31972R0516

Verordening (EEG) nr. 516/72 van de Raad van 28 februari 1972 betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor pendelvervoer met autobussen (autocars) tussen de Lid-Staten

Publicatieblad Nr. L 067 van 20/03/1972 blz. 0013
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1972(I) blz. 0129
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1972(I) blz. 0137
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0172
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0182
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0182


++++

VERORDENING ( EEG ) Nr . 516/72 VAN DE RAAD

van 28 februari 1972

betreffende de vaststelling van gemeenschappelijke regels voor pendelvervoer met autobussen ( autocars ) tussen de Lid-Staten

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 75 ,

Gelet op Verordening nr . 117/66/EEG van de Raad van 28 juli 1966 betreffende de invoering van gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer van personen over de weg met autobussen ( 1 ) , inzonderheid op artikel 8 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat het noodzakelijk is een vergunningstelsel in te voeren voor pendelvervoer , ten einde doeltreffende controle te kunnen uitoefenen op de naleving van de verplichtingen die krachtens deze verordening op de vervoerders rusten ; dat bij de vaststelling van de geldigheidsduur van de vergunning rekening dient te worden gehouden met de seizoengebonden aard van dit vervoer ;

Overwegende dat , om de controle te vergemakkelijken en de administratieve formaliteiten te vereenvoudigen , een uniform vergunningmodel moet worden ingevoerd en de vergunning voor het gehele vervoertraject dient te gelden ;

Overwegende dat bij de instelling van het pendelvervoer een onderzoek moet plaatsvinden , waardoor de autoriteiten kunnen nagaan of er voldaan is aan de eis , geen afbreuk te doen aan de goede werking van het geregelde vervoer ; dat een dergelijk onderzoek echter niet nodig is voor pendelvervoer dat , behalve de vervoerprestatie , tevens het verstrekken van logies aan de reizigers met of zonder maaltijden omvat , daar een dergelijke algehele prestatie niet vergelijkbaar is met die welke door het geregelde vervoer over de weg en per spoor wordt aangeboden ;

Overwegende dat in het belang van de gebruikers en met name om een goede uitvoering van het vervoer te waarborgen , voor de bevoegde autoriteit de mogelijkheid dient te worden vastgesteld om aanvragen af te wijzen , indien het duidelijk is dat de indieners daarvan niet zullen voldoen aan de eisen van dit vervoer ;

Overwegende dat de voorwaarden waaronder afwijkingen kunnen worden toegestaan van sommige bepalingen waarin het pendelvervoer wordt omschreven , moeten worden vastgesteld met inachtneming van de wensen van de reizigers , zonder echter afbreuk te doen aan de essentiële kenmerken van deze vorm van vervoer ; dat de grenzen waarbinnen deze afwijkingen kunnen worden toegestaan , moeten worden gedifferentieerd naar gelang van de invloed van de onderscheiden vormen van pendelvervoer op de markt van het personenvervoer in de betrokken gebieden ;

Overwegende dat er gemeenschappelijke regels moeten worden vastgesteld voor de procedure van vaststelling en verlening van de vergunning , om de toepassing van de materiële bepalingen van deze verordening te vergemakkelijken ; dat het daartoe ook dienstig is een uniform model voor het aanvraagformulier vast te stellen ;

Overwegende dat in verband met de seizoengebonden aard van het pendelvervoer en de noodzaak om te voldoen aan soms onvoorziene wensen van de reizigers , de bevoegde autoriteiten snel dienen te beschikken op de aanvragen tot instelling van pendelvervoer ; dat de op rechtstreekse overeenkomsten tussen de betrokken Lid-Staten gebaseerde procedure het meest geschikt is om aan deze eis te voldoen ;

Overwegende dat communautaire procedures dienen te worden vastgesteld om de moeilijkheden die bij de onderhandelingen tussen de Lid-Staten kunnen rijzen te overwinnen , door de Commissie en , in voorkomend geval , de Raad beslissingsbevoegdheid ter zake toe te kennen ;

Overwegende dat er overgangsmaatregelen moeten worden vastgesteld met betrekking tot de geldigheidsduur van de voor de inwerkingtreding van deze verordening verleende vergunningen ;

Overwegende dat , ter verruiming van de gemeenschappelijke regels die bij deze verordening worden vastgesteld , dient te worden voorzien in de mogelijkheid voor de Lid-Staten om op bilaterale of multilaterale basis af te wilken van sommige bepalingen van deze verordening ;

Overwegende dat aan de vervoerondernemers mogelijkheden moeten worden geboden ten aanzien van bepaalde beslissingen van de Lid-Staten over het aan de aanvragen gegeven gevolg hun belangen met passende middelen te doen gelden ;

Overwegende dat , ten einde de toepassing van de gemeenschappelijke regels eenvormig te maken , een communautaire overlegprocedure dient te worden vastgesteld voor de door de Lid-Staten daartoe te treffen maatregelen ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

AFDELING I

Toepassingsgebied en algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op pendelvervoer als bedoeld in artikel 2 van Verordening nr . 117/66/EEG , voor zover dat vervoer beantwoordt aan de in artikel 4 , lid 1 , van genoemde verordening bedoelde voorwaarden .

Artikel 2

Pendelvervoer wordt uitgevoerd met een vergunning voor pendelvervoer , hierna te noemen : " vergunning " .

De vergunning wordt vastgesteld en verleend overeenkomstig deze verordening .

Artikel 3

1 . De vergunning wordt gesteld op naam van een vervoerondernemer die in de Lid-Staat waar zijn voertuigen zijn ingeschreven , voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot het internationale personenvervoer .

2 . De geldigheidsduur van de vergunning bedraagt ten hoogste een jaar .

3 . In de vergunning worden vermeld :

a ) de vorm van het pendelvervoer ,

b ) de reisroute , in het bijzonder de vertrek - , stop - en bestemmingsplaatsen , alsmede de punten van grensovergang ,

c ) de lengte van de reisroute in kilometers ,

d ) een lijst met de kentekennummers van de voertuigen waarmee de dienst kan worden uitgevoerd ,

e ) het aantal reizen en de reisdata ,

f ) de dienstregelingen ,

g ) in voorkomend geval de krachtens de artikelen 9 , 10 en 11 toegestane afwijkingen ,

h ) de geldigheidsduur van de vergunning .

4 . De vergunning moet in overeenstemming zijn met een model dat de Commissie , binnen drie maanden na de aanneming van deze verordening en na raadpleging van de Lid-Staten , bij verordening zal vaststellen .

Artikel 4

De vergunning machtigt de houder om overeenkomstig de daarin bepaalde voorwaarden internationaal personenvervoer over de weg te verrichten op het grondgebied van alle Lid-Staten waarover de reisroute van het pendelvervoer loopt .

AFDELING II

Voorwaarden voor het verlenen van de vergunning

Artikel 5

De vergunning om vervoer als bedoeld in artikel 1 in te stellen , wordt verleend aan ieder die daartoe een aanvraag indient , mits

a ) het vervoer waarop de aanvraag betrekking heeft , behalve de vervoerprestatie ook het logies van de groep met of zonder maaltijden op de plaats van bestemming en , in voorkomend geval , tijdens de reis omvat ;

b ) de duur van de reis en van het verblijf van de groep op de plaats van bestemming ten minste zeven dagen , of , indien het pendelvervoer met een traject van minder dan 300 km betreft , ten minste drie dagen bedraagt ;

c ) de totale prijs van de reis door de vervoerde personen wordt betaald aan de organisator van de reis .

Artikel 6

1 . In afwijking van artikel 5 wordt ten aanzien van de aanvragen tot instelling van pendelvervoer als bedoeld in artikel 1 die niet voldoet aan de in artikel 5 genoemde voorwaarden , een onderzoek ingesteld naar de marktsituatie van het personenvervoer in de betrokken gebieden .

2 . De vergunning wordt verleend als de verbinding waarop de aanvraag betrekking heeft , niet reeds zowel kwantitatief als kwalitatief op bevredigende wijze wordt verzorgd door de in lid 1 bedoelde bestaande vervoerdiensten .

Artikel 7

De in de artikelen 5 en 6 bedoelde vergunningen kunnen worden geweigerd indien de aanvrager in het verleden niet heeft voldaan aan de voorwaarden waaraan de vergunningen voor zijn diensten waren onderworpen , of indien er redenen zijn om aan te nemen dat de ondernemer de dienst niet op passende wijze zal uitvoeren , dan wel indien er geen waarborg bestaat dat de reizigers op passende wijze zullen worden behandeld .

Artikel 8

1 . De aanvrager verstrekt ter ondersteuning van zijn aanvraag , aan de bevoegde autoriteiten alle inlichtingen over de reisroute en het programma van het vervoer .

2 . In het in artikel 5 bedoelde geval verstrekt de aanvrager bovendien inlichtingen betreffende de plaatsen en de hotels of inrichtingen waarin de vervoerde personen zullen verblijven , alsmede de duur van het verblijf .

3 . De aanvrager staaft de in de leden 1 en 2 bedoelde inlichtingen door overlegging van de nodige bescheiden , die afkomstig zijn van degene die de reis van de groep organiseert en , in voorkomend geval , van de hotels of inrichtingen waarin het logies zal worden verstrekt .

AFDELING III

Afwijkingen

Artikel 9

1 . Wat de in artikel 5 bedoelde vervoerdiensten betreft mag de houder van de vergunning , in afwijking van artikel 2 , lid 1 , van Verordening nr . 117/66/EEG , bij de terugreis bepaalde reizigers meenemen die de heenreis met een andere groep hebben gemaakt , mits het totale aantal van deze reizigers niet groter is dan 25 % van het aantal reizigers van hun heenreis .

2 . Met toestemming van de bevoegde autoriteit kan het in lid 1 bedoelde percentage tot 50 worden verhoogd .

Bij het toestaan van deze afwijking kan genoemde autoriteit de marktsituatie van het personenvervoer in de betrokken gebieden in aanmerking nemen .

3 . De in lid 2 bedoelde afwijkingen worden toegestaan volgens de procedure van de artikelen 13 tot en met 16 .

De verzoeken om deze afwijkingen kunnen worden ingediend op het tijdstip waarop de in artikel 12 bedoelde vergunningaanvraag wordt ingediend , dan wel tijdens de exploitatieperiode van een toegestane pendeldienst .

Artikel 10

1 . In afwijking van artikel 2 , lid 2 , van Verordening nr . 117/66/EEG kan de houder van een vergunning toestemming verkrijgen om op ten hoogste drie plaatsen , gelegen op het grondgebied van de Staat van waaruit de dienst vertrekt , de plaats van vertrek niet meegerekend , op de heenreis reizigers te laten instappen en op de terugreis reizigers te laten uitstappen .

2 . In afwijking van artikel 2 , lid 2 , van Verordening nr . 117/66/EEG kan de houder van een vergunning toestemming verkrijgen om op ten hoogste drie plaatsen , gelegen op het grondgebied van de Staat van bestemming van de dienst , de plaats van bestemming niet meegerekend , op de heenreis reizigers te laten uitstappen en op de terugreis reizigers te laten instappen .

3 . Wat de in artikel 6 bedoelde pendeldiensten betreft zijn de leden 1 en 2 slechts van toepassing indien de in het betrokken gebied bestaande diensten voor personenvervoer niet in staat zijn om zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht op bevredigende wijze de verbindingen te onderhouden waarvoor de afwijkingen worden aangevraagd .

4 . De in de leden 1 en 2 bedoelde afwijkingen worden toegestaan volgens de procedure van de artikelen 13 tot en met 16 .

De verzoeken om deze afwijkingen kunnen worden ingediend op het tijdstip waarop de in artikel 12 bedoelde vergunningaanvraag wordt ingediend , dan wel tijdens de exploitatieperiode van een toegestane pendeldienst .

Artikel 11

1 . In afwijking van artikel 2 , lid 3 , van Verordening nr . 117/66/EEG kan de vervoerder een vergunning aanvragen om de eerste heenreis en de laatste terugreis van de reeks pendelreizen uit te voeren zonder reizigers , indien de reizigers uit derde landen worden verzameld , op een luchthaven bij het verlaten van een vliegtuig of in een haven bij het verlaten van een schip , op grond van een contract dat gesloten is voor de aankomst van deze reizigers in het land waar zij worden opgenomen .

In dat geval wordt de vergunning verleend volgens de procedure van de artikelen 12 tot en met 16 .

2 . In afwijking van artikel 2 , lid 3 , van Verordening nr . 117/66/EEG kunnen ook in andere gevallen vergunningen worden verleend volgens de procedure van de artikelen 12 , 13 , 14 en 16 .

3 . Voor het einde van het eerste halfjaar van 1975 zal de Commissie aan de Raad een verslag voorleggen over de situatie van de vervoermarkt op het betrokken gebied , in voorkomend geval , vergezeld gaande van een voorstel om de draagwijdte van dit artikel te wijzigen op grond van de opgedane ervaring en de ontwikkeling van het gemeenschappelijk vervoerbeleid .

AFDELING IV

Procedure

Artikel 12

1 . De vergunningaanvragen moeten in overeenstemming zijn met een model dat de Commissie binnen drie maanden na de aanneming van deze verordening en na raadpleging van de Lid-Staten , bij verordening vaststelt .

2 . De in lid 1 bedoelde aanvragen worden ingediend bij de Lid-Staat op wiens grondgebied zich de plaats bevindt waar de reizigers moeten worden opgenomen om naar de plaats van verblijf te worden gebracht . De aanvragers moeten ter ondersteuning van hun aanvragen daarbij de documenten betreffende de in artikel 8 bedoelde inlichtingen voegen .

Artikel 13

1 . De aanvragen worden volgens de procedure van de artikelen 14 tot en met 16 behandeld door de Lid-Staten op wier grondgebied de plaatsen liggen waar de reizigers moeten worden opgenomen of afgezet , behalve in het in artikel 11 , lid 2 , bedoelde geval , waarop artikel 15 niet van toepassing is .

2 . Ten aanzien van de in artikel 5 bedoelde diensten stelt de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat de Lid-Staten waarvan het grondgebied wordt getransiteerd , in kennis van de genomen beslissingen voordat deze van kracht worden .

3 . Ten aanzien van de in artikel 6 bedoelde diensten stelt de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat de Lid-Staten waarvan het grondgebied wordt getransiteerd , alsmede de Commissie , in kennis van het verloop der onderhandelingen die plaatsvinden in het kader van het in lid 1 bepaalde , alsmede van de daaruit voortvloeiende beslissingen . Deze Lid-Staten kunnen hun opmerkingen kenbaar maken .

4 . In het in lid 3 bedoelde geval worden de beslissingen van de in lid 1 bedoelde Lid-Staten een maand nadat zij ter kennis zijn gebracht van de Lid-Staten wier grondgebied wordt getransiteerd , van kracht . Wanneer deze laatste menen dat deze beslissingen ernstige moeilijkheden met zich kunnen brengen , kunnen zij , volgens de procedure van artikel 15 , zich tegen deze beslissingen verzetten voordat zij van kracht worden . In dat geval wordt de uitvoering van de desbetreffende beslissingen opgeschort totdat genoemde procedure is afgesloten .

Indien de Lid-Staten waarvan het grondgebied wordt getransiteerd , uitdrukkelijk afzien van hun recht van verzet , kunnen de Lid-Staten van vertrek en bestemming van het pendelvervoer de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende beslissingen van kracht doen worden voor het verstrijken van de termijn van een maand .

Artikel 14

1 . De in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat zendt een afschrift van de aanvraag en van de in artikel 8 bedoelde documenten aan de overige in artikel 13 bedoelde Lid-Staten . Hij deelt zijn zienswijze over de aanvraag mede .

2 . Binnen dertig dagen na de datum van ontvangst van het afschrift van de aanvraag delen de in artikel 13 bedoelde Lid-Staten hun zienswijze mede aan de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat .

3 . Indien binnen de in lid 2 gestelde termijn de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat geen antwoord heeft ontvangen van de overige in artikel 13 bedoelde Lid-Staten , worden deze geacht hun instemming te hebben betuigd .

Artikel 15

1 . Indien de in artikel 14 bedoelde procedure niet tot overeenstemming leidt of indien artikel 13 , lid 4 , wordt toegepast , kan het geschil op verzoek van een betrokken Lid-Staat aan de Commissie worden voorgelegd .

Na raadpleging van de betrokken Lid-Staten , geeft de Commissie zo spoedig mogelijk een beschikking die ter kennis van deze Staten wordt gebracht .

2 . De in lid 1 bedoelde beschikking wordt na dertig dagen uitvoerbaar , tenzij het vraagstuk voor het verstrijken van deze termijn door een betrokken Lid-Staat aan de Raad wordt voorgelegd .

In dit geval geeft de Raad binnen dertig dagen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een beschikking .

3 . De in de leden 1 en 2 bedoelde beschikkingen van de Commissie en van de Raad blijven van toepassing tot aan de eventuele sluiting van een akkoord tussen de betrokken Lid-Staten of totdat de Raad of de Commissie volgens de procedure van de leden 1 en 2 nieuwe beschikkingen geeft .

Artikel 16

1 . De bevoegde autoriteit van de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat , die handelt overeenkomstig de beslissingen van de in artikel 13 bedoelde Lid-Staten

- verleent de vergunning voor het pendelvervoer , of

- wijst de aanvraag formeel af .

2 . Op het ogenblik waarop de vergunning wordt verleend zendt de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat hiervan een afschrift aan de overige in artikel 13 bedoelde Lid-Staten .

3 . De door de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten krachtens dit artikel genomen beschikkingen moeten met redenen worden omkleed .

De Lid-Staten waarborgen de vervoerondernemingen als zodanig de mogelijkheid om door passende middelen hun belangen te doen gelden ten aanzien van deze beschikkingen .

AFDELING V

Controle en sancties

Artikel 17

In het voertuig moeten aanwezig zijn en op verzoek van de met de controle belaste personen ter inzage worden afgegeven :

- de in artikel 3 bedoelde vergunning , en

- voor elke reis een lijst met de namen van de reizigers .

Artikel 18

1 . Reizigers die gebruik maken van pendelvervoer , moeten gedurende de gehele reis voorzien zijn van een individueel of collectief vervoerbewijs waarop zijn vermeld :

- de naam of de namen van de reiziger(s ) ,

- het vervoertraject ,

- de data van de heenreis en van de terugreis , alsmede de duur van het verblijf op de plaats van bestemming ,

- de totale prijs van de reis of , indien het diensten als bedoeld in artikel 6 betreft , de prijs van het vervoer .

2 . Het in lid 1 bedoelde vervoerbewijs moet op verzoek van de met de controle belaste personen ter inzage worden afgegeven .

Artikel 19

1 . De op grond van deze verordening verleende vergunning wordt door de in artikel 12 , lid 2 , bedoelde Lid-Staat ingetrokken wanneer de houder niet meer voldoet aan de voorwaarden van artikel 3 , lid 1 .

De Lid-Staat die de vergunning heeft ingetrokken , stelt de in artikel 13 bedoelde overige Lid-Staten hiervan onmiddellijk in kennis .

2 . Wanneer een Lid-Staat kennis draagt van een inbreuk op deze verordening die op zijn grondgebied is gemaakt door de houder van een door een andere Lid-Staat verleende vergunning , brengt hij deze inbreuk ter kennis van deze laatste Lid-Staat . De Lid-Staten doen elkaar mededeling van alle gegevens die zij bezitten over de naar aanleiding van deze inbreuken toegepaste sancties .

AFDELING VI

Overgangs - en slotbepalingen

Artikel 20

Het pendelvervoer bedoeld in artikel 1 dat reeds bestaat op het ogenblik waarop deze verordening in werking treedt , kan met nationale vergunningen worden voortgezet totdat de geldigheidsduur van deze laatste verstreken is .

Verlenging van deze vergunningen is echter slechts toegestaan wanneer zulks nodig is om te waarborgen dat , wanneer een pendeldienst met verscheidene nationale vergunningen wordt geëxploiteerd , de geldigheidsduur daarvan op hetzelfde tijdstip verstrijkt .

Artikel 21

De Lid-Staten kunnen op bilaterale of multilaterale basis overeenkomen dat , in afwijking van de artikelen 13 , 14 en 16 , de Lid-Staat op wiens grondgebied zich de plaats bevindt waar de reizigers moeten worden opgenomen om naar de plaats van verblijf te worden gebracht , de vergunning verleent zonder andere Lid-Staten die partij zijn bij de overeenkomst daarin te betrekken .

Artikel 22

De in de artikelen 3 , 12 en 17 bedoelde documenten treden respectievelijk in de plaats van de huidige vergunningaanvragen , vergunningen en controledocumenten .

Artikel 23

Deze verordening is met ingang van 1 januari 1973 van toepassing , met uitzondering van artikel 3 , lid 4 , en artikel 12 , lid 1 , die van toepassing zijn vanaf de inwerkingtreding van deze verordening .

Artikel 24

Voor 1 oktober 1972 stellen de Lid-Staten , na raadpleging van de Commissie , de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast die nodig zijn voor de uitvoering van deze verordening .

Deze bepalingen hebben onder andere betrekking op de organisatie , de procedure en de controlemiddelen , alsmede op de bij inbreuk toepasselijke sancties .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 28 februari 1972 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN

( 1 ) PB nr . 147 van 9 . 8 . 1966 , blz . 2688/66 .