31982R0407

Verordening (EEG) nr. 407/82 van de Raad van 22 februari 1982 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3306/80 met betrekking tot het definitief anti-dumpingrecht op bepaalde mechanische wekkers (andere dan reiswekkers) van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek

Publicatieblad Nr. L 054 van 25/02/1982 blz. 0001 - 0002
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 11 Deel 28 blz. 0080
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 11 Deel 28 blz. 0083


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 407/82 VAN DE RAAD

van 22 februari 1982

tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3306/80 met betrekking tot het definitief anti-dumpingrecht op bepaalde mechanische wekkers (andere dan reiswekkers) van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 3017/79 van de Raad van 20 december 1979 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping of subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Economische Gemeenschap (1), inzonderheid op ar- tikel 14,

Gezien het voorstel van de Commissie dat is ingediend na overleg in het bij artikel 6 van genoemde verordening ingestelde Raadgevend Comité,

Overwegende dat de Commissie bij Verordening (EEG) nr. 1579/80 (2) een voorlopig anti-dumpingrecht op mechanische wekkers (andere dan reiswekkers) van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek en de Sowjetunie heeft ingesteld;

Overwegende dat de exporteur uit de Duitse Democratische Republiek vervolgens vrijwillig op zich genomen heeft zijn prijzen met ingang van 1 januari 1981 te verhogen tot een peil dat de door dumping ten opzichte van wekkers met aan de buitenzijde aangebrachte bellen van NIMEXE-code 91.04-56 veroorzaakte schade teniet zou doen, alsook de voor andere modellen vastgestelde dumpingmarges; dat de vorm van de verbintenis door de Commissie niet aanvaardbaar geacht werd; dat vlak voor het verstrijken van de looptijd van het voorlopige recht de exporteur een herziene verbintenis aanbood;

Overwegende dat de Commissie toen vóór het verstrijken van het voorlopig anti-dumpingrecht te weinig tijd tot haar beschikking had om het Raadgevend Comité te raadplegen en een besluit te nemen over het aanvaarden of weigeren van deze verbintenis;

Overwegende dat de Raad, aangezien uiteindelijk dumping en daardoor veroorzaakte schade was aangetoond, derhalve bij Verordening (EEG) nr. 3306/80 (3) een definitief anti-dumpingrecht heeft ingesteld op mechanische wekkers (andere dan reiswekkers) van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek en de Sowjetunie;

Overwegende dat de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité de verbintenis bestudeerd en aanvaard heeft;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 3306/80 dientengevolge, na raadpleging in het Raadgevend Comité, aan een nader onderzoek is onderworpen;

Overwegende dat blijkens dat nader onderzoek, gezien de door de Duitse Democratische Republiek betreffende de prijs aangeboden verbintenis, beschermende maatregelen niet langer behoeven te worden genomen ten opzichte van andere produkten in kwestie, van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, dan die welke voordien binnen het douanegebied van de Gemeenschap gebracht zijn maar niet tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 3306/80 wordt als volgt gewijzigd:

1. de woorden: »de Duitse Democratische Republiek en" in artikel 1, lid 1, vervallen;

2. artikel 1, lid 2, sub a), vervalt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is niet van toepassing voor goederen van oorsprong uit de Duitse Democratische Republiek, die voordien binnen het douanegebied van de Gemeenschap gebracht zijn maar niet tot het vrije verkeer in de Gemeenschap zijn toegelaten, voor welke goederen Verordening (EEG) nr. 3306/80 ongewijzigd van toepassing blijft.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 22 februari 1982.

Voor de Raad

De Voorzitter

L. TINDEMANS

(1) PB nr. L 339 van 31. 12. 1979, blz. 1.

(2) PB nr. L 158 van 25. 6. 1980, blz. 5.

(3) PB nr. L 344 van 19. 12. 1980, blz. 34.