31981R1390

Verordening (EEG) nr. 1390/81 van de Raad van 12 mei 1981 houdende uitbreiding van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, tot zelfstandigen en hun gezinsleden

Publicatieblad Nr. L 143 van 29/05/1981 blz. 0001 - 0032
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0132
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 2 blz. 0132


VERORDENING (EEG) nr. 1390/81 VAN DE RAAD van 12 mei 1981 houdende uitbreiding van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, tot zelfstandigen en hun gezinsleden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 2, 7, 51 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie, opgesteld na raadpleging van de administratieve commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat de Raad, met het oog op de totstandbrenging van het vrije verkeer van werknemers en de opheffing van de belemmeringen die zich op het gebied van de sociale zekerheid zouden voordoen als alleen de nationale wettelijke regelingen zouden worden toegepast, op grond van artikel 51 van het Verdrag, Verordening (EEG) nr. 1408/71 heeft vastgesteld betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 196/81 (5), waarin de coördinatievoorschriften van de stelsels van sociale zekerheid voor werknemers zijn neergelegd;

Overwegende dat het vrije verkeer van personen, dat een van de fundamenten van de Gemeenschap vormt, niet alleen geldt voor werknemers, maar in het kader van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten eveneens zelfstandigen betreft;

Overwegende dat coördinatie van de stelsels van sociale zekerheid voor zelfstandigen nodig is om een van de doelstellingen van de Gemeenschap te bereiken ; dat het Verdrag niet voorziet in de daartoe vereiste specifieke bevoegdheden;

Overwegende dat op grond van het Verdrag elke discriminatie op grond van nationaliteit ter zake van vestiging en het verrichten van diensten sedert het einde van de overgangsperiode is verboden;

Overwegende dat aan zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, geen voldoende bescherming op het gebied van de sociale zekerheid kan worden gewaarborgd als alleen de nationale wettelijke regelingen worden toegepast ; dat, ten einde de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten volledig effect te doen sorteren, tot coördinatie van de stelsels van sociale zekerheid voor zelfstandigen dient te worden overgegaan;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 1408/71 weliswaar van toepassing is op werknemers, maar niettemin ook al geldt voor bepaalde categorieën zelfstandigen ; dat om redenen van billijkheid dezelfde bepalingen als die welke voor de werknemers zijn vastgesteld, zoveel mogelijk op zelfstandigen moeten worden toegepast;

Overwegende dat in Verordening (EEG) nr. 1408/71 de nodige aanpassingen dienen te worden aangebracht, ten einde deze verordeningen te kunnen toepassen op zelfstandigen en hun gezinnen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, zulks in de grootst mogelijke (1) PB nr. C 14 van 18.1.1978, blz. 15. (2) PB nr. C 131 van 5.6.1978, blz. 45. (3) PB nr. C 269 van 13.11.1978, blz. 40. (4) PB nr. L 149 van 5.7.1971, blz. 2. (5) PB nr. L 24 van 28.1.1981, blz. 3. mate als verenigbaar met de aard van hun beroepswerkzaamheden en de kenmerken van hun eigen bijzondere stelsels van sociale zekerheid;

Overwegende dat de aanpassingen welke in het dispositief van Verordening (EEG) nr. 1408/71 dienen te worden aangebracht, de aanpassing vereisen van bepaalde bijlagen van deze verordening;

Overwegende met name dat het noodzakelijk is in een bijlage nader te bepalen wat moet worden verstaan onder "werknemer" en "zelfstandige" in de zin van Verordening (EEG) nr. 1408/71, wanneer op de betrokkene een stelsel van sociale zekerheid van toepassing is dat voor alle ingezetenen, bepaalde categorieën ingezetenen of de gehele beroepsbevolking van een Lid-Staat geldt ; dat het de voorkeur verdient deze preciseringen, alsook die betreffende het begrip "gezinslid", in een bijzondere bijlage bijeen te brengen ; dat er ook twee nieuwe bijlagen moeten worden opgenomen ter vermelding van de bijzondere stelsels voor zelfstandigen voor wie de verordening niet geldt, alsmede ter vermelding van de gevallen waarin iemand gelijktijdig onder de wetgeving van twee Lid-Staten valt,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EEG) nr. 1408/71 wordt als volgt gewijzigd: 1. de titel wordt als volgt gelezen:

"VERORDENING (EEG) Nr. 1408/71 VAN DE RAAD van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen";

2. artikel 1: a) de alinea's a) en b worden als volgt gelezen:

" a) wordt onder "werknemer" en onder "zelfstandige" respectievelijk verstaan ieder: i) die verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen, behorende tot de takken van een stelsel van sociale zekerheid dat op werknemers of zelfstandigen van toepassing is;

ii) die in het kader van een stelsel van sociale zekerheid dat voor alle ingezetenen of voor de gehele beroepsbevolking geldt, verplicht verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is, - wanneer hij door de wijze van beheer of van financiering van dit stelsel als werknemer of zelfstandige kan worden onderkend, dan wel

- indien dergelijke criteria niet aanwezig zijn, wanneer hij verplicht of vrijwillig voortgezet verzekerd is tegen een andere in bijlage I omschreven gebeurtenis, in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel of sub iii) bedoeld stelsel, dan wel, bij gebreke van zulk een stelsel in de betrokken Lid-Staat, wanneer hij beantwoordt aan de in bijlage I gegeven definitie;

iii) die in het kader van een stelsel voor sociale zekerheid dat volgens de in bijlage I vastgestelde criteria op uniforme wijze is georganiseerd ten behoeve van de gehele plattelandsbevolking, verplicht verzekerd is tegen meerdere gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is;

iv) die, in het kader van een stelsel van sociale zekerheid van een Lid-Staat, ingesteld voor werknemers of voor zelfstandigen of voor alle ingezetenen of voor bepaalde categorieën ingezetenen, vrijwillig verzekerd is tegen een of meer gebeurtenissen behorende tot de takken van sociale zekerheid waarop deze verordening van toepassing is, - indien hij al dan niet in loondienst werkzaam is, of

- indien hij tevoren in het kader van een voor werknemers of zelfstandigen ingesteld stelsel van dezelfde Lid-Staat verplicht verzekerd is geweest tegen dezelfde gebeurtenis;

b) wordt onder "grensarbeider" verstaan iedere werknemer of zelfstandige die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent op het grondgebied van een Lid-Staat en woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat, waarheen hij in beginsel dagelijks of ten minste eenmaal per week terugkeert ; de grensarbeider die door de onderneming waaraan hij normaliter verbonden is, wordt gedetacheerd of die een dienstverrichting uitvoert op het grondgebied van dezelfde of een andere Lid-Staat, behoudt echter gedurende een tijdvak van ten hoogste vier maanden de hoedanigheid van grensarbeider, ook al kan hij tijdens deze periode niet dagelijks of niet ten minste eenmaal per week terugkeren naar zijn woonplaats;

";

b) de Nederlandse tekst van alinea c) behoeft geen wijziging;

c) alinea f) wordt als volgt gelezen:

"f) wordt onder "gezinslid" verstaan iedere persoon die in de wetgeving krachtens welke de prestaties worden verleend of, in de gevallen bedoeld in artikel 22, lid 1, sub a), en artikel 31, in de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij woont, als gezinslid wordt aangemerkt of erkend, of als huisgenoot wordt aangeduid ; indien deze wetgevingen echter uitsluitend als gezinslid of huisgenoot beschouwen degene die bij de werknemer of de zelfstandige inwoont, wordt aan deze voorwaarde geacht te zijn voldaan wanneer de betrokkene in hoofdzaak op kosten van deze werknemer of zelfstandige wordt onderhouden. Wanneer de wetgeving van een Lid-Staat met betrekking tot verstrekkingen wegens ziekte of moederschap het niet mogelijk maakt de gezinsleden te onderscheiden van de andere personen op wie zij van toepassing is, heeft de term "gezinslid" de betekenis die daaraan is gegeven in bijlage I;";

d) in alinea g) worden, in de zesde en zevende regel, alsmede in de tiende regel, de woorden "overleden werknemer" vervangen door het woord "overledene";

e) in alinea j) wordt, na de laatste subalinea, de volgende nieuwe subalinea ingevoegd:

"Onder "wetgeving of wettelijke regeling" vallen ook niet de bepalingen die ten grondslag liggen aan de bijzondere stelsels voor zelfstandigen waarvan de invoering aan het initiatief van de betrokkenen wordt overgelaten of waarvan de toepassing tot een deel van het grondgebied van de betrokken Lid-Staat is beperkt, ongeacht of de overheid een besluit heeft genomen waarbij deze stelsels verplicht worden gesteld of de werkingssfeer ervan wordt uitgebreid. De betreffende bijzondere stelsels staan vermeld in bijlage II;";

f) in alinea r), tweede en derde regel, worden de worden "tijdvakken van premie- of bijdragebetaling of van arbeid" vervangen door de woorden "tijdvakken van premie- of bijdragebetaling, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden;

g) alinea s) wordt als volgt gelezen:

"s) worden onder "tijdvakken van arbeid" en "tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden" verstaan de tijdvakken welke als zodanig worden omschreven of aangemerkt ingevolge de wetgeving waaronder zij zijn vervuld, alsmede alle met deze tijdvakken gelijkgestelde tijdvakken, voor zover zij door deze wetgeving als gelijkwaardig met tijdvakken van arbeid of met tijdvakken van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden zijn erkend;";

h) in alinea u), sub i), wordt, in de vijfde regel, het cijfer "I" vervangen door het cijfer "II";

3. artikel 2: a) in lid 1, eerste en tweede regel, worden na het woord "werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

b) lid 2: - in de tweede regel worden na het woord "werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

- in de vierde en vijfde regel worden na de woorden "van deze werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

4. in artikel 3, lid 3, laatste regel, wordt het cijfer "II" vervangen door het cijfer "III";

5. in artikel 7, lid 2, alinea c), eerste regel, wordt het cijfer "II" vervangen door het cijfer "III";

6. artikel 9, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. De bepalingen van de wetgeving van een Lid-Staat welke de toelating tot de vrijwillige of de vrijwillige voortgezette verzekering afhankelijk stellen van het wonen op het grondgebied van deze Staat, gelden niet voor personen die wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat, mits zij tevoren ooit als werknemer of zelfstandige aan de wetgeving van eerstbedoelde Staat onderworpen zijn geweest.";

7. in artikel 10, lid 2, vijfde regel, worden na de woorden "als werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

8. de artikelen 13 en 14 worden als volgt gelezen:

"Artikel 13

Algemene regels

1. Onder voorbehoud van artikel 14 quater zijn degenen op wie deze verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één enkele Lid-Staat onderworpen. De toe te passen wetgeving wordt overeenkomstig de bepalingen van deze titel vastgesteld.

2. Onder voorbehoud van de artikelen 14 tot en met 17: a) is op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont of indien de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij hij werkzaam is, zich bevindt op het grondgebied van een andere Lid-Staat;

b) is op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, de wetgeving van die Staat van toepassing zelfs indien hij op het grondgebied van een andere Lid-Staat woont;

c) is op degene die zijn beroepswerkzaamheden uitoefent aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart, de wetgeving van die Staat van toepassing;

d) is op ambtenaren en met hen gelijkgestelden, de wetgeving van toepassing van de Lid-Staat waaronder de dienst waarbij zij werkzaam zijn, ressorteert;

e) is op degene die wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen voor militaire dienst of vervangende burgerdienst in een Lid-Staat, de wetgeving van die Staat van toepassing. Indien toepassing van deze wetgeving afhankelijk is van het vervullen van tijdvakken van verzekering vóór de opkomst in of na het verlaten van de militaire of de vervangende burgerdienst, worden de tijdvakken van verzekering welke krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat zijn vervuld, voor zover nodig, in aanmerking genomen alsof het tijdvakken van verzekering betrof, vervuld krachtens de wetgeving van eerstbedoelde Staat. De werknemer of zelfstandige die voor militaire dienst of vervangende burgerdienst wordt opgeroepen of opnieuw wordt opgeroepen, behoudt de hoedanigheid van werknemer of zelfstandige.

Artikel 14

Bijzondere regels voor personen in loondienst, met uitzondering van zeelieden

Ten aanzien van de toepassing van de in artikel 13, lid 2, sub a), neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden: 1. a) Op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst verricht voor een onderneming waaraan hij normaal verbonden is, en door deze onderneming gedetacheerd wordt op het grondgebied van een andere Lid-Staat ten einde aldaar voor haar rekening arbeid te verrichten, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing, mits de te verwachten duur van die arbeid niet meer dan twaalf maanden bedraagt en hij niet wordt uitgezonden ter vervanging van een andere persoon wiens detachering beëindigd is.

b) Indien de te verrichten arbeid door onvoorziene omstandigheden de oorspronkelijk voorziene tijdsduur overschrijdt en meer dan twaalf maanden duurt, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing tot aan de beëindiging van die arbeid, mits de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de betrokkene gedetacheerd is, of het door deze autoriteit aangewezen lichaam, hiervoor toestemming verleent ; deze toestemming moet vóór het einde van het oorspronkelijke tijdvak van twaalf maanden worden aangevraagd. Deze toestemming mag echter niet voor een langer tijdvak dan twaalf maanden worden verleend.

2. Op degene die op het grondgebied van twee of meer Lid-Staten werkzaamheden in loondienst pleegt uit te oefenen, wordt de toepasselijke wetgeving als volgt vastgesteld: a) op degene die behoort tot het rijdend, varend of vliegend personeel van een onderneming welke voor rekening van anderen of voor eigen rekening internationaal vervoer van personen of goederen per spoor, over de weg, door de lucht of over de binnenwateren verricht en op het grondgebied van een Lid-Staat haar zetel heeft, is de wetgeving van laatstbedoelde Staat van toepassing. Niettemin: i) is op degene die werkzaam is bij een filiaal of een vaste vertegenwoordiging welke die onderneming heeft op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan die, op het grondgebied waarvan zij haar zetel heeft, de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zich dat filiaal of die vaste vertegenwoordiging bevindt, van toepassing;

ii) is op degene die in hoofdzaak werkzaam is op het grondgebied van de Lid-Staat waar hij woont, de wetgeving van die Staat van toepassing, zelfs indien de onderneming waarbij hij werkzaam is, noch haar zetel, noch een filiaal, noch een vaste vertegenwoordiging op dit grondgebied heeft;

b) op andere personen dan die bedoeld sub a) is van toepassing: i) de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan zij wonen, indien zij een deel van hun werkzaamheden op dit grondgebied uitoefenen of indien zij verbonden zijn aan meer dan een onderneming of meer dan een werkgever die hun zetel of domicilie op het grondgebied van verschillende Lid-Staten hebben;

ii) de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan de zetel van de onderneming of het domicilie van de werkgever waarbij zij werkzaam zijn, zich bevindt, indien zij niet wonen op het grondgebied van een der Staten waar zij hun werkzaamheden uitoefenen.

3. Op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat werkzaamheden in loondienst uitoefent voor een onderneming waarvan de zetel op het grondgebied van een andere Lid-Staat gevestigd is, terwijl de gemeenschappelijke grens van die Staten door die onderneming loopt, is de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze onderneming haar zetel heeft, van toepassing.

Artikel 14 bis

Bijzondere regels voor personen die anders dan in loondienst werkzaam zijn, met uitzondering van zeelieden

Ten aanzien van de in artikel 13, lid 2, sub b), neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden: 1. a) Op degene die op het grondgebied van een Lid-Staat gewoonlijk werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent en op het grondgebied van een andere Lid-Staat arbeid verricht, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing, mits de te verwachten duur van die arbeid niet meer dan twaalf maanden bedraagt.

b) Indien de te verrichten arbeid door onvoorziene omstandigheden de oorspronkelijk voorziene tijdsduur overschrijdt en meer dan twaalf maanden duurt, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Staat van toepassing tot aan de beëindiging van die arbeid, mits de bevoegde autoriteit van deze Lid-Staat naar het grondgebied waarvan de betrokkene zich heeft begeven om die arbeid te verrichten, of het door deze autoriteit aangewezen lichaam, hiervoor toestemming verleent ; deze toestemming moet vóór het einde van het oorspronkelijke tijdvak van twaalf maanden worden aangevraagd. Deze toestemming mag echter niet voor een langer tijdvak dan twaalf maanden worden verleend.

2. Op degene die gewoonlijk op het grondgebied van twee of meer Lid-Staten werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, is de wetgeving van de Lid-Staat van toepassing op het grondgebied waarvan hij woont, indien hij een deel van zijn werkzaamheden op het grondgebied van die Lid-Staat uitoefent. Indien hij geen werkzaamheden uitoefent op het grondgebied van de Lid-Staat waar hij woont, is de wetgeving van de Lid-Staat van toepassing op het grondgebied waarvan hij zijn hoofdwerkzaamheden verricht. De criteria ter bepaling van de hoofdwerkzaamheden zijn vastgesteld bij de in artikel 97 bedoelde verordening.

3. Op degene die werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent in een onderneming waarvan de zetel zich op het grondgebied van een Lid-Staat bevindt, terwijl de gemeenschappelijke grens van die twee Lid-Staaten door die onderneming loopt, is de wetgeving van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan deze onderneming haar zetel heeft, van toepassing.

4. Indien het, krachtens de wetgeving die op een persoon van toepassing zou moeten zijn overeenkomstig het bepaalde in de leden 2 en 3, niet mogelijk is dat die persoon zich, zelfs op vrijwillige basis, aansluit bij een stelsel van ouderdomsverzekering, is de betrokkene onderworpen aan de wetgeving van de andere Lid-Staat die onafhankelijk van deze bepalingen op hem van toepassing zou zijn of, wanneer daardoor de wetgevingen van twee of meer Lid-Staten op hem van toepassing zouden zijn, aan de wetgeving die in onderlinge overeenstemming tussen deze Lid-Staten of hun bevoegde autoriteiten is vastgesteld.

Artikel 14 ter

Bijzondere regels voor zeelieden

Ten aanzien van de in artikel 13, lid 2, sub c), neergelegde regel gelden de volgende uitzonderingen en bijzonderheden: 1. Op degene die werkzaamheden in loondienst uitoefent voor een onderneming waaraan hij normaal verbonden is, hetzij op het grondgebied van een Lid-Staat, hetzij aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart, en die door deze onderneming wordt gedetacheerd om voor haar rekening arbeid te verrichten aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een andere Lid-Staat vaart, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing onder de in artikel 14, lid 1, gestelde voorwaarden.

2. Op degene die gewoonlijk werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent, hetzij op het grondgebied van een Lid-Staat, hetzij aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart, en voor eigen rekening arbeid verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een andere Lid-Staat vaart, blijft de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing onder de in artikel 14 bis, lid 1, gestelde voorwaarden.

3. Op degene die zijn beroepswerkzaamheden gewoonlijk niet op zee uitoefent, maar arbeid verricht in de territoriale wateren of in een haven van een Lid-Staat, op een zeeschip dat onder de vlag van een andere Lid-Staat vaart en dat zich in deze territoriale wateren of in deze haven bevindt, zonder tot de bemanning van dat schip te behoren, is de wetgeving van eerstbedoelde Lid-Staat van toepassing.

4. Op degene die werkzaamheden in loondienst uitoefent aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van een Lid-Staat vaart en voor die werkzaamheden wordt beloond door een onderneming of een persoon die haar zetel of zijn domicilie op het grondgebied van een andere Lid-Staat heeft, is de wetgeving van laatstbedoelde Staat van toepassing, indien hij zijn woonplaats op het grondgebied van die Staat heeft ; de onderneming of degene die het loon betaalt, wordt voor de toepassing van genoemde wetgeving als werkgever aangemerkt.

Artikel 14 quater

Bijzondere regels voor personen die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefenen

1. Op degene die gelijktijdig werkzaamheden in loondienst op het grondgebied van een Lid-Staat en werkzaamheden anders dan in loondienst op het grondgebied van een andere Lid-Staat uitoefent: a) is, onder voorbehoud van het bepaalde sub b), de wetgeving van toepassing van de Lid-Staat op het grondgebied waarvan hij werkzaamheden in loondienst uitoefent;

b) is, in de in bijlage VII genoemde gevallen, de wetgeving van toepassing van ieder van deze Lid-Staten voor wat de op hun grondgebied uitgeoefende werkzaamheden betreft.

2. De wijze van toepassing van lid 1, sub b), zal in een op voorstel van de Commissie door de Raad vast te stellen verordening worden bepaald.

Artikel 14 quinquies

Diverse bepalingen

1. De in artikel 14, leden 2 en 3, in artikel 14 bis, leden 2, 3 en 4, en in artikel 14 quater, lid 1, sub a), bedoelde persoon wordt voor de toepassing van de wetgeving welke is vastgesteld overeenkomstig deze bepalingen, aangemerkt alsof hij zijn volledige beroepswerkzaamheden uitoefende op het grondgebied van de betrokken Lid-Staat.

2. Indien de wetgeving van een Lid-Staat bepaalt dat de pensioen- of rentetrekker, ook al verricht hij beroepswerkzaamheden, niet verplicht verzekerd is uit hoofde van deze werkzaamheden, dan is deze bepaling eveneens van toepassing op de pensioen- of rentetrekker, die zijn pensioen of rente heeft verworven op grond van de wetgeving van een andere Lid-Staat, tenzij de betrokkene bij het door de bevoegde autoriteit van de eerste Lid-Staat aangewezen orgaan, vermeld in bijlage 10 bij de in artikel 97 bedoelde verordening uitdrukkelijk verzoekt tot de verplichte verzekering te worden toegelaten.";

9. artikel 15, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. De artikelen 13 tot en met 14 quinquies zijn niet van toepassing op de vrijwillige of de vrijwillig voortgezette verzekering, tenzij voor een van de in artikel 4 bedoelde takken van sociale zekerheid in een Lid-Staat slechts een stelsel van vrijwillige verzekering bestaat.";

10. artikel 17 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 17

Uitzonderingen op de artikelen 13 tot en met 16

Twee of meer Lid-Staten, de bevoegde autoriteiten van deze Staten of de door deze autoriteiten aangewezen instellingen kunnen in onderlinge overeenstemming, in het belang van bepaalde groepen personen die werkzaamheden al dan niet in loondienst uitoefenen, of in het belang van bepaalde van deze personen, uitzonderingen op de artikelen 13 tot en met 16 vaststellen.";

11. in artikel 18, lid 2, zesde regel, worden de woorden "betrokken werknemers" vervangen door het woord "betrokkenen";

12. in de titel van afdeling 2 worden na het woord "werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

13. in artikel 19, lid 1, eerste regel, en lid 2, tweede alinea, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

14. in artikel 20, vijfde regel, worden de woorden "de grensarbeider" vervangen door het woord "betrokkene";

15. in artikel 21, lid 1, eerste regel, lid 2, tweede alinea, tweede regel, en lid 4, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

16. artikel 22: a) in lid 1, eerste regel, en in lid 1, alinea c), sub i, vijfde regel, worden het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) in lid 3, eerste alinea, derde regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

c) in lid 3, tweede alinea, derde regel, en tweede alinea, sub a), zesde regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

d) in lid 4, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

17. artikel 23, leden 1 en 2, wordt als volgt gelezen:

"Artikel 23

Berekening van de uitkeringen

1. Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen een gemiddelde verdienste als grondslag wordt genomen, stelt deze gemiddelde verdienste uitsluitend vast op basis van de verdiensten welke zijn genoten gedurende de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken.

2. Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een in een vast bedrag uitgedrukte verdienste houdt uitsluitend rekening met dit vaste bedrag of, eventueel, met het gemiddelde van deze vaste bedragen voor de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken.";

18. artikel 24, lid 1: - in de eerste regel worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

- in de achtste regel worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

19. artikel 25: a) in lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) de Nederlandse tekst van lid 2 behoeft geen wijziging;

20. in artikel 26, lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

21. artikel 34 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 34

Algemene bepalingen

1. Voor de toepassing van de artikelen 28, 28 bis, 29 en 31 wordt degene die twee of meer pensioenen of renten ontvangt krachtens de wettelijke regeling van één enkele Lid-Staat, in de zin van deze bepalingen geacht rechthebbende op een pensioen of rente te zijn krachtens de wettelijke regeling van een Lid-Staat.

2. De artikelen 27 tot en met 33 zijn niet van toepassing op de pensioen- of rentetrekker en zijn gezinsleden die op grond van de wettelijke regeling van een Lid-Staat wegens het verrichten van beroepswerkzaamheden recht op prestaties hebben. In dat geval wordt de betrokkene voor de toepassing van dit hoofdstuk als werknemer of zelfstandige of als gezinslid van een werknemer of zelfstandige aangemerkt.";

22. artikel 35: a) lid 1 wordt als volgt gelezen:

"1. Onverminderd het bepaalde in lid 2, worden, indien de wettelijke regeling van het land van de woon- of verblijfplaats meer dan één verzekeringsstelsel voor ziekte of moederschap kent, voor de toepassing van artikel 19, artikel 21, lid 1, de artikelen 22, 25, 26, artikel 28, lid 1, artikel 29, lid 1, en artikel 31, de bepalingen van het stelsel dat voor de handarbeiders in de staalindustrie geldt, gevolgd. Indien die wettelijke regeling evenwel een bijzonder stelsel voor werknemers in de mijnen en daarmee gelijkgestelde bedrijven kent, is dit stelsel op deze categorie werknemers en op hun gezinsleden van toepassing, wanneer het orgaan van de woon- of verblijfplaats waartoe zij zich wenden, tot toepassing van dit stelsel bevoegd is.

2. Indien de wettelijke regeling van het land van de woon- of verblijfplaats een of meer bijzondere regelingen kent voor alle of de meeste beroepsgroepen van zelfstandigen, waarbij minder gunstige verstrekkingen worden verleend dan die waarop werknemers recht hebben, worden voor de toepassing van artikel 19, lid 1, sub a), en lid 2, artikel 22, lid 1, sub i), en lid 3, artikel 28, lid 1, sub a), en artikel 31, sub a), ten aanzien van de betrokkene en zijn gezinsleden de bepalingen van het stelsel of de stelsels vastgesteld bij de toepassingsverordening als bedoeld in artikel 97, gevolgd, a) wanneer de betrokkene in de bevoegde Staat aangesloten is bij een bijzonder stelsel voor zelfstandigen dat eveneens minder gunstige verstrekkingen verleent dan die waarop werknemers recht hebben, of

b) wanneer de rechthebbende op een pensioen of rente of op pensioenen of renten op grond van de wettelijke regeling van de ter zake van het pensioen bevoegde Lid-Staat of Lid-Staten slechts recht heeft op de verstrekkingen ingevolge een bijzonder stelsel voor zelfstandigen dat eveneens minder gunstige verstrekkingen verleent dan waarop werknemers recht hebben.";

b) de leden 2 en 3 worden respectievelijk de leden 3 en 4;

c) in het nieuwe lid 3, vijfde regel, worden na het woord "werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

23. in titel III, hoofdstuk 2, afdeling 1, worden in de titel na het woord "werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

24. artikel 37: a) in lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" toegevoegd;

b) in lid 2, eerste regel, wordt het cijfer "III" vervangen door het cijfer "IV";

25. artikel 38: a) lid 2: - in de vierde regel wordt na het woord "verzekering" het woord "uitsluitend" ingevoegd;

- in de vierde regel worden na de woorden "bijzonder stelsel" de woorden "voor werknemers" ingevoegd;

b) het volgende lid wordt toegevoegd:

"3. Indien de wettelijke regeling van de Lid-Staat de toekenning van bepaalde prestaties afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in een aan een bijzonder stelsel voor zelfstandigen onderworpen beroep, wordt voor de toekenning van die prestaties slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wettelijke regelingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij gebreke daarvan, in hetzelfde beroep zijn vervuld.

Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde prestaties gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van prestaties volgens het algemene stelsel, of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, voor zover deze zijn vervuld onder een ander stelsel dan het genoemde overeenkomstige stelsel en op voorwaarde dat de betrokkene eveneens aangesloten is geweest bij dit algemene stelsel, of, bij gebreke daarvan, bij het stelsel dat van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden.";

26. artikel 39, lid 3, wordt als volgt gelezen:

"3. De betrokkene die krachtens lid 1 geen recht op uitkeringen heeft, wordt in het genot gesteld van de uitkeringen waarop hij krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat nog recht heeft, eventueel met inachtneming van artikel 38.";

27. in titel III, hoofdstuk 2, afdeling 2, worden in de titel na het woord "werknemers" de woorden "of zelfstandigen" ingevoegd;

28. artikel 40: a) in lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) in lid 2 wordt het cijfer "III" vervangen door het cijfer "IV": - in de derde regel,

- in de voorlaatste regel van het eerste streepje,

- in de tweede regel van het tweede streepje;

c) in lid 3, sub a): - wordt in de eerste regel het cijfer "III" vervangen door het cijfer "IV",

- worden in de vijfde regel na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

d) in lid 4, vierde regel, wordt het cijfer "IV" vervangen door het cijfer "V";

29. artikel 41: a) in lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) in lid 1, alinea d), iii) laatste regel, wordt het cijfer "III" vervangen door het cijfer "IV";

c) in lid 2, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

30. artikel 44: a) in de titel worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) in lid 1, eerste en derde regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

c) in lid 2, derde regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

31. artikel 45: a) in de titel worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) lid 2: - in de derde regel wordt na het woord "verzekering" het woord "uitsluitend" ingevoegd,

- in de vierde regel worden na de woorden "bijzonder stelsel" de woorden "voor werknemers" ingevoegd;

c) het volgende lid wordt toegevoegd:

"3. Indien de wettelijke regeling van een Lid-Staat de toekenning van bepaalde uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de tijdvakken van verzekering uitsluitend zijn vervuld in een aan een bijzonder stelsel voor zelfstandigen onderworpen beroep, wordt voor de toekenning van deze uitkeringen slechts rekening gehouden met de tijdvakken welke krachtens de wettelijke regelingen van andere Lid-Staten zijn vervuld, indien deze tijdvakken krachtens een overeenkomstig stelsel of, bij ontbreken daarvan, in hetzelfde beroep zijn vervuld.

Indien de betrokkene, met inachtneming van de aldus vervulde tijdvakken, niet voldoet aan de voor het recht op genoemde uitkeringen gestelde voorwaarden, wordt met deze tijdvakken rekening gehouden voor de toekenning van uitkeringen volgens het algemene stelsel, of, bij gebreke daarvan, volgens het stelsel van toepassing op arbeiders, respectievelijk bedienden, voor zover deze zijn vervuld onder een ander stelsel dan het genoemde overeenkomstige stelsel en op voorwaarde dat de betrokkene eveneens aangesloten is geweest bij dit algemene stelsel of, bij gebreke daarvan, bij het stelsel dat van toepassing is op arbeiders, respectievelijk bedienden.";

d) lid 3 wordt lid 4;

e) de volgende leden worden toegevoegd:

"5. Lid 4 is van toepassing op zelfstandigen ten einde vast te stellen of aan de voorwaarden voor de toekenning van uitkeringen aan nagelaten betrekkingen is voldaan.

6. Indien in de wettelijke regeling van een Lid-Staat welke de toekenning van invaliditeitsuitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene aan deze wettelijke regeling is onderworpen op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, noch voor het verkrijgen van het recht op uitkeringen, noch voor de berekening daarvan eisen zijn gesteld betreffende de duur van de verzekering wordt iedere zelfstandige die niet meer aan deze wettelijke regeling onderworpen is, voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk geacht dit nog steeds te zijn op het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis zich voordoet, indien hij op dat tijdstip aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat onderworpen is.";

32. artikel 46: a) in lid 1, eerste alinea, tweede regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) in lid 2, tweede regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

c) in lid 2, sub a), zesde regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

33. artikel 47, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. De berekening van het in artikel 46, lid 2, sub a), bedoelde theoretische bedrag vindt als volgt plaats: a) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde verdienste, van een gemiddelde premie of bijdrage, van een gemiddelde verhoging of van de verhouding welke gedurende de tijdvakken van verzekering tussen de brutoverdienste van de betrokkene en de gemiddelde brutoverdienste van alle verzekerden met uitzondering van de leerlingen heeft bestaan, stelt deze gemiddelden of verhoudingsgetallen uitsluitend vast op grond van de krachtens de wettelijke regeling van genoemde Staat vervulde tijdvakken van verzekering of van de door de betrokkene gedurende die tijdvakken genoten brutoverdienste;

b) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van het bedrag der verdiensten, der premies of bijdragen of der verhogingen, stelt de verdiensten, de premies of bijdragen, of de verhogingen waarmede op grond van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, vast op grond van het gemiddelde der verdiensten, der premies of bijdragen, of der verhogingen dat is geconstateerd over de tijdvakken van verzekering, welke krachtens de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling zijn vervuld;

c) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vaste verdienste of een vast bedrag, beschouwt de verdienste of het bedrag waarmede op grond van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, als zijnde gelijk aan de vaste verdienste of het vaste bedrag of eventueel aan het gemiddelde der vaste verdiensten of der vaste bedragen welke betrekking hebben op de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling;

d) het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat bij de berekening van de uitkeringen voor bepaalde tijdvakken wordt uitgegaan van het bedrag der verdiensten en voor andere tijdvakken van een vaste verdienste of een vast bedrag, houdt voor de krachtens de wettelijke regelingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening met de overeenkomstig dit lid, sub b) of c), vastgestelde verdiensten of bedragen, of, eventueel, met het gemiddelde van deze verdiensten of bedragen;

indien bij de berekening van de uitkeringen voor alle tijdvakken welke krachtens de door dat orgaan toegepaste wettelijke regeling zijn vervuld, wordt uitgegaan van een vaste verdienste of een vast bedrag, beschouwt het orgaan de verdienste waarmede op grond van de krachtens de wettelijke regelingen van andere Lid-Staten vervulde tijdvakken van verzekering of van wonen rekening moet worden gehouden, als zijnde gelijk aan de fictieve verdienste die met deze vaste verdienste of dit vaste bedrag overeenkomt.";

34. in artikel 52, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

35. in artikel 53, voorlaatste en laatste regel, wordt het woord "grensarbeider" vervangen door het woord "betrokkene";

36. in artikel 54, lid 1, eerste regel, en lid 2, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

37. in artikel 55, lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

38. artikel 58, leden 1 en 2, wordt als volgt gelezen:

"1. Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een gemiddelde verdienste, stelt deze gemiddelde verdienste uitsluitend vast op basis van de verdiensten welke gedurende de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken zijn genoten.

2. Het bevoegde orgaan van een Lid-Staat waarvan de wettelijke regeling bepaalt dat voor de berekening van de uitkeringen wordt uitgegaan van een vaste verdienste, houdt uitsluitend rekening met deze vaste verdienste of eventueel met het gemiddelde van de vaste verdiensten welke betrekking hebben op de krachtens bedoelde wettelijke regeling vervulde tijdvakken.";

39. artikel 60, lid 1, wordt als volgt gelezen:

"1. Ingeval een beroepsziekte waarvoor een werknemer of zelfstandige op grond van de wettelijke regeling van een Lid-Staat schadeloosstelling geniet of genoten heeft, verergert, zijn de volgende bepalingen van toepassing: a) indien de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat geen beroepswerkzaamheden heeft uitgeoefend welke de betreffende beroepsziekte kunnen veroorzaken of verergeren, dient het bevoegde orgaan van de eerste Staat de uitkeringen voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, waarbij rekening wordt gehouden met de verergering;

b) indien de betrokkene, sedert hij uitkeringen geniet, onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat wel zodanige werkzaamheden heeft uitgeoefend, dient het bevoegde orgaan van de eerste Lid-Staat de uitkeringen voor zijn rekening te nemen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, waarbij het geen rekening houdt met de verergering. Het bevoegde orgaan van de tweede Lid-Staat kent de betrokkene een aanvulling toe, ter hoogte van het verschil tussen het bedrag van de uitkeringen welke na de verergering verschuldigd zijn en het bedrag van de uitkeringen welke vóór de verergering overeenkomstig de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling verschuldigd zouden zijn geweest, indien de betreffende beroepsziekte zich onder de wettelijke regeling van die Lid-Staat had voorgedaan;

c) indien in het sub b) genoemde geval een werknemer of zelfstandige die lijdt aan sclerogene pneumoconiosis of aan een op grond van artikel 57, lid 4, aangewezen ziekte, geen recht heeft op uitkeringen krachtens de wettelijke regeling van de tweede Lid-Staat, dient het bevoegde orgaan van de eerste Lid-Staat de uitkeringen te verlenen volgens de door dit orgaan toegepaste wettelijke regeling, waarbij het rekening houdt met de verergering. Voor rekening van het bevoegde orgaan van de tweede Lid-Staat komt evenwel het verschil tussen het bedrag van de uitkeringen, met inbegrip van de renten welke door het bevoegde orgaan van de eerste Lid-Staat, rekening houdend met de verergering, verschuldigd zijn, en het bedrag van de overeenkomstige uitkeringen welke vóór de verergering verschuldigd waren.";

40. in artikel 61, lid 1, tweede regel, wordt het woord "werknemer" vervangen door het woord "betrokkene";

41. in artikel 62, lid 1, vierde regel, worden na de woorden "artikel 55, lid 1, " de woorden "ten aanzien van werknemers of zelfstandigen" ingevoegd;

42. in artikel 65, lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

43. in artikel 67, leden 1 en 2, worden de woorden "krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat vervulde" vervangen door de woorden "krachtens de wettelijke regeling van elke andere Lid-Staat als werknemer vervulde";

44. in artikel 69, lid 1, eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

45. in artikel 70, lid 1, tweede alinea, tweede regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

46. artikel 71, lid 1: a) in de eerste regel wordt na het woord "werkloze" het woord "werknemer" ingevoegd;

b) de Nederlandse tekst van alinea b), sub i), behoeft geen wijziging;

c) de Nederlandse tekst van alinea b), sub ii), behoeft geen wijziging;

47. titel III, hoofdstuk 7: a) de titel wordt als volgt gelezen:

"GEZINS- EN KINDERBIJSLAGEN";

b) de titel van afdeling 1 wordt als volgt gelezen:

"Gemeenschappelijke bepaling voor bijslagen voor werknemers, zelfstandigen en werklozen";

c) de titel van afdeling 2 behoeft in het Nederlands geen wijziging;

48. in artikel 72 worden de woorden "tijdvakken van verzekering of van arbeid" vervangen door de woorden "tijdvakken van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van arbeid";

49. artikel 73: a) de titel behoeft in het Nederlands geen wijziging;

b) lid 1 en lid 2 behoeven in het Nederlands geen wijziging;

c) lid 3 wordt als volgt gelezen:

"3. De werknemer op wie krachtens artikel 14, lid 1, de Franse wettelijke regeling van toepassing is, heeft echter voor de gezinsleden, die hem vergezellen naar het grondgebied van de Lid-Staat waarop hij arbeid verricht, recht op de in bijlage VI omschreven gezinsbijslagen.";

50. in artikel 74, lid 1, eerste regel, en lid 2, eerste regel, wordt na het woord "werkloze" het woord "werknemer" ingevoegd;

51. artikel 75: a) lid 1 behoeft in het Nederlands geen wijziging;

b) lid 2 behoeft in het Nederlands geen wijziging;

52. artikel 78: a) in lid 2, sub a), eerste regel, en sub b), eerste regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

b) in lid 2, sub b), ii), derde regel, worden de woorden "overleden werknemer" vervangen door het woord "overledene";

53. artikel 79: a) lid 1: - in de eerste alinea, zesde regel, worden de woorden "overleden werknemer" vervangen door het woord "overledene";

- in de tweede alinea, sub a), derde en vierde regel, worden de woorden "tijdvakken van verzekering, van arbeid of van wonen" vervangen door de woorden "tijdvakken van verzekering, van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen";

b) in lid 2, achtste regel, wordt het woord "werknemer" vervangen door de woorden "rechthebbende of overledene";

c) in lid 3, zevende regel, worden na het woord "werknemer" de woorden "of zelfstandige" ingevoegd;

54. in artikel 89 wordt het cijfer "V" vervangen door het cijfer "VI";

55. de Nederlandse tekst van artikel 93, lid 2, behoeft geen wijziging;

56. de bijlagen I tot en met V worden de bijlagen II tot en met VI en de volgende bijlage wordt ingelast:

"BIJLAGE I

PERSONELE WERKINGSSFEER VAN DE VERORDENING I. Werknemers en/of zelfstandigen

(artikel 1, sub a), ii) en iii), van de verordening) A. BELGIË

Niet van toepassing.

B. DENEMARKEN 1. Als werknemer in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene op wie, uit hoofde van de uitoefening van werkzaamheden in loondienst, de wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten van toepassing is.

2. Als zelfstandige in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene die, uit hoofde van de wet inzake dagvergoedingen in geval van ziekte of moederschap, recht heeft op deze uitkeringen op basis van een ander beroepsinkomen dan loon.

C. DUITSLAND

Wanneer een Duits orgaan bevoegd is voor de toekenning van gezinsbijslagen overeenkomstig hoofdstuk 7 van titel III van de verordening, wordt in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening aangemerkt: a) als werknemer, degene die verplicht verzekerd is tegen werkloosheid of degene die, aansluitend op deze verzekering, uitkeringen van de ziekteverzekering of soortgelijke uitkeringen verkrijgt;

b) als zelfstandige, degene die werkzaamheden anders dan in loondienst uitoefent en die verplicht is: - zich te verzekeren of bij te dragen voor het ouderdomsrisico in een stelsel voor zelfstandigen of

- zich te verzekeren in het kader van de verplichte pensioenverzekering.

D. FRANKRIJK

Niet van toepassing.

E. GRIEKENLAND 1. Als werknemers in de zin van artikel 1, sub a), iii), van de verordening worden aangemerkt degenen die zijn verzekerd in het kader van het OGA- stelsel, die uitsluitend in loondienst werkzaam zijn of die aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat onderworpen zijn of zijn geweest en die dientengevolge de hoedanigheid van werknemer in de zin van artikel 1, sub a), van de verordening hebben of gehad hebben.

2. Voor de uitkering van de kinderbijslag van het nationale stelsel worden als werknemers in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening aangemerkt de in artikel 1, sub a), i) en iii), van de verordening bedoelde personen.

F. IERLAND 1. Als werknemer in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening, wordt aangemerkt degene die verplicht of vrijwillig verzekerd is overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 37 van de gecodificeerde wet van 1981 op de sociale zekerheid en de sociale diensten (Social Welfare (Consolidation) Act (1981)).

2. Als zelfstandige in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening, wordt aangemerkt degene die beroepswerkzaamheden uitoefent zonder arbeidsovereenkomst of die met pensioen is gegaan na een dergelijke werkzaamheid te hebben beëindigd. Wat betreft de verstrekkingen wegens ziekte dient de betrokkene bovendien recht te hebben op deze verstrekkingen uit hoofde van artikel 45 of 46 van de wet van 1970 op de gezondheid (Health Act (1970)).

G. ITALIË

Niet van toepassing

H. LUXEMBURG

Niet van toepassing.

I. NEDERLAND

Als zelfstandige in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening wordt aangemerkt degene die anders dan in dienstbetrekking zijn beroepswerkzaamheden uitoefent.

J. VERENIGD KONINKRIJK

Als werknemer of als zelfstandige in de zin van artikel 1, sub a), ii), van de verordening wordt aangemerkt ieder die in de zin van de wettelijke regeling van Groot-Brittannië of van Noord-Ierland werknemer (employed earner) of zelfstandige (self-employed earner) is en ieder voor wie als werknemer (employed person) of zelfstandige (self-employed person) in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar bijdragen moeten worden betaald.

II. Gezinsleden (artikel 1, sub f), tweede zin, van de verordening) A. BELGIË

Niet van toepassing.

B. DENEMARKEN

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van artikel 22, lid 1, sub a), en artikel 31 van de verordening, wordt met de uitdrukking "gezinslid" degene bedoeld die overeenkomstig de wet op de openbare gezondheidszorg als gezinslid wordt aangemerkt.

C. DUITSLAND

Niet van toepassing.

D. FRANKRIJK

Niet van toepassing.

E. GRIEKENLAND

Niet van toepassing.

F. IERLAND

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van artikel 22, lid 1, sub a), en artikel 31 van de verordening, wordt met de uitdrukking "gezinslid" bedoeld degene die wordt aangemerkt als zijnde ten laste van de werknemer of zelfstandige voor de toepassing van de wetten van 1947 tot en met 1970 op de volksgezondheid (Health Acts 1947-1970).

G. ITALIË

Niet van toepassing.

H. LUXEMBURG

Niet van toepassing.

I. NEDERLAND

Niet van toepassing.

J. VERENIGD KONINKRIJK

Voor de vaststelling van het recht op verstrekkingen op grond van artikel 22, lid 1, sub a), en artikel 31 van de verordening, wordt onder "gezinslid" verstaan: a) in de zin van de wettelijke regelingen van Groot-Brittannië en van Noord-Ierland, iedere persoon die als ten laste komende persoon wordt aangemerkt in de zin van de wet betreffende de sociale zekerheid 1975 (Social Security Act 1975) of in voorkomend geval de wet betreffende de sociale zekerheid (Noord-Ierland) 1975 (Social Security (Northern Ireland) Act 1975)

en

b) in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar, iedere persoon die als ten laste komende persoon wordt aangemerkt in de zin van de regeling betreffende het geneeskundig stelsel voor groepspraktijken 1973 (Group Practice Medical Scheme Ordinance 1973).";

57. bijlage II: a) de titel wordt als volgt gelezen:

"BIJLAGE II

(artikel 1, sub u), van de verordening)

I. Bijzondere uitkeringen bij geboorte welke krachtens artikel 1, sub u), zijn uitgesloten van de werkingssfeer van de verordening";

b) de volgende tekst wordt toegevoegd:

"II. Bijzondere stelsels voor zelfstandigen welke van de werkingssfeer van de verordening zijn uitgesloten krachtens artikel 1, sub j), vierde sub-alinea A. BELGIË

Niet van toepassing.

B. DENEMARKEN

Niet van toepassing.

C. DUITSLAND

De verzekerings- en voorzorginstellingen (Versicherungs- und Versorgungswerke) voor artsen, tandartsen, dierenartsen, apothekers, advocaten, octrooigemachtigden (Patentanwälte), notarissen, accountants (Wirtschaftsprüfer), belastingconsulenten, fiscale gemachtigden (Steuerbevollmächtigte), loodsen (Seelotsen) en architecten, opgericht krachtens de wetgeving van de "Länder" en andere verzekerings- en voorzorginstellingen, met name de bijstandsfondsen (Fürsorgeeinrichtungen) en het stelsel tot uitbreiding van de verdeling van honoraria (erweiterte Honorarverteilung).

D. FRANKRIJK 1. Zelfstandigen buiten de landbouw: a) de aanvullende stelsels voor ouderdomsverzekering en de stelsels voor invaliditeits-overlijdensverzekering voor zelfstandigen, bedoeld in de artikelen L 658, L 659, L 663-11, L 663-12, L 682 en L 683-1 van het Wetboek van sociale zekerheid;

b) de aanvullende uitkeringen bedoeld in artikel 9 van wet nr. 66.509 van 12 juli 1966.

2. Zelfstandigen in de landbouw

De in de artikelen 1049 en 1234.19 van het agrarisch wetboek bedoelde verzekeringen inzake ziekte-moederschap-ouderdom respectievelijk arbeidsongevallen en beroepsziekten van zelfstandigen in de landbouw.

E. GRIEKENLAND

Niet van toepassing.

F. IERLAND

Niet van toepassing.

G. ITALIË

Niet van toepassing.

H. LUXEMBURG

Niet van toepassing.

I. NEDERLAND

Niet van toepassing.

J. VERENIGD KONINKRIJK

Niet van toepassing.";

58. in rubriek A, punt 7. BELGIË - LUXEMBURG van bijlage III wordt de huidige tekst alinea a) en wordt de volgende tekst ingevoegd:

"b) Briefwisseling van 10 en 12 juli 1968 betreffende zelfstandigen.";

59. bijlage IV: a) rubriek A wordt als volgt gelezen:

"A. BELGIË

De wettelijke regelingen met betrekking tot de algemene invaliditeitsregeling, de bijzondere invaliditeitsregeling voor mijnwerkers, de bijzondere regeling voor zeelieden ter koopvaardij en de wettelijke regeling betreffende de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.";

b) rubriek D wordt als volgt gelezen:

"D. FRANKRIJK 1. Werknemers

Alle wettelijke regelingen inzake de invaliditeitsverzekering, met uitzondering van de wettelijke regelingen inzake de invaliditeitsverzekering van het stelsel van sociale zekerheid voor de mijnbouw.

2. Zelfstandigen

De wettelijke regelingen inzake de invaliditeitsverzekering van de zelfstandigen in de landbouw.";

60. bijlage VI wordt als volgt gelezen:

"BIJLAGE VI

(Artikel 89 van de verordening)

Bijzonderheden voor de toepassing van de wetgevingen van bepaalde Lid-Staten A. BELGIË 1. Voor personen, wier recht op verstrekkingen van de ziekteverzekering voortvloeit uit de Belgische regeling van verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit welke op zelfstandigen van toepassing is, geldt titel III, hoofdstuk 1 van deze verordening, met inbegrip van artikel 35, lid 1, onder de volgende voorwaarden: a) in geval van verblijf op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan België, hebben de betrokkenen recht op: i) wat betreft de gezondheidszorg, verleend in geval van ziekenhuisopname, verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Staat voorziet;

ii) wat betreft de andere verstrekkingen, voorzien in de Belgische regeling, vergoeding van de kosten van deze verstrekkingen door het bevoegde Belgische orgaan volgens de tarieven waarin de wetgeving van de bedoelde Staat voorziet;

b) in geval van wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan België, hebben de betrokkenen recht op verstrekkingen waarin de wetgeving van deze Staat voorziet, op voorwaarde dat de aanvullende premie, welke daartoe in de Belgische wetgeving is voorzien, wordt betaald aan het bevoegde Belgische orgaan.

2. Voor de toepassing van de hoofdstukken 7 en 8 van titel III van de verordening door het bevoegde Belgische orgaan, wordt het kind geacht te worden opgevoed op het grondgebied van de Lid-Staat waarop het woont.

3. Voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening worden als tijdvakken van verzekering welke krachtens de Belgische wettelijke regeling inzake de algemene invaliditeitsverzekering en de verzekering voor zeelieden zijn vervuld, ook beschouwd de tijdvakken van de ouderdomsverzekering welke vóór 1 januari 1945 onder de Belgische wetgeving zijn vervuld.

4. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, sub a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de Belgische wettelijke regeling.

5. De tijdvakken van ouderdomsverzekering, welke vóór de inwerkingtreding van de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, door zelfstandigen zijn vervuld krachtens de Belgische wetgeving, worden voor de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening beschouwd als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de laatstbedoelde wetgeving.

6. Om vast te stellen of aan de voorwaarden die de Belgische wetgeving aan de verkrijging van het recht op werkloosheidsuitkeringen verbindt, is voldaan, worden de in de zin van die wetgeving als gelijkgestelde dagen aangemerkte dagen slechts in aanmerking genomen voor zover de daaraan voorafgaande dagen arbeidsdagen in loondienst waren.

B. DENEMARKEN 1. De tijdvakken van verzekering, van arbeid of van anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden welke in een andere Lid-Staat dan Denemarken zijn vervuld, worden voor de toelating als gewoon lid van een erkend fonds voor werkloosheidsverzekering in aanmerking genomen alsof het tijdvakken van arbeid of anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden waren die in Denemarken zijn vervuld.

2. De in de artikelen 19, 22, leden 1 en 3, 25, lid 1, 28 bis, 29 en 31 van de verordening bedoelde werknemers of zelfstandigen, aanvragers van een pensioen of rente en pensioen- of rentetrekkers, alsmede hun gezinsleden hebben, indien zij in Denemarken wonen of verblijven, recht op verstrekkingen onder dezelfde voorwaarden als die welke in de Deense wetgeving worden gesteld voor personen wier inkomen het in artikel 3 van wet nr. 311 van 9 juni 1971 op de volksgezondheidsdienst vermelde niveau niet te boven gaat, wanneer deze verstrekkingen voor rekening komen van het orgaan van een andere Lid-Staat dan Denemarken.

3. Artikel 1 (1) nr. 2 van de wet op de ouderdomspensioenen, artikel 1 (1) nr. 2 van de wet op de invaliditeitspensioenen en artikel 2 (1) nr. 2 van de wet op de weduwenpensioenen en -uitkeringen zijn niet van toepassing op de werknemers of zelfstandigen of hun nagelaten betrekkingen die wonen op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken.

4. De bepalingen van de Deense wetgeving inzake weduwen- en ouderdomspensioenen zijn van toepassing op de weduwe van een werknemer of zelfstandige die onderworpen is geweest aan de Deense wetgeving, ook al heeft deze weduwe niet in Denemarken gewoond.

5. De bepalingen van de verordening doen geen afbreuk aan de overgangsbepalingen van de Deense wetten van 7 juni 1972 betreffende het pensioenrecht van Deense onderdanen die gedurende een zekere tijd onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de aanvraag daadwerkelijk in Denemarken hebben gewoond. Het pensioen wordt evenwel, onder dezelfde voorwaarden als aan Deense onderdanen, toegekend aan onderdanen van de andere Lid-Staten, die gedurende het jaar onmiddellijk voorafgaande aan het tijdstip van de aanvraag daadwerkelijk in Denemarken hebben gewoond.

6. a) De tijdvakken waarin een grensarbeider, die woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken, zijn beroepswerkzaamheden op Deens grondgebied heeft uitgeoefend, moeten voor de Deense wetgeving worden beschouwd als tijdvakken van wonen. Dit geldt ook voor de tijdvakken waarin een grensarbeider in een andere Lid-Staat dan Denemarken is gedetacheerd of diensten verricht.

b) De tijdvakken waarin een seizoenarbeider, die woont op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken, op Deens grondgebied heeft gewerkt, moeten voor de Deense wetgeving worden beschouwd als tijdvakken van wonen. Dit geldt ook voor de tijdvakken waarin een seizoenarbeider op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan Denemarken is gedetacheerd.

7. Om vast te stellen of er is voldaan aan de voorwaarden voor het recht op de moederschapsuitkeringen, als bedoeld in hoofdstuk 12 van de wet op daguitkeringen bij ziekte of moederschap, wanneer de betrokkene gedurende de gehele in artikel 34 (1) of (2) van de genoemde wet vastgestelde referentieperiode niet onderworpen is geweest aan de Deense wetgeving: a) wordt er rekening gehouden met de tijdvakken van verzekering welke de betrokkene, in de genoemde referentieperiode waarin hij niet onderworpen is geweest aan de Deense wetgeving, eventueel heeft vervuld onder de wetgeving van een andere Lid-Staat dan Denemarken, alsof het hier tijdvakken betrof die zijn vervuld onder de Deense wetgeving,

en

b) wordt de betrokkene geacht tijdens de aldus in aanmerking genomen tijdvakken een gemiddeld loon te hebben ontvangen dat gelijk is aan het gemiddelde van de lonen die zijn geconstateerd tijdens de gedurende de genoemde referentieperiode onder de Deense wetgeving vervulde tijdvakken.

8. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de verordening op de Deense wetgeving, worden de invaliditeits-, ouderdoms- en weduwenpensioenen aangemerkt als gelijksoortige uitkeringen.

9. Voor de toepassing van artikel 67 van de verordening worden de werkloosheidsuitkeringen voor in Denemarken verzekerde zelfstandigen berekend volgens de Deense wettelijke regeling.

C. DUITSLAND 1. a) Voor zover dat niet reeds in de Duitse wettelijke regeling inzake de verplichte ongevallenverzekering is voorgeschreven, verlenen de Duitse organen overeenkomstig deze wettelijke regeling eveneens een schadeloosstelling aan de in Elzas-Lotharingen vóór 1 januari 1919 door arbeidsongevallen (en beroepsziekten) getroffenen of hun nagelaten betrekkingen, zolang zij op het grondgebied van een Lid-Staat wonen, wanneer deze schadeloosstelling niet overeenkomstig het besluit van de Raad van de Volkenbond van 21 juni 1921 door de Franse verzekeringsorganen is overgenomen (Reichsgesetzblatt, blz. 1289).

b) Artikel 10 van de verordening laat onverlet de bepalingen krachtens welke de buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland voorgekomen ongevallen (en beroepsziekten), alsmede de buiten dit grondgebied vervulde tijdvakken niet of slechts onder bepaalde voorwaarden aanleiding geven tot het verlenen van prestaties wanneer de rechthebbenden buiten het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland wonen.

2. a) Om vast te stellen of tijdvakken welke krachtens de Duitse wetgeving moeten worden beschouwd als premievrije tijdvakken (Ausfallzeiten) of aanvullende tijdvakken (Zurechnungszeiten), als zodanig in aanmerking moeten worden genomen, worden de krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat verplicht betaalde premies of bijdragen en de aansluiting bij de verzekering van een andere Lid-Staat gelijkgesteld met de krachtens de Duitse wetgeving verplicht betaalde premies of bijdragen en de aansluiting bij een Duitse pensioenverzekering. Deze bepaling is niet van toepassing op de ouderdomsverzekering van landbouwers in de Bondsrepubliek Duitsland, noch op de overeenkomstige bijzondere stelsels van de andere Lid-Staten.

Bij de berekening van het aantal kalendermaanden tussen het tijdstip van de aansluiting bij de verzekering en het tijdstip waarop de verzekerde gebeurtenis heeft plaatsgevonden, wordt geen rekening gehouden met de krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat gelijkgestelde tijdvakken welke tussen de genoemde tijdstippen zijn gelegen en met de tijdvakken waarin de betrokkene een pensioen of rente heeft genoten.

b) Het bepaalde sub a) is niet van toepassing op het vaste premievrije tijdvak (pauschale Ausfallzeit). Dit wordt uitsluitend vastgesteld op basis van de tijdvakken van verzekering welke in Duitsland zijn vervuld.

c) Voor het in aanmerking nemen van een aanvullend tijdvak (Zurechnungszeit) krachtens de Duitse wettelijke regeling inzake de pensioenverzekering voor mijnwerkers, geldt bovendien als voorwaarde dat de laatste premie of bijdrage die krachtens de Duitse wetgeving is betaald, aan de pensioenverzekering voor mijnwerkers moet zijn betaald.

d) Voor het in aanmerking nemen van de Duitse vervangende tijdvakken (Ersatzzeiten) is alleen de nationale Duitse wetgeving van toepassing.

e) In afwijking van het bepaalde sub d) is de hierna vermelde regeling van toepassing op degenen die zijn aangesloten bij de Duitse pensioenverzekering en die in het tijdvak van 1 januari 1948 tot en met 31 juli 1963 in de toen onder Nederlands beheer staande Duitse gebieden hebben gewoond : voor het in aanmerking nemen van de Duitse vervangende tijdvakken (Ersatzzeiten) in de zin van artikel 1251, lid 2, van de Duitse wet op de sociale verzekering (RVO) of van overeenkomstige bepalingen, wordt de storting van de premies of bijdragen aan de Nederlandse verzekering gedurende dit tijdvak gelijkgesteld met het uitoefenen van een verzekeringsplichtig beroep of het verrichten van verzekeringsplichtige werkzaamheden in de zin van de Duitse wet.

3. De verplichting tot betaling der in artikel 26, lid 2, van de verordening bedoelde premies of bijdragen wordt, wat de betalingen aan de Duitse ziekenfondsen betreft, geschorst tot op de pensioenaanvraag een beslissing is genomen.

4. Ten einde vast te stellen of er een kind is dat recht heeft op een wezenpensioen, wordt het feit dat een der in artikel 78 genoemde bijslagen of een andere gezinsbijslag die krachtens de Franse wetgeving wordt toegekend voor een minderjarig kind dat in Frankrijk woont, wordt genoten, gelijkgesteld met het feit dat een wezenpensioen krachtens de Duitse wetgeving wordt genoten.

5. Indien de toepassing van de verordening of van latere verordeningen op het gebied van de sociale zekerheid voor bepaalde organen van de ziekteverzekering buitengewone lasten veroorzaakt, kunnen deze lasten geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd. Het federale verbond van plaatselijke ziekenfondsen beslist als verbindingsorgaan (ziekteverzekering) in overleg met de andere toporganisaties van de ziekenfondsen over de compensatie. De voor de compensatie benodigde middelen worden verkregen door heffingen welke aan alle organen voor ziekteverzekering worden opgelegd in verhouding tot het gemiddelde aantal leden in het voorafgaande jaar, met inbegrip van de gepensioneerden.

6. Voor de toepassing van de verordening wordt het vaste bedrag dat krachtens de Duitse wettelijke regeling aan vrouwelijke verzekerden en aan gezinsleden van verzekerden wordt verleend voor geneeskundige behandeling bij bevalling, als een verstrekking beschouwd.

7. Artikel 1233 van de wet inzake sociale verzekering (RVO) en artikel 10 van de wet op de bediendenverzekering (AVG), gewijzigd bij de wet van 16 oktober 1972 tot herziening van het pensioenstelsel, waarbij de vrijwillige verzekering is geregeld in het kader van de Duitse pensioenverzekeringsstelsels, zijn onder de volgende voorwaarden van toepassing op de onderdanen van andere Lid-Staten alsmede op staatlozen en vluchtelingen die op het grondgebied van andere Lid-Staten wonen.

Indien aan de algemene eisen is voldaan, kunnen vrijwillige premies of bijdragen worden betaald aan de Duitse pensioenverzekering: a) wanneer de belanghebbende zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland;

b) wanneer de belanghebbende zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een andere Lid-Staat en hij vroeger op enigerlei tijdstip verplicht of vrijwillig aangesloten is geweest bij de Duitse pensioenverzekering;

c) wanneer de belanghebbende, onderdaan van een andere Lid-Staat, zijn domicilie of zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een derde Staat, hij gedurende ten minste zestig maanden premies of bijdragen heeft betaald aan de Duitse pensioenverzekering of kon worden toegelaten tot de vrijwillige verzekering krachtens de voorheen geldende overgangsbepalingen en hij niet verplicht of vrijwillig verzekerd is krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat.

8. De verordening maakt geen inbreuk op artikel 51 a), lid 2, van de wet tot herziening van het pensioenstelsel voor arbeiders (ArVNG) noch op artikel 49 a), lid 2, van de wet tot herziening van het pensioenstelsel voor bedienden (AnVNG), beide gewijzigd bij de wet van 16 oktober 1972 tot herziening van het pensioenstelsel. Zij die zich krachtens punt 8, sub b) en c), mogen aansluiten bij de vrijwillige verzekering, kunnen slechts premies of bijdragen betalen voor de tijdvakken waarvoor zij niet reeds premies of bijdragen hebben betaald op grond van de wetgeving van een andere Lid-Staat.

9. Wanneer de kosten voor verstrekkingen die Duitse organen van de woonplaats verlenen aan pensioentrekkers of hun gezinsleden die bij bevoegde organen van andere Lid-Staten verzekerd zijn, op grond van maandelijkse forfaitaire bedragen moeten worden verrekend, gelden deze kosten voor de financiële verevening tussen de organen van de Duitse ziekteverzekering voor pensioentrekkers als kosten voor verstrekkingen van de Duitse ziekteverzekering voor pensioentrekkers. De forfaitaire bedragen die door de bevoegde organen van andere Lid-Staten aan de Duitse organen van de woonplaats worden vergoed, gelden als inkomsten waarmede bij genoemde financiële verevening rekening moet worden gehouden.

10. Met betrekking tot zelfstandigen wordt het recht op werkloosheidssteun (Arbeitslosenhilfe) afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat de betrokkene, alvorens zijn werkloosheid aan te melden, als hoofdwerkzaamheden werkzaamheden anders dan in loondienst heeft uitgeoefend gedurende ten minste één jaar op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland en deze niet slechts tijdelijk heeft beëindigd.

11. De tijdvakken van verzekering vervuld krachtens de wetgeving van een andere Lid-Staat, ingevolge een bijzonder stelsel van ouderdomsverzekering voor landbouwers of, bij gebreke daarvan, in deze hoedanigheid, ingevolge het algemeen stelsel, worden in aanmerking genomen om te voldoen aan de voorwaarde van de verzekeringsduur welke is gesteld voor de toelating tot de premiebetaling in de zin van artikel 27 van de wet op de ouderdomsverzekering van landbouwers (Gesetz über die Altershilfe der Landwirte - GAL) op voorwaarde dat: a) de verklaring die de motieven voor de aansluiting bevat binnen de voorgeschreven termijn wordt ingediend en,

b) de betrokkene vóór het indienen van deze verklaring in laatste instantie op het grondgebied van de Bondsrepubliek Duitsland verplicht is geweest premie te betalen ingevolge het stelsel van ouderdomsverzekering voor landbouwers.

12. De tijdvakken van verplichte verzekering vervuld krachtens de wetgeving van een ander Lid-Staat, hetzij ingevolge een bijzonder stelsel voor ambachtslieden of, bij gebreke daarvan, ingevolge een bijzonder stelsel voor zelfstandigen of ingevolge het algemeen stelsel, worden in aanmerking genomen voor de vervulling van de 216 maanden verplichte verzekering welke zijn vereist om recht op vrijwillige pensionering van het stelsel van pensioenverzekering voor ambachtslieden te kunnen doen gelden.

D. FRANKRIJK 1. a) De uitkering voor bejaarde werknemers alsmede de uitkering voor bejaarde zelfstandigen en de ouderdomsuitkering in de landbouw worden overeenkomstig de in de Franse wetgeving voor Franse werknemers gestelde voorwaarden, toegekend aan alle werknemers of zelfstandigen, die onderdaan zijn van de andere Lid-Staten en die, op het tijdstip waarop zij hun aanvraag indienen, op Frans grondgebied wonen.

b) Dit geldt eveneens voor vluchtelingen en staatlozen.

c) De bepalingen van de verordening laten onverlet de bepalingen van de Franse wetgeving krachtens welke voor het recht op de uitkering voor bejaarde werknemers alsmede voor de uitkering aan bejaarde zelfstandigen uitsluitend rekening wordt gehouden met de tijdvakken van arbeid in loondienst of daarmede gelijkgestelde arbeid of, al naar het geval, de tijdvakken van arbeid anders dan in loondienst, welke op het in Europa gelegen grondgebied of in de overzeese departementen (Guadeloupe, Guyana, Martinique en Réunion) van de Franse Republiek zijn vervuld.

2. De bijzondere uitkering en de voor cumulatie vatbare uitkering waarin bij de bijzondere wetgeving inzake de sociale zekerheid in de mijnen is voorzien worden alleen verleend aan de werknemers die in de Franse mijnen werken.

3. De wet nr. 65-555 van 10 juli 1965 waarbij aan de Fransen die in het buitenland een beroep uitoefenen of uitgeoefend hebben, de bevoegdheid wordt verleend tot de vrijwillige ouderdomsverzekering toe te treden, wordt op de volgende voorwaarden op de onderdanen van de andere Lid-Staten toegepast: - de uitoefening van de beroepswerkzaamheden op grond waarvan toetreding tot de Franse vrijwillige verzekering mogelijk is mag niet op Frans grondgebied of op het grondgebied van de Lid-Staat waarvan de werknemer of zelfstandige onderdaan is, plaatshebben of plaatsgehad hebben;

- de werknemer of zelfstandige moet op het tijdstip waarop hij verzoekt van de bij de wet toegekende bevoegdheid gebruik te mogen maken, aantonen dat hij of wel gedurende ten minste tien jaren, al dan niet onafgebroken, in Frankrijk heeft gewoond, of wel gedurende hetzelfde tijdvak verplicht of vrijwillig voortgezet aan de Franse wettelijke regeling onderworpen is geweest.

4. In de zin van artikel 73, lid 3, van de verordening houdt de term "gezinsbijslagen" in: a) de zwangerschapsuitkeringen, bedoeld in artikel L 516 van het Wetboek van sociale zekerheid;

b) de kinderbijslagen, bedoeld in de artikelen L 542 en L 531 van het Wetboek van sociale zekerheid;

c) de vergoeding voor de kohierbelasting (impôt cédulaire) bedoeld in artikel L 532 van het Wetboek van sociale zekerheid.

Deze vergoeding kan evenwel slechts worden uitgekeerd, indien het bij detachering verkregen loon in Frankrijk onder de inkomstenbelasting valt;

d) de in artikel L 533 van het Wetboek van sociale zekerheid bedoelde toelage die wordt uitgekeerd, wanneer slechts één loon wordt genoten (allocation de salaire unique).

5. Het bevoegde orgaan houdt voor de berekening van het theoretische bedrag, bedoeld in artikel 46, lid 2, sub a), van de verordening, volgens de stelsels waarin de ouderdomspensioenen berekend worden op basis van pensioenpunten, voor ieder verzekeringsjaar dat vervuld werd volgens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat, rekening met een aantal pensioenpunten dat gelijk is aan het quotiënt van het aantal pensioenpunten verkregen krachtens de wettelijke regeling die het bevoegde orgaan toepast, en het aantal jaren dat overeenkomt met deze punten.

E. GRIEKENLAND 1. Niettegenstaande de bepalingen van deel I, E, punt 1, van bijlage I, is artikel 22, lid 1, sub a), van de verordening van toepassing op een bij de OGA verzekerde persoon, wiens gezondheidstoestand onmiddellijke verzorging vereist, voordat hij een aanvang heeft gemaakt met de beroepsbezigheid die hij in een andere Lid-Staat dan Griekenland is komen uitoefenen.

2. Artikel 10, lid 1, van de verordening laat artikel 2, lid 4, van Wetsbesluit nr. 4577/66 onverlet volgens hetwelk de uitbetaling van de pensioenen die door IKA worden uitgekeerd aan personen met de Griekse nationaliteit of van Griekse oorsprong, afkomstig uit Egypte of Turkije, wordt opgeschort wanneer de pensioentrekker gedurende meer dan zes maanden zonder geldige redenen in het buitenland verblijft.

F. IERLAND 1. Indien zij hun woon- of verblijfplaats in Ierland hebben, ontvangen de werknemers of zelfstandigen, de werklozen, de aanvragers van en rechthebbenden op pensioenen of rente, alsmede hun gezinsleden, bedoeld in artikel 19, lid 1, artikel 22, leden 1 en 3, artikel 25, leden 1 en 3, artikel 26, lid 1, en de artikelen 28 bis, 29 en 31 van de verordening, gratis alle medische verzorging waarin de Ierse wettelijke regeling voorziet wanneer de kosten van deze verstrekkingen voor rekening van het orgaan van een andere Lid-Staat dan Ierland komen.

2. De gezinsleden van een aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat dan Ierland onderworpen werknemer of zelfstandige, die voldoet aan de voorwaarden welke door deze wettelijke reeling voor het recht op verstrekkingen worden gesteld, zo nodig mede gelet op artikel 18 van de verordening, ontvangen, wanneer zij in Ierland wonen, gratis alle medische verzorging waarin de Ierse wettelijke regeling voorziet.

De aldus verleende verstrekkingen komen voor rekening van het orgaan waarbij de werknemer of zelfstandige is aangesloten.

Wanneer echter de echtgenoot van de werknemer of zelfstandige of de persoon die het toezicht over de kinderen heeft, in Ierland beroepswerkzaamheden verricht, blijven de aan de gezinsleden verleende verstrekkingen voor rekening van het Ierse orgaan voor zover het recht op genoemde verstrekkingen alleen op grond van de Ierse wettelijke regeling bestaat.

3. Wanneer een aan de Ierse wetgeving onderworpen werknemer door een ongeval wordt getroffen nadat hij het grondgebied van een Lid-Staat heeft verlaten om, gedurende zijn arbeid, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te gaan, maar aldaar nog niet is aangekomen, wordt zijn recht op prestaties uit hoofde van dit ongeval als volgt vastgesteld: a) alsof dit ongeval zich heeft voorgedaan op het Ierse grondgebied,

en

b) zonder bij het bepalen of hij uit hoofde van zijn arbeid onder deze wetgeving verzekerd was, rekening te houden met zijn afwezigheid van het Ierse grondgebied.

4. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de verordening op de Ierse wetgeving, worden de invaliditeits-, ouderdoms- en weduwenpensioenen aangemerkt als gelijksoortige uitkeringen.

5. Voor de berekening van het loon met het oog op de toekenning van de aan het loon gerelateerde, variabele uitkering, zoals deze in de Ierse wetgeving bij toekenning van uitkeringen wegens ziekte, moederschap en werkloosheid is voorzien, wordt, in afwijking van artikel 23, lid 1, en artikel 68, lid 1, van de verordening, aan de werknemer voor iedere werkweek waarin hij, gedurende het fiscale referentiedienstjaar (inkomstenbelasting), in de hoedanigheid van werknemer onder de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat heeft gewerkt, een bedrag toegerekend dat gelijk is aan het gemiddelde weekloon dat mannelijke respectievelijk vrouwelijke werknemers gedurende dat dienstjaar hebben genoten.

6. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, sub a), ii) wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de Ierse wettelijke regeling.

7. Voor de toepassing van artikel 44, lid 2, wordt de werknemer geacht uitdrukkelijk te hebben verzocht om uitstel van de vaststelling van het ouderdomspensioen waarop hij krachtens de Ierse wettelijke regeling recht heeft wanneer hij niet daadwerkelijk met pensioen is gegaan en dit als voorwaarde voor de verkrijging van het ouderdomspensioen wordt gesteld.

8. Voor de toepassing van de Ierse wetgeving betreffende andere prestaties dan gezinsbijslagen en verstrekkingen in geval van ziekte en moederschap, worden tot en met 31 december 1983 de andere tijdvakken dan die welke in de hoedanigheid van werknemer zijn vervuld, niet in aanmerking genomen.

G. ITALIË

Geen

H. LUXEMBURG 1. In afwijking van artikel 94, lid 2, van de verordening, worden de tijdvakken van verzekering of daarmede gelijkgestelde tijdvakken welke vóór 1 januari 1946 zijn vervuld krachtens de Luxemburgse wettelijke regeling inzake de invaliditeits-, ouderdoms- of overlijdensverzekering, voor de toepassing van deze wettelijke regeling slechts in aanmerking genomen voor zover de in opbouw zijnde aanspraken op 1 januari 1959 gehandhaafd werden of later hersteld werden uitsluitend overeenkomstig deze wettelijke regeling of overeenkomstig de van kracht zijnde of nog te sluiten bilaterale verdragen. Ingeval verscheidene bilaterale verdragen van toepassing zijn, zullen de tijdvakken van verzekering of de daarmede gelijkgestelde tijdvakken van de vroegste datum af in aanmerking worden genomen.

2. Voor de toekenning van het vaste deel van de Luxemburgse pensioenen, worden de tijdvakken van verzekering welke onder de Luxemburgse wettelijke regeling zijn vervuld door werknemers of zelfstandigen die niet op Luxemburgs grondgebied wonen, met ingang van 1 oktober 1972 gelijkgesteld met tijdvakken van wonen.

I. NEDERLAND 1. Ziektekostenverzekering a) Wat betreft het recht op vertrekkingen, is hoofdstuk 1 van titel III van de verordening slechts van toepassing op personen die krachtens de in de Ziekenfondswet geregelde verplichte verzekering, de vrijwillige verzekering of de bejaardenverzekering recht hebben op verstrekkingen.

b) Degene die in het genot is van een ouderdomspensioen krachtens de Nederlandse wettelijke regeling en van een pensioen krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat wordt, voor de toepassing van artikel 27 en/ of 28, geacht recht te hebben op verstrekkingen, indien hij, eventueel met inachtneming van artikel 9, voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot de in de Ziekenfondswet geregelde bejaardenverzekering of vrijwillige verzekering.

Het vorenstaande is eveneens van toepassing ten aanzien van de gehuwde vrouw wier echtgenoot in het genot is van een ouderdomspensioen voor gehuwden krachtens de Nederlandse wettelijke regeling en voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot de in de Ziekenfondswet geregelde bejaardenverzekering of vrijwillige verzekering.

c) Degene die in het genot is van een ouderdomspensioen krachtens de Nederlandse wettelijke regeling en in een van de andere Lid-Staten woont is, indien hij ingevolge de in de Ziekenfondswet geregelde bejaardenverzekering of vrijwillige verzekering verzekerd is, voor zich en zijn eventuele gezinsleden een premie verschuldigd welke als grondslag heeft de helft van de kosten welke in Nederland gemiddeld worden gemaakt voor de geneeskundige verzorging van een bejaarde en zijn gezinsleden. Op deze premie wordt ten laste van de in de Ziekenfondswet geregelde verplichte verzekering een reductie verleend welke overeenkomt met het, mede ten laste van de in de Ziekenfondswet geregelde verplichte verzekering komende deel van de reductie welke wordt verleend aan de in Nederland wonende verzekerden in de bejaardenverzekering, voor wie de premie op dezelfde grondslag is vastgesteld.

d) Degene die niet in het genot is van een ouderdomspensioen krachtens de Nederlandse wettelijke regeling en, indien hij gehuwd is, wiens echtgenoot of echtgenote niet in het genot is van een ouderdomspensioen voor gehuwden krachtens de Nederlandse wettelijke regeling, is, indien hij in een van de andere Lid-Staten woont en verzekerd is ingevolge de in de Ziekenfondswet geregelde vrijwillige verzekering, voor zich en zijn eventuele gezinsleden die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt per persoon een premie verschuldigd, welke overeenkomt met het gemiddelde van de premies die door de ziekenfondsen in Nederland voor de in Nederland wonende vrijwillig verzekerden zijn vastgesteld. De premie wordt naar boven afgerond op een veelvoud van een gulden.

2. Toepassing van de Nederlandse algemene ouderdomswet a) Als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse algemene ouderdomswet, worden mede aangemerkt tijdvakken, gelegen vóór 1 januari 1957 gedurende welke de rechthebbende die niet voldoet aan de voorwaarden op grond waarvan deze tijdvakken kunnen worden gelijkgesteld met tijdvakken van verzekering, na het bereiken van de 15-jarige leeftijd op Nederlands grondgebied heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

b) De krachtens het bepaalde sub a) in aanmerking te nemen tijdvakken, welke samenvallen met tijdvakken welke in acht worden genomen bij de berekening van het pensioen dat krachtens de wettelijke regeling inzake ouderdomsverzekering van een andere Lid-Staat verschuldigd is, worden buiten beschouwing gelaten.

c) Wat de gehuwde vrouw betreft, wier echtgenoot recht heeft op een pensioen krachtens de Nederlandse algemene ouderdomswet, worden ook als tijdvakken van verzekering in aanmerking genomen tijdvakken van dit huwelijk, gelegen vóór de datum waarop zij de 65-jarige leeftijd heeft bereikt en gedurende welke zij op het grondgebied van een of meer Lid-Staten heeft gewoond, voor zover deze tijdvakken samenvallen met de door haar echtgenoot krachtens bedoelde wet vervulde tijdvakken van verzekering en met de krachtens het bepaalde sub a) in aanmerking te nemen tijdvakken.

d) De ingevolge het bepaalde sub c) in aanmerking te nemen tijdvakken, welke samenvallen met tijdvakken, welke in acht worden genomen bij de berekening van het haar krachtens de wettelijke regeling inzake ouderdomsverzekering van een andere Lid-Staat verschuldigde pensioen of met tijdvakken, gedurende welke zij ingevolge een zodanige wettelijke regeling ouderdomspensioen heeft genoten, worden buiten beschouwing gelaten.

e) Wat de gehuwd geweest zijnde vrouw betreft, wier echtergenoot onderworpen is geweest aan de Nederlandse algemene ouderdomswet of geacht wordt tijdvakken krachtens het bepaalde sub a) te hebben vervuld, is het bepaalde in de beide voorgaande alinea's mutatis mutandis van toepassing.

f) De sub a) en c) bedoelde tijdvakken worden bij de berekening van het ouderdomspensioen slechts in aanmerking genomen, indien de belanghebbende na het bereiken van de 59-jarige leeftijd gedurende zes jaren op het grondgebied van een of meer Lid-Staten heeft gewoond en zolang hij op het grondgebied van een dezer Lid-Staten woont.

3. Toepassing van de Nederlandse algemene weduwen- en wezenwet a) Als tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Nederlandse algemene weduwen- en wezenwet, worden bij de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening mede aangemerkt tijdvakken gelegen vóór 1 oktober 1959, gedurende welke de werknemer of zelfstandige na het bereiken van de 15-jarige leeftijd op Nederlands grondgebied heeft gewoond of gedurende welke hij, op het grondgebied van een andere Lid-Staat wonende, in Nederland arbeid heeft verricht in dienst van een in Nederland gevestigde werkgever.

b) De krachtens het bepaalde sub a) in aanmerking te nemen tijdvakken welke samenvallen met tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat inzake pensioenen of renten voor nagelaten betrekkingen worden buiten beschouwing gelaten.

4. Toepassing van de Nederlandse wetgeving op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Bij de toepassing van artikel 46, lid 2, van de verordening zullen de Nederlandse organen de volgende bepalingen in acht nemen: a) is de betrokkene op het tijdstip waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan, werknemer in de zin van artikel 1, sub a), van de verordening, dan stelt het bevoegde orgaan het uitkeringsbedrag vast overeenkomstig de bepalingen van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO), rekening houdende met: - de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens genoemde wet van 18 februari 1966 (WAO);

- de tijdvakken van verzekering, vervuld na het bereiken van de 15-jarige leeftijd krachtens de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW), voor zover deze niet samenvallen met de tijdvakken van verzekering, door de betrokkene vervuld krachtens de genoemde wet van 18 februari 1966 (WAO), en

- de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmee gelijkgestelde tijdvakken, welke vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld;

b) is de betrokkene op het tijdstip, waarop de arbeidsongeschiktheid met daaropvolgende invaliditeit is ontstaan, geen werknemer in de zin van artikel 1, sub a bis), van de verordening, dan stelt het bevoegde orgaan het uitkeringsbedrag vast overeenkomstig de bepalingen van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet van 11 december 1975 (AAW), rekening houdend met: - de tijdvakken van verzekering, door de betrokkene vervuld na het bereiken van de 15-jarige leeftijd krachtens de genoemde wet van 11 december 1975 (AAW);

- de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering van 18 februari 1966 (WAO), voor zover deze niet samenvallen met de tijdvakken van verzekering, vervuld krachtens genoemde wet van 11 december 1975 (AAW), en

- de tijdvakken van arbeid in loondienst en de daarmee gelijkgestelde tijdvakken, welke vóór 1 juli 1967 in Nederland zijn vervuld.

5. Toepassing van enige overgangsbepalingen

Bij de beoordeling van het recht op uitkeringen op grond van de overgangsbepalingen van de Algemene Ouderdomswet (artikel 46), de Algemene Weduwen- en Wezenwet en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet blijft artikel 45, lid 1, buiten toepassing.

J. VERENIGD KONINKRIJK 1. Wanneer iemand gewoonlijk op het grondgebied van Gibraltar woont, of sinds zijn laatste aankomst op dit grondgebied onder de wetgeving van Gibraltar verplicht was als werknemer bijdragen te storten en hij, wegens arbeidsongeschiktheid, moederschap of werkloosheid verzoekt te worden vrijgesteld van de betaling van bijdragen voor een zekere periode, en voor deze periode bijdragen op zijn rekening worden gebracht, wordt ieder tijdvak gedurende hetwelk hij werkzaam was op het grondgebied van een andere Lid-Staat dan het Verenigd Koninkrijk met het oog op dit verzoek, aangemerkt als een tijdvak gedurende hetwelk hij op het grondgebied van Gibraltar werkzaam was en waarvoor hij overeenkomstig de wetgeving van Gibraltar bijdragen als werknemer heeft gestort.

2. Voor de toepassing van de bepalingen van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening geldt dat wanneer een vrouw overeenkomstig de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk ouderdomspensioen aanvraagt a) uit hoofde van de verzekering van haar echtgenoot, of

b) uit hoofde van haar eigen verzekering, en haar huwelijk door het overlijden van haar echtgenoot of anderszins is beëindigd en de bijdragen van laatstgenoemde in aanmerking werden genomen voor de bepaling van haar pensioenrechten,

elke verwijzing naar een door haar vervuld tijdvak van verzekering voor het bepalen van het jaarlijks gemiddelde van de door haar echtgenoot betaalde bijdragen of op zijn rekening gebrachte bijdragen, een verwijzing inhoudt naar een door de echtgenoot vervuld tijdvak van verzekering.

3. a) Wanneer op grond van artikel 71, lid 1, sub a), ii), of sub b), ii), van de verordening een persoon een werkloosheidsuitkering krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk ontvangt, worden voor het voldoen aan de door de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het recht op uitkeringen voor kinderen (child benefit) gestelde voorwaarden inzake een tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voor zover van toepassing, in Noord-Ierland de door die persoon krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst beschouwd als tijdvakken van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voor zover van toepassing, in Noord-Ierland.

b) Wanneer de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk op grond van titel II van de verordening van toepassing is op een werknemer of zelfstandige die niet voldoet aan de door de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot het recht op uitkeringen voor kinderen (child benefit) vereiste voorwaarde inzake: i) aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voor zover van toepassing, in Noord-Ierland, zal hij voor het voldoen aan deze voorwaarde worden behandeld alsof hij aldaar aanwezig was;

ii) een tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voor zover van toepassing, in Noord-Ierland, worden voor het voldoen aan deze voorwaarde de door die werknemer krachtens de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat vervulde tijdvakken van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst beschouwd als tijdvak van aanwezigheid in Groot-Brittannië of, voor zover van toepassing, in Noord-Ierland.

c) Ten aanzien van aanspraken op kinderbijslag (family allowances) krachtens de wettelijke regeling van Gibraltar zijn de hierboven sub a) en sub b) vermelde bepalingen van overeenkomstige toepassing.

4. Indien overeenkomstig de bepalingen van titel II van de verordening de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk van toepassing is op een werknemer of zelfstandige, zal hij met het oog op het recht op verzorgingstoelage (attendance allowance) worden behandeld: a) alsof zijn geboorteplaats gelegen is op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk wanneer deze plaats ligt op het grondgebied van een andere Lid-Staat, en

b) alsof hij gewoonlijk in het Verenigd Koninkrijk woonde en aldaar aanwezig is geweest gedurende elk tijdvak van verzekering, van arbeid of van werkzaamheden anders dan in loondienst, dat hij op het grondgebied of onder de wetgeving van een andere Lid-Staat heeft vervuld.

5. Wanneer een aan de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk onderworpen werknemer door een ongeval wordt getroffen nadat hij het grondgebied van een Lid-Staat heeft verlaten om, gedurende zijn dienstbetrekking, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat te gaan, maar aldaar nog niet is aangekomen, wordt zijn recht op prestaties uit hoofde van dit ongeval als volgt vastgesteld: a) alsof dit ongeval zich heeft voorgedaan op het grondgebied van het Verenigd Koninkrijk, en

b) zonder bij het bepalen of hij werknemer (employed earner) in de zin van de wettelijke regeling van Groot-Brittannië of van de wettelijke regeling van Noord-Ierland dan wel werknemer (employed person) in de zin van de wettelijke regeling van Gibraltar was, rekening te houden met zijn afwezigheid van het grondgebied van die gebieden.

6. De verordening is niet van toepassing op de bepalingen van de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk die bestemd zijn om een overeenkomst inzake sociale zekerheid tussen het Verenigd Koninkrijk en een derde Staat uit te voeren.

7. Telkens wanneer de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk zulks voor het recht op prestaties vereist, wordt de onderdaan van een Lid-Staat die in een derde Staat is geboren, gelijkgesteld met een onderdaan van het Verenigd Koninkrijk die in een derde Staat is geboren.

8. Voor de toepassing van titel III, hoofdstuk 3, van de verordening, wordt geen rekening gehouden met de evenredige premies of bijdragen die de verzekerde betaalt onder de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, noch met de evenredige ouderdomsuitkeringen welke onder deze wetgeving betaalbaar zijn. Het bedrag van de evenredige uitkeringen wordt gevoegd bij het overeenkomstig dit hoofdstuk vastgestelde bedrag van de krachtens de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk verschuldigde uitkering ; de som van beide bedragen vormt de werkelijk aan de betrokkene verschuldigde uitkering.

9. Voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van de verordening op de wetgeving van het Verenigd Koninkrijk, worden de invaliditeits-, ouderdoms- en weduwenpensioenen aangemerkt als gelijksoortige uitkeringen.

10. Voor de toepassing van de regeling betreffende de prestaties van de sociale verzekering waarvoor geen bijdrage is betaald en betreffende de werkloosheidsverzekering (Gibraltar), wordt ieder op wie de verordening van toepassing is, geacht zijn domicilie te hebben in Gibraltar, indien hij in een Lid-Staat woont.

11. Voor de toepassing van de artikelen 10, 27, 28, 28 bis, 29, 30 en 31 van de verordening wordt de verzorgingstoelage (attendance allowance) die krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk aan een werknemer of zelfstandige wordt toegekend, als een invaliditeitsuitkering beschouwd.

12. Voor de toepassing van artikel 10, lid 1, van de verordening, wordt de rechthebbende op een krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk verschuldigde uitkering, die op het grondgebied van een andere Lid-Staat verblijft, tijdens de duur van dit verblijf beschouwd alsof hij op het grondgebied van deze andere Lid-Staat woonde.

13. 1) Voor de berekening van een loonfactor (earnings factor) voor het vaststellen van het recht op uitkeringen overeenkomstig de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk wordt, met inachtneming van paragraaf 15, iedere week gedurende welke een werknemer of zelfstandige aan de wettelijke regeling van een andere Lid-Staat onderworpen is geweest en die in de loop van het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk een aanvang heeft genomen, op de volgende wijze toegerekend: a) i) voor iedere week van verzekering, arbeid of wonen als werknemer wordt de betrokkene geacht bijdragen of premies te hebben betaald als werknemer (employed earner) op basis van een beloning gelijk aan twee derde van de voor dat belastingjaar geldende maximumloongrens;

ii) voor iedere week van verzekering, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen als zelfstandige, wordt de betrokkene geacht premies of bijdragen van groep 2 te hebben betaald in de hoedanigheid van zelfstandige;

b) voor iedere volledige week gedurende welke hij een tijdvak heeft vervuld dat gelijkgesteld is met een tijdvak van verzekering, van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, worden de betrokkene bijdragen of premies toegerekend, die niet hoger mogen zijn dan hetgeen nodig is om zijn globale loonfactor voor dat belastingjaar op te trekken tot het niveau dat nodig is om van dat belastingjaar een jaar te maken dat in aanmerking dient te worden genomen (reckonable year) in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk betreffende de toerekening van bijdragen.

2) Voor de omrekening van een loonfactor in tijdvakken van verzekering, wordt de loonfactor verkregen gedurende het desbetreffende inkomstenbelastingjaar in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk gedeeld door de voor dat belastingjaar geldende minimumloongrens. De uitkomst wordt in gehele getallen weergegeven met verwaarlozing van de decimalen. Het aldus berekende getal wordt geacht het aantal weken van verzekering die gedurende dat belastingjaar onder de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk zijn vervuld, te vertegenwoordigen. Dit getal kan evenwel niet hoger zijn dan het aantal weken gedurende welke de betrokkene in de loop van dat belastingjaar aan deze wettelijke regeling onderworpen was.

14. Voor de toepassing van artikel 40, lid 3, sub a), ii), wordt alleen rekening gehouden met de tijdvakken gedurende welke de werknemer of zelfstandige arbeidsongeschikt was in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk.

15. 1) Voor de berekening op grond van artikel 46, lid 2, sub a), van de verordening van het theoretische bedrag van het pensioenbestanddeel, dat uit een aanvullend bestanddeel krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk bestaat: a) betekenen de woorden "lonen" ,"premies of bijdragen" en "verhogingen" als genoemd in artikel 47, lid 1, sub b), van de verordening de overschotten aan loonfactoren zoals gedefinieerd in de wet betreffende de sociale-zekerheidspensioenen 1975 (Social Security Pensions Act 1975) of, voor zover van toepassing, in de regeling betreffende de sociale-zekerheidspensioenen (Noord-Ierland) 1975 (Social Security Pensions (Northern Ireland) Order 1975);

b) wordt het gemiddelde van de overschotten aan loonfactoren overeenkomstig artikel 47, lid 1, sub b), van de verordening, uitgelegd zoals sub a) hierboven, berekend door de krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk geregistreerde samengestelde overschotten te delen door het aantal inkomstenbelastingjaren in de zin van de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk (met inbegrip van delen van die belastingjaren) die vanaf 6 april 1978 onder deze wettelijke regeling zijn vervuld gedurende het betrokken tijdvak van verzekering.

2) Voor de berekening van het bedrag van het pensioenbestanddeel dat uit een aanvullend bestanddeel krachtens de wettelijke regeling van het Verenigd Koninkrijk bestaat, betekenen de in artikel 46, lid 2, van de verordening gebruikte woorden "tijdvakken van verzekering en van wonen" de vanaf 6 april 1978 vervulde tijdvakken van verzekering en van wonen.";

61. de volgende bijlage wordt toegevoegd:

"BIJLAGE VII

(Toepassing van artikel 14 quater, lid 1, sub b))

Gevallen waarin op een persoon gelijktijdig de wetgeving van twee Lid-Staten van toepassing is 1. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in België en van werkzaamheden in loondienst in een andere Lid-Staat, behalve Luxemburg. Wat Luxemburg betreft, is de briefwisseling tussen België en Luxemburg van 10 en 12 juli 1968 van toepassing.

2. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Denemarken en van werkzaamheden in loondienst in een andere Lid-Staat door een in Denemarken wonend persoon.

3. Uitoefening van landbouwwerkzaamheden anders dan in loondienst in Duitsland en van werkzaamheden in loondienst in een andere Lid-Staat.

4. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Frankrijk en van werkzaamheden in loondienst in een andere Lid-Staat, behalve Luxemburg.

5. Uitoefening van landbouwwerkzaamheden anders dan in loondienst in Frankrijk en van werkzaamheden in loondienst in Luxemburg.

6. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Griekenland en van werkzaamheden in loondienst in een andere Lid-Staat.

7. Uitoefening van werkzaamheden anders dan in loondienst in Italië en van werkzaamheden in loondienst in een andere Lid-Staat.".

Artikel 2

1. Aan deze verordening kan geen enkel recht worden ontleend voor een tijdvak dat aan haar inwerkingtreding voorafgaat.

2. Voor de vaststelling van de aan deze verordening te ontlenen rechten wordt rekening gehouden met elk tijdvak van verzekering, alsmede eventueel met elk tijdvak van arbeid, van werkzaamheden anders dan in loondienst of van wonen, dat krachtens de wetgeving van een Lid-Staat vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening is vervuld.

3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 ontstaat krachtens deze verordening zelfs dan een recht, wanneer dit recht in verband staat met een gebeurtenis welke vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening heeft plaatsgevonden.

4. Elke uitkering welke in verband met de nationaliteit van de betrokkene dan wel met diens woonplaats niet is vastgesteld dan wel is geschorst, wordt op verzoek van de betrokkene vastgesteld of hervat met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening mits de vroeger vastgestelde rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

5. De rechten van de betrokkenen wier pensioen of rente vóór de inwerkingtreding van deze verordening werd vastgesteld, kunnen op hun verzoek, met inachtneming van deze verordening, worden herzien. Deze bepaling is eveneens van toepassing op de overige in artikel 78 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 bedoelde uitkeringen.

6. Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt ingediend, worden de aan deze verordening te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat met betrekking tot het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kunnen worden toegepast.

7. Indien het in lid 4 of lid 5 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening wordt ingediend, worden de niet vervallen of verjaarde rechten met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend verkregen, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van enige Lid-Staat van toepassing zijn.

Artikel 3

Tenzij de betrokken Lid-Staten anders besluiten, zijn overeenkomsten die op grond van artikel 36, lid 3, artikel 63, lid 3, en artikel 70, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 zijn gesloten vóór inwerkingtreding van onderhavige verordening, niet van toepassing op personen tot wie de werkingssfeer van Verordening (EEG) nr. 1408/71 krachtens de onderhavige verordening wordt uitgebreid.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag van de zevende maand volgende op de bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen van de verordening tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 574/72 (1), ten einde deze te kunnen toepassen op zelfstandigen en hun gezinsleden.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 12 mei 1981.

Voor de Raad

De Voorzitter

G. BRAKS

(1) PB nr. L 74 van 27.3.1972, blz. 1.