31978L0052

Richtlijn 78/52/EEG van de Raad van 13 december 1977 tot vaststelling van de communautaire criteria voor de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose, tuberculose en endemische leukose bij runderen

Publicatieblad Nr. L 015 van 19/01/1978 blz. 0034 - 0041
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 9 blz. 0150
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 19 blz. 0235
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 9 blz. 0150
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 13 blz. 0175
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 13 blz. 0175


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 13 december 1977

tot vaststelling van de communautaire criteria voor de nationale programma's voor de versnelde uitroeiing van brucellose , tuberculose en endemische leukose bij runderen

( 78/52/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gelet op Richtlijn 77/391/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende een gemeenschappelijke actie met het oog op de uitroeiing van brucellose , tuberculose en leukose bij runderen ( 1 ) , inzonderheid op artikel 13 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat de Raad , bij de vaststelling in Richtlijn 77/391/EEG van de fundamentele beginselen van communautaire bijstand ten behoeve van de uitroeiing van brucellose , tuberculose en leukose , heeft besloten op een later tijdstip de minimumcriteria vast te stellen waaraan de nationale programma's voor de uitroeiing van bovengenoemde ziekten moeten voldoen om voor financiering door de Gemeenschap in aanmerking te komen ;

Overwegende dat het eerste dezer criteria de versnelde tenuitvoerlegging van de nationale programma's is , opdat de uitroeiing van de bewuste ziekten in de Lid-Staten waar zij nog voorkomen zo vlug mogelijk tot een goed eind kan worden gebracht ; dat het te dien einde noodzakelijk is , voor zover mogelijk gelijktijdig de reeds van kracht zijnde maatregelen te versterken of nieuwe maatregelen te treffen met betrekking tot de controle van de veebeslagen , de werking van de laboratoria en de vergoeding die voor in het kader van de uitroeiingsprogramma's afgemaakte runderen wordt uitbetaald ;

Overwegende dat het voorts noodzakelijk is voor elk van de betrokken ziekten de omstandigheden vast te stellen waaronder tot slachting , afzondering , schoonmaak en ontsmetting alsmede tot het gebruik van bepaalde produkten van dierlijke oorsprong dient te worden overgegaan ;

Overwegende dat het , gezien het gevaar voor herbesmetting , tevens onontbeerlijk is het verkeer van runderen , vooral tussen veebeslagen met ongelijke gezondheidsstatus , aan een strenge controle te onderwerpen en dit verkeer afhankelijk te stellen van bepaalde testresultaten ;

Overwegende dat de datum dient te worden vastgesteld waarop Richtlijn 77/391/EEG van kracht wordt ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Om voor de financiële bijdrage van de Gemeenschap als bedoeld in Richtlijn 77/391/EEG in aanmerking te komen , moeten de in de artikelen 2 , 3 en 4 van genoemde richtlijn bedoelde uitroeiingsprogramma's , ten aanzien van de veebeslagen waarop zij van toepassing zijn , ten minste voldoen aan de in de onderhavige richtlijn bepaalde criteria .

Artikel 2

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder :

1 . wat brucellose bij runderen betreft :

a ) rundveebeslag van type B1 : veebeslag waarvan de klinische antecedenten en de toestand op het gebied van de inenting en op serologisch gebied onbekend zijn ,

b ) rundveebeslag van type B2 : veebeslag waarvan de klinische antecedenten , de toestand op het gebied van de inenting en op serologisch gebied bekend zijn en waarbij routinecontroletests worden verricht overeenkomstig de nationale voorschriften die in acht moeten worden genomen om dergelijke beslagen een B3 - of B4 - gezondheidsstatus te geven ,

c ) rundveebeslag van type B3 : brucellosevrij veebeslag in de zin van Richtlijn 64/432/EEG van de Raad van 26 juni 1964 inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens ( 2 ) , laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 77/98/EEG ( 3 ) ,

d ) rundveebeslag van type B4 : officieel als brucellosevrij erkend veebeslag in de zin van Richtlijn 64/432/EEG ;

2 . wat rundertuberculose betreft :

a ) rundveebeslag van type T1 : veebeslag waarvan de klinische antecedenten en de reactie op de tuberculinetest onbekend zijn ,

b ) rundveebeslag van type T2 : veebeslag waarvan de klinische antecedenten en de reactie op de tuberculinetest onbekend zijn en waarbij routinecontroletests worden verricht overeenkomstig de nationale voorschriften die in acht moeten worden genoemen om dergelijke beslagen een T3-gezondheidsstatus te geven ,

c ) rundveebeslag van type T3 : officieel als tuberculosevrij erkend veebeslag in de zin van richtlijn 64/432/EEG ;

3 . verdacht dier : elk rund dat symptomen vertoont op grond waarvan de aanwezigheid van tuberculose , brucellose of leukose kan worden vermoed en waarvoor het bestaan van een of meer van genoemde ziekten niet door middel van een passende diagnose officieel is bevestigd of weerlegd ;

4 . officiële dierenarts : de door de bevoegde centrale autoriteit van de Lid-Staat aangewezen dierenarts ;

5 . vervoermiddelen : de voor belading bestemde gedeelten van motorvoertuigen , van railvoertuigen en van luchtvaartuigen , alsmede scheepsruimen of containers voor het vervoer over land , over zee of door de lucht .

HOOFDSTUK I

Algemene Bepalingen

Artikel 3

De Lid-Staten zien erop toe dat de in Richtlijn 77/391/EEG bedoelde versnellingsactie in alle gevallen leidt tot een aanzienlijke inkorting van de looptijd van de uitroeiingsprogramma's in vergelijking met de tijd die de thans lopende programma's vergen .

Hiertoe moeten de volgende maatregelen worden getroffen :

1 . Het deel van het nationale rundveebeslag waarvoor uitroeiings - en profylactische maatregelen gelden , moet zodanig worden uitgebreid dat zo spoedig mogelijk een groot gedeelte van het rundveebeslag of het gehele rundveebeslag onder controle geplaatst wordt of blijft .

2 . De vergoeding voor op last van de officiële dierenarts afgemaakte dieren moet zodanig worden berekend dat de veehouders naar behoren schadeloos worden gesteld .

3 . Het laboratoriumpersoneel moet zodanig worden uitgebreid en de omstandigheden waarin laboratoriumdiagnoses worden gesteld moeten zodanig worden verbeterd - voor zover zulks nog moet geschieden - dat er voor de in punt 1 bedoelde bestrijdingsmaatregelen een toereikend niveau wordt bereikt .

4 . De bepalingen betreffende de bestrijding van endemische veeziekten moeten voortdurend worden toegepast .

Om de optimale doeltreffendheid van de versnellingsactie te verzekeren , moeten de Lid-Staten ervoor zorgen dat alle in punt 1 tot en met 4 genoemde maatregelen ten uitvoer worden gelegd .

Artikel 4

1 . Met het oog op de officiële controle op het verkeer van runderen , zien de Lid-Staten erop toe dat de runderen duurzaam worden geregistreerd en geïdentificeerd .

2 . De Lid-Staten laten voor elke ziekte waarvoor een uitroeiingsprogramma wordt toegepast een officiële lijst aanleggen en bijhouden van de rundveebeslagen waarop die programma's van toepassing zijn ; deze beslagen worden daarbij ingedeeld volgens hun gezondheidsstatus .

HOOFDSTUK II

Bijzondere bepalingen voor brucellose bij runderen

Artikel 5

De Lid-Staten zien erop toe dat , in het kader van een programma voor uitroeiing van brucellose

a ) van het vermoeden en het bestaan van brucellose verplicht en onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de bevoegde autoriteit ;

b ) therapeutische behandeling van brucellose wordt verboden ;

c ) inenting tegen brucellose , indien zij wordt toegepast , onder officieel toezicht geschiedt , doch zo spoedig mogelijk wordt gestaakt zodat beslagen officieel als brucellosevrij kunnen worden erkend .

Artikel 6

1 . Wanneer in een beslag een van brucellose verdacht dier voorkomt , zien de bevoegde autoriteiten erop toe dat zo spoedig mogelijk officiële onderzoekingen worden verricht om de aanwezigheid van die ziekte te bevestigen of te weerleggen .

In afwachting van het resultaat van die onderzoekingen , geven de bevoegde autoriteiten opdracht om :

- het beslag onder officieel toezicht te stellen ;

- alle verkeer naar of van het beslag te verbieden , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten om de runderen die bestemd zijn om onverwijld te worden geslacht , uit het beslag te verwijderen . Het verkeer van ossen van dit bedrijf kan evenwel na de afzondering van de verdachte dieren door de bevoegde autoriteiten worden toegestaan , mits de ossen naar mestveebeslagen worden overgebracht en vervolgens naar het slachthuis ;

- de verdachte dieren binnen het beslag af te zonderen .

2 . De in lid 1 genoemde maatregelen worden pas opgeheven wanneer het vermoeden of het bestaan van brucellose in het betrokken beslag officieel is weerlegd .

3 . Wanneer de aanwezigheid van brucellose officieel is bevestigd , treffen de Lid-Staten passende maatregelen om verspreiding van deze ziekte te voorkomen en zien zij er met name op toe :

- dat alle verkeer van runderen naar of van het betrokken beslag wordt verboden , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten om de runderen die bestemd zijn om onverwijld te worden geslacht , uit het beslag te verwijderen ; het verkeer van ossen van dit bedrijf kan evenwel door de bevoegde autoriteiten worden toegestaan , na afzondering en kenmerking , met het oog op de slachting , van de besmette runderen en de runderen die door de bevoegde autoriteiten als besmet worden beschouwd , mits de ossen naar mestveebeslagen worden overgebracht en vervolgens naar het slachthuis ;

- dat runderen waarbij het bestaan van brucellose officieel is bevestigd en runderen die door deze dieren besmet kunnen zijn , binnen het beslag worden afgezonderd ;

- dat de runderen , met inachtneming van Richtlijn 64/432/EEG en van Richtlijn 78/51/EEG van de Raad van 13 december 1977 tot verlenging van bepaalde afwijkingen die met betrekking tot brucellose en tuberculose zijn toegestaan aan Denemarken , Ierland en het Verenigd Koninkrijk ( 4 ) , onverwijld op brucellose worden onderzocht ;

- dat runderen waarbij het bestaan van brucellose officieel is bevestigd , runderen waarvoor de uitslag van het in het derde streepje bedoelde onderzoek ongunstig was alsmede runderen die door de bevoegde autoriteiten als besmet worden beschouwd , tot de in artikel 7 bedoelde slachting worden afgezonderd en gekenmerkt ;

- dat melk van besmette koeien alleen als voeder voor de dieren van het betrokken bedrijf wordt gebruikt na een adequate warmtebehandeling ;

- dat , onverminderd de nationale bepalingen inzake de menselijk voeding , melk en koeien uit een besmet beslag alleen aan een melkfabriek kan worden geleverd om aldaar een adequate warmtebehandeling te ondergaan ;

- dat hele en halve geslachte dieren , voeten , delen , alsmede slachtafvallen van besmette runderen , bestemd om als diervoerde te worden gebruikt , zodanig worden behandeld dat elke besmetting wordt voorkomen ;

- dat foetussen , doodgeboren kalveren , na hun geboorte met brucellose besmette kalveren en placenta's zorgvuldig en onmiddellijk worden verwijderd en vernietigd , behalve wanneer zij moeten worden geanalyseerd ;

- dat stro en alle stoffen die met besmette koeien of kalveren of de placenta in contact zijn geweest , onmiddellijk worden vernietigd , verbrand of begraven na met een ontsmettingsmiddel te zijn besproeid ;

- dat de controle van inrichtingen zoals destructiebedrijven plaatsvindt in het kader van officiële voorschriften waardoor gewaarborgd wordt dat het vervaardigde produkt geen enkel gevaar voor verspreiding van brucellose inhoudt ;

- dat mest uit de stallen of andere ruimten die voor de dieren worden gebruikt , op een voor de dieren van het bedrijf ontoegankelijke plaats wordt ondergebracht , met een passend ontsmettingsmiddel wordt besproeid en ten minste 3 weken wordt bewaard . Besproeiing met een ontsmettingsmiddel is niet noodzakelijk indien de mest bedekt wordt met een onbesmette laag mest of aarde . Vloeibare afval uit de stallen of andere ruimten die voor het vee worden gebruikt , moet worden ontsmet , indien het niet te zamen met de mest is verwijderd .

Artikel 7

De Lid-Staten zien erop toe dat runderen waarbij brucellose officieel is geconstateerd op grond van een bacteriologisch , pathologisch-anatomisch of serologisch onderzoek , alsmede de dieren die door de bevoegde autoriteiten als besmet worden beschouwd , onder officieel toezicht zo spoedig mogelijk worden geslacht , en wel uiterlijk dertig dagen na de officiële kennisgeving aan de eigenaar of de houder van de resultaten van de tests en van de krachtens het uitroeiingsprogramma op hem rustende verplichting de betrokken runderen binnen genoemde termijn te slachten .

Artikel 8

De Lid-Staten zien erop toe dat

1 . na verwijdering , door slachting , van de in artikel 7 bedoelde runderen en alvorens het beslag weer wordt aangevuld , de stallen en andere ruimten waarin de dieren worden ondergebracht , en alle recipiënten , installaties en andere voorwerpen die voor het vee worden gebruikt , onder officeel toezicht en overeenkomstig de instructies van een officiële dierenarts worden schoongemaakt en ontsmet . Weiden waar deze dieren hebben verbleven mogen niet eerder dan na het verstrijken van een periode van 60 dagen na het verwijderen van deze dieren van genoemde weiden weer in gebruik worden genomen ; de bevoegde autoriteiten kunnen evenwel een afwijking van dit verbod toestaan voor ossen , onder voorbehoud dat deze ossen slechts uit deze weiden mogen worden verwijderd om te worden geslacht of om te worden overgebracht naar mestveebeslagen en vervolgens naar het slachthuis .

2 . vervoermiddelen , recipiënten en gebruiksvoorwerpen na elk vervoer van runderen uit een besmet beslag of van stoffen van deze dieren , dan wel stoffen die met deze dieren in contact zijn geweest , worden schoongemaakt en ontsmet . De plaatsen waar deze dieren worden geladen , moeten na gebruik worden schoongemaakt en ontsmet ;

3 . het te gebruiken ontsmettingsmiddel en de toe te passen concentraties door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat officieel worden goedgekeurd .

Artikel 9

De Lid-Staten zien erop toe dat na verwijdering van de in artikel 7 bedoelde runderen ,

- onverminderd het bepaalde in artikel 11 , geen enkel rund buiten het betreffende beslag kan worden gebracht , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten om de runderen die bestemd zijn om onverwijld te worden geslacht , uit het beslag te verwijderen . Het verkeer van ossen van dit bedrijf kan evenwel door de bevoegde autoriteiten worden toegestaan , mits de ossen naar mestveebeslagen worden overgebracht en vervolgens naar het slachthuis ;

- in het betreffende beslag tests op brucellose worden uitgevoerd , om de uitroeiing van de ziekte te bevestigen ;

- het beslag pas opnieuw kan worden aangevuld nadat de runderen van meer dan 12 maanden oud die met het oog daarop in het beslag blijven , met gunstig resultaat één of meer officiële onderzoeken op brucellose hebben ondergaan . Voor runderen die overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG zijn ingeënt , behoeft dit onderzoek pas te worden uitgevoerd wanneer zij 18 maanden oud zijn .

Artikel 10

De Lid-Staten zien erop toe dat beslagen van type B1 en B2 aan serologische tests onder officieel toezicht worden onderworpen totdat zij de gezondheidsstatus van type B3 of van type B4 hebben bereikt .

Artikel 11

De Lid-Staten zien erop toe dat :

i ) alle vrouwelijke runderen en alle stieren afkomstig uit beslagen van type B1 en bestemd voor beslagen van type B2 :

- indien zij meer dan 12 maanden oud zijn , binnen 30 dagen voor hun overbrenging met gunstig resultaat een officieel goedgekeurde serologische test hebben ondergaan , en vergezeld gaan van een ter staving daarvan door een officiele dierenarts afgegeven attest .

- alvorens tot het beslag van type B2 te worden toegelaten , onmiddellijk na hun aankomst gedurende ten minste 60 dagen worden afgezonderd en , indien zij meer dan 12 maanden oud zijn , opnieuw met gunstig resultaat een officieel goedgekeurde serologische test hebben ondergaan ;

ii ) alle vrouwelijke runderen en alle stieren afkomstig uit een beslag van type B2 en bestemd voor een ander beslag van type B2 :

- indien zij meer dan 12 maanden oud zijn , binnen 30 dagen voor hun binnenkomst in het beslag met gunstig resultaat een officieel goedgekeurde serologische test hebben ondergaan , en vergezeld gaan van een ter staving daarvan door een officiële dierenarts afgegeven attest ,

- tijdens hun overbrenging niet in contact komen met runderen uit beslagen van een slechtere gezondheidsstatus ;

iii ) bij overbrenging van runderen tussen beslagen van type B3 en B4 de voorschriften van Richtlijn 64/432/EEG in acht worden genomen .

Artikel 12

De Lid-Staten zien erop toe :

- dat er officiële controlemaatregelen worden getroffen om te voorkomen dat een brucellosevrij gemaakt beslag opnieuw wordt besmet door andere infectiebronnen ;

- dat het binnenbrengen en het overbrengen van runderen in en naar beslagen die vallen onder een uitroeiingsprogramma , aan een officiële controle worden onderworpen ;

- dat de toepassing van de na het tweede streepje bedoelde controle op het verkeer de bestaande communautaire voorschriften betreffende het binnenbrengen in en het verwijderen uit brucellosevrije of officieel als brucellosevrij erkende beslagen onverlet laat .

HOOFDSTUK III

Bijzondere bepalingen voor rundertuberculose

Artikel 13

De Lid-Staten zien erop toe dat , in het kader van eer programma voor uitroeiing van tuberculose :

a ) van het vermoeden en het bestaan van tuberculose verplicht en onmiddellijk kennis wordt gegever aan de bevoegde autoriteit ;

b ) worden verboden

i ) therapeutische behandeling van of ongevoelig maken voor tuberculose .

ii ) inenting tegen tuberculose .

Artikel 14

1 . Wanneer in een beslag een van tuberculose verdacht dier voorkomt , zien de bevoegde autoriteiten erop toe dat zo spoedig mogelijk officiële onderzoekingen worden verricht om de aanwezigheid van die ziekte te bevestigen of te weerleggen .

In afwachting van het resultaat van die onderzoekingen , geven de bevoegde autoriteiten opdracht om :

- het beslag onder officieel toezicht te stellen ;

- alle verkeer naar of van het beslag te verbieden , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten om de runderen die bestemd zijn om onverwijld te worden geslacht , uit het beslag te verwijderen ;

- de verdachte dieren binnen het beslag af te zonderen .

2 . De in lid 1 genoemde maatregelen worden pas opgeheven wanneer het vermoeden of het bestaan van tuberculose in het betrokken beslag officieel is weerlegd .

3 . Wanneer de aanwezigheid van tuberculose officieel is bevestigd , treffen de Lid-Staten passende maatregelen om verspreiding van deze ziekte te voorkomen en zien zij er met name op toe :

- dat alle verkeer van runderen naar of van het betrokken beslag wordt verboden , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten om de runderen die bestemd zijn om onverwijld te worden geslacht , uit het beslag te verwijderen ;

- dat runderen waarbij het bestaan van tuberculose officieel is bevestigd en runderen die door deze dieren besmet kunnen zijn , binnen het beslag worden afgezonderd ;

- dat de runderen onverwijld worden onderworpen aan een onderzoek op tuberculose ;

- dat runderen waarbij het bestaan van tuberculose officieel is bevestigd , runderen waarvoor de uitslag van het in het derde streepje bedoelde onderzoek ongunstig was alsmede runderen die door de bevoegde autoriteiten als besmet worden beschouwd , tot de in artikel 15 bedoelde slachting worden afgezonderd en gekenmerkt ;

- dat melk van besmette koeien alleen als voeder voor de dieren van het betrokken bedrijf wordt gebruikt na een adequate warmtebehandeling ;

- dat , onverminderd de nationale bepalingen inzake de menselijke voeding , melk van koeien uit een besmet beslag alleen aan een melkfabriek kan worden geleverd om aldaar een adequate warmtebehandeling te ondergaan ;

- dat hele en halve geslachte dieren , voeten , delen , alsmede slachtafvallen van besmette runderen , bestemd om als diervoeder te worden gebruikt , zodanig worden behandeld dat elke besmetting wordt voorkomen ;

- dat de controle van inrichtingen zoals destructiebedrijven plaatsvindt in het kader van officiële voorschriften waardoor gewaarborgd wordt dat het vervaardigde produkt geen enkel gevaar voor verspreiding van tuberculose inhoudt ;

- dat mest uit de stallen of andere ruimten die voor de dieren worden gebruikt , op een voor de dieren van het bedrijf ontoegankelijke plaats wordt ondergebracht , met een passend ontsmettingsmiddel wordt besproeid en ten minste 3 weken wordt bewaard . Besproeiing met een ontsmettingsmiddel is niet noodzakelijk indien de mest bedekt wordt met een onbesmette laag mest of aarde . Vloeibare afval uit de stallen of andere ruimten die voor het vee worden gebruikt , moet worden ontsmet , indien het niet te zamen met de mest is verwijderd .

Artikel 15

De Lid-Staten zien erop toe dat runderen waarbij tuberculose officieel is geconstateerd op grond van een bacteriologisch of pathologisch-anatomisch onderzoek of van een tuberculinetest , alsmede de dieren die door de bevoegde autoriteiten als besmet worden beschouwd , onder officieel toezicht zo spoedig mogelijk worden geslacht , en wel uiterlijk dertig dagen na de officiële kennisgeving aan de eigenaar of de houder van de resultaten van de tests en van de krachtens het uitroeiingsprogramma op hem rustende verplichting de betrokken runderen binnen genoemde termijn te slachten .

De bevoegde autoriteiten kunnen echter , voor dieren die positief hebben gereageerd op een tuberculoseonderzoek maar geen enkel klinisch symptoom van deze ziekte vertonen , de in de eerste alinea gestelde termijn tot ten hoogste drie maanden verlengen

- voor het slachten van een vrouwelijk rund dat voor het verstrijken van deze termijn van drie maanden moet kalven ;

- wanneer de bovengenoemde autoriteiten opdracht geven tot het slachten van alle runderen behorend tot een beslag van meer dan 20 stuks , in een streek waar deze slachting , om technische redenen in verband met de slachtcapaciteit van de hiervoor gereserveerde slachthuizen , niet binnen dertig dagen kan geschieden .

Artikel 16

De Lid-Staten zien erop toe dat

1 . na verwijdering , door slachting , van de in artikel 15 bedoelde runderen , en alvorens het beslag weer wordt aangevuld , de stallen en andere ruimten waarin de dieren worden ondergebracht , en alle recipiënten , installaties en andere voorwerpen die voor het vee worden gebruikt , onder officieel toezicht en overeenkomstig de instructies van een officiële dierenarts worden schoongemaakt en ontsmet .

2 . vervoermiddelen , recipiënten en gebruiksvoorwerpen na elk vervoer van runderen uit een besmet beslag of van stoffen van deze dieren , dan wel stoffen die met deze dieren in contact zijn geweest , worden schoongemaakt en ontsmet . De plaatsen waar deze dieren worden geladen , moeten na gebruik worden schoongemaakt en ontsmet ;

3 . het te gebruiken ontsmettingsmiddel en de toe te passen concentraties door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat officieel worden goedgekeurd .

Artikel 17

De Lid-Staten zien erop toe dat na verwijdering van de in artikel 15 bedoelde runderen ,

- onverminderd het bepaalde in artikel 19 , geen enkel rund buiten het betreffende beslag kan worden gebracht , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteit , voor onverwijlde slachting ;

- in het betreffende beslag tests op tuberculose worden uitgevoerd , om de uitroeiing van de ziekte te bevestigen ;

- het beslag pas opnieuw kan worden aangevuld nadat de runderen van meer dan 6 weken oud die in het beslag blijven , met gunstig resultaat één of meer officiële onderzoeken op tuberculose hebben ondergaan .

Artikel 18

De Lid-Staten zien erop toe dat in het kader van een programma voor uitroeiing van tuberculose in de beslagen van type T1 en T2 alle runderen van meer dan zes weken oud ten minste elke zes maanden onder officieel toezicht een intradermale tuberculinetest ondergaan totdat zij de gezondheidsstatus van beslag van type T3 hebben bereikt .

Artikel 19

De Lid-Staten zien erop toe dat :

i ) alle runderen afkomstig uit een beslag van type T1 , en bestemd voor een beslag van type T2 :

- binnen dertig dagen voor hun overbrenging met gunstig resultaat een intradermale tuberculinetest hebben ondergaan , en vergezeld gaan van een ter staving daarvan door een officiële dierenarts afgegeven attest ,

- alvorens tot het beslag van type T2 te worden toegelaten , onmiddellijk na hun aankomst gedurende ten minste zestig dagen worden afgezonderd en opnieuw met gunstig resultaat een officiële intradermale tuberculinetest hebben ondergaan ;

ii ) runderen afkomstig uit een beslag van type T2 en bestemd voor een ander beslag van type T2 :

- binnen dertig dagen voor hun overbrenging met gunstig resultaat een tuberculinetest hebben ondergaan , en vergezeld gaan van een ter staving daarvan door een officiële dierenarts afgegeven attest ,

- tijdens hun overbrenging niet in contact komen met runderen uit beslagen van een slechtere gezondheidsstatus ;

iii ) bij overbrenging van runderen tussen beslagen van type T3 de voorschriften van Richtlijn 64/432/EEG in acht worden genomen .

Artikel 20

De Lid-Staten zien erop toe

- dat er officiële controlemaatregelen worden getroffen om te voorkomen dat een tuberculosevrij gemaakt beslag opnieuw wordt besmet door andere infectiebronnen ;

- dat het binnenbrengen en het overbrengen van runderen in en naar beslagen die vallen onder een uitroeiingsprogramma , aan een officiële controle worden onderworpen ;

- dat de toepassing van de na het tweede streepje bedoelde controle op het verkeer de bestaande communautaire voorschriften betreffende het binnenbrengen in en het verwijderen uit officieel als tuberculosevrij erkende beslagen onverlet laat .

HOOFDSTUK IV

Bijzondere bepalingen voor endemische runderleukose

Artikel 21

Tot de inwerkingtreding van communautaire voorschriften en onverminderd artikel 4 , derde alinea , van Richtlijn 77/391/EEG zijn de nationale voorschriften betreffende tests op leukose en de bepalingen inzake de kwalificatie van de beslagen met betrekking tot leukose van toepassing .

Artikel 22

De Lid-Staten zien erop toe dat , in het kader van een programma voor uitroeiing van leukose

a ) van het vermoeden en het bestaan van leukose , in het bijzonder van tumors in het lymfevatenstelsel en in andere organen van de runderen , verplicht en onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de bevoegde autoriteit ;

b ) therapeutische behandeling van en inenting tegen leukose worden verboden .

Artikel 23

Onverminderd de overeenkomstig de nationale bepalingen vastgestelde maatregelen in geval van verdenking van leukose , treffen de Lid-Staten , wanneer de aanwezigheid van leukose in een beslag officieel is bevestigd , passende maatregelen om verspreiding van deze ziekte te voorkomen en zien zij er met name op toe :

- dat alle verkeer van runderen van het betrokken beslag wordt verboden , behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten om de runderen die bestemd zijn om onverwijld te worden geslacht , uit het beslag te verwijderen ;

- dat het betrokken beslag zodanig wordt afgezonderd dat de runderen van dat beslag niet in contact kunnen komen met runderen die niet tot dat beslag behoren ,

- dat melk van aangetaste koeien alleen als diervoeder wordt gebruikt na een adequate warmtebehandeling of om te worden geleverd aan een melkfabriek om aldaar die behandeling te ondergaan ; het voederen van dieren met melk die geen warmtebehandeling heeft ondergaan kan worden toegestaan bij beslagen waarvan alle runderen bestemd zijn om overeenkomstig artikel 24 , sub 1 , te worden geslacht ;

- dat hele en halve geslachte dieren , voeten , delen , alsmede slachtafvallen van besmette runderen , bestemd om als diervoeder te worden gebruikt , zodanig worden behandeld dat elke besmetting wordt voorkomen ;

- dat de controle van inrichtingen zoals destructiebedrijven plaatsvindt in het kader van officiële voorschriften waardoor gewaarborgd wordt dat het vervaardigde produkt geen enkel gevaar voor verspreiding van leukose inhoudt ;

- dat de veehouder de officiële dierenarts in kennis stelt van de dood of noodslachting van ieder rund van zijn bedrijf .

Artikel 24

De Lid-Staten zien erop toe dat in het kader van het uitroeiingsprogramma

1 . wanneer in dat programma is bepaald dat alle runderen die behoren tot een beslag waarbij officieel leukose is geconstateerd , moeten worden geslacht , zulks geschiedt binnen een door de bevoegde autoriteiten vast te stellen termijn ;

2 . wanneer in dat programma is bepaald dat uitsluitend de runderen waarbij officieel leukose is geconstateerd en eventueel eveneens die runderen die door de bevoegde autoriteiten als besmet worden geschouwd , moeten worden geslacht , zulks geschiedt binnen een termijn van dertig dagen na de officiële kennisgeving aan de eigenaar of de houder van het resultaat van de tests en van de krachtens het uitroeiingsprogramma op hem rustende verplichting de betrokken runderen binnen genoemde termijn te slachten .

Artikel 25

De Lid-Staten zien erop toe dat in geval van slachting van dieren overeenkomstig artikel 24 , sub 2 :

- geen enkel rund buiten het betrokken beslag kan worden gebracht behoudens machtiging van de bevoegde autoriteiten voor onverwijlde slachting ;

- in het betreffende beslag tests op leukose worden uitgevoerd om de uitroeiing van de ziekte te bevestigen ;

- het beslag alleen kan worden aangevuld met runderen welke afkomstig zijn uit beslagen die door de bevoegde autoriteiten worden beschouwd als niet besmet met leukose .

Artikel 26

De Lid-Staten zien erop toe dat :

1 . na verwijdering , door slachting , van de in artikel 24 bedoelde runderen en alvorens het beslag weer wordt aangevuld , de stallen en andere ruimten waarin de dieren worden ondergebracht , en alle recipiënten , installaties en andere voorwerpen die voor het vee worden gebruikt , onder officieel toezicht en overeenkomstig de instructies van een officiële dierenarts worden schoongemaakt en ontsmet ;

2 . vervoermiddelen , recipiënten en gebruiksvoorwerpen na elk vervoer van runderen uit een besmet beslag of van stoffen van deze dieren dan wel stoffen die met deze dieren in contact zijn geweest , worden schoongemaakt en ontsmet . De plaatsen waar deze dieren worden geladen , moeten na gebruik worden schoongemaakt en ontsmet ;

3 . het te gebruiken ontsmettingsmiddel en de toe te passen concentraties door de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat officieel worden goedgekeurd .

Artikel 27

De Lid-Staten zien erop toe dat runderen afkomstig uit een als niet verdacht gekwalificeerd beslag niet in contact komen met runderen afkomstig uit beslagen die dat niet zijn .

HOOFDSTUK V

Slotbepalingen

Artikel 28

Voor het einde van de in Richtlijn 77/391/EEG bedoelde periode van drie jaar dient de Commissie bij de Raad een verslag in over de toepassing van de in die richtlijn bedoelde programma's , zo nodig vergezeld van voorstellen met het oog op de verdere harmonisatie van de nationale profylaxe .

Artikel 29

1 . Richtlijn 77/391/EEG wordt van kracht op 1 januari 1978 .

2 . De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking voor de tenuitvoerlegging van de nationale programma's voor versnelde uitroeiing die zijn goedgekeurd overeenkomstig artikel 9 , lid 2 , van Richtlijn 77/391/EEG , op de door de Commissie in haar goedkeuringsbesluit vastgestelde datum en voor de in 1978 goedgekeurde programma's uiterlijk op 31 december 1978 .

3 . De in artikel 6 , lid 1 , van Richtlijn 77/391/EEG bedoelde termijn van drie jaar gaat voor elke Lid-Staat in op het tijdstip dat door de Commissie wordt vastgesteld uit hoofde van lid 2 . Financiering door de Gemeenschap blijft evenwel beperkt tot slachtingen die voor 1 januari 1982 hebben plaatsgevonden .

4 . Op voorstel van de Commissie kan de Raad , indien de tenuitvoerlegging van het programma op de vastgestelde datum in bepaalde Lid-Staten tot aanzienlijke moeilijkheden zou leiden , met eenparigheid van stemmen besluiten , de in de leden 2 en 3 vastgestelde data voor deze Staten met ten hoogste een jaar te verschuiven .

Artikel 30

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 13 december 1977 .

Voor de Raad

De Voorzitter

A . HUMBLET

( 1 ) PB nr . L 145 van 13 . 6 . 1977 , blz . 44 .

( 2 ) PB nr . 121 van 29 . 7 . 1964 , blz . 1977/64 .

( 3 ) PB nr . L 26 van 31 . 1 . 1977 , blz . 81 .

( 4 ) Zie blz . 32 van dit Publikatieblad .