17.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 177/1 |
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Staat Israël over de deelname van de Staat Israël aan het programma van de Unie „Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)”
DE EUROPESE COMMISSIE, hierna „de Commissie” genoemd, namens de Europese Unie,
enerzijds, en
DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL, hierna „Israël” genoemd,
anderzijds, hierna „de partijen” genoemd,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In het Protocol (1) bij de Euro-mediterrane Overeenkomst (2) tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, inzake een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Staat Israël over de algemene beginselen van de deelname van de Staat Israël aan communautaire programma's („het protocol”), worden de algemene beginselen vastgesteld voor de deelname van Israël aan de programma's van de Unie, waarbij de specifieke bepalingen en voorwaarden, met inbegrip van de financiële bijdrage, met betrekking tot dergelijke deelname aan elk afzonderlijk programma, worden vastgesteld door de Commissie en de bevoegde autoriteiten van Israël. |
(2) |
Het programma Horizon 2020 is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3). |
(3) |
Horizon 2020 dient bij te dragen tot de verwezenlijking van de Europese onderzoeksruimte. |
(4) |
Op grond van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 moeten de nadere voorwaarden betreffende de deelname van geassocieerde landen aan Horizon 2020, met inbegrip van hun financiële bijdrage gebaseerd op het bbp van het geassocieerde land, worden vastgesteld bij internationale overeenkomsten tussen de Unie en de geassocieerde landen, |
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1
Toepassingsgebied
Israël neemt deel in het kader van „Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)”, hierna „het programma” genoemd, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in het protocol en in de bepalingen en voorwaarden van deze overeenkomst.
Artikel 2
Bepalingen en voorwaarden voor deelname aan het programma
1. Israël neemt deel aan de activiteiten van het programma in overeenstemming met de doelstellingen, criteria en procedures die zijn vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1291/2013, Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4), met inbegrip van gedelegeerde handelingen en andere, latere voorschriften, Besluit 2013/743/EU van de Raad (5) en eventuele andere voorschriften in verband met de uitvoering van het programma.
Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad (6), gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) is van toepassing op de deelname van Israëlische juridische entiteiten aan kennis- en innovatiegemeenschappen.
Indien de Unie voorziet in de tenuitvoerlegging van de artikelen 185 en 187 van het Verdrag betreffende de werking de Europese Unie, zal Israël in de gelegenheid worden gesteld om deel te nemen aan de krachtens deze bepalingen tot stand gebrachte juridische structuren, overeenkomstig de besluiten en voorschriften die daarvoor zijn of zullen worden goedgekeurd.
2. In aanmerking komende Israëlische entiteiten nemen deel aan eigen acties van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek en aan werkzaamheden onder contract van het programma onder dezelfde voorwaarden als juridische entiteiten uit de lidstaten van de Europese Unie.
3. Met betrekking tot in aanmerking komende Israëlische entiteiten zijn de bepalingen en voorwaarden die gelden voor de beoordeling van voorstellen en die welke gelden voor de sluiting van subsidieovereenkomsten en de kennisgeving van subsidiebesluiten, dezelfde als die welke gelden voor subsidieovereenkomsten en -besluiten voor onderzoeksinstituten in de Unie.
4. Een van de officiële talen van de Unie, in dit geval het Engels, wordt gebruikt voor de procedures met betrekking tot verzoeken, subsidieovereenkomsten en verslagen, alsmede voor andere juridische en administratieve aspecten van het programma.
5. Vertegenwoordigers van Israël mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de comités van beheer die belast zijn met het toezicht op de programma's waaraan Israël een financiële bijdrage levert, voor zover deze betrekking hebben op agendapunten betreffende acties waaraan Israël deelneemt.
De vertegenwoordigers van Israël mogen echter niet aanwezig zijn bij de stemmingen in de comités. Israël wordt in kennis gesteld van het resultaat.
De in dit lid bedoelde deelname heeft dezelfde vorm, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie, als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.
6. Vertegenwoordigers van Israël nemen als waarnemers deel aan de raad van bestuur van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek. De in dit lid bedoelde deelname heeft dezelfde vorm, met inbegrip van de procedures voor het ontvangen van informatie en documentatie, als de deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.
7. Reis- en verblijfkosten van Israëlische vertegenwoordigers en deskundigen in verband met hun deelname, als waarnemers, aan de werkzaamheden van het in artikel 10, lid 1, van Besluit 2013/743/EU tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020 bedoelde comité en aan andere vergaderingen in verband met de uitvoering van het programma, worden door de Commissie vergoed op dezelfde grondslag als en volgens de procedures die thans gelden voor vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie.
Artikel 3
Financiële bijdrage
Voor deelname aan het programma betaalt Israël jaarlijks een financiële bijdrage aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met bijlage I bij deze overeenkomst.
De financiële bijdrage van Israël voor zijn deelname aan en uitvoering van het programma wordt toegevoegd aan het bedrag dat jaarlijks op de algemene begroting van de Europese Unie is uitgetrokken voor vastleggingskredieten om te voldoen aan de financiële verplichtingen in verband met de verschillende soorten maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering, het beheer en het functioneren van het programma.
Artikel 4
Verslaglegging en evaluatie
De voorschriften voor de verslagen en evaluaties met betrekking tot de deelname van Israël aan het programma zijn opgenomen in bijlage II bij deze overeenkomst.
Artikel 5
Gemengd Comité EU-Israël
1. Er wordt het Gemengd Comité EU-Israël ingesteld, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Europese Commissie en Israël.
2. Het comité heeft onder andere de volgende taken:
a) |
De tenuitvoerlegging van deze overeenkomst bewerkstelligen, evalueren en toetsen. |
b) |
De tijdige en voortdurende verstrekking van informatie over de uitvoering van de activiteiten in het kader van het „Horizon 2020”-programma waarborgen en vergemakkelijken. |
3. De werkzaamheden van het comité vormen een aanvulling op en sluiten aan bij de werkzaamheden van de bevoegde organen van de bilaterale dialoog en samenwerking die zijn ingesteld door de Associatieraad EU-Israël.
4. Het comité komt bijeen op verzoek van een van de partijen. Het comité werkt op permanente basis door middel van uitwisseling van documenten, e-mails en andere communicatiemiddelen. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 6
Slotbepalingen
1. Overeenkomstig het EU-beleid is deze overeenkomst niet van toepassing op de geografische gebieden die na 5 juni 1967 onder het beheer van de Staat Israël zijn gekomen. Dit standpunt mag niet aldus worden uitgelegd dat het afbreuk doet aan het principiële standpunt van Israël over deze kwestie. De partijen komen derhalve overeen dat de toepassing van deze overeenkomst de status van deze gebieden onverlet laat.
2. Deze overeenkomst treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de afronding van de daartoe vereiste interne procedures. Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2014. Indien Israël verzoekt om deelname aan het volgende meerjarige onderzoeksprogramma van de Unie, kan hierover een nieuwe overeenkomst tussen de partijen worden gesloten.
3. Deze overeenkomst kan door de partijen op elk moment tijdens de looptijd van het programma worden ontbonden door een schriftelijke kennisgeving van het voornemen om de deelname aan het programma te beëindigen.
Onverminderd de voorgaande zin is deze overeenkomst niet meer van toepassing indien het Protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, over een kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Staat Israël over de algemene beginselen van de deelname van de Staat Israël aan communautaire programma's niet meer van toepassing is, en wel met ingang van dezelfde dag, zonder dat hiertoe voorafgaande schriftelijke kennisgeving nodig is.
4. Onder voorbehoud van onderstaande bepalingen wordt de beëindiging drie maanden na de datum waarop de schriftelijke kennisgeving de geadresseerde bereikt, van kracht.
Het vervallen en/of de beëindiging en/of het niet meer van toepassing zijn van deze overeenkomst heeft geen gevolgen voor:
a) |
eventuele projecten of activiteiten in uitvoering, |
b) |
de uitvoering van eventuele contractuele regelingen die van toepassing zijn op deze projecten en activiteiten zoals uiteengezet in lid 4, onder a). |
5. Indien deze overeenkomst wordt beëindigd of niet meer van toepassing is:
a) |
voor het jaar waarin de overeenkomst ophoudt van toepassing te zijn, betaalt Israël de financiële bijdrage die evenredig is met het aantal maanden van zijn deelname aan het programma in dat jaar. Voor de berekening van die bijdrage wordt de maand die is begonnen op het tijdstip van ontvangst van de kennisgeving overeenkomstig de eerste zin van lid 3, of de datum waarop de overeenkomst ophoudt van toepassing te zijn op grond van de tweede zin van lid 3, aangemerkt als een volledige maand. |
b) |
De Unie vergoedt Israël het gedeelte van zijn bijdrage dat al is betaald aan de algemene begroting van de Europese Unie dat niet wordt besteed als gevolg van de beëindiging en/of het niet meer van toepassing zijn van deze overeenkomst. |
6. De bijlagen vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.
7. Deze overeenkomst mag alleen schriftelijk worden gewijzigd met instemming van beide partijen. Een dergelijke wijziging treedt in werking overeenkomstig de in lid 2 van dit artikel uiteengezette procedure.
Gedaan te Jerusalem op 8 juni in het jaar tweeduizend veertien, hetgeen overeenkomt met de 10e dag van Sivan in het jaar vijfduizend zevenhonderd vierenzeventig van de Hebreeuwse kalender, in twee originele exemplaren, in het Engelse en het Hebreeuws, waarbij beide teksten gelijkelijk authentiek zijn.
Voor de regering van Israël
Yaakov PERRY
Voor de Commissie,
namens de Europese Unie
Lars FAABORG-ANDERSEN
(1) PB L 129 van 17.5.2008, blz. 40.
(2) PB L 147 van 21.6.2000, blz. 3.
(3) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
(4) Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van „Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).
(5) Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).
(6) Verordening (EG) nr. 294/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 97 van 9.4.2008, blz. 1).
(7) Verordening (EU) nr. 1292/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 294/2008 tot oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 174).
BIJLAGE I
VOORSCHRIFTEN VOOR DE FINANCIËLE BIJDRAGE VAN ISRAËL AAN „HORIZON 2020 — HET KADERPROGRAMMA VOOR ONDERZOEK EN INNOVATIE (2014-2020)”
I. Berekening van de financiële bijdrage van Israël
1. |
De financiële bijdrage van Israël aan het programma wordt elk jaar vastgesteld in evenredigheid met en als aanvulling op het bedrag dat jaarlijks op de algemene begroting van de Europese Unie beschikbaar is voor vastleggingskredieten die benodigd zijn voor de tenuitvoerlegging, het beheer en het functioneren van het programma. |
2. |
De evenredigheidsfactor voor het bepalen van de Israëlische bijdrage wordt bepaald door de verhouding tussen het bruto binnenlands product van Israël tegen marktprijzen en de som van de bruto binnenlandse producten van de lidstaten van de Europese Unie en Israël samen tegen marktprijzen. Deze verhouding wordt berekend op basis van de meest recente statistische gegevens, voor datzelfde jaar, van de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling die op het tijdstip waarop het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie wordt bekendgemaakt, beschikbaar zijn. |
3. |
Zo spoedig mogelijk en uiterlijk op 1 september van het jaar vóór elk begrotingsjaar deelt de Commissie Israël, samen met de nodige achtergrondinformatie, het volgende mee:
Zodra de algemene begroting definitief is vastgesteld, deelt de Commissie Israël de in de eerste alinea bedoelde met de deelname van Israël corresponderende definitieve bedragen op de staat van uitgaven mee. |
4. |
In het vierde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst evalueren de partijen de evenredigheidsfactor voor de financiële bijdrage van Israël aan de hand van de gegevens over de deelname van Israëlische juridische entiteiten aan indirecte en directe acties in het kader van het programma in de periode 2014-2016. |
II. Betaling van de financiële bijdrage van Israël
1. |
Uiterlijk in januari en juni van elk begrotingsjaar doet de Commissie aan Israël een verzoek tot storting in verband met de bijdrage van Israël in het kader van deze overeenkomst. Dit verzoek tot storting betreft de betaling van respectievelijk: zes twaalfden van de bijdrage van Israël uiterlijk 90 dagen na ontvangst van het verzoek tot storting. De uiterlijk 90 dagen na ontvangst van het in januari gedane verzoek te betalen zes twaalfden worden evenwel berekend op basis van het bedrag dat in de staat van ontvangsten van het voorontwerp van algemene begroting is opgenomen: het aldus betaalde bedrag wordt geregulariseerd bij de betaling van de zes twaalfden, uiterlijk 90 dagen na ontvangst van het uiterlijk in juni gedane verzoek tot storting. Voor het eerste jaar van de uitvoering van deze overeenkomst doet de Commissie binnen 30 dagen na de voorlopige toepassing ervan een eerste verzoek tot storting. Indien dit verzoek na 15 juni wordt gedaan, dan betreft het de betaling, binnen 90 dagen, van twaalf twaalfden van de bijdrage van Israël, berekend op basis van het bedrag dat in de staat van ontvangsten van de begroting is opgenomen. |
2. |
De bijdrage van Israël wordt uitgedrukt en betaald in euro. Betalingen van Israël worden als in de begroting opgenomen ontvangsten geboekt voor de Unieprogramma's onder de passende begrotingslijn van de staat van ontvangsten van de algemene begroting van de Europese Unie. Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (1), hierna „het Financieel Reglement” genoemd, dat van toepassing is op de algemene begroting van de Europese Unie, is van toepassing op het beheer van de kredieten. |
3. |
Israël betaalt zijn bijdrage in het kader van deze overeenkomst volgens het in punt 1 vermelde tijdschema. Voor elke te late betaling van de bijdrage wordt door Israël moratoire interest op het resterende bedrag vanaf de vervaldatum betaald. Als interest geldt de rentevoet die de Europese Centrale Bank hanteert voor haar belangrijkste herfinancieringsoperaties in euro op de vervaldatum, verhoogd met 1,5 procentpunt. Ingeval de betaling van de bijdrage zo lang uitblijft dat de uitvoering en het beheer van het programma ernstig in gevaar komen, wordt de deelname van Israël aan het programma voor het betreffende begrotingsjaar door de Commissie geschorst als na twintig werkdagen na verzending van een formele aanmaningsbrief aan Israël de bijdrage nog steeds niet is betaald, onverminderd de verplichtingen van de Gemeenschap uit hoofde van reeds gesloten subsidieovereenkomsten en/of -contracten die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van geselecteerde werkzaamheden onder contract. |
4. |
Uiterlijk op 30 juni van het jaar na een begrotingsjaar wordt de staat van de kredieten voor het programma in verband met dat begrotingsjaar opgesteld en ter informatie aan Israël toegezonden in de voor de jaarrekening van de Commissie gebruikelijke opmaak. |
5. |
Bij de afsluiting van de rekeningen over elk begrotingsjaar gaat de Commissie in het kader van de opstelling van de jaarrekening over tot regularisering van de rekeningen in verband met de deelname van Israël. Bij deze regularisering wordt rekening gehouden met wijzigingen die zich in de loop van het begrotingsjaar hebben voorgedaan door overschrijvingen, annuleringen, overboekingen, vrijgekomen kredieten of aanvullende en gewijzigde begrotingen. Deze regularisering vindt plaats ten tijde van de tweede betaling voor het volgende begrotingsjaar en voor het laatste begrotingsjaar in juli 2021. Verdere regulariseringen vinden ieder jaar plaats tot en met juli 2023. |
(1) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
BIJLAGE II
FINANCIËLE CONTROLE VAN DE ISRAËLISCHE DEELNEMERS AAN DE PROGRAMMA'S IN HET KADER VAN DEZE OVEREENKOMST
I. Rechtstreekse communicatie
De Commissie neemt rechtstreeks contact op met de in Israël gevestigde deelnemers aan het programma en met hun subcontractanten. Deze kunnen alle relevante informatie en documentatie die zij moeten verstrekken op grond van de in deze overeenkomst genoemde instrumenten en de ter uitvoering daarvan gesloten subsidieovereenkomsten en/of -contracten, rechtstreeks aan de Commissie toezenden.
II. Onderzoeken
1. |
Overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 (hierna de „financiële verordening” genoemd), en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (1) (hierna de „toepassingsvoorschriften” genoemd) en de andere voorschriften waarnaar in deze overeenkomst wordt verwezen, kan in de met de in Israël gevestigde deelnemers aan het programma gesloten subsidieovereenkomsten en/of contracten worden bepaald dat functionarissen van de Commissie of andere door haar gemachtigde personen bij hen en hun subcontractanten te allen tijde wetenschappelijke, financiële, technologische of andere audits kunnen uitvoeren. |
2. |
Aan de functionarissen van de Commissie, de Europese Rekenkamer en andere door de Commissie gemachtigde personen wordt passende toegang geboden tot plaatsen, werken en documenten (zowel elektronische als papieren versies) en tot alle nodige informatie, inclusief informatie in elektronische vorm, om deze audits ter plaatse uit te voeren, mits dit toegangsrecht uitdrukkelijk wordt vermeld in de subsidieovereenkomsten en/of -contracten die met deelnemers uit Israël worden gesloten om de in deze overeenkomst vermelde instrumenten ten uitvoer te leggen. De weigering van dergelijke rechten zou worden beschouwd als een tekortkoming tot staving van de kosten en bijgevolg als een mogelijke schending van de subsidieovereenkomsten. |
3. |
De audits kunnen ook worden uitgevoerd na afloop van het programma of deze overeenkomst, overeenkomstig de in de betrokken subsidieovereenkomsten en/of -contracten vastgestelde voorwaarden. Een audit uitgevoerd na afloop van het programma of deze overeenkomst moet worden verricht overeenkomstig de voorwaarden in deze bijlage II. |
III. Controles ter plaatse door OLAF
1. |
In het kader van deze overeenkomst is de Commissie (OLAF) gemachtigd om overeenkomstig de regels en voorwaarden van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (2) in de gebouwen van de deelnemers en hun subcontractanten uit Israël controles en verificaties ter plaatse uit te voeren. |
2. |
De controles en verificaties ter plaatse worden door de Commissie voorbereid en uitgevoerd in nauwe samenwerking met de door de Israëlische regering aangewezen bevoegde Israëlische autoriteit. Voor de toepassing van dit deel van deze bijlage II bij civiel- of bestuursrechtelijke kwesties is de aangewezen Israëlische autoriteit het kantoor van het wetenschappelijk hoofd van het ministerie van Economische Zaken. Verzoeken in verband met de verrichting van onderzoekshandelingen, inspecties en de verkrijging van documenten in verband met een misdrijf of onderzoek moeten echter worden verricht in overeenstemming met de wet inzake de internationale rechtsbijstand (International Legal Assistance Law 5758-1998). Voor kwesties in verband met dergelijke verzoeken is de aangewezen Israëlische autoriteit de dienst Internationale Aangelegenheden van het kantoor van de openbare aanklager op staatsniveau bij het Israëlische ministerie van Justitie. De aangewezen autoriteit wordt een redelijke tijd van tevoren in kennis gesteld van het voorwerp, het doel en de juridische grondslag van de controles en verificaties, zodat zij bijstand kan verlenen. Te dien einde kunnen functionarissen van de bevoegde Israëlische autoriteiten aan de controles en verificaties ter plaatse deelnemen. |
3. |
Wanneer de betrokken Israëlische autoriteiten dat wensen, worden de controles en verificaties ter plaatse door de Commissie en henzelf gezamenlijk uitgevoerd. |
4. |
Wanneer de deelnemers aan het programma zich verzetten tegen een controle of verificatie ter plaatse, verlenen de Israëlische autoriteiten overeenkomstig de nationale voorschriften de controleurs van de Commissie de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun taken met betrekking tot de controle of verificatie ter plaatse uit te voeren. |
5. |
De Commissie stelt de bevoegde Israëlische autoriteit onverwijld in kennis van elk feit of elke verdenking in verband met een onregelmatigheid waarvan zij in verband met de uitvoering van de controle of verificatie ter plaatse kennis heeft gekregen. De Commissie stelt in ieder geval de bovengenoemde autoriteit van het resultaat van deze controles en verificaties in kennis. |
IV. Informatie en overleg
1. |
Met het oog op een goede uitvoering van deze bijlage wisselen de bevoegde instanties van Israël en de Unie regelmatig informatie uit, tenzij dat door de nationale voorschriften verboden of niet toegestaan is, en plegen zij op verzoek van een van hen overleg. |
2. |
De bevoegde Israëlische autoriteiten stellen de Commissie binnen een redelijke termijn in kennis van elk feit of elke verdenking waarvan zij kennis hebben gekregen betreffende onregelmatigheden in verband met de sluiting en uitvoering van de subsidieovereenkomsten en/of -contracten die worden gesloten ingevolge de in deze overeenkomst genoemde instrumenten. |
V. Vertrouwelijkheid
Informatie die ingevolge deze bijlage is meegedeeld of verkregen, in eender welke vorm, valt onder het beroepsgeheim en wordt op dezelfde wijze beschermd als soortgelijke informatie wordt beschermd krachtens het Israëlische recht en de overeenkomstige bepalingen die gelden voor de instellingen van de Unie. Deze informatie mag niet worden meegedeeld aan andere personen dan die welke binnen de instellingen van de Unie of in de lidstaten of Israël op grond van hun functie wettelijk verplicht zijn om daar kennis van te hebben, en mag niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan het waarborgen van een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de partijen (3).
VI. Administratieve maatregelen en sancties
Onverminderd de toepassing van het Israëlische strafrecht kan de Commissie administratieve maatregelen en sancties opleggen in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 en Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad (4).
VII. Invordering en tenuitvoerlegging
Besluiten die de Commissie neemt in het kader van de programma's die onder deze overeenkomst vallen, die een geldelijke verplichting voor andere personen dan staten inhouden, vormen een executoriale titel in Israël. Indien de Commissie hierom verzoekt, begint de door de regering van de Staat Israël aangewezen autoriteit de procedure voor de tenuitvoerlegging van de beslissing voor rekening van de Commissie. In dit geval wordt de beslissing van de Commissie, zonder andere formaliteit dan de verificatie van de authenticiteit van de beslissing, aan de Israëlische rechtbank voorgelegd door de autoriteit die de regering van de Staat Israël daartoe heeft aangewezen. Van de aanwijzing geeft zij kennis aan de Commissie. De tenuitvoerlegging vindt plaats volgens de Israëlische wetgeving en procedurele voorschriften. De relevante uitvoeringsbepalingen worden opgenomen in de subsidieovereenkomsten en/of contracten met deelnemers uit Israël. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om de wettigheid van het besluit van de Commissie te toetsen en de uitvoering ervan op te schorten. Bovendien zijn de rechterlijke instanties van Israël bevoegd voor klachten over een onrechtmatige uitvoering.
(1) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(2) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(3) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.
(4) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).