15.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 76/41


BESLUIT VAN HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER

Nr. 156/2011

van 2 december 2011

tot wijziging van bijlage XX (Milieu) bij de EER-overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna „de Overeenkomst” genoemd, en met name artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bijlage XX bij de Overeenkomst is gewijzigd bij Besluit nr. 122/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 21 oktober 2011 (1).

(2)

Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) moet in de Overeenkomst worden opgenomen.

(3)

De in de Overeenkomst opgenomen Verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie (3) wordt met ingang van 1 januari 2012 bij Verordening (EU) nr. 920/2010 ingetrokken en moet derhalve uit de Overeenkomst worden geschrapt.

(4)

Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto (4) is niet in de Overeenkomst opgenomen; de specifieke verslagleggingsvereisten van die beschikking zijn derhalve niet van toepassing op de EVA-staten.

(5)

De EVA-staten dienen te worden opgenomen in het EU-transactielogboek (EUTL). De centrale administrateur van het EUTL voert zijn taken uit met betrekking tot de EVA-staten; de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA is bevoegd om de nodige opdrachten te geven aan de centrale administrateur ten aanzien van bepalingen voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 920/2010 op de EVA-staten.

(6)

Overeenkomstig Besluit nr. 146/2007 van het Gemengd Comité van de EER is IJsland vrijgesteld van de verplichting om een nationaal toewijzingsplan voor de periode 2008-2012 in te dienen. De bepalingen van die verordening betreffende de toewijzing van emissierechten aan exploitanten van installaties voor de periode 2008-2012 dienen derhalve niet van toepassing te zijn op IJsland.

(7)

Overeenkomstig Besluit nr. 146/2007 van het Gemengd Comité van de EER zijn stationaire installaties in IJsland waarop Richtlijn 2003/87/EG in de periode 2008-2012 van toepassing zou zijn, voor die periode van de toepassing van die richtlijn vrijgesteld. IJsland heeft derhalve geen nationaal register voor de EU-regeling voor de handel in emissierechten opgezet. De termijn voor het inleiden van de procedure voor de opening van exploitanttegoedrekeningen in het EU-register dient derhalve te worden aangepast. Ten aanzien van de stationaire installaties in IJsland waarvoor de bevoegde autoriteit reeds een broeikasgasemissievergunning heeft afgegeven, vangt de procedure aan op de datum waarop onderhavig besluit in werking treedt, of op de datum waarop het EU-register voor IJsland operationeel wordt, indien dat later is.

(8)

De EU-luchtvaarttoewijzingstabel in het kader van het EUTL dient in overeenstemming te zijn met de uitbreiding tot de EVA-staten van de EU-regeling voor de handel in emissierechten voor luchtvaartactiviteiten. De EU-luchtvaarttoewijzingstabel dient informatie te verstrekken over het in 2012 in de gehele EER toe te wijzen aantal hoofdstuk II-emissierechten.

(9)

De overeenkomstsluitende partijen zijn van oordeel dat, gezien de specifieke aard van de EU-regeling voor de handel in emissierechten en het daarmee samenhangende gestandaardiseerde en beveiligde stelsel van registers dat is ingesteld bij Richtlijn 2003/87/EG tot instelling van een EU-register, bijzondere voorschriften inzake gegevensopslag en toegang tot het EU-register vereist zijn, teneinde te waarborgen dat de broeikasgasemissierechten voldoen aan de functionele en technische specificaties voor gegevensuitwisselingsnormen voor registersystemen in het kader van het Protocol van Kyoto en dat de overdracht van dergelijke emissierechten in overeenstemming is met de verplichtingen die uit dat protocol voortvloeien.

(10)

De overeenkomstsluitende partijen erkennen dat het van wezenlijk belang is dat de rechtshandhavings- en belastingautoriteiten van de overeenkomstsluitende partijen, het Europees Bureau voor fraudebestrijding van de Europese Commissie, Europol en de nationale administrateurs het recht hebben om in welbepaalde gevallen bepaalde in het EU-register en in het EUTL opgeslagen gegevens te verkrijgen met het oog op de administratie of inning van belastingen en het onderzoeken, opsporen en vervolgen van fraude, witwassen van geld, financiering van terrorisme of ernstige strafbare feiten, zoals bepaald in artikel 75 van Verordening (EU) nr. 920/2010.

(11)

De overeenkomstsluitende partijen wijzen erop dat de toekenning van het recht op toegang tot informatie zoals bedoeld in artikel 75 van Verordening (EU) nr. 920/2010 onverlet laat dat politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en belastingadministratie en -inning buiten de werkingssfeer van de EER-overeenkomst vallen en dat de verordening de genoemde instellingen derhalve geen andere rechten toekent dan die welke in artikel 75 uitdrukkelijk worden genoemd,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XX bij de Overeenkomst wordt de tekst van punt 21an (Verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie) vervangen door:

32010 R 0920: Verordening (EU) nr. 920/2010 van de Commissie van 7 oktober 2010 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 270 van 14.10.2010, blz. 1).

De bepalingen van de verordening worden voor de toepassing van de Overeenkomst met de volgende aanpassingen gelezen:

a)

De verlening, overdracht en annulering van emissierechten met betrekking tot de EVA-staten en de door hen geadministreerde exploitanten en vliegtuigexploitanten worden vastgelegd in het EU-transactielogboek (EUTL).

De centrale administrateur is bevoegd de taken uit te voeren, bedoeld in artikel 20, leden 1 tot en met 3, van Richtlijn 2003/87/EG, met betrekking tot de EVA-staten en de door hen geadministreerde exploitanten en vliegtuigexploitanten.

b)

De bepalingen betreffende de toewijzing van emissierechten aan exploitanten van installaties voor de periode 2008-2012 zijn niet van toepassing op IJsland.

c)

Aan artikel 6, lid 5, wordt de volgende zin toegevoegd:

„De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA coördineert de tenuitvoerlegging van deze verordening met de registeradministrateur van elke EVA-staat en de centrale administrateur.”.

d)

Aan artikel 15 wordt het volgende lid toegevoegd:

„4.   Ten aanzien van de stationaire installaties in IJsland waarvoor de bevoegde autoriteit vóór de inwerkingtreding van dit besluit een broeikasgasemissievergunning heeft afgegeven, vangt de procedure voor de opening van exploitanttegoedrekeningen in het EU-register aan op de datum waarop onderhavig besluit in werking treedt, of op de datum waarop het EU-register voor IJsland operationeel wordt, indien dat later is.”.

e)

Artikel 34, lid 1, onder a), komt als volgt te luiden:

„het aantal hoofdstuk II-emissierechten dat in 2012 in de Europese Economische Ruimte moet worden toegewezen;”.

f)

Aan artikel 35, lid 2, en artikel 37, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat betreft de NAP-tabellen van de EVA-staten krijgt de centrale administrateur opdracht van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.”.

g)

Aan artikel 36 en artikel 38, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Wat betreft de besluiten van de EVA-staten betreffende de hoofdstuk II-toewijzingen krijgt de centrale administrateur opdracht van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.”.

h)

Aan artikel 65 wordt het volgende lid toegevoegd:

„6.   „Ten aanzien van de registers van de EVA-staten krijgt de centrale administrateur opdracht van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.”.”

i)

In bijlage XII wordt met „Hoeveelheid hoofdstuk II-emissierechten binnen de EU in 2012” gedoeld op de hoeveelheid hoofdstuk II-emissierechten binnen de EER in 2012, zoals vastgesteld bij Besluit nr. 93/2011 van het Gemengd Comité van de EER van 20 juli 2011.”.

Artikel 2

De in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie bekend te maken teksten in de IJslandse en de Noorse taal van Verordening (EU) nr. 920/2010 zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 3 december 2011 of op de dag na die van de laatste kennisgeving aan het Gemengd Comité van de EER zoals bedoeld in artikel 103, lid 1, van de Overeenkomst (5), indien dat later is, maar in geen geval eerder dan 1 januari 2012.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en in het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 2 december 2011.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

Kurt JÄGER


(1)  PB L 341 van 22.12.2011, blz. 87.

(2)  PB L 270 van 14.10.2010, blz. 1.

(3)  PB L 386 van 29.12.2004, blz. 1.

(4)  PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.

(5)  Geen grondwettelijke vereisten aangegeven.