31976L0625

Richtlijn 76/625/EEG van de Raad van 20 juli 1976 betreffende de door de Lid-Staten te houden statistische enquêtes, ten einde het produktiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen vast te stellen

Publicatieblad Nr. L 218 van 11/08/1976 blz. 0010 - 0014
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 7 blz. 0179
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 16 blz. 0065
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 7 blz. 0179
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 10 blz. 0227
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 10 blz. 0227


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 20 juli 1976

betreffende de door de Lid-Staten te houden statistische enquêtes , ten einde het produktiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen vast te stellen

( 76/625/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Overwegende dat de Commissie voor het vervullen van de taken , haar opgedragen bij het Verdrag , alsmede bij de communautaire voorschriften betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit , moet kunnen beschikken over nauwkeurige inlichtingen betreffende het produktiepotentieel van bepaalde soorten fruitbomen in de Gemeenschap , alsmede over de ramingen op middellange termijn van de produktie en van het marktaanbod ;

Overwegende dat enquêtes betreffende de fruitboomgaarden thans slechts in enkele Lid-Staten plaatsvinden ; dat deze enquêtes geen nauwkeurige , uniforme en gelijktijdige waarneming van produktie en marktaanbod van fruit mogelijk maken ; dat ramingen op middellange termijn van produktie en marktaanbod thans slechts door enkel Lid-Staten worden opgesteld ;

Overwegende dat derhalve in alle Lid-Staten tegelijkertijd , volgens dezelfde criteria en met een vergelijkbare nauwkeurigheid enquêtes naar het totale areaal van fruitbomen van dezelfde soort dienen te worden gehouden ; dat nieuwe aanplantingen pas na enkele jaren volledig produktief zijn ; dat deze enquêtes derhalve om de vijf jaar dienen te worden herhaald ; dat op deze wijze betrouwbare gegevens over het produktiepotentieel kunnen worden verkregen , rekening houdend met de fruitbomen die nog niet produktief zijn ;

Overwegende dat de enquêtes in beginsel beperkt dienen te worden tot die fruitteeltbedrijven die ten minste 15 are fruitteeltareaal met appel - , pere - , perzik - en/of sinaasappelbomen met het oog op de verkoop van fruit exploiteren ; dat bedrijven met een fruitteeltareaal van minder dan 15 are buiten beschouwing kunnen worden gelaten , daar zij slechts van geringe invloed zijn op het marktaanbod ;

Overwegende dat in iedere Lid-Staat voor elke fruitsoort op uniforme wijze gegevens dienen te worden verzameld over de belangrijkste variëteiten , waarbij gestreefd moet worden naar een zo volledige onderverdeling naar variëteiten als noodzakelijk is ;

Overwegende dat de resultaten van deze enquêtes moeten dienen voor de jaarlijkse berekening van het produktiepotentieel , en dat derhalve ook gegevens over de leeftijd van de bomen en over de plantdichtheid vereist zijn ; dat deze resultaten zo spoedig mogelijk aan de Commissie dienen te worden toegezonden ;

Overwegende dat het voor ramingen op middellange termijn noodzakelijk is dat de Lid-Staten jaarlijks de omvang van de gerooide fruitteeltarealen schatten , en de Commissie van die schattingen op de hoogte stellen ; dat het bovendien noodzakelijk is , de Commissie jaarlijks gegevens te verstrekken over de aanplantingen van fruitbomen van bovengenoemde soorten ;

Overwegende dat in elke Lid-Staat waarin sinds de laatste enquête naar de fruitboomgaarden op ongewoon grote schaal is gerooid , de omvang van deze rooiingen via speciale enquêtes nauwkeurig dient te worden bepaald , en dat de resultaten daarvan aan de Commissie dienen te worden medegedeeld ;

Overwegende dat het cijfermateriaal dat beschikbaar komt bij toepassing van bepaalde communautaire maatregelen tot sanering van de fruitproduktie in de Gemeenschap , in aanmerking dient te worden genomen ;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat de Commissie verslagen indient opdat de Raad kan nagaan in hoeverre de gehouden enquêtes en opgestelde ramingen het mogelijk hebben gemaakt het doel van deze richtlijn te verwezenlijken , en dat zij eventueel voorstelt de werkwijzen onderling aan te passen ;

Overwegende dat voorgaande enquêtes betreffende de fruitboomgaarden die overeenkomstig Richtlijn 71/286/EEG ( 2 ) in de jaren 1969 tot en met 1974 door de oorspronkelijke zes Lid-Staten werden gehouden , niet gelijktijdig hebben plaatsgevonden ; dat de drie nieuwe Lid-Staten in het geheel geen enquêtes betreffende de fruitboomgaarden of deze niet op uniforme wijze hebben gehouden ;

Overwegende dat in het licht van de ervaring opgedaan bij voorgaande enquêtes betreffende de fruitboomgaarden , is gebleken dat het noodzakelijk is enige soepelheid te brengen in de statistische indeling van de technische kenmerken die moeten worden waargenomen ;

Overwegende dat het noodzakelijk is bij de toepassing van deze richtlijn een zo doelmatig mogelijke samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie tot stand te brengen , dat de nadere bepalingen omtrent de toepassing van de richtlijn moeten worden vastgesteld na advies van het Permanent Comité voor de Landbouwstatistiek , ingesteld bij Besluit 72/279/EEG ( 3 ) ;

Overwegende dat de werkwijze van het Permanent Comité voor de Landbouwstatistiek dient te worden vastgesteld ;

Overwegende dat de financiële verantwoordelijkheid van de Gemeenschap moet worden omschreven ten aanzien van de uitgaven van de Lid-Staten in het kader van de eerste enquête waarin deze richtlijn voorziet ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . De Lid-Staten houden in 1977 en vervolgens om de vijf jaar in het voorjaar , enquêtes betreffende de op hun grondgebied aanwezige boomgaarden , bestemd voor de produktie van tafelappelen en peren , met uitzondering van de variëteiten welke uitsluitend bestemd zijn voor de keuken , alsmede perziken en sinaasappelen .

2 . De in lid 1 bedoelde enquête heeft betrekking op alle bedrijven met een areaal van fruitbomen van de in lid 1 genoemde soorten voor zover dit areaal ten minste 15 are groot is en de produktie daarvan volledig of in hoofdzaak voor de verkoop bestemd is .

De enquête strekt zich uit tot zuivere teelten en gemengde teelten , dat wil zeggen teelten van fruitbomen van meerdere van de in lid 1 bedoelde soorten of van een of meerdere van deze soorten gemengd met andere soorten .

Zij strekt zich voorts uit tot arealen die naast de produktie van fruit ook voor de voortbrenging van andere landbouwprodukten dienen , voor zover daarop fruitbomen van de in lid 1 genoemde soorten de hoofdteelt vormen .

3 . De enquête kan worden gehouden in de vorm van een volledige telling dan wel als steekproefenquête met aselecte trekking .

Artikel 2

1 . Bij de in artikel 1 bedoelde enquêtes dienen voor de in lid 1 van dat artikel genoemde fruitsoorten onderstaande kenmerken te worden vastgesteld .

Deze enquêtes dienen zo te worden opgezet dat de resultaten volgens verschillende combinaties van deze kenmerken kunnen worden weergegeven :

A . Fruitvariëteiten

Per fruitsoort dienen , in volgorde van belangrijkheid , zoveel variëteiten te worden vermeld , dat per Lid-Staat ten minste 80 % van het gehele met de betrokken soort beplante areaal , onderverdeeld naar variëteiten , wordt gespecificeerd en in elk geval alle variëteiten te worden vermeld die ten minste 3 % van het gehele met de betrokken fruitbomen beplante areaal beslaan .

De enquête betreffende perzikbomen wordt alleen in Italië , Frankrijk en Duitsland gehouden , in laatstgenoemd land zonder onderscheid naar variëteiten De enquête betreffende sinaasappelbomen wordt alleen in Italië gehouden .

B . Leeftijd van de bomen

De leeftijd van de bomen moet worden vastgesteld op grond van de periode van aanplant op het terrein . Het plantseizoen van de herfst tot het voorjaar geldt als één periode . In geval van omenting is het tijdstip waarop deze werd verricht bepalend .

C . Netto beplante oppervlakte , aantal bomen en plantdichtheid

De enquêteurs , of de diensten die de vragenlijsten verwerken , bepalen de klasse van plantdichtheid aan de hand van de netto beplante oppervlakte en het aantal bomen .

De plantdichtheid kan ook rechtstreeks worden vastgesteld .

2 . Indien de Lid-Staten ter zake van de met fruitbomen beplante oppervlakte overeenkomstig artikel 1 , lid 1 , aanvullende , met de doeleinden van deze richtlijn overeenkomende kenmerken laten opnemen , bij voorbeeld over de onderstammen , de boomvormen en de stamhoogte , moeten deze gegevens eveneens aan de Commissie worden doorgegeven , voor zover ze betrouwbaar zijn .

3 . Nadere regels omtrent de toepassing van dit artikel , in het bijzonder met betrekking tot de leeftijdsklassen en plantdichtheidsklassen , worden vastgesteld overeenkomstig de procedure omschreven in artikel 9 .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten treffen passende maatregelen , ten einde de waarnemingsfouten voor de gehele met fruitbomen beplante oppervlakte van elke fruitsoort te beperken en zo nodig te schatten .

2 . Ten aanzien van de resultaten van steekproefenquêtes treffen de Lid-Staten alle maatregelen opdat de steekproeffout voor de gehele met fruitbomen beplante nationale oppervlakte van elke fruitsoort bij een betrouwbaarheidsniveau van 68 % in een orde van grootte ligt van 3 % .

Artikel 4

1 . De Lid-Staten doen de Commissie de op de voorgeschreven wijze tot stand gekomen resultaten van de enquêtes zo spoedig mogelijk toekomen , doch in ieder geval voor 1 april van het jaar volgende op dat waarin de enquêtes werden gehouden .

2 . De in lid 1 bedoelde resultaten moeten voor ieder produktiegebied afzonderlijk worden verstrekt . De grenzen van de voor de Lid-Staten te kiezen produktiegebieden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 9 .

Indien de Lid-Staten de enquêtegegevens niet voor ieder produktiegebied afzonderlijk kunnen opstellen , moeten de resultaten worden verstrekt voor elk van de in de bijlage genoemde streken .

3 . Van de geconstateerde waarnemingsfouten en de steekproeffouten , als bedoeld in artikel 3 , moet voor 1 juni van het jaar volgende op het jaar waarin de enquête werd gehouden , mededeling worden gedaan .

4 . Lid-Staten die de enquêtegegevens verwerken door middel van elektronische gegevensverwerking , moeten de in lid 1 bedoelde resultaten verstrekken in een voor de machine leesbare vorm , vast te stellen overeenkomstig de procedure omschreven in artikel 9 .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten schatten jaarlijks de in het vorige seizoen op hun grondgebied gerooide oppervlakten van de in artikel 1 , lid 1 , genoemde soorten fruitbomen en stellen de Commissie uiterlijk op 31 december op de hoogte van de resultaten van hun schattingen .

Indien over de omvang van de rooiingen enquêtes worden gehouden , moeten de resultaten daarvan uiterlijk op 31 december aan de Commissie worden medegedeeld .

2 . Indien in een Lid-Staat het rooien als bedoeld in lid 1 van ongewoon grote omvang was en daarover geen nauwkeurige gegevens beschikbaar zijn , houdt de betrokken Lid-Staat op voorstel van de Commissie en in samenwerking met haar in het voorjaar van het daaropvolgende jaar enquêtes inzake de omvang van de rooiingen op zijn nationale grondgebied sedert de laatste enquête betreffende de oppervlakten beplant met de in artikel 1 , lid 1 , bedoelde soorten vruchtbomen . De betrokken Lid-Staat stelt de Commissie binnen acht maanden op de hoogte van de resultaten van deze enquête . Deze bepaling is niet van toepassing in een jaar waarin overeenkomstig artikel 1 , lid 1 , een enquête wordt gehouden , noch in het daaraan voorafgaande of het daaropvolgende jaar .

3 . Cijfermateriaal verkregen via toepassing van andere communautaire bepalingen betreffende de rooiing van de arealen die zijn beplant met de in artikel 1 , lid 1 , bedoelde soorten , moet in aanmerking worden genomen .

Artikel 6

1 . De Lid-Staten verstrekken de Commissie jaarlijks , uiterlijk op 31 december , gegevens over de aanplantingen van fruitbomen van de in artikel 1 , lid 1 , genoemde soorten , die gedurende het afgelopen seizoen op hun grondgebied hebben plaatsgevonden . Deze gegevens dienen zo mogelijk naar variëteiten te worden gespecificeerd .

2 . Cijfermateriaal verkregen via toepassing van andere communautaire bepalingen , betreffende de aanplassingen van fruitbomen van de in artikel 1 , lid 1 , bedoelde soorten moet in aanmerking worden genomen .

Artikel 7

De Commissie bestudeert , in overleg en in voortdurende samenwerking met de Lid-Staten :

a ) de verstrekte resultaten ,

b ) de technische vraagstukken die zich hebben voorgedaan , met name bij de voorbereiding en uitvoering van de enquêtes en van de mededelingen ,

c ) de betekenis van de resultaten der enquêtes en van de mededelingen .

Artikel 8

Binnen 12 maanden na mededeling van de resultaten door de Lid-Staten dient de Commissie bij de Raad een verslag in over de ervaringen , opgedaan bij de eerste enquête in de uitgebreide Gemeenschap , zomede , jaarlijks , met ingang van 1 januari 1977 , verslagen ter zake van de artikelen 5 en 6 .

De Commissie doet de Raad in voorkomend geval voorstellen voor een onderlinge aanpassing van de door de Lid-Staten toegepaste werkwijzen . De Raad besluit over deze voorstellen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

Artikel 9

1 . Indien gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het Permanent Comité voor de Landbouwstatistiek , hierna te noemen het " Comité " , ingeleid door de Voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de Voorzitter naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk kan bepalen . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 41 stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De Voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast , wanneer deze in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité , of bij gebreke van een advies , dient de Commissie onverwijld bij de Raad een voorstel betreffende de te nemen maatregelen in . De Raad beslist met gekwalificeerde meerderheid .

c ) Heeft de Raad na drie maanden nog geen beslissing genomen , dan worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .

Artikel 10

1 . De bijdrage in de kosten die de in 1977 te houden enquête voor de Lid-Staten zal meebrengen komt ten laste van de begroting van de Europese Gemeenschappen tot de onderstaande maximumbedragen :

* Rekeneenheden *

België * 59 000 *

Denemarken * 50 000 *

B.R . Duitsland * 89 000 *

Frankrijk * 312 000 *

Ierland * 6 000 *

Italië * 628 000 *

Luxemburg * 12 000 *

Nederland * 54 000 *

Verenigd Koninkrijk * 70 000 *

Aan de Lid-Staten die overeenkomstig artikel 1 , lid 3 , steekproefenquêtes houden , worden evenwel binnen de grens van vorenvermelde maximumbedragen de door hen gemaakte kosten vergoed , volgens een forfaitair bedrag van 12 rekeneenheden per hectare fruitboomgaard die werkelijk aan de enquête werd onderworpen .

2 . Aanvragen tot vergoeding worden door de Lid-Staten als volgt ingediend :

- voor 31,25 % van vorenvermelde bedragen , na aanvang van de enquête ,

- voor het restant , na kennisgeving van de resultaten .

Artikel 11

Richtlijn 71/286/EEG vervalt .

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 20 juli 1976 .

Voor de Raad

De Voorzitter

A . P . L . M . M . van der STEE

( 1 ) PB nr . C 159 van 12 . 7 . 1976 , blz . 40 .

( 2 ) PB nr . L 179 van 9 . 8 . 1971 , blz . 21 .

( 3 ) PB nr . L 179 van 7 . 8 . 1972 , blz . 1 .

BIJLAGE

Gebieden als bedoeld in artikel 4 , lid 2

BELGIE : vormt één gebied

DENEMARKEN : vormt één gebied

BONDSREPUBLIEK DUITSLAND :

1 . Schleswig-Holstein

2 . Niedersachsen

3 . Nordrhein-Westfalen

4 . Hessen

5 . Rheinland-Pfalz

6 . Baden-Wuerttemberg

7 . Bayern

8 . Saarland

9 . Hamburg

10 . Bremen

11 . Berlin

FRANKRIJK :

1 . Nord , Picardie

2 . Basse-Normandie , Haute-Normandie

3 . Bretagne , Pays de la Loire , Poitou-Charentes

4 . Centre , Région parisienne

5 . Franche-Comté , Champagne , Bourgogne

6 . Lorraine , Alsace

7 . Limousin , Auvergne

8 . Rhône-Alpes

9 . Aquitaine , Midi-Pyrénées

10 . Languedoc , Provence-Côte d'Azur-Corse

IERLAND : vormt één gebied

ITALIE :

1 . Piemonte , Valle d'Aosta

2 . Lombardia

3 . Veneto , Trentino-Alto Adige , Friuli-Venezia Giulia

4 . Liguria

5 . Emilia-Romagna

6 . Toscana

7 . Umbria , Marche

8 . Lazio , Abruzzi

9 . Campania , Calabria , Molise

10 . Puglia , Basilicata

11 . Sicilia

12 . Sardegna

LUXEMBURG : vormt één gebied

NEDERLAND : vormt één gebied

VERENIGD KONINKRIJK :

1 . Engelse landbouwgebieden zoals omschreven in Richtlijn 73/358/EEG

2 . Andere gebieden van het Verenigd Koninkrijk