4.11.1961   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

P 71/1274


BESCHIKKING VAN DE BAAD

inzake de eenmaking van de geldigheidsduur van handelsakkoorden met derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP,

Gelet op de bepalingen van het Verdrag, inzonderheid de artikelen 111, 113 en 234,

Op voorstel van de Commissie;

Overwegende dat de Lid-Staten van de Gemeenschap tijdens de overgangsperiode hun handelsbetrekkingen met derde landen in dier voege dienen te coördineren dat na het verstrijken van deze overgangsperiode de noodzakelijke voorwaarden tot het voeren van een gemeenschappelijke politiek op het gebied van de buitenlandse handel vervuld zijn;

Overwegende dat het voor de eenmaking van de handelsbetrekkingen van de Lid-Staten met derde landen noodzakelijk voorkomt de geldigheidsduur van akkoorden inzake de handelsbetrekkingen vast te stellen;

Overwegende dat het om dezelfde redenen gewenst is de door de Lid-Staten gesloten handels- en scheepvaartverdragen aan een onderzoek te onderwerpen, teneinde erop toe te zien dat deze geen beletsel vormen voor het tot stand brengen van de gemeenschappelijke handelspolitiek die in het Verdrag is voorzien;

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN :

Artikel 1

De geldigheidsduur van akkoorden inzake de handelsbetrekkingen die tussen Lid-Staten en derde landen zullen worden gesloten, mag de overgangsperiode voor de toepassing van het Verdrag niet overschrijden. Moeilijkheden van praktische aard die door een Lid-Staat worden gemeld, kunnen op voorstel van de Commissie bij Raadsbesluit worden geregeld.

Artikel 2

Binnen de in artikel 1 gestelde grens mogen akkoorden die noch de E.E.G.- clausule noch een clausule inzake jaarlijkse opzegging bevatten, geen geldigheidsduur van meer dan één jaar hebben.

De Raad kan op voorstel van de Commissie uitzonderingen toestaan. In die gevallen kan worden bepaald dat de bij deze akkoorden gevoegde contingentenlijsten aan een clausule inzake jaarlijkse herziening onderworpen moeten worden.

Artikel 3

De Commissie zal zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór 1 januari 1966, met de Lid-Staten alle geldende akkoorden inzake de handelsbetrekkingen alsmede de door de Lid-Staten gesloten handels- en scheepvaartverdragen aan een onderzoek onderwerpen, om erop toe te zien dat deze geen beletsel vormen voor het tot stand brengen van de gemeenschappelijke handelspolitiek die in het Verdrag is voorzien.

Artikel 4

De data waarop de bilaterale handelsakkoorden met derde landen verstrijken zullen door de Lid-Staten in overleg met de Commissie met elkaar in overeenstemming worden gebracht. De Commissie zal de resultaten hiervan ter kennis van de Raad brengen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Brussel, de 9e oktober 1961

Voor de Raad

De Voorzitter

A. MÜLLER-ARMACK