31968R0261

Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 261/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot wijziging van Verordening nr. 423/67/EEG, nr. 6/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de leden van de Commissies van de E.E.G. en de E.G.A., alsmede van de Hoge Autoriteit, die niet zijn benoemd tot leden van de gemeenschappelijke Commissie van de Europese Gemeenschappen

Publicatieblad Nr. L 057 van 05/03/1968 blz. 0001 - 0001
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1968(I) blz. 0040
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1968(I) blz. 0040
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0011
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0139
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 01 Deel 1 blz. 0139


++++

( 1 ) PB nr . 152 van 13 . 7 . 1967 , blz . 2 .

( 2 ) PB nr . 187 van 8 . 8 . 1967 , blz . 6 .

VERORDENING ( EEG , EURATOM , EGKS ) Nr . 261/68 VAN DE RAAD

van 29 februari 1968

tot wijziging van Verordening nr . 423/67/EEG , nr . 6/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de leden van de Commissies van de E.E.G . en de E.G.A . , alsmede van de Hoge Autoriteit , die niet zijn benoemd tot leden van de gemeenschappelijke Commissie van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben ( 1 ) , inzonderheid op artikel 34 ,

Overwegende dat de Raad de geldelijke regeling dient vast te stellen voor de oud-leden van de Hoge Autoriteit en de Commissies van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie , die , nadat hun mandaat een einde heeft genomen , niet zijn benoemd tot leden van de Commissie ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

Artikel 2 van Verordening nr . 423/67/EEG , nr . 6/67/Euratom van de Raad van 25 juli 1967 tot vaststelling van de geldelijke regeling voor de leden van de Commissies van de E.E.G . en de E.G.A . , alsmede van de Hoge Autoriteit , die niet zijn benoemd tot leden van de gemeenschappelijke Commissie van de Europese Gemeenschappen ( 2 ) wordt , met ingang van 1 januari 1968 aangevuld met een derde alinea , die als volgt luidt :

" In afwijking van artikel 9 van Verordening nr . 422/67/EEG , nr . 5/67/Euratom mag het pensioen van de in artikel 1 bedoelde oud-leden van de Hoge Autoriteit en de Commissies van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie , die gedurende ten minste twee jaren in functie zijn geweest , niet minder bedragen dan 15 % van het laatstgenoten basissalaris " .

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 29 februari 1968 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . COUVE DE MURVILLE