31967L0531

Richtlijn 67/531/EEG van de Raad van 25 juli 1967 betreffende de toepassing van de wetgeving der Lid- Staten inzake pachtovereenkomsten op landbouwers die onderdaan van een der overige Lid-Staten zijn

Publicatieblad Nr. 190 van 10/08/1967 blz. 0003 - 0005
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0053
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1967 blz. 0207
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0053
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1967 blz. 0230
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0071
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0075
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0075


++++

( 1 ) PB no . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 36/62 .

( 2 ) PB no . 23 van 5 . 2 . 1966 , blz . 384/66 .

( 3 ) PB no . 146 van 23 . 8 . 1965 , blz . 2461/65 .

( 4 ) PB no . 62 van 20 . 4 . 1963 , blz . 1323/63 .

( 5 ) PB no . 62 van 20 . 4 . 1963 , blz . 1326/63 .

( 6 ) Bureau voor de Statistiek van de Verenigde Naties , Etudes Statistiques , Serie M , no . 4 , rev . 1 ( New-York 1958 ) .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 25 juli 1967

betreffende de toepassing van de wetgeving der Lid-Staten inzake pachtovereenkomsten op landbouwers die onderdaan van een der overige Lid-Staten zijn

( 67/531/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 54 , leden 2 en 3 ,

Gelet op het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 1 ) , inzonderheid op titel IV , letter F , onder 3 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ) ,

Overwegende dat het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging voor de verwezenlijking van deze vrijheid in de landbouw een speciaal tijdschema inhoudt , waarbij rekening wordt gehouden met het bijzondere karakter van het landbouwbedrijf ; dat de derde reeks maatregelen vervat in dit tijdschema inhoudt dat aan het begin van het derde jaar van de tweede etappe door elke Lid-Staat een zodanige aanpassing van het pachtstelsel wordt verricht dat de wetgeving ter zake op dezelfde wijze wordt toegepast op de landbouwers die onderdaan van een der overige Lid-Staten zijn en onder dit stelsel een bedrijf voeren , als op de eigen onderdanen ;

Overwegende dat de begunstigden van de richtlijn van de Raad van 2 april 1963 tot vaststelling van de wijze waarop de vrijheid van vestiging in de landbouw op het grondgebied van een Lid-Staat wordt verwezenlijkt voor onderdanen van de andere landen van de Gemeenschap , die gedurende twee jaar zonder onderbreking als werknemers in de landbouw in deze Lid-Staat werkzaam zijn geweest ( 63/261/EEG ) ( 4 ) en van de richtlijn van de Raad van 2 april 1963 tot vaststelling van de wijze waarop de vrijheid van vestiging op landbouwbedrijven die sedert meer dan twee jaar verlaten of onbebouwd zijn , wordt verwezenlijkt ( 63/262/EEG ) ( 5 ) wat het pachtstelsel betreft reeds met eigen onderdanen zijn gelijkgesteld ;

Overwegende dat volgens titel III , letter A , van het Algemeen Programma bepalingen en handelwijzen , die alleen voor vreemdelingen de bevoegdheid om alle rechten te genieten welke uit pachtovereenkomsten voortvloeien uitsluiten , beperken of aan bepaalde voorwaarden onderwerpen , behoren tot de beperkingen die moeten worden opgeheven ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

Overeenkomstig de onderstaande bepalingen heffen de Lid-Staten ten gunste van de onderdanen en vennootschappen van de andere Lid-Staten , die op hun grondgebied anders dan in loondienst in de landbouwsector werkzaam zijn of zich daartoe op hun grondgebied vestigen , hierna " begunstigden " genoemd , de beperkingen op ten aanzien van de toepassing van het pachtstelsel .

Artikel 2

1 . De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op pachtovereenkomsten alsmede op de uitoefening en het genot door de ondernemer van de uit deze overeenkomsten voortvloeiende rechten , zoals het voorkeursrecht in geval van verkoop van de gehele of van een gedeelte van de grond waarop de pachtovereenkomst betrekking heeft .

2 . Onder werkzaamheden op het gebied van de landbouw in de zin van deze richtlijn worden verstaan :

_ werkzaamheden , die worden genoemd in bijlage V van het Algemeen Programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( klasse ex 01 , Landbouw , van de " Classification internationale type par industrie de toutes les branches d'activité économique " ) ( 6 ) , inzonderheid

a ) de algemene landbouw , de wijnbouw inbegrepen , de teelt van fruit en fruitbomen , zaadteelt , groenten - , bloemen - en sierplantenteelt , ook in kassen ;

b ) de veeteelt , de pluimveeteelt , de konijnenteelt , de pelsdierenteelt en de teelt van diverse andere dieren ; de bijenteelt , de produktie van vlees , melk , wol , huiden en bont , eieren en honing ;

_ houtkap , bosexploitatie , bebossing en herbebossing welke worden uitgeoefend als nevenwerkzaamheden , wanneer zulks verenigbaar is met de nationale voorschriften en met name met het plan voor grondgebruik .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten heffen de beperkingen op welke :

_ in het kader van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen de begunstigden verhinderen pachtovereenkomsten te sluiten , hen bij de sluiting of de uitvoering van dergelijke overeenkomsten aan speciale voorwaarden onderwerpen of voor het het genot van de uit deze overeenkomsten voortvloeiende rechten verminderen ;

_ voortvloeien uit een administratieve handelwijze die ten gevolge heeft dat op de begunstigden een discriminerende behandeling wordt toegepast met betrekking tot pachtovereenkomsten in vergelijking met die welke ten aanzien van de eigen onderdanen wordt toegepast .

2 . Onder de op te heffen beperkingen komen in het bijzonder voor die , welke zijn vervat in bepalingen waardoor ten aanzien van de begunstigden het recht om op dezelfde voorwaarden pachtovereenkomsten te sluiten als die welke voor de eigen onderdanen gelden op de volgende wijze ontzegd of beperkt wordt :

In België :

Door eventueel niet verlengen of niet vernieuwen van een verlopen beroepskaart voor vreemdelingen indien de houder van deze kaart een pachtovereenkomst heeft gesloten die na de geldigheidsduur van de beroepskaart voor vreemdelingen verstrijkt ( toepassing van artikel 3 , lid 2 , van de wet van 19 februari 1965 betreffende de uitoefening van de zelfstandige beroepsactiviteiten der vreemdelingen ) ;

In Frankrijk :

_ Door ondernemers van vreemde nationaliteit uit te sluiten van het statuut inzake pachtovereenkomsten ( artikel 869 van de " Code rural " ) ;

_ Door de onmogelijkheid voor vreemdelingen om op de kiezerslijsten te worden geplaatst voor de verkiezing van assessors van de paritaire raden voor pachtovereenkomsten ( artikel 4 van Decreet no . 58-1293 van 22 december 1958 ) .

Artikel 4

Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen voor het volgen van deze richtlijn ; zij stellen de Commissie onverwijld in kennis van deze maatregelen .

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 25 juli 1967 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Fr . NEEF