31980R1917

Verordening (EEG) nr. 1917/80 van de Raad van 15 juli 1980 tot wijziging van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten en tot aanvulling van Verordening (EEG) nr. 1360/78 betreffende producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen

Publicatieblad Nr. L 186 van 19/07/1980 blz. 0001 - 0004
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 12 blz. 0062
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 29 blz. 0195
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 12 blz. 0062
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 18 blz. 0194
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 18 blz. 0194


VERORDENING (EEG) Nr. 1917/80 VAN DE RAAD van 15 juli 1980 tot wijziging van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten en tot aanvulling van Verordening (EEG) nr. 1360/78 betreffende producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 42 en 43,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat bij artikel 5 van Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (4), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1585/80 (5), een regeling is ingesteld inzake produktiesteun voor in de Gemeenschap geproduceerde olijfolie ; dat deze steun op basis van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olie wordt toegekend aan olijfproducenten die lid zijn van een op grond van Verordening (EEG) nr. 1360/78 (6) erkende producentengroepering ; dat de bovengenoemde groeperingen kunnen worden betrokken bij bepaalde werkzaamheden in verband met het beheer van de produktiesteunregeling;

Overwegende dat uit de opgedane ervaring blijkt dat de producentengroeperingen, gezien enerzijds de rol die hun voornamelijk is toebedeeld, namelijk de afzet van de produktie van hun leden, en anderzijds hun geringe omvang en hun groot aantal, niet erg geschikt zijn om aan het beheer van de regeling inzake de produktiesteun deel te nemen ; dat het, ten einde deze situatie te verhelpen, aanbeveling verdient bij het beheer van de produktiesteunregeling de overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1360/78 erkende unies van producentengroeperingen te betrekken die op grotere schaal dezelfde doeleinden als de producentengroeperingen nastreven en voldoen aan de aanvullende erkenningsvoorwaarden die in deze verordening zijn vastgesteld;

Overwegende dat de deelneming aan bepaalde werkzaamheden in verband met het beheer van de regeling inzake de produktiesteun voor de unies een bijzondere taak is, waarin niet is voorzien bij Verordening (EEG) nr. 1360/78 ; dat dan ook moet worden voorzien in de financiering van deze taak ; dat het gezien het voordeel dat voor de belanghebbenden voortvloeit uit deelneming van de unies aan het beheer van de produktiesteun billijk is te bepalen dat die unies worden gefinancierd via een inhouding op de produktiesteun;

Overwegende dat in de olijfoliesector sommige producenten, waarvan de produktie in beginsel is bestemd om door hen zelf verbruikt te worden, geen lid zijn van een producentengroepering in de zin van Verordening (EEG) nr. 1360/78 ; dat deze producenten daardoor niet in aanmerking kunnen komen voor de produktiesteun op basis van de hoeveelheid olijfolie die zij werkelijk hebben geproduceerd ; dat ten einde deze situatie te verhelpen, moet worden bepaald dat de betrokken producenten voor de betrokken steun in aanmerking kunnen komen wanneer zij zich aan de controles van een unie van producentengroeperingen onderwerpen;

Overwegende dat bij artikel 11 van Verordening nr. 136/66/EEG een regeling is ingesteld inzake consumptiesteun voor in de Gemeenschap geproduceerde en op de markt gebrachte olie en dat is bepaald dat het beheer van die regeling kan worden opgedragen aan een bedrijfsorganisatie die onder controle staat van de betrokken Lid-Staat ; dat de ervaring heeft aangetoond dat deze wijze van beheer in de praktijk aanleiding geeft tot moeilijkheden;

Overwegende dat het, gezien enerzijds het grote aantal begunstigden van de consumptiesteunregeling in de Lid-Staat die de grootste producent van olijfolie is en anderzijds de complexiteit van de regeling, dienstig is, ten einde tot een goed administratief beheer van de (1)PB nr. C 58 van 8.3.1980, blz. 9. (2)Advies uitgebracht of 19 juni 1980 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (3)Advies uitgebracht op 3 juli 1980 (nog niet verschenen in het Publikatieblad). (4)PB nr. 172 van 30.9.1966, blz. 3025/66. (5)PB nr. L 160 van 26.6.1980, blz. 2. (6)PB nr. L 166 van 23.6.1978, blz. 1. regeling te komen en de toekenning van de steun te vergemakkelijken, een zekere samenwerking tot stand te brengen tussen de begunstigden van de steun en de administratieve instanties van de betrokken Lid-Staat ; dat de betrokken Lid-Staat, met het oog op de verwezenlijking van dit doel, de mogelijkheid moet hebben om de beroepsorganisaties die de begunstigden van de consumptiesteunregeling vertegenwoordigen, te erkennen ; dat, in dat geval, moet worden bepaald dat sommige voorbereidende werkzaamheden aan deze organisaties worden toevertrouwd ; dat de minimumcriteria voor de erkenning van de bedoelde organisaties moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat moet worden voorzien in de financiële middelen die nodig zijn voor de vervulling van de bijzondere taken die aan de betrokken beroepsorganisaties worden toevertrouwd ; dat het, gezien de voordelen die voor de belanghebbenden uit de overwogen procedure voortvloeien, dienstig is te bepalen dat die financiering geschiedt via een inhouding op de consumptiesteun;

Overwegende dat de betrokken Lid-Staat in laatste instantie verantwoordelijk blijft voor de controle op het beheer van de produktiesteun en van de consumptiesteun;

Overwegende dat ter opheffing van bepaalde structurele tekortkomingen die de organisatie van de landbouwproduktie in sommige gebieden van de Gemeenschap vertoont, bij Verordening (EEG) nr. 1360/78 is voorzien in de mogelijkheid voor landbouwers om producentengroeperingen en unies van producentengroeperingen te vormen;

Overwegende dat in Frankrijk de bovenbedoelde tekortkomingen zijn geconstateerd in de olijfoliesector in de zuidelijke gebieden ; dat de olijfoliesector evenwel buiten de werkingssfeer valt van de genoemde verordening in haar huidige versie;

Overwegende dat de unies van producentengroeperingen voor olijfolie op grond van Verordening nr. 136/66/EEG bepaalde prerogatieven hebben bij de toekenning van de produktiesteun ; dat Verordening (EEG) nr. 1360/78 om deze redenen moet worden aangevuld door de werkingssfeer ervan voor Frankrijk uit te breiden tot de olijfoliesector;

Overwegende dat in de loop van het verkoopseizoen 1979/1980 met de uitvoering van Verordening (EEG) nr. 1360/78 zou moeten worden begonnen ; dat het, ter vergemakkelijking van de overgang tussen de huidige regeling inzake de organisatie van de produktie in de olijfoliesector en de nieuwe regeling, dienstig is laatstgenoemde regeling met ingang van het verkoopseizoen 1981/1982 in toepassing te brengen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening nr. 136/66/EEG wordt als volgt gewijzigd: 1. artikel 5, lid 2, eerste streepje, wordt als volgt gelezen:

"- wordt op basis van de werkelijk geproduceerde hoeveelheid olijfolie toegekend aan olijfproducenten die lid zijn van een producentengroepering die bij een overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1360/78 en deze verordening erkende unie is aangesloten en aan de in artikel 20 quater bedoelde individuele olijfproducenten die zich aan de controles van een dergelijke unie onderwerpen;";

2. artikel 5, lid 3, wordt als volgt gelezen:

"3. De erkende unies kunnen worden betrokken bij de werkzaamheden inzake de bepaling van de in lid 2, eerste streepje, bedoelde werkelijke produktie en bij de werkzaamheden inzake de vaststelling van het produktiepotentieel en de opbrengst bedoeld in lid 2, tweede streepje.";

3. artikel 11 wordt als volgt gelezen:

"Artikel 11

1. Wanneer de met de produktiesteun verminderde produktierichtprijs hoger is dan de representatieve marktprijs voor olijfolie wordt consumptiesteun toegekend voor in de Gemeenschap geproduceerde en op de markt gebrachte olie. Deze steun is gelijk aan het verschil tussen deze twee bedragen. Voor de berekening van deze steun wordt geen rekening gehouden met de maandelijkse verhogingen van de representatieve marktprijs.

2. Behoudens toepassing van lid 3, wordt de steun toegekend aan de bedrijven voor de verpakking van olijfolie die daarom verzoeken.

3. Voor de toepassing van de consumptiesteunregeling kan een Lid-Staat één of meer beroepsorganisaties erkennen. De erkende organisaties worden betrokken bij de werkzaamheden om de hoeveelheden verpakte olijfolie te bepalen die voor de steun in aanmerking komen. Deze organisaties verrichten de betrokken werkzaamheden en vragen de steun aan voor rekening van hun leden.

Bij toepassing van de eerste alinea coördineert en controleert de betrokken Lid-Staat de activiteiten van de verschillende erkende beroepsorganisaties. De verpakkingsbedrijven die niet zijn aangesloten bij een beroepsorganisatie laten de betrokken werkzaamheden door een organisatie van hun keuze uitvoeren. In dit geval is deze organisatie gemachtigd om de steun voor het betrokken bedrijf aan te vragen en te ontvangen.

4. Om te worden erkend, moeten de beroepsorganisaties aan de volgende voorwaarden voldoen: - in staat zijn om de hoeveelheid olie te verifiëren, die is verpakt door de bedrijven die zij vertegenwoordigen;

- gemachtigd zijn om een gezamenlijke steunaanvraag in te dienen voor alle bedrijven die zij vertegenwoordigen;

- gemachtigd zijn om de steun te ontvangen en aan elk van de bedrijven die zij vertegenwoordigen zijn deel toe te wijzen;

- rechtspersoonlijkheid bezitten dan wel voldoende handelingsbevoegdheid om volgens de nationale wetgeving rechten en verplichtingen te kunnen hebben.

De erkenning wordt ingetrokken indien niet meer wordt voldaan aan de erkenningsvoorwaarden die in de eerste alinea zijn vastgesteld.

5. De erkende beroepsorganisaties houden, als bijdrage, een vast te stellen percentage in van de consumptiesteun die hun wordt uitbetaald. Deze bijdrage dient om de kosten te dekken van de ingevolge lid 3 verrichte werkzaamheden.

6. Vóór 1 oktober stelt de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen voor het volgende verkoopseizoen het in lid 5 bedoelde percentage van de consumptiesteun vast, alsmede het percentage van de consumptiesteun dat moet worden bestemd voor voorlichtingsacties en eventueel andere acties ter bevordering van het verbruik van olijfolie in de Gemeenschap.

Voor het tijdvak tussen de datum van inwerkingtreding van deze verordening en 31 oktober 1980 wordt het in lid 5 bedoelde percentage evenwel vastgesteld op 2.

7. De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast, met name die welke betrekking hebben op de controle inzake het recht op steun ; deze controle heeft in beginsel zowel betrekking op in de Gemeenschap geproduceerde als op uit derde landen ingevoerde olijfolie.

8. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38 van deze verordening en, in voorkomend geval, volgens de procedure van artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 729/70.";

4. artikel 20 quater wordt als volgt gelezen:

"Artikel 20 quater

De overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 1360/78 erkende unies moeten voldoen aan de in die verordening gestelde voorwaarden en bovendien: - in staat zijn om de werkelijke produktie te verifiëren van de olijfproducenten die zijn aangesloten bij de groeperingen waaruit de unie bestaat, alsook, op verzoek, van individuele olijfproducenten waarvan de produktie in beginsel is bestemd om door hen zelf verbruikt te worden, voor zover deze geen lid kunnen worden van een der erkende groeperingen waaruit de unie bestaat;

- gemachtigd zijn om een gezamenlijke steunaanvraag in te dienen voor alle in het eerste streepje bedoelde producenten;

- gemachtigd zijn om de steun te ontvangen en aan elk van de in het eerste streepje bedoelde producenten zijn deel toe te wijzen;

- in hun statuten bepalingen hebben staan waardoor zij de produktie van de in het eerste streepje bedoelde individuele olijfproducenten kunnen verifiëren.

Onverminderd de toepassing van artikel 8 van Verordening (EEG) nr. 1360/78 wordt de erkenning van een unie ingetrokken, indien niet werd of niet meer wordt voldaan aan de erkenningsvoorwaarden.

De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.";

5. artikel 20 quinquies wordt als volgt gelezen:

"Artikel 20 quinquies

1. Wanneer een Lid-Staat artikel 5, lid 3, toepast, houden de in de artikelen 5 en 20 quater bedoelde erkende unies in deze Lid-Staat als bijdrage een vast te stellen percentage in van de produktiesteun die hun wordt uitbetaald. Deze bijdrage dient om de kosten te dekken van de ingevolge artikel 5, lid 3, verrichte werkzaamheden.

De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vóór 1 oktober het percentage van de produktiesteun vast dat de erkende unies voor het volgende verkoopseizoen als bijdrage mogen inhouden.

2. Wanneer de prijzen op de markt van de Gemeenschap gedurende een vast te stellen periode dicht bij de interventieprijs liggen, kan volgens de procedure van artikel 38 worden bepaald dat de erkende producentengroeperingen in de zin van Verordening (EEG) nr. 1360/78 oplagcontracten kunnen sluiten voor de olijfolie die zij in de handel brengen.

3. De uitvoeringsbepalingen van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 38.".

Artikel 2

Aan artikel 3, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1360/78 wordt het volgende streepje toegevoegd:

"- olijfolie (post 15.07 A van het gemeenschappelijk douanetarief) in de in artikel 2, tweede streepje, bedoelde gebieden in het moederland.".

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1, punt 1, 2, 4 en 5, is evenwel van toepassing met ingang van 1 november 1981.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 15 juli 1980.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. SANTER