31980L0781

Richtlijn 80/781/EEG van de Raad van 22 juli 1980 tot wijziging van Richtlijn 73/173/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van bepaalde gevaarlijke preparaten (oplosmiddelen)

Publicatieblad Nr. L 229 van 30/08/1980 blz. 0057 - 0062
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0244
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 9 blz. 0150
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 10 blz. 0244
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0065
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 11 blz. 0065


RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 22 juli 1980

tot wijziging van Richtlijn 73/173/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling , de verpakking en het kenmerken van bepaalde gevaarlijke preparaten ( oplosmiddelen )

( 80/781/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat het met het oog op een betere bescherming van de bevolking en in het bijzonder van degenen die beroepshalve of bij hun vrijetijdsbesteding ook met gevaarlijke preparaten op basis van oplosmiddelen in aanraking komen , noodzakelijk is het toepassingsgebied van Richtlijn 73/173/EEG van de Raad van 4 juni 1973 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling , de verpakking en het kenmerken van bepaalde gevaarlijke preparaten ( oplosmiddelen ) ( 3 ) uit te breiden ;

Overwegende dat de richtlijn niet langer alleen van toepassing zal zijn op mengsels van oplosmiddelen onderling , maar ook op mengsels van oplosmiddelen met andere , niet-gevaarlijke stoffen wanneer deze mengsels bestemd zijn om als oplosmiddel te worden gebruikt ; dat voorts het toepassingsgebied ervan zich zal uitstrekken tot corrosieve , irriterende , licht ontvlambare en ontvlambare oplosmiddelen ;

Overwegende dat het toepassingsgebied van de richtlijn duidelijker dient te worden afgebakend ten opzichte van andere richtlijnen die betrekking hebben op produkten die ook oplosmiddelen bevatten ;

Overwegende dat voorts de bepalingen betreffende de aanduidingen die op het etiket moeten zijn vermeld , de afmetingen van het etiket en de toekenning van de verschillende gevarensymbolen , in overeenstemming moeten worden gebracht met Richtlijn 67/548/EEG van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling , de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen ( 4 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 79/831/EEG ( 5 ) ;

Overwegende dat de bijlage van Richtlijn 73/173/EEG zal worden gewijzigd en aangevuld volgens de procedure van artikel 10 van die richtlijn ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De artikelen 1 tot en met 10 van Richtlijn 73/173/EEG worden door de volgende artikelen vervangen :

" Artikel 1

1 . Deze richtlijn heeft betrekking op :

- de indeling ,

- de verpakking ,

- het kenmerken ,

van de volgende preparaten die in de Lid-Staten van de Gemeenschap op de markt worden gebracht en die als gevaarlijk worden beschouwd in de zin van artikel 2 :

a ) preparaten die bestemd zijn om als oplosmiddelen te worden gebruikt en die slechts in de bijlage genoemde stoffen bevatten , met inbegrip van die welke verontreinigingen of additieven bevatten als omschreven in artikel 2 , lid 5 ;

b ) preparaten die bestemd zijn om als oplosmiddelen te worden gebruikt en die , behalve in de bijlage genoemde stoffen , vloeibare stoffen bevatten die ingedeeld zijn als zeer licht ontvlambaar , licht ontvlambaar of ontvlambaar in de zin van artikel 2 , lid 2 , van Richtlijn 67/548/EEG van 27 juni 1967 ( hierna te noemen richtlijn van 27 juni 1967 ) en/of niet-gevaarlijke stoffen in de zin van hetzelfde artikel van genoemde richtlijn .

2 . Deze richtlijn is niet van toepassing op kosmetische preparaten , voor zover deze vallen onder Richtlijn 76/768/EEG van de Raad van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake kosmetische produkten ( 6 ) .

3 . Deze richtlijn is evenmin van toepassing op :

a ) geneesmiddelen , verdovende middelen , radioactieve preparaten , levensmiddelen en diervoeders ;

b ) additieven voor levensmiddelen en diervoeders , meststoffen , pesticiden , verf , vernis , drukinkt , kleefstoffen en soortgelijke produkten , voor zover communautaire richtlijnen betreffende de indeling , de verpakking en het kenmerken van deze preparaten van kracht zijn , behalve wanneer die richtlijnen uitdrukkelijk naar deze richtlijn verwijzen ;

c ) het vervoer van gevaarlijke preparaten ( oplosmiddelen ) per spoor , over de weg , per schip of door de lucht ;

d ) munitie en springstoffen die in de handel worden gebracht om door explosie of door een pyrotechnisch effect een beoogde uitwerking te hebben ;

e ) gevaarlijke preparaten die naar derde landen worden uitgevoerd ;

f ) preparaten in douanevervoer , onderworpen aan douanecontrole , voor zover zij geen enkele bewerking ondergaan ;

g ) stoffen in de vorm van afvalstoffen waarop Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen ( 7 ) en Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen ( 8 ) van toepassing zijn .

4 . De artikelen 4 tot en met 6 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op recipiënten die samengeperste , vloeibaar gemaakte en onder druk opgeloste gasvormige preparaten bevatten , met uitsluiting van de aërosols , als omschreven in artikel 2 van Richtlijn 75/324/EEG van de Raad van 20 mei 1975 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende aërosols ( 9 ) .

5 . Voor deze richtlijn gelden de definities van artikel 2 van de richtlijn van 27 juni 1967 , met uitsluiting van die van lid 1 , sub c ) en d ) , en lid 2 , sub k ) .

Artikel 2

1 . De in de richtlijn van 27 juni 1967 omschreven gevaarlijke stoffen die als oplosmiddel worden gebruikt , worden in klassen en subklassen ingedeeld overeenkomstig de bijlage .

Zeer giftige en giftige stoffen worden in klasse I en stoffen die schadelijke zijn voor de gezondheid in klasse II ingedeeld . Aan iedere subklasse wordt een indelingskengetal I1 en een vrijstellingskengetal I2 gegeven , welke kengetallen voorkomen in de hieronder staande tabel :

Klasse van de stof * Indelingskengetal I1 * Vrijstellingskengetal I2 *

Zeer giftig en giftig : * * *

I/a * 500 * 500 *

I/b * 100 * 100 *

I/c * 25 * 25 *

Schadelijk voor de gezondheid : * * *

II/a * 5 * 20 *

II/b * 2 * 8 *

II/c * 1 * 4 *

II/d * 0,5 * 2 *

2 . Als giftige preparaten worden die aangemerkt waarin een of meer in de bijlage vermelde stoffen aanwezig zijn , voor zover de som der produkten , verkregen door het aantal gewichtspercenten van de verschillende in het preparaat aanwezige giftige of voor de gezondheid schadelijke stoffen te vermenigvuldigen met de respectieve kengetallen I1 , groter is dan 500 , d.w.z . :

S [ P × I1 ] > 500 ,

waarin P = het aantal gewichtspercenten van iedere in het preparaat aanwezige stof , en I1 = het kengetal dat overeenkomt met de klasse van de stof .

3 . Als voor de gezondheid schadelijke preparaten worden die aangemerkt waarin een of meer in de bijlage vermelde stoffen aanwezig zijn :

a ) voor zover de som der produkten , bedoeld in lid 2 , 500 bedraagt of minder , d.w.z . :

S [ P × I1 ] * 500

en

b ) voor zover de som der produkten , verkregen door het aantal gewichtspercenten van de verschillende in het preparaat aanwezige giftige of voor de gezondheid schadelijke stoffen te vermenigvuldigen met de respectieve kengetallen I2 , groter is dan 100 , d.w.z . :

S [ P × I2 ] > 100 ,

waarin P = het aantal gewichtspercenten van iedere in het preparaat aanwezige stof , en I1 en I2 = de kengetallen die overeenkomen met de klasse van de stof .

4 . Worden niet als giftig of schadelijk voor de gezondheid ingedeeld , preparaten waarin een of meer in de bijlage vermelde stoffen aanwezig zijn , voor zover de som der produkten , verkregen door het aantal gewichtspercenten van de verschillende in het preparaat aanwezige giftige of voor de gezondheid schadelijke stoffen te vermenigvuldigen met de respectieve kengetallen I2 , 100 of minder bedraagt , d.w.z . :

S [ P × I2 ] * 100 ,

waarin P = het aantal gewichtspercenten van ieder in het preparaat aanwezige stof , en I2 = het kengetal dat overeenkomt met de klasse van de stof .

5 . Voor de preparaten die onder deze richtlijn vallen , wordt geen rekening gehouden met de in de bijlage genoemde stoffen , ongeacht of zij aanwezig zijn als verontreinigingen dan wel als additieven , wanneer de gewichtsconcentratie ervan lager ligt dan :

- 0,2 % voor de stoffen van klasse I ;

- 1 % voor de stoffen van klasse II of de als corrosief ingedeelde stoffen ;

- 2 % voor de als irriterend ingedeelde stoffen .

Voor de stoffen , aanwezig als verontreinigingen of als additieven , die niet in de bijlage van deze richtlijn zijn vermeld , maar die zijn opgenomen in bijlage I van de richtlijn van 27 juni 1967 , beschouwt men :

- de als zeer giftig of giftig ingedeelde stoffen als die van klasse I/a ;

- de als schadelijk voor de gezondheid ingedeelde stoffen als die van klasse II/a .

6 . a ) Als corrosief worden beschouwd :

preparaten waarin één of meer van de stoffen aanwezig zijn die in de bijlage als corrosief zijn ingedeeld , en wel in een individuele concentratie die de in de bijlage vastgestelde grenzen overschrijdt of in een totale concentratie die de eveneens in de bijlage vastgestelde grenzen overschrijdt ;

b ) als irriterend worden beschouwd :

preparaten waarin één of meer van de stoffen aanwezig zijn die in de bijlage als irriterend of corrosief zijn ingedeeld , in een individuele concentratie die de in de bijlage gestelde grens overschrijdt , of in een totale concentratie die de in die bijlage gestelde grenzen overschrijdt .

7 . Als zeer licht ontvlambaar worden beschouwd :

preparaten in vloeibare toestand waarvan het vlampunt , bepaald volgens een van de in bijlage V , sub A , van de richtlijn van 27 juni 1967 omschreven proefmethoden , lager ligt dan 0 ° C en het kookpunt lager dan 35 ° C .

8 . Als licht ontvlambaar worden beschouwd :

preparaten in vloeibare toestand waarvan het vlampunt , bepaald volgens een van de in bijlage V , sub A , van de richtlijn van 27 juni 1967 omschreven proefmethoden , lager ligt dan 21 ° C .

9 . Als ontvlambaar worden beschouwd :

preparaten in vloeibare toestand , waarvan het vlampunt , bepaald volgens een van de hogergenoemde proefmethoden , op of tussen 21 ° C en 55 ° C ligt .

10 . Voor preparaten die in de vorm van aërosols op de markt worden gebracht , gelden de bepalingen inzake de ontvlambaarheidscriteria die sub 1.8 en 2.2 c ) van de bijlage van Richtlijn 75/324/EEG staan vermeld .

Artikel 3

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om te bewerkstellingen dat gevaarlijke preparaten ( oplosmiddelen ) slechts op de markt kunnen worden gebracht indien deze in overeenstemming zijn met de bepalingen van deze richtlijn en van haar bijlage .

Artikel 4

De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om te bewerkstellingen dat gevaarlijke preparaten ( oplosmiddelen ) slechts op de markt kunnen worden gebracht ; indien de verpakking en de sluitingen ervan aan de in artikel 15 van de richtlijn van 27 juni 1967 vermelde voorwaarden voldoen .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen opdat de overeenkomstig artikel 2 ingedeelde gevaarlijke preparaten slechts op de markt kunnen worden gebracht indien hun verpakking voldoet aan de volgende voorschriften inzake het kenmerken .

2 . Op elke verpakking van een overeenkomstig artikel 2 als gevaarlijk beschouwd preparaat , moeten de volgende aanduidingen duidelijk leesbaar en onuitwisbaar voorkomen :

a ) de handelsnaam of de benaming van het preparaat ;

b ) - de chemische benaming van de zeer giftige of giftige stof(fen ) in een concentratie van meer dan 0,2 % waarbij de concentratie in een percentage of een concentratiezone als volgt wordt aangegeven :

conc . * 1 %

1 < conc . * 5 %

5 < conc . * 20 %

20 < conc . * 50 %

conc . > 50 % ,

De naam van de stof(fen ) en het percentage behoeven evenwel niet te worden aangegeven indien het preparaat noch giftig , noch schadelijk voor de gezondheid is ;

- de chemische benaming van de voor de gezondheid schadelijke stof(fen ) indien deze aanwezig is ( zijn ) in een concentratie die hoger ligt dan :

- 3 gewichtsprocenten voor de stoffen van klasse II/a ,

- 6 gewichtsprocenten voor de stoffen van klasse II/b ,

- 10 gewichtsprocenten voor de stoffen van klasse II/c ,

- 20 gewichtsprocenten voor de stoffen van klasse II/d .

De chemische benaming behoeft evenwel niet te worden aangegeven indien het preparaat noch giftig , noch schadelijk voor de gezondheid is ;

- de chemische benaming van de corrosieve stof(fen ) , indien de concentratie ervan de laagste in de bijlage aangegeven grenzen overschrijdt ;

- de benaming van de irriterende stof(fen ) wanneer daarvoor de standaardzinnen voor de bijzondere gevaren R 42 , R 43 of R 42/43 gelden , zoals die vermeld staan in bijlage I van de richtlijn van 27 juni 1967 , en wanneer de concentratie ervan de in de bijlage vastgestelde grenswaarden overschrijdt ;

- de vermelding " irriterend oplosmiddel " , indien het preparaat andere dan de in het vorige streepje omschreven irriterende stoffen bevat in een concentratie die de in de bijlage aangegeven grens overschrijdt ; deze vermelding is niet vereist indien het preparaat reeds als corrosief is ingedeeld .

De chemische benaming moet zijn vermeld onder een van de namen die voorkomen in de lijst van bijlage I van de richtlijn van 27 juni 1967 .

Vermelding van de chemische benaming van de stof(fen ) is niet noodzakelijk indien het preparaat slechts als licht ontvlambaar of ontvlambaar is ingedeeld ;

c ) de naam en het adres van de fabrikant of van degene die het preparaat op de markt brengt ;

d ) de symbolen , indien deze in deze richtlijn zijn vastgesteld , en de aanduidingen van de aan het preparaat verbonden gevaren overeenkomstig artikel 16 , lid 2 , sub c ) van de richtlijn van 27 juni 1967 , in samenhang met bijlage V daarvan en , voor preparaten die in de vorm van aërosols op de markt worden gebracht , overeenkomstig de punten 1.8 en 2.2 c ) van de bijlage van Richtlijn 75/324/EEG voor zover het de ontvlambaarheidsgevaren betreft ;

e ) de standaardzin(nen ) die de bijzondere gevaren vermelden welke aan het gebruik van het preparaat zijn verbonden ;

f ) de standaardzin(nen ) die de veiligheidsaanbevelingen voor het gebruik van het preparaat vermelden .

3 . De aanwijzingen , die de bijzondere gevaren vermelden , moeten in overeenstemming zijn met de aanwijzingen in bijlage III van de richtlijn van 27 juni 1967 en moeten verstrekt worden door de fabrikant of door degene die het preparaat op de markt brengt .

Meer dan vier standaardzinnen behoeven niet te worden aangebracht . Indien het preparaat tot meerdere gevarencategorieën tegelijk behoort , moeten de verwijzingen zich uitstrekken over alle hoofdgevaren die aan het preparaat zijn verbonden .

4 . De vermeldingen betreffende de veiligheidsaanbevelingen moeten in overeenstemming zijn met de aanwijzingen in bijlage IV van de richtlijn van 27 juni 1967 en moeten verstrekt worden door de fabrikant of door degene die het preparaat op de markt brengt . Meer dan vier standaardzinnen behoeven niet te worden aangebracht .

5 . Op het etiket of op de verpakking zelf worden veiligheidsaanbevelingen voor de omgang met het preparaat aangebracht ; indien dit niet mogelijk is , worden zij bij de verpakking gevoegd .

6 . Voor irriterende , licht ontvlambare of ontvlambare preparaten behoeven de bijzondere gevaren en veiligheidsaanbevelingen niet te worden vermeld indien de inhoud van de verpakking niet meer dan 125 ml bedraagt . Dit geldt eveneens voor voor de gezondheid schadelijke preparaten van hetzelfde volume , die niet in het klein aan het grote publiek worden verkocht .

7 . Artikel 2 , lid 5 , geldt mutatis mutandis voor het kenmerken .

8 . Indien aan een preparaat meer dan één gevarensymbool moet worden toegewezen :

- maakt de verplichting om symbool T aan te brengen , het aanbrengen van de symbolen C en X facultatief ;

- maakt de verplichting om symbool C aan te brengen , het aanbrengen van symbool X facultatief ;

- maakt de verplichting om symbool E aan te brengen , het aanbrengen van de symbolen F en O facultatief .

9 . Indien een preparaat tegelijk als voor de gezondheid schadelijk en irriterend is ingedeeld , moet het als voor de gezondheid schadelijk worden gekenmerkt en moet het voor de gezondheid schadelijke en irriterende karakter ervan worden aangegeven door de standaardzinnen voor gevaaraanduiding overeenkomstig bijlage III van de richtlijn van 27 juni 1967 .

Artikel 6

1 . Indien de in artikel 5 voorgeschreven vermeldingen zich op een etiket bevinden , dient dit stevig op een of meer zijden van de verpakking te worden gehecht zodat deze vermeldingen horizontaal kunnen worden gelezen wanneer de verpakking op de gebruikelijke wijze wordt neergezet . Voor de afmetingen van dit etiket gelden onderstaande formaten :

Inhoud van de verpakking

Formaat ( in mm ) zo mogelijk

- ten hoogste 3 liter

ten minste 52 × 74

- meer dan 3 liter tot ten hoogste 50 liter

ten minste 74 × 105

- meer dan 50 liter tot ten hoogste 500 liter

ten minste 105 × 148

- meer dan 500 liter

ten minste 148 × 210 .

Ieder symbool dient ten minste een tiende van de oppervlakte van het etiket te beslaan ; het mag niet kleiner zijn dan 1 cm² . Het etiket dient over de gehele oppervlakte te zijn gehecht aan de verpakking die het preparaat rechtstreeks bevat .

Deze oppervlakten zijn uitsluitend bestemd voor het aanbrengen van de uit hoofde van de onderhavige richtlijn vereiste gegevens en eventueel van aanvullende gezondheids - of veiligheidsaanwijzingen .

2 . Een etiket is niet vereist , indien de aanduidingen op de in lid 1 bepaalde wijze op duidelijke wijze op de verpakking zelf zijn aangebracht .

3 . Kleur en uiterlijk van het etiket en , in het geval van lid 2 , van de verpakking moeten zodanig zijn dat het gevarensymbool en de achtergrond ervan duidelijk afsteken .

4 . De Lid-Staten kunnen het in de handel brengen van gevaarlijke preparaten op hun grondgebied afhankelijk stellen van het gebruik van hun officiële taal of talen voor het kenmerken .

5 . Aan de eisen van het kenmerken volgens deze richtlijn wordt geacht te zijn voldaan :

a ) in het geval van een buitenverpakking die een of meer binnenverpakkingen omsluit , indien op de buitenverpakking de kenmerken zijn aangebracht overeenkomstig de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en op de binnenverpakking(en ) de kenmerken overeenkomstig deze richtlijn zijn aangebracht ;

b ) in het geval van een enkelvoudige verpakking , indien op deze verpakking de kenmerken zijn aangebracht overeenkomstig de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen en tevens overeenkomstig artikel 5 , lid 2 , sub a ) , b ) , c ) , e ) en f ) .

Voor gevaarlijke preparaten die het grondgebied van een Lid-Staat niet verlaten kan in plaats van een kenmerk overeenkomstig de internationale voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen , een kenmerk overeenkomstig de nationale voorschriften worden toegestaan .

Artikel 7

1 . De Lid-Staten kunnen toestaan :

a ) dat het kenmerken zoals voorgeschreven overeenkomstig artikel 5 op een andere passende wijze geschiedt , indien de beperkte afmetingen of anderszins ongeschikte aard van de verpakking het kenmerken overeenkomstig artikel 6 , leden 1 en 2 , niet mogelijk maken ;

b ) dat , in afwijking van de artikelen 5 en 6 , de verpakkingen van gevaarlijke preparaten , die niet ontplofbaar of vergiftig zijn , niet of op een andere wijze worden gekenmerkt indien zij zulke geringe hoeveelheden bevatten , dat er geen gevaar voor de personen die met deze preparaten omgaan en derden valt te vrezen .

2 . Indien een Lid-Staat gebruik maakt van de in lid 1 omschreven mogelijkheden , stelt hij de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 8

De Lid-Staten kunnen om redenen in verband met de indeling , de verpakking of het kenmerken in de zin van deze richtlijn , het in de handel brengen van gevaarlijke preparaten niet verbieden , beperken of belemmeren indien deze preparaten voldoen aan de bepalingen van deze richtlijn en van haar bijlage .

Artikel 9

1 . Indien een Lid-Staat constateert dat een gevaarlijk preparaat , hoewel het voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn , gevaar oplevert voor de gezondheid of de veiligheid , zodat moet worden overgegaan tot een andere indeling of wijze van kenmerken dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld , kan hij voor een periode van ten hoogste zes maanden de verkoop , het op de markt brengen of het gebruik van dit preparaat op zijn grondgebied verbieden . Hij stelt hiervan onmiddellijk de overige Lid-Staten en de Commissie in kennis , onder aanvoering van de motieven van zijn besluit .

2 . Binnen een termijn van zes weken pleegt de Commissie overleg met de betrokken Lid-Staten ; zij brengt vervolgens onverwijld advies uit en treft de passende maatregelen . Indien een wijziging als bedoeld in artikel 10 haar noodzakelijk voorkomt , wordt de in lid 1 vastgestelde termijn verlengd tot aan de voltooiing van de procedure die is vastgesteld in artikel 21 van de richtlijn van 27 juni 1967 .

Artikel 10

De maatregelen die noodzakelijk zijn om de bijlagen aan de technische vooruitgang aan te passen , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 21 van de richtlijn van 27 juni 1967 . " .

Artikel 2

1 . Uiterlijk twaalf maanden na de kennisgeving van de eerste op grond van artikel 10 van Richtlijn 73/173/EEG vastgestelde richtlijn gaan de Lid-Staten over tot vaststelling en bekendmaking van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen . Achttien maanden na kennisgeving van de eerste op grond van artikel 10 van Richtlijn 73/173/EEG vastgestelde richtlijn passen zij die bepalingen toe .

2 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van nationaal recht mede , die zijn op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 3

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 22 juli 1980 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN

( 1 ) PB nr . C 182 van 31 . 7 . 1978 , blz . 62 .

( 2 ) PB nr . C 269 van 13 . 11 . 1978 , blz. 35 .

( 3 ) PB nr . L 189 van 11 . 7 . 1973 , blz . 7 .

( 4) PB nr . 196 van 16 . 8 . 1967 , blz . 1/67 .

( 5 ) PB nr . L 259 van 15 . 10 . 1979 , blz . 10 .

( 6 ) PB nr . L 262 van 27 . 9 1976 , blz . 169 .

( 7 ) PB nr . L 194 van 25 . 7 . 1975 , blz . 39 .

( 8 ) PB nr . L 84 van 31 . 3 . 1978 , blz . 43 .

( 9 ) PB nr . L 147 van 9 . 6 . 1975 , blz . 40 .