van elke Lid-Staat enige zekerheid te verschaffen , dienstig is het eerste gedeelte vast te stellen op een niveau dat in het onderhavige geval 50 % van het contingentsvolume zou kunnen bedragen ;

Overwegende dat de aanvankelijke quota van de Lid-Staten meer of minder spoedig kunnen zijn opgebruikt ; dat het , ten einde daarmee rekening te houden en elke onderbreking te voorkomen , van belang is dat iedere Lid-Staat die zijn aanvankelijk quotum nagenoeg geheel heeft opgebruikt , overgaat tot opneming van een extra quotum uit de reserve ; dat dergelijke opnemingen door elke Lid-Staat moeten worden verricht wanneer elk van zijn extra quota vrijwel geheel is aangewend , en wel zo vaak als de reserve dit toelaat ; dat de aanvankelijke en de extra quota moeten gelden tot aan het einde van de contingentsperiode ; dat deze wijze van beheer een nauwe samenwerking vereist tussen de Lid-Staten en de Commissie , die met name de benuttingsgraad van het contingent moet kunnen volgen en de Lid-Staten daarover moet kunnen inlichten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat een betrokken Lid-Staat die op een bepaald tijdstip van de contingentsperiode een aanzienlijk overschot heeft , daarvan een aanmerkelijk percentage terugstort in de reserve ten einde te voorkomen dat in een van deze Lid-Staten een gedeelte van het tariefcontingent onbenut blijft , terwijl andere Lid-Staten er gebruik van zouden kunnen maken ;

Overwegende dat , aangezien het Koninkrijk België , het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg verenigd zijn in en vertegenwoordigd worden door de Benelux Economische Unie , elke handeling met betrekking tot het beheer van de aan de genoemde Economische Unie toegewezen quota kan worden verricht door één van haar leden ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Van 1 januari tot en met 31 december 1983 wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief voor herenbovenkleding en jongensbovenkleding van post 61.01 van het gemeenschappelijk douanetarief , van oorsprong uit Cyprus , in het kader van een communautair tariefcontingent van 525 ton geheel geschorst .

Binnen de grenzen van dit tariefcontingent past Griekenland invoerrechten toe die berekend worden overeenkomstig de bepalingen ter zake in de Toetredingsakte van 1979 en het Aanpassingsprotocol .

Artikel 2

1 . Het in artikel 1 bedoelde tariefcontingent wordt in twee gedeelten gesplitst .

2 . Het eerste gedeelte , ter grootte van 260 ton , wordt onder de Lid-Staten verdeeld ; de quota die behoudens het bepaalde in artikel 5 tot en met 31 december 1983 gelden , bedragen de volgende hoeveelheden :

* ( in ton ) *

Benelux * 18 *

Denemarken * 18 *

Duitsland * 40 *

Griekenland * 5 *

Frankrijk * 26 *

Ierland * 5 *

Italië * 23 *

Verenigd Koninkrijk * 125 *

3 . Het tweede gedeelte , ter grootte van 265 ton , vormt de reserve .

Artikel 3

1 . Indien het aanvankelijk quotum van een Lid-Staat , zoals vastgesteld in artikel 2 , lid 2 , dan wel dat zelfde quotum , verminderd met het bij toepassing van artikel 5 in de reserve teruggestorte gedeelte , voor 90 % of meer is benut , gaat deze Lid-Staat , door middel van een kennisgeving aan de Commissie , onverwijld over tot opneming , voor zover in de reserve nog een voldoende hoeveelheid aanwezig is , van een tweede quotum ter grootte van 15 % van zijn aanvankelijk quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

2 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn aanvankelijk quotum , het door hem opgenomen tweede quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij op de in lid 1 omschreven wijze over tot opneming van een derde quotum , gelijk aan 7,5 % van zijn aanvankelijk quotum , eventueel op de volgende eenheid naar boven afgerond .

3 . Indien een Lid-Staat , na volledige benutting van zijn tweede quotum , het door hem opgenomen derde quotum voor 90 % of meer heeft aangewend , gaat hij op dezelfde wijze over tot opneming van een vierde quotum , dat gelijk is aan het derde .

Deze procedure wordt toegepast totdat de reserve is uitgeput .

4 . In afwijking van het bepaalde in de leden 1 tot en met 3 kunnen de Lid-Staten overgaan tot opneming van geringere hoeveelheden dan de in die leden vastgestelde quota , wanneer er aanleiding is om aan te nemen dat die quota wellicht niet geheel zullen worden benut . Zij delen aan de Commissie de redenen mede die tot toepassing van het onderhavige lid hebben geleid .

Artikel 4

De overeenkomstig artikel 3 opgenomen extra quota gelden tot 31 december 1983 .

Artikel 5

De Lid-Staten storten uiterlijk op 1 oktober 1983 van het niet benutte gedeelte van hun aanvankelijk quotum in de reserve terug , het deel dat op 15 september 1983 20 % van het aanvankelijk quotum te boven gaat . Zij kunnen een grotere hoeveelheid terugstorten indien er gronden zijn om aan te nemen dat deze anders wellicht onbenut zou blijven .

De Lid-Staten geven de Commissie uiterlijk op 1 oktober 1983 kennis van de totale invoer van de betrokken produkten , die tot 15 september 1983 heeft plaatsgevonden en op het communautaire contingent is afgeboekt , alsmede eventueel van het gedeelte van hun aanvankelijk quotum dat zij in de reserve terugstorten

Artikel 6

De Commissie houdt boek van de hoeveelheden van de door de Lid-Staten overeenkomstig de artikelen 2 en 3 geopende quota en brengt elke Lid-Staat , zodra de opgaven haar bereiken , op de hoogte van de uitputtingsgraad van de reserve .

Zij stelt de Lid-Staten uiterlijk op 5 oktober 1983 in kennis van de stand van de reserve , na de met toepassing van artikel 5 verrichte terugstortingen .

Zij ziet erop toe dat de opneming waardoor de reserve volledig wordt uitgeput , tot het nog beschikbare overschot beperkt blijft en deelt daartoe aan de Lid-Staat die de laatste opneming verricht mede hoeveel dit overschot bedraagt .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten treffen alle dienstige maatregelen opdat bij opening van de met toepassing van artikel 3 door hen opgenomen extra quota , de door hen ingevoerde hoeveelheden zonder onderbreking op hun gecumuleerde aandeel in het communautaire tariefcontingent kunnen worden afgeboekt .

2 . De Lid-Staten waarborgen aan de op hun grondgebied gevestigde importeurs van de betrokken produkten vrije toegang tot de hun toegekende quota .

3 . De Lid-Staten boeken de ingevoerde hoeveelheden op hun quota af naar gelang dat de produkten bij de douane ten invoer in het vrije verkeer worden aangegeven .

4 . De uitputtingsgraad van de quota van de Lid-Staten wordt vastgesteld op grond van de ingevoerde hoeveelheden die op de in lid 3 omschreven wijze zijn afgeboekt .

Artikel 8

Op verzoek van de Commissie stellen de Lid-Staten de Commissie op de hoogte van de invoer van het betrokken produkt , die daadwerkelijk op hun quota is afgeboekt .

Artikel 9

De Lid-Staten en de Commissie werken nauw samen om te bereiken dat deze verordening wordt nagekomen .

Artikel 10

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1983 .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 21 december 1982 .

Voor de Raad

De Voorzitter

O . MOELLER

( 1 ) PB nr . L 174 van 30 . 6 . 1981 , blz . 28 .

( 2 ) PB nr . L 174 van 30 . 6 . 1981 , blz . 2 .

( 3 ) PB nr . L 172 van 28 . 6 . 1978 , blz . 2 .