31982R2742

Verordening (EEG) nr. 2742/82 van de Commissie van 13 oktober 1982 houdende beschermende maatregelen inzake de invoer van gedroogde druiven

Publicatieblad Nr. L 290 van 14/10/1982 blz. 0028 - 0030


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 2742/82 VAN DE COMMISSIE

van 13 oktober 1982

houdende beschermende maatregelen inzake de invoer van gedroogde druiven

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 516/77 van de Raad van 14 maart 1977 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1118/81 (2), en met name op artikel 14, lid 2,

Gelet op Verordening nr. 129 van de Raad inzake de waarde van de rekeneenheid en de wisselkoersen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid moeten worden toegepast (3), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2543/73 (4), en met name op artikel 3,

Overwegende dat de afzet van gedroogde druiven in het verkoopseizoen 1981/1982 is gekenmerkt door de concurrentie van uit bepaalde derde landen afkomstige gedroogde druiven, die zijn afgezet tegen wezenlijk lagere dan de in de Gemeenschap geldende prijzen; dat de betrokken invoer de afzet van de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap aanzienlijk heeft gehinderd; dat de voorraden in de Gemeenschap van sultana's momenteel overeenkomen met 60 % van de oogst van het genoemde verkoopseizoen; dat sommige derde landen nog steeds lage prijzen toepassen; dat het risico bestaat dat andere derde landen hun uitvoerprijzen daaraan aanpassen om hun marktaandeel in de Gemeenschap te behouden; dat dit risico wordt vergroot door het feit dat de in derde landen beschikbare hoeveelheden gedroogde druiven toenemen;

Overwegende dat de markt van de Gemeenschap in deze omstandigheden ernstig wordt verstoord zodat de in artikel 39 van het Verdrag genoemde doeleinden in gevaar kunnen worden gebracht; dat het derhalve nodig is beschermende maatregelen te nemen;

Overwegende dat de beschermende maatregelen moeten voorkomen dat de ingevoerde gedroogde druiven de produkten van oorsprong uit de Gemeenschap wegconcurreren;

Overwegende dat dit doel kan worden bereikt door een minimumprijs bij invoer in de Gemeenschap in te stellen en een compenserende heffing toe te passen voor produkten waarvoor die prijs niet wordt toegepast; dat de compenserende heffing wordt berekend op basis van de door de voornaamste leverancierslanden toegepaste prijzen;

Overwegende dat de beschermende maatregelen door alle douanediensten moeten worden toegepast; dat de maatregelen slechts enige tijd na hun publikatie effectief kunnen zijn en dat, om intussen misbruiken te voorkomen, moet worden bepaald dat de invoer tot verbruik in het betrokken tijdvak wordt geschorst;

Overwegende dat de huidige monetaire situatie tot gevolg heeft dat de in Ecu vastgestelde minimumprijs bij omrekening in de nationale munteenheden niet meer identiek is; dat zulks een verlegging van het handelsverkeer kan veroorzaken; dat dit kan worden voorkomen door coëfficiënten toe te passen bij de omrekening, aan de hand van de representatieve koers, van de Ecu in de nationale munteenheden; dat bij de vaststelling van die coëfficiënten rekening moet worden gehouden met het verschil tussen de representatieve omrekeningskoers en de spilkoers voor de Lid-Staten die een maximummarge op een bepaald moment van 2,25 % voor hun munteenheid aanhouden en het verschil tussen de representatieve omrekeningskoers en de gemiddelde voor de berekening van de monetaire compenserende bedragen gebruikte koers voor de andere Lid-Staten; dat de coëfficiënten zullen worden herzien ingeval deze onvoldoende worden geacht om in het tijdvak waarin de in deze verordening vastgestelde maatregelen van toepassing zijn, ernstige verleggingen van het handelsverkeer te voorkomen;

Overwegende dat de compenserende heffing niet moet worden toegepast op produkten uit derde landen die bereid en in staat zijn de prijzen van de door hen uitgevoerde produkten te waarborgen en ervoor te zorgen dat verlegging van het handelsverkeer wordt voorkomen;

Overwegende dat het nodig is de ontwikkeling van de invoer van gedroogde druiven te volgen; dat de toepassing van het stelsel van invoervergunningen daartoe een geschikt middel is; dat derhalve de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3183/80 (5), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 2666/82 (6), moeten worden toegepast;

Overwegende dat momenteel geen krenten tegen te lage prijzen worden ingevoerd; dat derhalve voor krenten geen beperkende maatregelen zouden mogen worden opgelegd; dat de handel in krenten niet altijd gemakkelijk kan worden onderscheiden van die in andere gedroogde druiven; dat het stelsel van invoervergunningen derhalve moet worden toegepast voor alle gedroogde druiven tijdens het tijdvak waarin de beschermende maatregelen van toepassing zijn;

Overwegende dat rekening moet worden gehouden met de speciale situatie van de produkten die het land van uitvoer reeds hebben verlaten op het ogenblik waarop deze verordening wordt gepubliceerd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

De invoer tot verbruik van gedroogde druiven, andere dan krenten, van post 08.04 B I en B II van het gemeenschappelijk douanetarief wordt geschorst tot 27 oktober 1982.

Artikel 2

1. Bij invoer in de Gemeenschap van gedroogde druiven, andere dan krenten, van post 08.04 B I en B II van het gemeenschappelijk douanetarief moet een minimumprijs van 106,7 Ecu per 100 kg nettogewicht in acht worden genomen.

2. Indien de minimumprijs niet in acht wordt genomen, wordt een compenserende heffing van 16,0 Ecu per 100 kg nettogewicht toegepast.

3. Nadat de minimumprijs en de compenserende heffing aan de hand van de representatieve koers in de nationale munteenheid zijn omgerekend, wordt het verkregen bedrag vermenigvuldigd met de volgende coëfficiënt:

DM: 0,906

Fl.: 0,936

£: 0,883

Bfr./Lfr.: 1,046

Ffr.: 1,068

lire: 1,025

Dkr., Iers £ en dr.: 1,000.

4. De in lid 2 bedoelde compenserende heffing wordt niet toegepast op de invoer uit derde landen die bereid en in staat zijn te waarborgen dat de prijs die wordt toegepast bij de invoer van produkten van oorsprong en van herkomst uit hun grondgebied, niet lager zal zijn dan de minimumprijs en dat verlegging van het handelsverkeer zal worden voorkomen.

De derde landen waarop dit lid van toepassing is, zullen worden opgenomen in een door de Commissie vast te stellen lijst.

Artikel 3

1. Bij de vervulling van de douaneformaliteiten bij invoer tot verbruik van de betrokken produkten vergelijkt de Lid-Staat de invoerprijs van elke partij met de minimumprijs die geldt op de dag waarop de bovengenoemde formaliteiten worden vervuld.

2. De minimumprijs is in acht genomen wanneer uit de in lid 1 bedoelde vergelijking blijkt dat de in de munteenheid van de Lid-Staat van invoer uitgedrukte invoerprijs niet lager is dan de minimumprijs.

3. De invoerprijs moet worden vermeld op de aangifte ten invoer tot verbruik en deze aangifte moet vergezeld zijn van alle documenten die nodig zijn voor de verificatie van deze prijs.

Artikel 4

1. Bij de vaststelling van de invoerprijs worden de onderstaande gegevens in aanmerking genomen:

a) de fob-prijs in het land van uitvoer;

b) de vervoer- en verzekeringskosten tot de plaats waar de goederen het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomen.

2. Wanneer de in lid 1 bedoelde gegevens in een andere munteenheid dan die van de Lid-Staat van invoer zijn uitgedrukt, worden bij de omrekening van de betrokken munteenheid in de munteenheid van de Lid-Staat van invoer de bepalingen inzake de waarde van goederen in douanezaken toegepast.

3. Wanneer de fob-prijs in het land van uitvoer niet is aangegeven op de factuur die aan de douanediensten wordt voorgelegd, nemen de bevoegde instanties in de Lid-Staten de nodige maatregelen om die prijs te bepalen.

Artikel 5

1. Voor elke invoer in de Gemeenschap van produkten van post 08.04 B I en B II van het gemeenschappelijk douanetarief moet een invoervergunning worden voorgelegd, die door de Lid-Staten wordt afgegeven aan elke persoon die, ongeacht zijn plaats van vestiging in de Gemeenschap, zulk een vergunning aanvraagt.

De vergunning geldt voor de gehele Gemeenschap.

2. Voor de afgifte van een invoervergunning dient een waarborg van 2 Ecu per 100 kg nettogewicht te worden gesteld. De waarborg wordt geheel of gedeeltelijk verbeurd indien de invoer niet of slechts gedeeltelijk plaatsvindt binnen het tijdvak waarvoor de vergunning geldig is.

3. De bepalingen van Verordening (EEG) nr. 3183/80 zijn van toepassing op de in dit artikel bedoelde vergunningen.

4. De invoervergunningen zijn 75 dagen na hun afgifte geldig.

5. In de aanvraag en in de invoervergunning zelf moeten worden

a) in vak 7 de omschrijving van de produkten, namelijk »krenten" dan wel »gedroogde druiven andere dan krenten";

b) in vak 8 de door »ex" voorafgegane post van het gemeenschappelijk douanetarief;

c) in vak 14 het land van oorsprong.

De invoervergunning is slechts geldig voor produkten die van oorsprong zijn uit het in vak 14 vermelde land. Artikel 6

De Lid-Staten stellen de Commissie elke vrijdag voor de voorafgaande week per telexbericht in kennis van de naar het land van oorsprong ingedeelde hoeveelheden:

- krenten, en

- gedroogde druiven andere dan krenten, waarvoor invoervergunningen zijn afgegeven.

Artikel 7

Het bepaalde in de artikelen 1 en 2 is niet van toepassing wanneer ten genoegen van de douanediensten wordt bewezen dat de ten invoer tot verbruik aangegeven produkten het land van uitvoer vóór de dag van de publikatie van deze verordening hebben verlaten en de invoeraangifte niet later dan 31 december 1982 door de douanediensten wordt aanvaard.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen en geldt tot en met 31 augustus 1983.

De artikelen 2 tot en met 5 zijn van toepassing met ingang van 28 oktober 1982.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Straatsburg, 13 oktober 1982.

Voor de Commissie

Poul DALSAGER

Lid van de Commissie

(1) PB nr. L 73 van 21. 3. 1977, blz. 1.

(2) PB nr. L 118 van 30. 4. 1981, blz. 10.

(3) PB nr. 106 van 30. 10. 1962, blz. 2553/62.

(4) PB nr. L 263 van 19. 9. 1973, blz. 1.

(5) PB nr. L 338 van 13. 12. 1980, blz. 1.

(6) PB nr. L 283 van 6. 10. 1982, blz. 7.