31975L0274

Richtlijn 75/274/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden in de zin van Richtlijn nr. 75/268/EEG (Luxemburg)

Publicatieblad Nr. L 128 van 19/05/1975 blz. 0226 - 0228


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 28 april 1975 betreffende de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden in de zin van Richtlijn nr. 75/268/EEG (Luxemburg) (75/274/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn nr. 75/268/EEG van de Raad van 28 april 1975 betreffende de landbouw in bergstreken en in sommige probleemgebieden (1), inzonderheid op artikel 2, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europese Parlement,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (2),

Overwegende dat de Regering van het Groothertogdom Luxemburg, overeenkomstig artikel 2, lid 1, van Richtlijn nr. 75/268/EEG, vier gebieden die in aanmerking komen voor opname in de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden, alsmede de gegevens betreffende de kenmerken van deze gebieden, aan de Commissie heeft opgegeven;

Overwegende dat de criteria betreffende een agrarisch probleemgebied, in de zin van artikel 3, lid 4, van Richtlijn nr. 75/268/EEG, van een beperkte grootte, maar waarvan de oppervlakte meer dan negen tienden van het grondgebied van de betreffende Lid-Staat uitmaakt, slechts verantwoord kunnen worden getoetst aan de communautaire gemiddelden en niet aan de nationale gemiddelden;

Overwegende dat de volgende criteria betreffende de aanwezigheid van weinig produktieve grond, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, sub a), van Richtlijn nr. 75/268/EEG, werden gehanteerd : gronden waarvan 90 % in beslag wordt genomen door de veevoederteelt, met een veebezetting van niet meer dan 1,19 G.V.E. per ha veevoedergewassen en van niet meer dan 0,95 G.V.E. per ha veevoedergewassen indien men rekening houdt met de zware lasten verbonden aan de aankoop van aanvullend veevoeder, rendement aan tarwe van 31 q/ha (communautair gemiddelde 37 q/ha), alsmede aan de hand van kaarten bewezen ongunstige hydrografische omstandigheden en heuvelachtige aard van het gebied;

Overwegende dat de aanzienlijk beneden het gemiddelde liggende bedrijfsresultaten, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, sub b), van Richtlijn nr. 75/268/EEG, werden vastgesteld met behulp van het criterium dat betrekking heeft op de netto toegevoegde waarde tegen factorkosten per actieve landbouwkracht van minder dan 80 % van het communautair gemiddelde;

Overwegende dat het criterium van de geringe bevolkingsdichtheid, zoals bedoeld in artikel 3, lid 4, sub c), van Richtlijn nr. 75/268/EEG, op 75 inwoners per km2 werd vastgesteld, hetgeen 57 % van het nationale gemiddelde, doch slechts 45 % van het communautaire gemiddelde (168 inwoners per km2) vertegenwoordigt ; dat het minimale aandeel van de landbouwberoepsbevolking in de totale beroepsbevolking 15,10 % bedraagt (de nationale en communautaire gemiddelden zijn respectievelijk 9,27 en 9,58 %);

Overwegende dat, met het oog op het bepalen van de door specifieke problemen gekenmerkte gebieden die met probleemgebieden kunnen worden gelijkgesteld, zoals bedoeld in artikel 3, lid 5, van Richtlijn nr. 75/268/EEG, enerzijds werd uitgegaan van de aanwezigheid van ongunstige natuurlijke produktieomstandigheden tengevolge van zware en bijzonder natte kleigronden (korte duur van de voor de teelt geschikte periode) en anderzijds handicaps voortvloeiend uit verplichtingen ingevolge talrijke vrijetijdsactiviteiten in aanmerking werden genomen ; dat bovendien de totale oppervlakte van deze gebieden niet groter is dan 2,5 % van de totale oppervlakte van de betrokken Lid-Staat;

Overwegende dat de aard en het niveau van voornoemde door de Regering van het Groothertogdom Luxemburg gehanteerde criteria voor het bepalen van de twee types van aan de Commissie opgegeven gebieden, respectievelijk beantwoorden aan de kenmerken van probleemgebieden en gebieden met specifieke problemen, zoals bedoeld in artikel 3, leden 4 en 5, van Richtlijn nr. 75/268/EEG; (1)Zie blz. 1 van dit Publikatieblad. (2)PB nr. C 62 van 15.3.1975, blz. 19.

Overwegende dat deze gebieden volgens de inlichtingen van de betrokken Lid-Staat voldoende zijn uitgerust met collectieve voorzieningen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

De in het Groothertogdom Luxemburg gelegen gebieden die in de bijlage zijn vermeld, maken deel uit van de communautaire lijst van agrarische probleemgebieden in de zin van artikel 3, leden 4 en 5, van Richtlijn nr. 75/268/EEG.

Artikel 2

Deze richtlijn is gericht tot het Groothertogdom Luxemburg.

Gedaan te Brussel, 28 april 1975.

Voor de Raad

De Voorzitter

M.A. CLINTON

BIJLAGE - BILAG - ANHANG - ANNEX - ANNEXE - ALLEGATO

ZONE DÉFAVORISÉE AU SENS DE L'ARTICLE 3 PARAGRAPHE 4 DE LA DIRECTIVE 75/268/CEE

Cantons entièrement concernés

Clervaux

Wiltz

Vianden

Diekirch

Redange

Mersch

Echternach

Capellen

Cantons partiellement concernés

Canton de Luxembourg à l'exception de l'agglomération de Luxembourg;

cantons de Grevenmacher et de Remich à l'exception de la zone à vignobles;

canton d'Esch-sur-Alzette : communes de Sanem, Reckange-sur-Mess, Leudelange, Mondercange, Bettembourg, Roeser, Frisange, Kayl, Rumelange.

ZONES DÉFAVORISÉES AU SENS DE L'ARTICLE 3 PARAGRAPHE 5 DE LA DIRECTIVE 75/268/CEE

Zone 1 : communes de Pétange et de Differdange,

Zone 2 : commune de Schifflange,

Zone 3 : commune de Dudelange.