31972R0517

Verordening (EEG) nr. 517/72 van de Raad van 28 februari 1972 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer met autobussen tussen de Lid-Staten

Publicatieblad Nr. L 067 van 20/03/1972 blz. 0019
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1972(I) blz. 0134
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1972(I) blz. 0143
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0178
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0187
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0187


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 517/72 VAN DE RAAD

van 28 februari 1972

betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer met autobussen tussen de Lid-Staten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 75 ,

Gelet op Verordening nr . 117/66/EEG van de Raad van 28 juli 1966 betreffende de invoering van gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer van personen over de weg met autobussen ( 1 ) , inzonderheid op artikel 7 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat het noodzakelijk is een vergunningstelsel in te voeren voor het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer , ten einde doeltreffende controle te kunnen uitoefenen op de naleving van de verplichtingen die krachtens deze verordening op de vervoerders rusten ; dat de geldigheidsduur van de vergunning dient te worden bepaald met inachtneming van de te verwachten duur van de vervoerbehoeften en de afschrijving van het in het vervoermaterieel geïnvesteerde kapitaal ;

Overwegende dat om de controle te vergemakkelijken en de administratieve formaliteiten te vereenvoudigen een uniform vergunningmodel dient te worden ingevoerd en de vergunning voor het gehele vervoertraject dient te gelden ;

Overwegende dat ter andere bepaling van de algemene voorwaarden waaronder de exploitatie van het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer moet geschieden een uniform model van een exploitatiereglement voor alle Lid-Staten moet worden vastgesteld ;

Overwegende dat , voor zover zulks geen afbreuk doet aan de organisatie van het binnenlandse vervoer , en ten einde een optimaal gebruik van het materieel te bevorderen , de mogelijkheid om nationaal vervoer te verrichten in het kader van de uitoefening van internationaal vervoer niet mag worden uitgesloten ;

Overwegende dat om de goede werking van het vervoer tegen de laagste kosten voor de Gemeenschap te waarborgen , enerzijds het aanbod moet worden aangepast aan de specifieke vervoerbehoefte op de betrokken trajecten en anderzijds een doeltreffende coordinatie van het personenvervoer in de betrokken gebieden tot stand moet worden gebracht ;

Overwegende dat er dient te worden voorzien in de mogelijkheid van samenwerking tussen de vervoerondernemingen , hetgeen een doeltreffend middel vormt voor een betere benutting van het materieel ;

Overwegende dat er passende procedures dienen te worden vastgesteld die enerzijds de vervoerondernemers in staat stellen de exploitatie van hun vervoer aan de passen aan de marktontwikkeling en aan de schommelingen die zich in de vervoerbehoeften kunnen voordoen , en anderzijds de bevoegde instanties de mogelijkheid bieden om wijzigingen aan te brengen in de voorwaarden waaraan de exploitatie van een vervoerdienst is onderworpen ; dat het voorts noodzakelijk schijnt , te voorzien in de mogelijkheid dat de vervoerondernemer afstand doet van de exploitatie van een dienst ;

Overwegende dat er gemeenschappelijke regels moeten worden vastgesteld voor de procedure van vaststelling en verlening van de vergunning om de toepassing van de materiële bepalingen van deze verordening te vergemakkelijken ; dat het daartoe ook dienstig is een uniform model voor het aanvraagformulier vast te stellen ;

Overwegende dat er communautaire procedures dienen te worden vastgesteld om de moeilijkheden die bij de onderhandelingen tussen de Lid-Staten kunnen rijzen te overwinnen , door de Commissie en , in voorkomend geval , de Raad beslissingsbevoegdheid ter zake toe te kennen ;

Overwegende dat aan de vervoerondernemers mogelijkheden moeten worden geboden om ten aanzien van bepaalde beslissingen van de Lid-Staten over het aan de aanvragen gegeven gevolg hun belangen met passende middelen te doen gelden ;

Overwegende dat bepaalde controlemiddelen dienen te worden vastgesteld om de naleving van deze verordening te waarborgen ; dat het , ten einde bevoegde autoriteiten in staat te stellen de marktontwikkeling te volgen en de nodige gegevens te verzamelen om de aanvragen betreffende een vervoerdienst te kunnen beoordelen , gewenst is een uniform model van een vervoerverslag in te voeren , door middel waarvan de vervoerder de nodige statistische gegevens moet verstrekken ;

Overwegende dat het , om te beantwoorden aan de bijzondere eisen die kunnen gelden voor vervoerdiensten in grensgebieden , geboden is de Lid-Staten de mogelijkheid te bieden om , in afwijking van sommige bepalingen van deze verordening , een meer soepele regeling toe te passen dan die welke voor de overige vervoerdiensten geldt ;

Overwegende dat er overgangsmaatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de geldigheidsduur van de voor de inwerkingtreding van deze verordening verleende vergunningen ;

Overwegende dat , ten einde de toepassing van de gemeenschappelijke regels eenvormig te maken , een communautaire overlegprocedure dient te worden vastgesteld voor de door de Lid-Staten daartoe te treffen maatregelen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

AFDELING I

Toepassingsgebied en algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer , als bedoeld in artikel 1 van Verordening nr . 117/66/EEG , voor zover dat vervoer beantwoordt aan de in artikel 4 , lid 1 , van genoemde verordening bedoelde voorwaarden .

Artikel 2

Het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer worden respectievelijk met een vergunning voor geregeld vervoer en een vergunning voor een bijzondere vorm van geregeld vervoer , uitgevoerd , hierna te noemen : " vergunning " .

De vergunning wordt vastgesteld en verleend overeenkomstig deze verordening .

Artikel 3

1 . De vergunning wordt gesteld op naam van een vervoerondernemer die in de Lid-Staat waar zijn voertuigen zijn ingeschreven , voldoet aan de voorwaarden voor de toelating tot het internationale personenvervoer .

2 . De maximale geldigheidsduur van de vergunning is zeven jaar voor het geregeld vervoer , en twee jaar voor een bijzondere vorm van geregeld vervoer .

Op verzoek van de aanvrager , of wanneer zij wordt verleend ter voorziening in een tijdelijke vervoerbehoefte , kan een kortere geldigheidsduur worden vastgesteld .

3 . In de vergunning worden vermeld :

a ) de reisroute , met name de plaatsen van grensovergang , de stopplaatsen waar de reizigers worden opgenomen en afgezet , en , voor de bijzondere vormen van geregeld vervoer , de categorie personen die tot dit vervoer zijn toegelaten en hun bestemming ,

b ) de duur van de exploitatie ,

c ) de frequentie ,

d ) de dienstregelingen ,

e ) de tarieven ,

f ) het te bezigen materieel ,

g ) in voorkomend geval , de bijzondere voorwaarden ,

h ) de geldigheidsduur van de vergunning .

4 . De vergunning moet in overeenstemming zijn met een model dat de Commissie binnen drie maanden na de aanneming van deze verordening en na raadpleging van de Lid-Staten , bij verordening vaststelt .

Artikel 4

1 . De vergunning machtigt de houder om onder de overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden internationaal personenvervoer over de weg te verrichten op het grondgebied van alle Lid-Staten waarover het traject van het geregeld vervoer of de bijzondere vorm van geregeld vervoer loopt .

2 . De houder van een vergunning mag de exploitatievoorwaarden van de vervoerdienst niet wijzigen zonder voorafgaande toestemming van de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat , noch de vervoerdienst opheffen voordat de vergunning haar geldigheid heeft verloren .

Artikel 5

1 . Ieder geregeld vervoer en iedere bijzondere vorm van geregeld vervoer is onderworpen aan een exploitatiereglement , waarvan de Raad , op voorstel van de Commissie , met gekwalificeerde meerderheid van stemmen , het model bij verordening vaststelt .

2 . Artikel 1 , lid 2 , van Verordening nr . 117/66/EEG vervalt met ingang van de datum waarop de in lid 1 bedoelde verordening in werking treedt .

Artikel 6

Wanneer een Lid-Staat de houder van een op grond van deze verordening verleende vergunning machtigt om bij het verrichten van dit vervoer binnenlands vervoer op zijn grondgebied te verrichten , deelt hij dit mede aan de andere betrokken Lid-Staten en aan de Commissie , door hun een afschrift van de voor dit binnenlands vervoer verleende vergunning toe te zenden .

AFDELING II

Instelling van geregeld vervoer of een bijzondere vorm van geregeld vervoer , wijziging van de exploitatievoorwaarden , opheffing van geregeld vervoer of een bijzondere vorm van geregeld vervoer , verlenging van de vergunning

Artikel 7

De aanvragen tot instelling van geregeld vervoer of van een bijzondere vorm van geregeld vervoer , de aanvragen tot wijziging van de exploitatievoorwaarden van een vervoerdienst alsmede de aanvragen tot verlenging van een vergunning , worden behandeld overeenkomstig de artikelen 8 , 9 en 11 en volgens de procedure van de artikelen 12 tot en met 15 .

Artikel 8

1 . De behandeling van een aanvraag tot instelling van een geregeld vervoer of van een bijzondere vorm van geregeld vervoer , heeft ten doel na te gaan of de verbinding waarop de aanvraag betrekking heeft niet reeds zowel kwantitatief als kwalitatief op bevredigende wijze door het bestaande personenvervoer wordt verzorgd .

2 . Bij de in lid 1 bedoelde behandeling worden met name in aanmerking genomen :

a ) de huidige en de te verwachten vervoerbehoeften , waaraan de aanvrager beoogt te voldoen ,

b ) voor geregeld vervoer , de marktsituatie van het personenvervoer in de betrokken gebieden .

3 . Bij de in lid 1 bedoelde behandeling kan voorts worden gelet op de mogelijkheden tot organisatie van een overeenkomstige vervoerdienst door de ondernemers die reeds in de betrokken gebieden werkzaam zijn .

Artikel 9

1 . Bij de behandeling van een aanvraag tot wijziging van de exploitatievoorwaarden van een geregeld vervoer of een bijzondere vorm van geregeld vervoer , wordt met name in aanmerking genomen of de beoogde wijzigingen :

a ) voldoen aan de eisen van artikel 8 , en

b ) beantwoorden aan de ontwikkeling van de markt en van de vervoerbehoeften , dan wel bestemd zijn om de exploitatie van het vervoer te rationaliseren en te verbeteren in het kader van samenwerkingsovereenkomsten met andere houders van vergunningen .

2 . Onverminderd het bepaalde in Verordening nr . 1191/69 van de Raad van 26 juni 1969 betreffende het optreden van de Lid-Staten ten aanzien van met het begrip openbare dienst verbonden verplichtingen op het gebied van het vervoer per spoor , over de weg en over de binnenwateren ( 2 ) alsmede in artikel 16 , lid 2 , van de onderhavige verordening , hebben de betrokken Lid-Staten de bevoegdheid om in onderlinge overeenstemming wijzigingen aan te brengen in de voorwaarden van een geregelde vervoerdienst , zulks nadat de houder van de vergunning vooraf is gehoord . Wijzigingen die het oorspronkelijke karakter van de voorwaarden van de vergunning kunnen wijzigen , mogen hierop slechts worden aangebracht voor zover zij onontbeerlijk zijn om een toereikende vervoervoorziening te waarborgen . Artikel 14 is niet van toepassing .

Artikel 10

1 . De vergunning vervalt drie maanden nadat de bevoegde autoriteit van de houder mededeling heeft ontvangen van diens voornemen , de exploitatie te beëindigen . De mededeling dient met redenen te zijn omkleed .

De vergunninghouder dient het publiek en de betrokken reizigers op passende wijze in te lichten omtrent zijn voornemen de exploitatie van de vervoerdienst de beëindigen .

2 . Indien de vervoerbehoeften zijn verdwenen , vervalt de vergunning voor een bijzondere vorm van geregeld vervoer , in afwijking van lid 1 , op de datum die door de houder wordt aangegeven in een mededeling aan de bevoegde autoriteiten , waarin hij zijn voornemen te kennen geeft , de exploitatie van de vervoerdienst te beëindigen . De mededeling dient met redenen te zijn omkleed .

Artikel 11

De behandeling van een verzoek om verlenging van een vergunning heeft tot doel na te gaan of het vervoer op regelmatige wijze , overeenkomstig de vergunning en het in artikel 5 , lid 1 , bedoelde exploitatiereglement is uitgevoerd en of nog steeds wordt voldaan aan de eisen van artikel 8 .

AFDELING III

Procedure

Artikel 12

1 . De aanvragen tot instelling van geregeld vervoer of van een bijzondere vorm van geregeld vervoer , en tot verlenging van een vergunning moeten in overeenstemming zijn met een model , dat de Commissie , binnen drie maanden na de aanneming van deze verordening en na raadpleging van de Lid-Staten , bij verordening vaststelt .

2 . De in lid 1 bedoelde aanvragen , de aanvragen tot wijziging van de exploitatievoorwaarden van een vervoerdienst , alsmede de mededelingen omtrent de opheffing van een vervoerdienst worden voorgelegd aan de Lid-Staat op wiens grondgebied de zetel van de onderneming is gevestigd .

3 . Bij de in lid 2 bedoelde aanvragen dienen bescheiden te worden gevoegd , welke het bewijs leveren dat aan de eisen van de artikelen 8 , 9 en 11 is voldaan . Bij de in lid 1 bedoelde aanvragen dienen bovendien te worden verstrekt :

a ) het bewijs , dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 , lid 1 ,

b ) de noodzakelijke gegevens in verband met het bepaalde in artikel 3 , leden 2 en 3 ,

c ) een kaart op passende schaal , waarop de reisroute en de stopplaatsen waar de reizigers worden opgenomen of afgezet , zijn aangegeven ,

d ) voor de bijzondere vormen van geregeld vervoer , de aanduiding van het bedrijf of de onderneming waarvoor het vervoer moet worden verricht .

4 . De in lid 2 bedoelde Lid-Staat zendt een afschrift van de aanvragen en van de in ditzelfde lid bedoelde mededelingen alsmede van de overeenkomstig lid 3 bijgevoegde bescheiden , toe aan de Lid-Staten op wier grondgebied het desbetreffende vervoer plaatsvindt , alsmede aan de Commissie ; de afschriften met betrekking tot de vervoerdiensten , die beantwoorden aan de kenmerken van artikel 20 , worden uitsluitend aan de vorengenoemde Lid-Staten toegezonden .

Artikel 13

1 . De beslissingen over de aanvragen tot instelling van geregeld vervoer of van een bijzondere vorm van geregeld vervoer , tot wijziging van de exploitatievoorwaarden van een vervoerdienst of tot verlenging van een vergunning worden in onderlinge overeenstemming genomen door de Lid-Staten op wier grondgebied de reizigers worden opgenomen en afgezet .

2 . De in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat licht de Lid-Staten wier grondgebied wordt getransiteerd zonder dat daar reizigers worden opgenomen of afgezet , alsmede de Commissie , in omtrent het verloop van de in lid 1 bedoelde onderhandelingen en de in ditzelfde lid bedoelde beslissingen . Deze Lid-Staten kunnen hun opmerkingen kenbaar maken .

3 . Wanneer de Commissie het noodzakelijk acht of wanneer een in lid 1 of 2 bedoelde Lid-Staat zulks verzoekt , neemt de Commissie met adviserende bevoegdheid deel aan de in lid 1 bedoelde onderhandelingen .

4 . De in lid 1 bedoelde beslissingen worden een maand nadat zij ter kennis zijn gebracht van de in lid 2 bedoelde Lid-Staten van kracht . Wanneer zij menen dat deze beslissingen ernstige moeilijkheden met zich kunnen brengen , kunnen de genoemde Lid-Staten volgens de procedure van artikel 14 zich tegen deze beslissingen verzetten voordat zij van kracht worden . In dit geval wordt de uitvoering van de desbetreffende beslissingen opgeschort totdat genoemde procedure is afgesloten .

Indien de genoemde Lid-Staten uitdrukkelijk hebben afgezien van hun recht van verzet , kunnen de Lid-Staten van vertrek en bestemming de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende beslissingen van kracht doen worden voor het verstrijken van de termijn van een maand .

5 . In geval van een wijziging van minder belang in de exploitatievoorwaarden van een vervoerdienst op het grondgebied van een Lid-Staat die toestemming tot de wijziging moet verlenen , is het , in afwijking van lid 1 , voldoende indien deze Staat genoemde wijziging aan de overige betrokken Lid-Staten mededeelt .

Artikel 14

1 . Indien de in artikel 13 , lid 1 , bedoelde onderhandelingen niet tot overeenstemming leiden of indien artikel 13 , lid 4 , wordt toegepast , kan het geschil op verzoek van een betrokken Lid-Staat aan de Commissie worden voorgelegd .

Na raadpleging van de betrokken Lid-Staten geeft de Commissie zo spoedig mogelijk een beschikking die ter kennis van die Staten wordt gebracht .

2 . De in lid 1 bedoelde beschikking wordt na dertig dagen uitvoerbaar , tenzij het vraagstuk voor het verstrijken van deze termijn door een betrokken Lid-Staat aan de Raad wordt voorgelegd .

In dit geval geeft de Raad binnen dertig dagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een beschikking .

3 . De in de leden 1 en 2 bedoelde beschikkingen van de Commissie en van de Raad blijven van kracht tot aan de eventuele sluiting van een akkoord tussen de betrokken Lid-Staten , of totdat de Commissie of de Raad volgens de procedure van de leden 1 en 2 nieuwe beschikkingen geeft .

Artikel 15

De Commissie legt de Raad jaarlijks een verslag voor over de uitvoering van deze verordening .

Artikel 16

1 . Door de bevoegde autoriteit van de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat , die handelt overeenkomstig de in artikel 13 , lid 1 , bedoelde onderlinge overeenstemming of overeenkomstig de uit hoofde van artikel 14 gegeven beschikkingen , wordt :

- de vergunning verleend tot het instellen van geregeld vervoer of van een bijzondere vorm van geregeld vervoer ,

- toestemming verleend tot , of in het in artikel 9 , lid 2 , bedoelde geval , aan de houder van een vergunning mededeling gedaan van , de wijziging van de exploitatievoorwaarden van het vervoer ,

- de vergunning verlengd , of

- de aanvraag formeel afgewezen .

2 . De door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten krachtens lid 1 genomen beschikkingen moeten met redenen worden omkleed .

De Lid-Staten waarborgen de vervoerondernemingen als zodanig de mogelijkheid om door passende middelen hun belangen te doen gelden ten aanzien van deze beschikkingen .

3 . De bevoegde Lid-Staat zendt de overige betrokken Lid-Staten een afschrift van de krachtens lid 1 genomen beschikkingen , en stelt de Commissie periodiek in kennis van de verleende vergunningen , behoudens van die betreffende de vervoerdiensten die beantwoorden aan de kenmerken van artikel 20 .

AFDELING IV

Controle en sancties

Artikel 17

1 . In het voertuig moeten aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste personen ter inzage worden afgegeven :

- de in artikel 3 bedoelde vergunning of een gewaarmerkt afschrift , en

- het in artikel 5 , lid 1 , bedoelde exploitatiereglement .

2 . De houder van een vergunning is verplicht jaarlijks aan de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat voor ieder geregeld vervoer en iedere bijzondere vorm van geregeld vervoer afzonderlijk opgave te doen van de kwartaalgegevens van :

a ) het aantal vervoerde personen ,

b ) de ontvangsten of het aantal reizigerkilometers , naar keuze van elke Lid-Staat volgens de in artikel 22 bedoelde uitvoeringsbepalingen ,

c ) het aantal gebezigde voertuigen en aangeboden zitplaatsen ;

d ) het aantal voertuigkilometers .

3 . De in lid 2 bedoelde gegevens worden medegedeeld in een vervoerverslag waarvan de Commissie binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening , en na raadpleging van de Lid-Staten , het model bij verordening vaststelt . In de verordening van de Commissie zal tevens de wijze van gebruik van het vervoerverslag worden vastgesteld ; het vervoerverslag treedt in de plaats van de reeds bestaande soortgelijke documenten .

4 . De in lid 2 bedoelde gegevens mogen alleen voor het in artikel 8 bedoelde onderzoek en voor statistische doeleinden worden gebruikt . Het is verboden ze te gebruiken voor fiscale doeleinden of ze aan derden mede te delen .

Artikel 18

1 . De op grond van deze verordening verleende vergunning wordt door de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat ingetrokken wanneer de houder niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 , lid 1 .

De Lid-Staat , die de vergunning heeft ingetrokken , stelt de in artikel 12 , lid 4 , bedoelde overige Lid-Staten en de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis .

2 . Wanneer een Lid-Staat kennis draagt van een inbreuk op deze verordening die op zijn grondgebied is gemaakt door de houder van een door een andere Lid-Staat afgegeven vergunning , brengt hij deze inbreuk ter kennis van deze laatste Lid-Staat . De Lid-Staten doen elkaar mededeling van alle gegevens die zij bezitten over de naar aanleiding van deze inbreuken toegepaste sancties .

AFDELING V

Overgangs - en slotbepalingen

Artikel 19

Het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer , bedoeld in artikel 1 , die reeds bestaan op het ogenblik waarop deze verordening in werking treedt , kunnen met nationale vergunningen worden voortgezet totdat de geldigheidsduur van deze laatste verstreken is .

Verlenging van deze vergunningen is echter slechts toegestaan wanneer zulks nodig is om te waarborgen dat , geregeld vervoer of een bijzondere vorm van geregelde dienst met verscheidene nationale vergunningen wordt geëxploiteerd , de geldigheidsduur daarvan op hetzelfde tijdstip verstrijkt .

Artikel 20

1 . Wanneer het geregeld vervoer of een bijzondere vorm van geregeld vervoer betreft die slechts over het grondgebied van twee Lid-Staten voert en waarvan het traject korter is dan 100 km en gelegen is in een zone die zich uitstrekt over een breedte van niet meer dan 50 km hemelsbreed aan weerszijden van de grens , kunnen de Lid-Staten afwijken van artikel 3 , leden 3 en 4 , artikel 4 , lid 2 , artikel 10 , lid 1 , artikel 12 , lid 3 , sub b ) - voor zover hierin wordt verwezen naar artikel 3 , lid 3 - , artikel 13 , lid 3 , en artikel 17 , in het kader van de in artikel 13 , lid 1 , bedoelde onderlinge overeenstemming .

2 . Wanneer het een bijzondere vorm van geregeld vervoer betreft , die beantwoordt aan de kenmerken van lid 1 , kan tevens worden afgeweken van artikel 9 , lid 1 , sub b ) .

Artikel 21

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 1973 , met uitzondering van artikel 3 , lid 4 , artikel 12 , lid 1 , en artikel 17 , lid 3 , die van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van deze verordening .

Artikel 22

Voor 1 oktober 1972 , stellen de Lid-Staten , na raadpleging van de Commissie , de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening .

Deze bepalingen hebben onder andere betrekking op de organisatie , de procedure en de controlemiddelen , alsmede op de bij inbreuk toepasselijke sancties , inzonderheid wanneer de in artikel 10 , lid 1 , bedoelde procedure inzake de mededeling niet in acht wordt genomen .

In deze bepalingen is ook vastgelegd of , en onder welke voorwaarden , de in artikel 2 bedoelde vergunning of de exploitatie van de vervoerdienst mag worden overgedragen . Voor overdracht van de vergunning is de toestemming van de bevoegde autoriteiten vereist .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 28 februari 1972 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN

( 1 ) PB nr . 147 van 9 . 8 . 1966 , blz . 2688/66 .

( 2 ) PB nr . L 156 van 28 . 6 . 1969 , blz . 1 .