31975R1365

Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

Publicatieblad Nr. L 139 van 30/05/1975 blz. 0001 - 0004
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0046
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0081
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0081
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0221
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 1 blz. 0221


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 1365/75 VAN DE RAAD

van 26 mei 1975

betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de vraagstukken die zich voordoen met betrekking tot de verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden in de moderne maatschappij steeds talrijker en ingewikkelder worden , en dat het van belang is dat de in de Gemeenschap te ondernemen acties op dit gebied kunnen steunen op interdisciplinaire wetenschappelijke grondslagen en dat het tegelijkertijd van belang is de sociale partners te betrekken bij de aldus gevoerde acties ;

Overwegende dat de Gemeenschap thans niet in staat is het analyse - , studie - en denkwerk te verrichten waardoor een systematische wetenschappelijke benadering van deze vraagstukken mogelijk wordt gemaakt ;

Overwegende dat in het actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu ( 3 ) wordt bepaald dat de communautaire instellingen zich dienen te voorzien van een orgaan dat in staat is met name een overzicht op te stellen van alle factoren die een weerslag op het leef - en arbeidsmilieu hebben , en een toekomststudie te verrichten van de factoren die de bestaansvoorwaarden kunnen bedreigen of verbeteren ;

Overwegende dat de resolutie van de Raad van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma ( 4 ) , onder meer voorziet in een actieprogramma ten gunste van de werknemers dat gericht is op het menswaardiger maken van de levens - en arbeidsomstandigheden ;

Overwegende dat de oprichting van een Stichting noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschap inzake de verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden ;

Overwegende dat het Verdrag niet in de vereiste bevoegdheden voor de oprichting van deze Stichting voorziet ;

Overwegende dat de Stichting wordt ingesteld in het kader van de Europese Gemeenschappen en optreedt met inachtneming van het gemeenschapsrecht ; dat het dienstig is te preciseren op welke voorwaarden sommige bepalingen van algemene strekking van toepassing zijn ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Er wordt een Europese Stichting tot verbetering van de levens - en arbeidsomstandigheden opgericht , hierna te noemen " de Stichting " .

Artikel 2

1 . De Stichting heeft als opdracht betere levens - en arbeidsomstandigheden uit te werken en te verwezenlijken door middel van een actie ter ontwikkeling en verspreiding van de kennis die deze evolutie kan bevorderen .

2 . Met het oog daarop heeft de Stichting tot taak om , op basis van de praktische ervaring , studies over de verbetering van het leefklimaat en de arbeidsomstandigheden op middellange en lange termijn te ontwikkelen en uit te diepen , en de factoren die veranderingen kunnen bewerkstelligen op te sporen . Bij de uitvoering van haar taken houdt de Stichting rekening met het communautaire beleid op deze gebieden en licht zij de Instellingen van de Gemeenschap voor over de in aanmerking komende doelstellingen en beleidslijnen , met name door hun de wetenschappelijke kennis en de technische gegevens te doen toekomen .

3 . In het kader van de verbetering van het leefklimaat en de arbeidsomstandigheden houdt zij zich meer in het bijzonder bezig met de volgende kwesties , en streeft daarbij naar het vaststellen van de prioriteiten :

- de arbeidsomstandigheden van de mens ,

- de organisatie van het werk en met name de wijze waarop gestalte wordt gegeven aan de arbeidstaak ,

- de specifieke problemen van bepaalde categorieën werknemers ,

- de aspecten op lange termijn van de milieuverbetering ,

- de spreiding van de menselijke activiteiten in de tijd en in de ruimte .

Artikel 3

1 . De Stichting bevordert bij de vervulling van haar taak de uitwisseling van informatie en ervaring op deze gebieden en voert zo nodig een informatie - en documentatiesysteem in . Zij kan onder meer :

a ) de contacten tussen universiteiten , studie - en onderzoekinstellingen , overheidsinstellingen en organisaties uit het sociaal-economische leven vergemakkelijken en gezamenlijke acties aanmoedigen ;

b ) werkgroepen instellen ;

c ) studiecontracten sluiten , aan studies deelnemen , de verwezenlijking van proefprojecten bevorderen en daartoe bijdragen en , zo nodig , zelf bepaalde studies verrichten ;

d ) cursussen , conferenties en seminaries organiseren .

2 . De Stichting werkt zo nauw mogelijk samen met de gespecialiseerde instellingen , stichtingen en organen die in de Lid-Staten of op internationaal niveau bestaan .

Artikel 4

1 . De Stichting is een orgaan zonder winstoogmerk . Zij beschikt in alle Lid-Staten over de meest uigebreide handelingsbevoegdheid die aan rechtspersonen wordt toegekend .

2 . De zetel van de Stichting wordt gevestigd in Ierland .

Artikel 5

De Stichting omvat :

- een Raad van Beheer ,

- een Directeur en een Adjunct-directeur ,

- een Comité van deskundigen .

Artikel 6

1 . De Raad van Beheer bestaat uit dertig leden , waarvan :

a ) negen leden de Regeringen der Lid-Staten vertegenwoordigen ,

b ) negen leden de werkgeversorganisaties vertegenwoordigen ,

c ) negen leden de werknemersorganisaties vertegenwoordigen ,

d ) drie leden de Commissie vertegenwoordigen .

2 . De sub a ) , b ) en c ) , bedoelde leden worden benoemd door de Raad , te weten één per Lid-Staat voor elk van de genoemde categorieën . Tegelijkertijd en onder dezelfde voorwaarden als voor het gewone lid benoemt de Raad een plaatsvervangend lid dat uitsluitend aan de vergaderingen van de Raad van Beheer deelneemt indien het gewone lid niet aanwezig is . De gewone leden en plaatsvervangende leden die de Commissie vertegenwoordigen , worden door haarzelf benoemd .

3 . De ambtstermijn van de leden van de Raad van Beheer bedraagt drie jaar . Deze termijn kan worden verlengd . Na afloop van hun ambtstermijn of bij aftreden blijven de leden in functie totdat is voorzien in verlenging van hun ambtstermijn of in hun vervanging .

4 . De Raad van Beheer wijst uit zijn midden voor de duur van een jaar zijn Voorzitter en drie Vicevoorzitters aan .

5 . De Voorzitter roept de Raad van Beheer ten minste tweemaal per jaar en op verzoek van ten minste een derde van zijn leden bijeen .

6 . De beslissingen van de Raad van Beheer worden met absolute meerderheid van stemmen van de leden genomen .

Artikel 7

1 . De Raad van Beheer beheert de Stichting , waarvan hij de beleidslijnen bepaalt na advies van het Comité van deskundigen . Op basis van een door de Directeur ingediend ontwerp stelt de Raad van Beheer in overleg met de Commissie het werkprogramma vast .

2 . Hij stelt het Reglement van Orde vast , dat van kracht wordt nadat het door de Raad op advies van de Commissie is goedgekeurd .

3 . Hij beslist over de aanvaarding van legaten , giften en subsidies die niet van de Gemeenschap afkomstig zijn .

Artikel 8

1 . De Directeur van de Stichting en de Adjunct-directeur worden door de Commissie benoemd op basis van een door de Raad van Beheer ingediende kandidatenlijst .

2 . De Directeur en de Adjunct-directeur zijn personen die op grond van hun bevoegdheid worden gekozen en die alle waarborgen van onafhankelijkheid bieden .

3 . De Directeur en de Adjunct-directeur worden benoemd voor ten hoogste vijf jaar . Hun ambtstermijn kan worden verlengd .

Artikel 9

1 . De Directeur leidt de Stichting en voert de beslissingen van de Raad van Beheer uit . Hij vertegenwoordigt de Stichting in rechte .

2 . In het kader van de voorschriften met betrekking tot het personeel heeft hij de leiding over het personeel van de Stichting dat hij aanstelt en ontslaat en waarvan hij de vereiste kwalificaties bepaalt .

3 . De Directeur bereidt de werkzaamheden van de Raad van Beheer voor . De Directeur of de Adjunct-directeur neemt deel of beiden nemen deel aan de vergaderingen van deze Raad .

4 . De Directeur legt aan de Raad van Beheer verantwoording af van de uitvoering van zijn taak .

Artikel 10

1 . Het Comité van deskundigen bestaat uit twaalf leden die door de Raad op voorstel van de Commissie zijn benoemd en die zijn gekozen uit personen uit wetenschappelijke en andere kringen die betrokken zijn bij de werkzaamheden van de Stichting .

2 . Bij de opstelling van haar voorstel houdt de Commissie rekening met de volgende overwegingen :

- handhaving van een evenwicht tussen de twee elkaar aanvullende aspecten van de Stichting , dat wil zeggen de levensomstandigheden en de arbeidsomstandigheden ;

- het verkrijgen van zo optimaal mogelijke wetenschappelijke en technische adviezen ;

- deelneming van ten minste een onderdaan van elke Lid-Staat .

3 . De ambstermijn van de leden van het Comité van deskundigen bedraagt 3 jaar ; deze kan worden verlengd .

Artikel 11

1 . Het Comité van deskundigen heeft tot taak om , hetzij op verzoek van de Directeur , hetzij op eigen initiatief , adviezen te verstrekken aan de andere organen van de Stichting op alle gebieden die onder haar bevoegdheid vallen . Alle adviezen , met inbegrip van het advies aan de Directeur over de opstelling van het in artikel 12 bedoelde werkprogramma , moeten tegelijkertijd aan de Directeur en aan de Raad van Beheer worden meegedeeld .

2 . Het Comité kiest uit zijn midden een Voorzitter en stelt zijn Reglement van Orde vast .

3 . Het Comité wordt in vergadering bijeengeroepen door zijn Voorzitter in overleg met de Directeur . De vergaderingen vinden minstens tweemaal per jaar plaats en op verzoek van minstens zeven van zijn leden .

Artikel 12

1 . De Directeur stelt voor 1 juli van elk jaar het jaarlijkse werkprogramma op , op basis van de in artikel 7 bedoelde beleidslijnen . Het jaarlijkse programma vormt een onderdeel van een " rouleringsprogramma " dat voor vier jaar geldt . Bij de in het jaarlijkse programma genoemde acties wordt een raming van de noodzakelijke uitgaven gevoegd .

Bij de opstelling van dit programma houdt de Directeur rekening met de adviezen van het Comité van deskundigen , van de communautaire Instellingen en van het Economisch en Sociaal Comité .

Met het oog hierop en ten einde dubbel werk te voorkomen stellen de communautaire Instellingen en het Economisch en Sociaal Comité de Stichting op de hoogte van hun behoeften alsmede - voor zover mogelijk - van de studies en werkzaamheden die deel uitmaken van hun activiteiten .

2 . De Directeur legt het werkprogramma ter goedkeuring voor aan de Raad van Beheer .

Artikel 13

1 . Uiterlijk per 31 maart van elk jaar stelt de Directeur een algemeen verslag op over de werkzaamheden , de financiële situatie en de vooruitzichten van de Stichting en legt dit voor aan de Raad van Beheer .

2 . Na goedkeuring door de Raad van Beheer brengt de Directeur het algemene verslag ter kennis van de communautaire Instellingen en het Economisch en Sociaal Comité .

Artikel 14

De Raad van Beheer stelt voor ieder begrotingsjaar , dat samenvalt met het kalenderjaar , een staat van de ontvangsten en uitgaven op , die in evenwicht moet zijn .

Artikel 15

1 . De Raad van Beheer doet uiterlijk op 31 maart van elk jaar aan de Commissie een raming van zijn ontvangsten en uitgaven toekomen . Deze raming , die een lijst van het aantal ambten bevat , wordt door de Commissie te zamen met het voorontwerp van begroting van de Europese Gemeenschappen aan de Raad toegezonden .

2 . Elk jaar wordt een subsidie ten gunste van de Stichting in de begroting van de Europese Gemeenschappen opgenomen onder een specifieke begrotingspost .

De procedure die geldt voor de overschrijving van kredieten van het ene hoofdstuk naar het andere , is van toepassing op het krediet met betrekking tot deze subsidie .

De Begrotingsautoriteit stelt de lijst van het aantal ambten van de Stichting vast .

3 . De Raad van Beheer stelt de staat van ontvangsten en uitgaven vast voor het begin van het begrotingsjaar en past deze aan de door de Begrotingsautoriteit toegekende subsidie aan . De aldus vastgestelde staat wordt door de Commissie aan de Begrotingsautoriteit toegezonden .

Artikel 16

1 . De financiële bepalingen die op de Stichting van toepassing zijn , worden vastgesteld krachtens artikel 209 van het Verdrag .

2 . De Raad van Beheer legt ieder jaar op uiterlijk 31 maart aan de Commissie en aan de Controlecommissie de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Stichting over het afgelopen begrotingsjaar over . De Controlecommissie onderzoekt deze overeenkomstig de bepalingen welke zijn neergelegd in de tweede alinea van artikel 206 van het Verdrag .

3 . De rekeningen en het verslag van de Controlecommissie , alsmede de opmerkingen van de Commissie worden uiterlijk op 31 oktober door de Commissie aan de Raad en aan het Europese Parlement voorgelegd . De Raad en het Europese Parlement verlenen de Raad van Beheer van de Stichting kwijting volgens de procedures bedoeld in artikel 206 , vierde alinea , van het Verdrag .

4 . De controle op het aangaan van alle betalingsverplichtingen en het betalen van de uitgaven , alsmede de controle op het constateren en innen van alle ontvangsten van de Stichting worden uitgeoefend door de Financiële Controleur van de Commissie .

Artikel 17

De bepalingen betreffende het personeel van de Stichting worden door de Raad op voorstel van de Commissie aangenomen .

Artikel 18

De leden van de Raad van Beheer , de Directeur , de Adjunct-directeur en de personeelsleden , alsmede iedereen die aan de werkzaamheden van de Stichting deelneemt , zijn gehouden , zelfs na afloop van hun functie , de inlichtingen die naar hun aard vallen onder de geheimhoudingsplicht , niet openbaar te maken .

Artikel 19

De regeling van het taalgebruik van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op de Stichting .

Artikel 20

Het protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is op de Stichting van toepassing .

Artikel 21

1 . De contractuele aansprakelijkheid van de Stichting wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is .

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd , uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door de Stichting gesloten overeenkomst .

2 . Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet de Stichting , overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der Lid-Staten gemeen hebben , de schade vergoeden die door de Stichting of door zijn personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt .

Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van deze schade .

3 . De persoonlijke aansprakelijkheid der personeelsleden jegens de Stichting wordt geregeld bij de bepalingen betreffende het personeel van de Stichting .

Artikel 22

Iedere impliciete of expliciete handeling van de Stichting kan door elk der Lid-Staten , elk der leden van de Raad van Beheer of iedere andere persoon die hierbij rechtstreeks en individueel betrokken is aan de Commissie voorgelegd worden , ten einde de wettigheid ervan na te gaan .

De zaak moet binnen vijftien dagen te rekenen vanaf de dag dat de betrokkene kennis heeft gekregen van de betwiste handeling aan de Commissie worden voorgelegd .

De Commissie neemt een besluit binnen een maand . Het achterwege blijven van een besluit binnen deze termijn heeft de waarde van een impliciet besluit tot verwerping .

Artikel 23

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Luxemburg , 26 mei 1975 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . A . CLINTON

( 1 ) PB nr . C 76 van 3 . 7 . 1974 , blz . 33 .

( 2 ) PB nr . C 109 van 19 . 9 . 1974 , blz . 37 .

( 3 ) PB nr . C 112 van 20 . 12 . 1973 , blz . 3 .

( 4 ) PB nr . C 13 van 12 . 2 . 1974 , blz . 1 .