31964R0017

Verordening N° 17/64/EEG van de Raad van 5 februari 1964 betreffende de voorwaarden voor het verlenen van bijstand door het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw

Publicatieblad Nr. 034 van 27/02/1964 blz. 0586 - 0594
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0096
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0103
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 03 Deel 1 blz. 0093


++++

( 1 ) Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen no . 30 van 20 april 1962 , blz . 991/62 .

( 2 ) Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen no . 157 van 30 oktober 1963 , blz . 2640/63 .

VERORDENING No . 17/64/EEG VAN DE RAAD

van 5 februari 1964

betreffende de voorwaarden voor het verlenen van bijstand door het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 43 ,

Gelet op Verordening no . 25 van de Raad inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ( 1 ) ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Overwegende dat het voor de werking van het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw noodzakelijk is dat de voorwaarden en procedures voor de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid worden vastgesteld , en wel in het kader van een afdeling garantie en van een afdeling oriëntatie , wegens het verschillende karakter van de uitgaven van het Fonds ;

Overwegende dat voor de afdeling garantie algemene regels moeten worden vastgesteld voor het geheel van de gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten , met inbegrip van de markten waarop de Raad Verordening no . 25 nog van toepassing zal verklaren ;

Overwegende dat de wijze van berekening van de omvang van de netto-uitvoer , waarvan moet worden uitgegaan bij de vaststelling van de uitgaven voor restituties bij de uitvoer naar derde landen , nader moet worden bepaald en dat in dit verband de zogenaamde methode van de basisprodukten het meest geschikt is ; dat voorts bij deze berekening bepaalde soorten handelsverkeer die zijn onderworpen aan een bijzondere regeling buiten beschouwing moeten worden gelaten ;

Overwegende dat op het bedrag van de laagste gemiddelde restituties correcties moeten worden aangebracht om de invloed van de niet-representatieve uitvoer of van bepalingen die van de algemene regeling inzake de gemeenschappelijke ordening der markten afwijken , uit te schakelen ;

Overwegende dat een nadere omschrijving dient te worden gegeven van de algemene voorwaarden , waaronder de uitgaven voor interventies op de interne markt voor financiering in aanmerking komen , die geldig zijn voor het geheel van de gemeenschappelijke ordening der markten ;

Overwegende dat het voor de goede werking van de afdeling garantie noodzakelijk is een procedure vast te stellen die de betrokken Lid-Staten in staat stelt in aanmerking te komen voor de bijstand van het Fonds , met name door voor te schrijven dat alle gegevens die ter motivering dienen ter kennis van de Commissie moeten worden gebracht ;

Overwegende dat de maatregelen die met het oog op de verbetering van de structuur voor financiering door het Fonds in aanmerking komen , betrekking moeten hebben op de aanpassing en de verbetering van de produktievoorwaarden in de landbouw , de aanpassing en de oriëntatie van de landbouwproduktie , de aanpassing en de verbetering van het in de handel brengen van landbouwprodukten , alsmede de bevordering van de afzet van landbouwprodukten ;

Overwegende dat het noodzakelijk is algemene en bijzondere criteria vast te stellen voor het verlenen van bijstand door het Fonds , opdat de projecten in overeenstemming zijn met het belang van de Gemeenschap ;

Overwegende dat het , ten einde de betekenis voor de Gemeenschap van de onderscheidene projecten te kunnen beoordelen , noodzakelijk is dat deze projecten binnen het raam van programma's van de Gemeenschap vallen ;

Overwegende evenwel dat , om rekening te houden met de tijd die nodig is voor het opstellen van deze programma's , de mogelijkheid dient te worden geopend projecten gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaren te financieren , zonder dat zij vallen binnen het raam van een programma van de Gemeenschap ;

Overwegende dat voor bepaalde soorten activiteiten bijzondere maatregelen dienen te worden getroffen op het gebied van de landbouwvoorlichting en van de beroepsopleiding ; dat voorts bijzondere aandacht moet worden besteed aan de sociale omstandigheden van hen die in de landbouw werkzaam zijn ; dat tenslotte de bijstand van het Fonds bij voorrang moet worden toegekend aan de projecten die zijn onder te brengen in een complex van maatregelen inzake de regionale economische ontwikkeling , ten einde in het kader van de gehele economie een optimaal gebruik mogelijk te maken van alle factoren die van invloed zijn op de structuur ;

Overwegende dat de rentabiliteit in de landbouw dikwijls ontoereikend is om de verbetering van de landbouwstructuur te financieren en dat het van belang is de landbouwers tot produktiviteitsverbetering aan te sporen ; dat het derhalve wenselijk is door middel van bijstand van het Fonds kapitaalbijdragen ineens of in verscheidene keren te hunner beschikking te stellen ;

Overwegende evenwel dat de bijstand van het Fonds niet tot gevolg mag hebben dat de mededingingsvoorwaarden worden gewijzigd op een wijze die onverenigbaar is met de beginselen van het Verdrag ;

Overwegende dat het ter verzekering van harmonie tussen de maatregelen van de Gemeenschap en die van de Lid-Staten dienstig lijkt dat de door het Fonds te financieren projecten de goedkeuring van de betrokken Lid-Staat hebben verkregen en dat deze laatste aan de financiering deelneemt ;

Overwegende dat , ten einde zeker te stellen dat de begunstigden de bij het verlenen van bijstand door het Fonds gestelde voorwaarden vervullen , dient te worden voorzien in een doeltreffende procedure van onderzoek en in de mogelijkheid om de bijstand van het Fonds te schorsen , te verminderen of in te trekken ;

Overwegende dat de methode voor de berekening van het gedeelte " netto-invoer " van de in artikel 7 , lid 1 , van Verordening no . 25 bedoelde bijdragen van de Lid-Staten nader dient te worden omschreven , waarbij wordt bepaald dat deze berekening voor elke sector van de gemeenschappelijke ordening der markten afzonderlijk zal geschieden ;

Overwegende dat , ten einde de algemene werking van het Fonds te vergemakkelijken , een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in een Comité van het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw tot stand dient te worden gebracht ;

Overwegende dat ten aanzien van de bijstand van het Fonds voor de afdeling garantie de taak van het uitbrengen van advies over de voornaamste bestanddelen van de financiering door de Gemeenschap op het Comité van het Fonds moet rusten , waarbij het aan de Comités van Beheer voor de verschillende produkten wordt overgelaten advies uit te brengen over sommige bepalingen die rechtstreeks verband houden met de werking van de gemeenschappelijke ordening der markten ;

Overwegende dat ten aanzien van de bijstand van het Fonds voor de afdeling oriëntatie het uitbrengen van advies moet worden opgedragen aan het Permanent Comité voor de landbouwstuctuur , dat ter bevordering van de coordinatie van het landbouwstructuurbeleid der Lid-Staten is ingesteld ; dat het Comité van het Fonds bovendien over de financiële aspecten van de bijstand van het Fonds moet worden geraadpleegd ,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw , ingesteld bij artikel 1 van Verordening no . 25 inzake de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid , hierna genoemd het " Fonds " , omvat twee afdelingen :

_ de afdeling " garantie " ,

_ de afdeling " oriëntatie " .

2 . De afdeling garantie omvat de uitgaven die door het Fonds worden gefinancierd en die verband houden met de restituties bij uitvoer naar derde landen en met de interventies op de interne markt .

3 . De afdeling oriëntatie omvat de uitgaven die door het Fonds worden gefinancierd en die het gevolg zijn van de gemeenschappelijke acties waartoe wordt besloten ten einde de doelstellingen van artikel 39 , lid 1 sub a ) , van het Verdrag te verwezenlijken , met inbegrip van de structuurwijzigingen die door de ontwikkeling van de gemeenschappelijke markt vereist worden of die nodig zijn voor de goede werking daarvan .

4 . De uitgaven voor administratie - en personeelkosten van de Lid-Staten en van degenen die bijstand van het Fonds ontvangen , komen niet voor rekening van het Fonds .

EERSTE DEEL

AFDELING GARANTIE

I . Uitgaven voor restituties bij uitvoer naar derde landen

Artikel 2

1 . De omvang van de netto-uitvoer van iedere Lid-Staat naar derde landen , waarvan bij de berekening van de vergoeding van de in artikel 3 , lid 1 sub a ) , van Verordening no . 25 bedoelde restituties bij uitvoer naar derde landen wordt uitgegaan , wordt berekend volgens de zogenaamde methode van basisprodukten , waarbij de afgeleide produkten worden herleid tot basisprodukten .

Voor elke sector van de gemeenschappelijke ordening der markten wordt de lijst van basisprodukten op voorstel van de Commissie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen vastgesteld .

Bij de opstelling van deze lijst gaat de Raad uit van het beginsel dat onder basisprodukt wordt verstaan een produkt waarvan de belasting bij invoer wordt berekend volgens eigen criteria en niet overeenkomstig de belasting bij invoer voor een ander produkt .

2 . Bij de herleiding van de afgeleide produkten tot basisprodukten worden de coëfficiënten overgenomen , die in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten zijn vastgesteld .

3 . Forfaitaire coëfficiënten kunnen echter worden vastgesteld , ingeval :

a ) bepalingen betreffende de gemeenschappelijke ordening der markten voor een afgeleid produkt verscheidene coëfficiënten vaststellen op grond van de samenstelling of de presentatie ,

b ) een afgeleid produkt wordt verkregen uit verscheidene basisprodukten ,

c ) produkten met uiteenlopende kenmerken , die onder één tariefpost zijn gerangschikt , uit één basisprodukt worden verkregen ,

d ) de statistische gegevens het niet mogelijk maken een afgeleid produkt af te zonderen van een groep produkten .

Voorts kunnen voor de verkoopseizoenen 1962/1963 en 1963/1964 bijzondere coëfficiënten worden vastgesteld , in de gevallen waarin verscheidene afgeleide produkten worden verkregen uit één zelfde basisprodukt .

De lijst van de in dit lid bedoelde coëfficiënten wordt vastgesteld volgens de in artikel 7 voorgeschreven procedure .

4 . Bij de berekening van de omvang van de netto-uitvoer door iedere Lid-Staat wordt geen rekening gehouden met :

a ) het handelsverkeer onder een douaneregeling waarbij de belasting bij invoer geschorst is , of

b ) het handelsverkeer onder een regeling waarvan het economische gevolg gelijk is te stellen met dat van de onder a ) bedoelde regeling en die gelijkwaardige administratieve waarborgen biedt ,

c ) het handelsverkeer zonder belasting bij invoer en zonder verlening van restituties bij uitvoer krachtens een afwijking , neergelegd in bepalingen inzake de gemeenschappelijke ordening der markten .

De wijze van toepassing van dit lid wordt vastgesteld volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure .

De waarborgen die worden geboden door de onder b ) bedoelde regeling en het economisch gevolg daarvan worden beoordeeld volgens de in artikel 7 voorgeschreven procedure .

Artikel 3

1 . Ten einde de in artikel 3 , lid 1 sub a ) , van Verordening no . 25 bedoelde hoogte van de restitutie te bepalen berekent iedere Lid-Staat eenmaal per jaar de gemiddelde restitutie voor elk basisprodukt voor de berekeningsperiode van de afdeling garantie in de zin van artikel 4 van het financieel reglement betreffende het Fonds .

2 . De berekening geschiedt voor ieder basisprodukt door het totaalbedrag van de voor dit basisprodukt en de afgeleide produkten verleende restituties te delen door de naar derde landen bruto uitgevoerde hoeveelheden van dit basisprodukt en van de tot dit basisprodukt herleide afgeleide produkten . De bruto hoeveelheden worden berekend overeenkomstig de in artikel 2 , lid 4 , voorgeschreven methode . Voor wat betreft de sector rundvlees dient bevroren vlees evenwel van de berekening van de laagste gemiddelde restitutie te worden uitgesloten .

Volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure worden bijzondere bepalingen vastgesteld voor de uitvoer die plaatsvindt onder een overgangsregeling die is vastgesteld in het kader van de verordeningen inzake de gemeenschappelijke ordening der markten .

3 . Iedere Lid-Staat deelt de hoogte van de gemiddelde restitutie voor elk basisprodukt , de gegevens die ten grondslag hebben gelegen aan de berekening , alsmede die welke nodig zijn voor de in artikel 4 , lid 3 , bedoelde eventuele correcties binnen de in artikel 9 , lid 1 , voorgeschreven termijn mede aan de Commissie .

Artikel 4

1 . Op de grondslag van de krachtens artikel 3 , lid 3 , verstrekte gegevens worden de voor de gehele Gemeenschap , na vergelijking van de door de Lid-Staten verleende jaarlijkse gemiddelde restituties , aan te houden laagste gemiddelde restituties vastgesteld volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure .

Bij deze vergelijking dienen eventueel :

_ de gemiddelde restituties die betrekking hebben op niet-representatieve hoeveelheden , zoals bedoeld in lid 2 , te worden uitgeschakeld ,

_ correcties in de zin van lid 3 te worden aangebracht .

2 . Als niet-representatieve hoeveelheden worden beschouwd de naar derde landen uitgevoerde bruto hoeveelheden , berekend volgens de in artikel 2 , lid 4 , voorgeschreven methode , die voor iedere Lid-Staat en voor ieder basisprodukt , met inbegrip van de tot dit basisprodukt herleide afgeleide produkten , minder bedragen dan 5 % van de door de gehele Gemeenschap naar derde landen uitgevoerde bruto hoeveelheden .

De uit te schakelen niet-representatieve hoeveelheden mogen volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure tot 4 % worden teruggebracht of tot 6 % worden verhoogd ten einde inzonderheid rekening te houden met het al dan niet vaste karakter van de uitvoer van het desbetreffende produkt . Dit karakter wordt beoordeeld door de gegevens inzake de uitvoer in een tijdvak dat tenminste de twee voorafgaande jaren omvat te bezien .

3 . In de gemiddelde restituties van elke Lid-Staat worden , volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure , correcties aangebracht , wanneer de restituties de invloed ondergaan van de toepassing van maatregelen , getroffen in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten en ertoe strekkende :

a ) af te wijken van de voor de Gemeenschap vastgestelde minimumprijsgrens ,

b ) de heffingen ten opzichte van derde landen te verlagen , voorzover deze verlaging is toegestaan voor een tijdvak van meer dan drie maanden ,

c ) restituties bij de produktie te verlenen ,

d ) voor zuivelprodukten steun bij de produktie te verlenen , welke steun noodzakelijk is geworden om een richtprijs te bereiken .

De aan te brengen correcties komen overeen met de invloed van de door de Lid-Staten toegepaste maatregelen en worden berekend overeenkomstig de in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten vastgestelde bepalingen .

Wanneer voor een Lid-Staat met een netto-uitvoer de hoogte van de laagste gemiddelde restitutie die op deze wijze gecorrigeerd is , hoger is dan de werkelijke gemiddelde hoogte , wordt deze laatste voor de berekening van de vergoeding in aanmerking genomen . Voor een Lid-Staat met een netto-uitvoer die , overeenkomstig het bepaalde sub d ) , steun bij de produktie verleent in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelprodukten , wordt deze werkelijke gemiddelde hoogte echter verhoogd met de invloed van deze steun .

II . Uitgaven voor interventies op de interne markt

Artikel 5

1 . Onder interventies op de interne markt die , in de zin van artikel 3 , lid 1 sub b ) , van Verordening no . 25 , een doel en een functie hebben , gelijk aan die van de restituties bij uitvoer naar derde landen , worden verstaan alle maatregelen die zijn onderworpen aan communautaire regels in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten en waarmee wordt beoogd aan de markt de hoeveelheden produkten te onttrekken die haar opnamemogelijkheden te boven gaan , mits voor de afzet van deze produkten op de interne markt een ander dan hun gebruikelijk afzetgebied door passende maatregelen wordt verzekerd , ten einde de overschotsituatie te verhelpen .

2 . Voor elke sector van de gemeenschappelijke ordening der markten stelt de Raad , op voorstel van de Commissie , met eenparigheid van stemmen tijdens de tweede etappe en met gekwalificeerde meerderheid nadien , vast of deze maatregelen hetzelfde doel en dezelfde functie hebben als de restituties bij de uitvoer naar derde landen en bepaalt hij op welke wijze de bijstand door het Fonds wordt verleend .

Artikel 6

1 . Onder overige interventies op de interne markt in de zin van artikel 3 , lid 1 sub c ) , van Verordening no . 25 wordt verstaan elke maatregel op de interne markt die volgens communautaire regels in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten wordt getroffen , wanneer het om een verplichte maatregel gaat of om een maatregel bestemd om een verplichte maatregel geheel of ten dele te vermijden .

In laatstgenoemd geval kan de voor financiering in aanmerking komende uitgave niet meer bedragen dan de uitgave die uit hoofde van de vermeden maatregel in aanmerking zou zijn gekomen .

2 . Op voorstel van de Commissie bepaalt de Raad met eenparigheid van stemmen tijdens de tweede etappe en met gekwalificeerde meerderheid nadien , voor elke sector van de gemeenschappelijke ordening der markten , de voorwaarden waaronder de desbetreffende uitgaven voor financiering in aanmerking komen .

III . Procedure met betrekking tot de afdeling garantie

Artikel 7

Wanneer wordt verwezen naar de bepalingen van het onderhavige artikel , is van toepassing de procedure die wordt voorgeschreven in artikel 26 van Verordening no . 19 houdende de geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen of , naargelang de sector , elke gelijke procedure voorgeschreven in de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten .

Artikel 8

De Lid-Staten doen de Commissie over elk kwartaal binnen een termijn van ten hoogste drie maanden een lijst toekomen met de volgende gegevens :

a ) de bruto-uitvoer naar derde landen en de bruto-invoer uit derde landen voor elk basisprodukt , naar hoeveelheid en waarde , met inbegrip van de afgeleide produkten , herleid tot dit basisprodukt overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 , alsmede het bedrag van de restituties bij de uitvoer naar derde landen voor deze produkten ,

b ) voor elke groep produkten , de hoeveelheden , waarop de in de artikelen 5 en 6 bedoelde interventies betrekking hadden , alsmede de daarmee overeenkomende uitgaven .

Artikel 9

1 . De betrokken Lid-Staten dienen eenmaal per jaar en wel v}}r 1 oktober bij de Commissie een verzoek in om vergoeding van de uitgaven voor restituties bij uitvoer naar derde landen en voor interventies op de interne markt met betrekking tot het tijdvak van 1 juli tot en met 30 juni , die voor rekening van de afdeling garantie van het Fonds dienen te komen . Voor de periode van 30 juli 1962 tot en met 30 juni 1963 dienen de Lid-Staten evenwel hun verzoeken om vergoeding drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening in .

2 . De gegevens die de verzoeken om vergoeding van de Lid-Staten moeten bevatten , alsmede de vorm waarin deze moeten worden ingediend , worden volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure vastgesteld .

Artikel 10

Op de grondslag van de overeenkomstig artikel 9 , lid 1 , ingediende verzoeken beschikt de Commissie , na raadpleging van het Comité van het Fonds , eenmaal per jaar over de bijstand van het Fonds .

TWEEDE DEEL

AFDELING ORIENTATIE

I . Werkingssfeer

Artikel 11

1 . De acties van de afdeling oriëntatie van het Fonds hebben betrekking op :

a ) de aanpassing en verbetering van de produktievoorwaarden in de landbouw ;

b ) de aanpassing en oriëntatie van de landbouwproduktie ;

c ) de aanpassing en verbetering van het in de handel brengen van landbouwprodukten ;

d ) de ontwikkeling van de afzet van landbouwprodukten .

2 . De in lid 1 , sub a ) en b ) , omschreven acties kunnen betrekking hebben op de landbouw ; de in lid 1 , sub c ) en d ) , omschreven acties kunnen betrekking hebben op landbouwprodukten , zodra daarvoor een gemeenschappelijke ordening van de markten bestaat .

Artikel 12

1 . Onder aanpassing en verbetering van de produktievoorwaarden in de zin van artikel 11 , lid 1 , wordt verstaan het , door acties binnen de landbouwbedrijven of in het kader van verscheidene landbouwbedrijven of buiten de landbouwbedrijven , bevorderen van een doelmatig samenwerken van de produktiefactoren in de landbouw , ten einde een optimaal gebruik daarvan mogelijk te maken in het kader van de algemene economie .

2 . Onder aanpassing en oriëntatie van de produktie in de zin van artikel 11 , lid 1 , wordt verstaan :

a ) de kwantitatieve aanpassing van de produktie aan de afzetmogelijkheden ;

b ) de kwalitatieve verbetering van de produkten .

3 . Onder aanpassing en verbetering van het in de handel brengen van landbouwprodukten in de zin van artikel 11 , lid 1 , worden verstaan voorzieningen voor het in de handel brengen binnen de landbouwbedrijven of in het kader van verscheidene landbouwbedrijven of buiten de landbouwbedrijven in onderstaande sectoren :

a ) verbetering van de opslag en bewaring ;

b ) het tot waarde brengen van landbouwprodukten ;

c ) verbetering van de handelskanalen ;

d ) een betere kennis van de gegevens inzake de prijsvorming op de landbouwmarkten .

4 . Onder ontwikkeling van de afzet van landbouwprodukten in de zin van artikel 11 , lid 1 , worden verstaan acties van de Gemeenschap ter verhoging van het verbruik van bepaalde landbouwprodukten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig artikel 41 , sub b ) , van het Verdrag .

II . Algemene en bijzondere voorwaarden voor het verlenen van de bijstand van het Fonds

Artikel 13

1 . Door het Fonds wordt bijstand verleend ten behoeve van projecten waarvoor bij de Commissie verzoeken werden ingediend overeenkomstig de procedure van artikel 20 .

2 . In deze verordening wordt onder project verstaan elk project van de overheid , van semioverheidsorganen of van particulieren , dat uitsluitend of gedeeltelijk is gericht op de verbetering van de landbouwstructuur in de zin van artikel 11 , lid 1 .

3 . De bijstand van het Fonds heeft betrekking op het gedeelte van het project , dat op verbetering van de landbouwstructuur in de zin van artikel 11 , lid 1 , is gericht .

Artikel 14

1 . Ten einde voor bijstand van het Fonds in aanmerking te kunnen komen , moet elk project aan de volgende algemene criteria beantwoorden :

a ) deel uitmaken van een overeenkomstig artikel 16 vastgesteld programma van de Gemeenschap ;

b ) een aanpassing of een oriëntatie van de landbouw beogen die noodzakelijk is geworden door de economische gevolgen van de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid , dan wel erop is gericht om aan de behoeften van dit beleid tegemoet te komen ;

c ) voldoende zekerheid bieden dat het economische effect van de tot stand gebrachte structuurverbetering duurzaam is .

Gedurende een tijdvak van twee jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening kunnen de projecten voor een bepaalde actie evenwel bijstand van het Fonds genieten , ook indien er geen programma bestaat waaronder deze actie valt , tot het ogenblik waarop een zodanig programma wordt vastgesteld .

2 . Voor de in artikel 11 , lid 1 sub a ) en b ) , omschreven acties moet elk project eveneens beantwoorden aan de volgende criteria :

a ) ten doel hebben landbouwbedrijven economisch levensvatbaar te maken of te houden en hun concurrentiepositie te versterken ;

b ) voldoende aandacht schenken aan de vraagstukken die verband houden met de voorlichting en de beroepsopleiding in de landbouw ten einde een optimaal gebruik van de beoogde investeringen mogelijk te maken ;

c ) bijdragen tot verbetering van de sociale en economische positie van hen die in de landbouw werkzaam zijn .

Artikel 15

1 . Voor bijstand door het Fonds komen bij voorrang die projecten in aanmerking , die deel uitmaken van een complex van maatregelen voor de bevordering van de harmonische ontwikkeling van de algemene economie van het gebied waar die projecten tot uitvoering zullen worden gebracht .

2 . De in lid 1 bedoelde voorrang kan zowel in een voorrangspositie op de ranglijst van de projecten die beantwoorden aan de in artikel 14 genoemde criteria , als in de toekenning van gunstiger voorwaarden voor bijstand tot uiting komen .

Artikel 16

1 . De programma's van de Gemeenschap worden door de Raad , op voorstel van de Commissie , overeenkomstig de procedure van artikel 43 van het Verdrag vastgesteld .

In de programma's moet rekening worden gehouden met de maatregelen die de Raad heeft vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van de beschikking van de Raad van 4 december 1962 betreffende de coordinatie van het structuurbeleid in de landbouw .

2 . In elk programma van de Gemeenschap moeten zijn bepaald :

a ) het doel en de aard van de uit hoofde van artikel 11 , lid 1 , in overweging te nemen werkzaamheden ;

b ) de gebieden waarop de maatregelen voornamelijk betrekking moeten hebben ;

c ) het percentage of de percentages voor de bijstand van het Fonds voor elk soort projecten ;

d ) het totale bedrag en de verwachte tijdsduur voor de verwezenlijking van het programma van de Gemeenschap .

3 . De wijze van toepassing van elk programma van de Gemeenschap wordt vastgesteld volgens de in artikel 19 , lid 1 , voorgeschreven procedure , waarbij de Commissie beschikt , na over de financiële aspecten mede het Comité voor het Fonds te hebben geraadpleegd .

4 . Elk programma van de Gemeenschap wordt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt .

Artikel 17

1 . De bijstand van het Fonds bestaat uit één of meermalen toegekende kapitaalbijdragen .

De Commissie dient v}}r 30 juni 1967 een verslag in over de conclusies die uit de bij de toepassing van deze bepaling opgedane ervaringen te trekken zijn . Zij doet eventueel voorstellen om spreiding aan te brengen in de vormen van de bijstand van het Fonds .

2 . De bijstand van het Fonds mag de mededingingsvoorwaarden niet wijzigen op een wijze die onverenigbaar is met de beginselen die in de bepalingen van het Verdrag te dien zake zijn neergelegd .

3 . De Commissie ziet erop toe dat de activiteiten van het Fonds in overeenstemming zijn met die van de Europese Investeringsbank en van het Europees Sociaal Fonds .

Artikel 18

1 . Voor een bepaald project en in verhouding tot de verrichte investering :

_ mogen de door het Fonds verleende subsidies niet meer bedragen dan 25 % ;

_ moet de financiële deelneming van degene aan wie de tot stand gebrachte verbetering ten goede komt ten minste 30 % bedragen .

De Lid-Staat op wiens grondgebied het project moet worden uitgevoerd , neemt deel aan de financiering ervan . Indien de thans in een Lid-Staat geldende nationale wetgeving zulks niet toelaat , wordt de toepassing van deze bepaling ten aanzien van deze Lid-Staat geschorst voor de eerste twee jaren die volgen op de inwerkingtreding van deze verordening .

2 . De Commissie dient v}}r 30 juni 1967 een verslag in over de conclusies die uit de bij de toepassing van de voorgaande bepalingen opgedane ervaringen te trekken zijn . Zij doet eventueel voorstellen tot wijziging van deze bepalingen , tot aanpassing daarvan aan de bijzondere financieringsbehoeften van de verschillende in artikel 11 , lid 1 , bedoelde groepen van maatregelen en tot harmonisatie van de nationale procedures ter bevordering van deze investeringen .

III . Procedure met betrekking tot de afdeling oriëntatie

Artikel 19

1 . In gevallen waarin naar de bepalingen van dit artikel wordt verwezen , brengt het Permanent Comité voor de landbouwstructuur , ingesteld bij artikel 1 van de beschikking van de Raad van 4 december 1962 betreffende de coordinatie van het structuurbeleid in de landbouw , een advies uit , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen op de in artikel 148 , lid 2 eerste alinea , van het Verdrag bepaalde wijze . In dat geval is de in artikel 26 voorgeschreven procedure van toepassing .

2 . Voorts kan het Permanent Comité voor de landbouwstructuur door zijn voorzitter worden geraadpleegd over alle vraagstukken van algemeen belang die verband houden met de afdeling oriëntatie van het Fonds .

3 . In de in dit artikel bedoelde gevallen wordt iedere Lid-Staat in het Permanent Comité voor de landbouwstructuur door ten hoogste vijf ambtenaren vertegenwoordigd .

Artikel 20

1 . De aanvragen om bijstand van het Fonds moeten elk jaar v}}r 1 oktober bij de Commissie worden ingediend . De Commissie beschikt v}}r 31 december van het daaropvolgende jaar over de zaak zelf .

De aanvragen om bijstand voor het jaar 1964 kunnen echter tot 1 juli 1964 bij de Commissie worden ingediend .

2 . Het verzoek om bijstand van het Fonds wordt ingediend door de betrokken Lid-Staat .

3 . Om bijstand van het Fonds te kunnen genieten , moet de Lid-Staat op wiens grondgebied het project moet worden uitgevoerd daaromtrent een gunstig advies hebben uitgebracht .

4 . Wanneer de betrokken Lid-Staat geen gunstig advies uitbrengt over een verzoek , kan hij de Commissie dit verzoek ter informatie mededelen .

5 . De gegevens die de aanvragen moeten bevatten , alsmede de vorm waarin deze moeten worden ingediend , worden vastgesteld volgens de in artikel 19 , lid 1 , voorgeschreven procedure .

Artikel 21

1 . Omtrent bijstand van het Fonds wordt besloten volgens de in artikel 19 , lid 1 , voorgeschreven procedure , waarbij de Commissie beschikt , na over de financiële aspecten en met name over de beschikbare financiële middelen het Comité van het Fonds te hebben geraadpleegd .

2 . De beschikking van de Commissie wordt ter kennis gebracht van de betrokken Lid-Staat , alsmede van de begunstigden .

Artikel 22

1 . De bijstand van het Fonds wordt verleend aan de natuurlijke personen of rechtspersonen of aan de groeperingen daarvan , die uiteindelijk de aan de verwezenlijking van het project verbonden kosten geheel of gedeeltelijk dragen .

De bijstand van het Fonds wordt hun verleend door tussenkomst van het lichaam of de lichamen , die daartoe door de betrokken Lid-Staat zijn aangewezen .

2 . Tijdens de gehele duur van de bijstand van het Fonds verstrekt de instantie of het lichaam dat daartoe door de betrokken Lid-Staat is aangewezen , aan de Commissie , op haar verzoek , alle ter motivering dienende stukken of bescheiden van welke aard ook , waaruit blijkt dat aan de financiële of andere voorwaarden die met betrekking tot elk project worden opgelegd , is voldaan . Zo nodig kan de Commissie ter plaatse een onderzoek verrichten .

Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan , kan de bijstand van het Fonds worden geschorst , verminderd of ingetrokken volgens de in artikel 19 , lid 1 , voorgeschreven procedure , waarbij de Commissie beschikt , na over de financiële aspecten het Comité van het Fonds te hebben geraadpleegd .

De beschikking van de Commissie wordt ter kennis gebracht van de betrokken Lid-Staat en van de begunstigden .

3 . De wijze van toepassing van dit artikel wordt vastgesteld volgens de in artikel 26 voorgeschreven procedure .

DERDE DEEL

ALGEMENE BEPALINGEN

I . Bijdragen aan het Fonds

Artikel 23

De netto-invoer van iedere Lid-Staat uit derde landen , waarvan het bedrag wordt aangehouden voor de berekening van het tweede gedeelte van de bijdragen van de Lid-Staten aan het Fonds ingevolge artikel 7 , lid 1 , van Verordening no . 25 , wordt berekend :

a ) voor alle produkten op de markten waarvan Verordening no . 25 overeenkomstig haar artikel 8 van toepassing is ,

b ) voor het tijdvak bedoeld in artikel 3 , lid 1 , van de onderhavige verordening , met uitzondering van het handelsverkeer bedoeld in artikel 2 , lid 4 ,

c ) door optelling van de waarde van de netto-invoer per sector van de gemeenschappelijke ordening der markten .

II . Comité van het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw

Artikel 24

1 . Er wordt een Comité van het Europees Oriëntatie - en Garantiefonds voor de Landbouw ingesteld , in de onderhavige verordening Comité van het Fonds genoemd .

2 . Het Comité van het Fonds staat de Commissie bij bij het beheer van het Fonds overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 25 tot en met 28 .

Artikel 25

1 . Het Comité van het Fonds is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en van de Commissie . Elke Lid-Staat is in het Comité met ten hoogste vijf functionarissen vertegenwoordigd .

Het Comité van het Fonds staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie .

2 . Wanneer de in artikel 26 voorgeschreven procedure wordt toegepast , worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen op de in artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag bepaalde wijze . De voorzitter neemt niet aan de stemming deel .

Artikel 26

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in , hetzij op zijn initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie der aan een onderzoek onderworpen vraagstukken . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van twaalf stemmen .

3 . De Commissie stelt maatregelen vast , die onmiddellijk van toepassing zijn . Indien echter deze maatregelen niet in overeenstemming zijn met het door het Comité uitgebrachte advies , worden zij door de Commissie onverwijld ter kennis van de Raad gebracht ; in dat geval kan de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten , tot ten hoogste één maand na deze kennisgeving uitstellen .

De Raad kan binnen een maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen .

Artikel 27

1 . Het Comité van het Fonds wordt geraadpleegd :

a ) in de gevallen waarin raadpleging van het Comité wordt voorgeschreven ;

b ) over de raming van de kredieten van het Fonds die jaarlijks in de begroting van uitgaven van de Commissie voor het volgende begrotingsjaar en eventueel in de aanvullende begrotingen moeten worden opgenomen ;

c ) over de ontwerpen van de jaarlijkse rapporten en van het algemeen rapport , opgesteld overeenkomstig artikel 3 , lid 3 , en artikel 4 van Verordening no . 25 ;

d ) over de ontwerp-voorstellen van de Commissie aan de Raad , opgesteld op de grondslag van Verordening no . 25 .

2 . Het Comité van het Fonds kan elk ander vraagstuk onderzoeken , dat door zijn voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat aan de orde wordt gesteld .

Het Comité wordt geregeld over de werkzaamheden van het Fonds ingelicht .

Artikel 28

De vergaderingen van het Comité van het Fonds worden door de voorzitter bijeengeroepen .

De diensten van de Commissie zijn belast met het secretariaat van het Comité van het Fonds .

Het Comité van het Fonds stelt zijn reglement van orde vast .

III . Slotbepalingen

Artikel 29

De Lid-Staten verstrekken aan de Commissie alle gegevens die voor een goede werking van het Fonds noodzakelijk zijn en nemen alle maatregelen die kunnen dienen ter vergemakkelijking van het eventuele onderzoek waartoe de Commissie meent te moeten overgaan alvorens beschikkingen ten aanzien van de bijstand van het Fonds te nemen .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat .

Gedaan te Brussel , 5 februari 1964 .

Voor de Raad

De Voorzitter

H . FAYAT