22000D1019(08)

Besluit van het Gemengd Comité van de EER nr. 35/1999 van 26 maart 1999 tot wijziging van bijlage XI (Telecommunicatiediensten) bij de EER-Overeenkomst

Publicatieblad Nr. L 266 van 19/10/2000 blz. 0022 - 0023


Besluit van het Gemengd Comité van de EER

nr. 35/1999

van 26 maart 1999

tot wijziging van bijlage XI (Telecommunicatiediensten) bij de EER-Overeenkomst

HET GEMENGD COMITÉ VAN DE EER,

Gelet op de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, aangepast bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, hierna "de overeenkomst" genoemd, inzonderheid op artikel 98,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bijlage XI bij de overeenkomst werd gewijzigd bij Besluit nr. 7/1999 van het Gemengd Comité van de EER van 29 januari 1999(1).

(2) Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat(2), waarbij Richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake de toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie(3) wordt vervangen, dient in de overeenkomst te worden opgenomen,

BESLUIT:

Artikel 1

In bijlage XI bij de overeenkomst wordt de tekst van punt 5c (Richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad) vervangen door:

"- 398 L 0010: Richtlijn 98/10/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 1998 inzake de toepassing van Open Network Provision (ONP) op spraaktelefonie en inzake de universele telecommunicatiedienst in een door concurrentie gekenmerkt klimaat (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 24).

De bepalingen van de richtlijn worden voor de toepassing van deze overeenkomst als volgt gelezen:

a) Met betrekking tot de EVA-staten wordt de verwijzing in artikel 26, onder a), naar het Verdrag geacht een verwijzing te zijn naar de Overeenkomst tussen de EVA-staten inzake de invoering van een Toezichthoudende Autoriteit en een Hof van Justitie.

b) Aan artikel 26, punt 2, wordt het volgende toegevoegd:

'a) Wanneer bij een geval waarvoor een beroep wordt gedaan op de in de punten 3 en 4 vastgelegde procedure, één of meer nationale regelgevende instanties van de EVA-staten zijn betrokken, wordt kennisgeving gedaan aan de nationale regelgevende instantie en aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.

b) Wanneer bij een geval waarvoor een beroep wordt gedaan op de in de punten 3 en 4 vastgestelde procedure, één of meer nationale regelgevende instanties van zowel de EU als een EVA-staat zijn betrokken, wordt kennisgeving gedaan aan de nationale regelgevende instanties, aan de Commissie en aan de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA.'.

c) Aan artikel 26, punt 3, wordt het volgende toegevoegd:

'a) Indien met betrekking tot een op grond van punt 2, onder a), gedane kennisgeving de nationale regelgevende instantie of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tot de bevinding komt dat er aanleiding is voor een nader onderzoek, kan zij de zaak voorleggen aan een werkgroep samengesteld uit vertegenwoordigers van de EVA-staten en hun betrokken regelgevende instanties, en een vertegenwoordiger van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA die als voorzitter van de werkgroep optreedt. Indien de voorzitter ervan overtuigd is dat op nationaal niveau alle redelijke stappen zijn ondernomen, zet hij een procedure in welke, mutatis mutandis, overeenstemt met die omschreven in artikel 26, punt 4.

b) Indien met betrekking tot een op grond van punt 2, onder b), gedane kennisgeving de nationale regelgevende instantie, de Commissie of de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA tot de bevinding komt dat er aanleiding is voor een nader onderzoek, kan zij de zaak voorleggen aan het Gemengd Comité van de EER. Indien het Gemengd Comité van de EER ervan overtuigd is dat op nationaal niveau alle redelijke stappen zijn ondernomen, kan het een werkgroep opzetten samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de EVA-staten en hun betrokken regelgevende instanties, enerzijds, en een gelijk aantal vertegenwoordigers van de EU-lidstaten en hun betrokken regelgevende instanties, anderzijds, alsook uit vertegenwoordigers van de Toezichthoudende Autoriteit van de EVA en van de Commissie. Het Gemengd Comité van de EER wijst eveneens de voorzitter van de werkgroep aan. De werkgroep volgt een procedure welke, mutatis mutandis, overeenstemt met die omschreven in artikel 26, punt 4.'.

".

Artikel 2

De aan de respectieve taalversies van dit besluit gehechte teksten in de IJslandse en Noorse taal van Richtlijn 98/10/EG zijn authentiek.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op 27 maart 1999 op voorwaarde dat alle in artikel 103, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgevingen aan het Gemengd Comité van de EER hebben plaatsgevonden.

Artikel 4

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het EER-gedeelte van en het EER-supplement bij het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel, 26 maart 1999.

Voor het Gemengd Comité van de EER

De voorzitter

F. Barbaso

(1) PB L 35 van 10.2.2000, blz. 37.

(2) PB L 101 van 1.4.1998, blz. 24.

(3) PB L 321 van 30.12.1995, blz. 6.