21978A0116(01)

Wijziging van de Overeenkomst tot samenwerking op het gebied van het vreedzaam gebruik van atoomenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Regering van Canada van 6 oktober 1959 in de vorm van een briefwisseling

Publicatieblad Nr. L 065 van 08/03/1978 blz. 0016 - 0032
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 12 Deel 3 blz. 0084
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 12 Deel 3 blz. 0084


Wijziging van de Overeenkomst tot samenwerking op het gebied van het vreedzaam gebruik van atoomenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Regering van Canada van 6 oktober 1959 (1) in de vorm van een briefwisseling (78/217/Euratom)

(1) PB nr. 60 van 24.11.1959, blz. 1165/59. COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hierbij heb ik de eer de ontvangst te bevestigen van uw brief dd. 16 januari 1978 luidende als volgt:

"Zeer geachte Heer Commissaris,

Zoals de Commissie reeds werd medegedeeld, heeft de Canadese Regering besloten strengere veiligheidswaarborgen te eisen met betrekking tot de verkoop in het buitenland van Canadees materiaal, uitrusting en informatie.

Dit besluit houdt een aanpassing in van de bestaande Overeenkomst tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) tot samenwerking op het gebied van het vreedzaam gebruik van atoomenergie van 6 oktober 1959 (hierna te noemen de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959) in het bijzonder waar deze betrekking heeft op controlemaatregelen.

De Canadese Regering acht het noodzakelijk op basis van deze briefwisseling een interimovereenkomst te bereiken totdat de gehele Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 is aangepast, teneinde te voldoen aan de eis van het nieuwe Canadese controlebeleid door de aanpassing van de desbetreffende bepalingen in de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959.

Derhalve stel ik voor de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 aan te passen met opneming van de volgende bepalingen met betrekking tot controles: a) voor de doelstellingen van de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 wordt de term "machinerieën of installaties" in paragraaf d) van artikel XIV Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 geacht alle eenheden te omvatten die vermeld zijn in bijlage A bij deze brief.

b) Uitrusting welke door een Lid-Staat aan de Commissie is omschreven als uitrusting, ontworpen, gebouwd of in bedrijf op basis van of door het gebruik van informatie die van Canada is verkregen en welke ten tijde van de omschrijving onder de jurisdictie van die Lid-Staat valt, wordt beschouwd als uitrusting die onderworpen is aan de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959, zoals gewijzigd.

Uitrusting die door Canada is omschreven als uitrusting, ontworpen, gebouwd of in bedrijf op basis van of door het gebruik van informatie die van die Lid-Staat is verkregen wordt beschouwd als uitrusting die onderworpen is aan de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959, zoals gewijzigd.

c) Materiaal dat is onderworpen aan de voorwaarden van de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 mag niet worden gebruikt voor de fabricage van enig kernwapen of voor andere militaire toepassingen van de kernenergie of voor de fabricage van ongeacht welke andere nucleaire explosieven. Het toezicht op de naleving van voornoemde verbintenis berust in Canada bij de IAEA krachtens een overeenkomst tussen Canada en de IAEA en in de Gemeenschap bij de Gemeenschap en de IAEA krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de overeenkomsten tussen de Gemeenschap, haar Lid-Staten en de IAEA ; indien dergelijke controle-procedures te eniger tijd niet worden toegepast, wordt tussen de Overeenkomstsluitende Partijen overeenstemming bereikt omtrent de toepassing van een systeem van toezicht volgens de beginselen en procedures ter zake van de IAEA.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

d) Uitrusting of materiaal dat na het van kracht worden van deze overeenkomst wordt overgedragen tussen Canada en de Gemeenschap is alleen onderworpen aan de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 indien de leverende Overeenkomstsluitende Partij de andere Overeenkomstsluitende Partij daarvan vóór de overdracht schriftelijk in kennis heeft gesteld. In het geval van overdracht van uitrusting van de Gemeenschap naar Canada kan hiervan ook door een Lid-Staat kennis worden gegeven.

e) Materiaal bedoeld in paragraaf c) is tot meer dan 20 % verrijkt of opgewerkt ; plutonium of tot meer dan 20 % verrijkt uranium mag uitsluitend onder voorwaarden die partijen schriftelijk zijn overeengekomen worden opgeslagen (zie bijlage C Overgangsregeling inzake verrijking, opwerking en daarop aansluitende opslag van kernmateriaal in de Gemeenschap en Canada).

f) De Overeenkomstsluitende Partijen mogen de bepalingen van deze overeenkomst niet aanwenden voor het behalen van commerciële voordelen, noch om de commerciële betrekkingen van de wederpartij te verstoren.

g) De Gemeenschap stelt de Lid-Staten in kennis van de niveaus van materiële bescherming die zijn uiteengezet in bijlage B bij deze brief en die als minima moeten worden toegepast op het materiaal genoemd in paragraaf c). Canada zal tenminste dienovereenkomstige niveaus van materiële bescherming toepassen op het materiaal bedoeld in paragraaf c).

h) Geschillen die voortvloeien uit de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst die niet door onderhandeling of op enigerlei andere door de Overeenkomstsluitende Partijen overeengekomen wijze kunnen worden bijgelegd worden op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen aan een uit drie leden bestaand scheidsgerecht voorgelegd. Elke Overeenkomstsluitende Partij benoemt een scheidsman en de twee aldus benoemde scheidsmannen kiezen een derde die het scheidsgerecht voorzit. Indien een der Overeenkomstsluitende Partijen binnen dertig (30) dagen na het verzoek om een scheidsgerechtelijke beslissing geen scheidsman heeft benoemd, kan elke Overeenkomstsluitende Partij bij het geschil de secretaris-generaal van de OESO verzoeken een scheidsman aan te wijzen. Dezelfde procedure geldt indien een derde scheidsman binnen dertig (30) dagen na de aanwijzing of benoeming van de tweede scheidsman niet is gekozen. De meerderheid van de leden van het scheidsgerecht vormt het quorum en alle beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen van alle leden van het scheidsgerecht. Het scheidsgerecht bepaalt zelf zijn procedure. De besluiten van het scheidsgerecht, met inbegrip van die betreffende de vorming daarvan, de procedure, de jurisdictie en de verdeling van de arbitragekosten tussen de Overeenkomstsluitende Partijen, zijn voor beide Partijen bindend en worden door hen overeenkomstig de respectieve grondwettelijke procedures uitgevoerd. De beloning van de scheidsmannen wordt vastgesteld op dezelfde basis als die voor rechters ad hoc bij het internationale Gerechtshof.

i) De bepalingen van de paragrafen a) tot en met h) hierboven, zowel als van de artikelen III, IX en XIV van de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 (zoals deze artikelen zijn gewijzigd bij de in deze brief vervatte voorstellen) blijven onder alle omstandigheden van kracht, zolang er nog enige uitrusting of materiaal bedoeld in deze brief of in de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 bestaat, tenzij anders wordt overeengekomen.

Indien het voorgaande door de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie kan worden aanvaard stel ik voor dat deze brief, die zowel in het Frans als in het Engels authentiek is, samen met het desbetreffende antwoord van Uwe Excellentie, een amendement vormt op de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 dat van kracht wordt op de datum van Uw antwoord en geldt zolang enige uitrusting, materiaal of installaties, bedoeld in deze brief of in de Overeenkomst Canada-Euratom van 1959 blijft bestaan, tenzij anders wordt overeengekomen.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

BIJLAGE A

1. Kernreactoren : waarin een beheerste, zichzelf onderhoudende kettingsplijtreactie in stand kan worden gehouden, met uitsluiting van nulvermogenreactoren, waarbij deze laatste worden gedefinieerd als reactoren die zodanig zijn ontworpen dat de plutoniumproduktie niet meer dan 100 gram per jaar bedraagt.

Fundamenteel omvat een "kernreactor" de voorwerpen in of rechtstreeks verbonden met het reactorvat, de uitrusting voor het regelen van het vermogensniveau in de kern en de componenten die in de regel het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten of daar rechtstreeks mee in contact komen of de omloop daarvan regelen.

Het is niet de bedoeling reactoren uit te sluiten die redelijkerwijze kunnen worden aangepast om aldus aanzienlijk meer dan 100 gram plutonium per jaar te produceren. Reactoren die zijn ontworpen voor doorlopend bedrijf bij significante vermogensniveaus worden, ongeacht de hoeveelheid plutonium die zij kunnen produceren, niet als "nulvermogenreactoren" beschouwd.

2. Drukvaten voor reactoren : metalen vaten, in hun geheel of in de vorm van grote industrieel vervaardigde gedeelten, die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt om de kern van een kernreactor, als omschreven in paragraaf 1, te bevatten en die bestand zijn tegen de werkdruk van het primaire koelmiddel.

Een bovenplaat voor een reactordrukvat vormt een groot industrieel vervaardigd gedeelte van een drukvat.

3. Reactor-binnenwerk (b.v. steunkolommen en -platen voor de kern en ander binnenwerk van het vat, geleidingshulzen voor regelstaven, warmteschermen, schotten, roosterplaten voor de kern, afscheidingsplaten, enz.).

4. Apparaten voor het laden en ontladen van splijtstof : speciaal ontworpen of gereedgemaakte bedieningsuitrusting om splijtstof in een kernreactor als bepaald in paragraaf 1 te laden of te ontladen en die daartoe in staat is in een werkende reactor of die beschikken over een zodanig technisch geraffineerde plaatsings- en/of ordeningscapaciteit dat hiermede bij gestopte reactor de belading kan worden uitgevoerd hoewel in de regel geen rechtstreeks visueel toezicht op of toegang tot de splijtstof is gegeven.

5. Regelstaven voor reactoren : staven die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor het regelen van het splijtingsproces in een kernreactor als bedoeld in paragraaf 1.

Dit omvat, naast het neutronenabsorberend gedeelte, de bijbehorende steun- of ophangingsinrichting indien deze afzonderlijk wordt geleverd.

6. Drukbuizen voor reactoren : buizen die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt om splijtstofelementen en het primaire koelmiddel in een reactor als bedoeld in paragraaf 1 te bevatten bij een werkdruk van meer dan 50 atmosfeer.

7. Zirkoniumbuizen : Zirkoniummetaal en -legeringen in de vorm van buizen of pakketten buizen en in hoeveelheden van meer dan 500 kg per jaar, die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor gebruik in een reactor als bedoeld in paragraaf 1 en waarin de verhouding hafnium tot zirkonium minder dan 1 : 500 gewichtsdelen bedraagt.

8. Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstofelementen, en uitrusting die daarvoor speciaal is ontworpen of gereedgemaakt.

Een "installatie voor de opwerking van bestraalde splijtstofelementen" omvat de uitrusting en de componenten die in de regel in rechtstreeks contact komen met de bestraalde splijtstof en de voornaamste processtromen van splijtstof en splijtingsprodukten en deze direct beheersen. Bij de huidige stand van de technologie worden slechts twee uitrustingselementen geacht te behoren tot de categorie "speciaal daarvoor ontworpen of gereedgemaakte uitrusting", te weten: a) hakmachines voor bestraalde splijtstofelementen : op afstand bediende uitrusting die speciaal is ontworpen of gereedgemaakt voor gebruik in een opwerkingsfabriek als bovenbedoeld en bestemd om bestraalde splijtstofpakketten, -bundels of -staven te snijden, te hakken of te knippen ; en

b) kritisch veilige tanks (b.v. tanks met smalle diameter, ringvormige of platte tanks) die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor gebruik in een opwerkingsfabriek als bovenbedoeld en bestemd zijn voor het oplossen van bestraalde splijtstof ; zij zijn bestand tegen hete, sterk corrosieve vloeistof en kunnen op afstand worden geladen en onderhouden.

9. Installaties voor de vervaardiging van splijtstofelementen:

Een "installatie voor de vervaardiging van splijtstofelementen" omvat de uitrusting: a) die normaal in rechtstreeks contact komt met kernmateriaal of die de produktiestroom van kernmateriaal direct regelt of beheerst ; of

b) voor het insluiten van de splijtstof in de bekleding.

De hele apparatuur voor de voorgaande bewerkingen, alsmede de afzonderlijke apparaten bestemd voor een van de voorgaande bewerkingen en voor andere werkzaamheden in verband met de vervaardiging van splijtstofelementen, zoals de controle op de lekdichtheid van de bekleding of de afsluiting en de eindbehandeling voor de afgesloten splijtstof.

10. Uitrusting speciaal ontworpen of gereedgemaakt voor het scheiden van uraniumisotopen, niet bestemd voor analytische doeleinden:

"Uitrusting, speciaal ontworpen of gereedgemaakt voor het scheiden van uraniumisotopen, niet bestemd voor analytische doeleinden" omvat alle voornaamste onderdelen die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor het scheidingsproces, zoals - gasdiffusiebarrière,

- gasdiffusietrommels,

- gascentrifuge-assemblages, corrosievast t.o.v. UF6,

- grote UF6-corrosievaste axiale of centrifugale compressoren,

- speciale afsluitingen voor dergelijke compressoren.

11. Installaties voor de produktie van zwaar water:

Een "installatie voor de produktie van zwaar water" omvat de fabriek en de uitrusting die speciaal is ontworpen voor de verrijking van deuterium of de verbindingen daarvan alsmede elk significant deel van de uitrusting dat essentieel is voor de werking van de installatie.

BIJLAGE B NIVEAUS VAN MATERIËLE BESCHERMING

De niveaus van materiële bescherming die door de bevoegde regeringsinstanties moeten worden gewaarborgd bij het gebruik, de opslag en het vervoer van de materialen in bijgevoegde tabel moeten minimaal volgende beschermingselementen omvatten:

Categorie III

Gebruik en opslag in een sector waartoe de toegang wordt gecontroleerd.

Vervoer met speciale voorzorgsmaatregelen, waaronder voorafgaand overleg tussen afzender, ontvanger en vervoerder en een voorafgaande overeenkomst tussen staten bij internationaal vervoer, waarbij tijd, plaats en methodes voor de overdracht van de aansprakelijkheid voor het vervoer worden gespecificeerd.

Categorie II

Gebruik en opslag in een besloten sector waartoe de toegang wordt gecontroleerd, d.w.z. een sector die constant door bewakers of met elektronische apparatuur wordt gecontroleerd en is omgeven met een materiële afsluiting met een beperkt aantal gecontroleerde toegangen, of enig gebied met een gelijkwaardig niveau van materiële bescherming.

Vervoer met speciale voorzorgsmaatregelen waaronder voorafgaand overleg tussen afzender, ontvanger en vervoerder en een voorafgaande overeenkomst tussen staten bij internationaal vervoer, waarbij tijd, plaats en methodes voor de overdracht van de aansprakelijkheid voor het vervoer worden gespecificeerd.

Categorie I

Materialen in deze categorie moeten als volgt worden beschermd tegen gebruik door onbevoegden met in hoge mate betrouwbare systemen:

Gebruik en opslag in een sterk beschermde sector, d.w.z. een besloten sector als bedoeld voor categorie II, waarbij daarnaast de toegang wordt beperkt tot personen waarvan de betrouwbaarheid werd vastgesteld en onder bewaking door bewakingspersoneel dat in nauw contact staat met interventie-instanties. De in dit kader genomen specifieke maatregelen moeten gericht zijn op de ontdekking en voorkoming van elke daad van agressie, toegang door onbevoegden tot of ongeoorloofde verwijdering van materiaal.

Vervoer met speciale voorzorgsmaatregelen zoals bovenbedoeld voor het vervoer van materialen van de categorieën II en III en daarnaast onder constante bewaking door begeleidend personeel en onder omstandigheden waarbij nauw contact met interventie-instanties is gewaarborgd.

Onderverdeling van splijtstof

>PIC FILE= "T0019533">

BIJLAGE C OVERGANGSREGELING INZAKE VERRIJKING, OPWERKING EN DAAROP AANSLUITENDE OPSLAG VAN KERNMATERIAAL IN DE GEMEENSCHAP EN CANADA

1. Beide Partijen erkennen dat weliswaar steeds meer vertrouwen wordt gesteld in de vreedzame toepassing van de kernenergie om het hoofd te kunnen bieden aan de vraag naar energie over de gehele wereld, maar dat bij de toepassing daarvan de nodige voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen in verband met het ontstaan en het verspreiden van materiaal dat kan worden gebruikt voor de vervaardiging van kernwapens. Partijen komen overeen zowel bilateraal als internationaal samen te werken aan de totstandkoming van afspraken ter bevordering hiervan.

Partijen komen overeen dat zij het voornemen hebben hun behoefte aan energie te dekken en daarbij het gevaar van de verspreiding van dergelijk materiaal te vermijden en de keuze en besluiten van iedere Partij op het gebied van de vreedzame toepassing van de kernenergie te eerbiedigen.

Partijen nemen met voldoening ter kennis dat in het kader van de Conference on International Fuel Cycle Evalutation (INFCE), waaraan wordt deelgenomen door Canada, de Commissie van de Europese Gemeenschappen en Lid-Staten van Euratom, werd besloten een studie te laten uitvoeren die naar verwachting de komende twee jaar in beslag zal nemen. De INFCE zal een onderzoek instellen naar de vraag hoe de doelstelling om de kernenergie op ruime schaal beschikbaar te stellen voor vreedzame doeleinden teneinde aan de wereldvraag naar energie te voldoen en daarbij het gevaar van de verspreiding van kernwapens zo klein mogelijk te houden het best kan worden bevorderd.

De deelnemers aan het onderzoek hebben zich verplicht op constructieve wijze daaraan mede te werken, waarbij alle aspecten van de splijtstofcyclus worden bestudeerd.

Één van de door een werkgroep van de INFCE te bestuderen vraagstukken is dat van de opwerking en verrijking en opslag van plutonium en uranium dat tot meer dan 20 % is verrijkt.

In dit licht gezien hechten Partijen hun goedkeuring aan de volgende overgangsregeling die zal worden toegepast op opwerking en verrijking tot meer dan 20 % U-235 alsmede op de opslag van plutonium en uranium, dat tot meer dan 20 % is verrijkt.

2. Inzake materiaal dat tussen 20 december 1974 en het einde van de overgangsperiode is overgedragen zal Euratom de Regering van Canada tevoren inlichten over haar voornemen zich bezig te houden met dienovereenkomstige opwerkings-, verrijkings- of opslagwerkzaamheden. In deze mededeling worden de hoeveelheden materiaal dat zal worden verrijkt, opgewerkt of opgeslagen, de installatie waarin zulks plaatsvindt, alsmede de voorgenomen eindbestemming en het gebruik van het bijzondere splijtbare materiaal opgenomen.

Deze mededeling dient vooraf te geschieden teneinde onderling overleg tussen Partijen mogelijk te maken over de doeltreffendheid van de veiligheidsmaatregelen voor de voorgenomen verrichtingen en het vermijden van het risico van verspreiding. Bij het overleg wordt iedere Partij in staat gesteld aard en doelstellingen van de betrokken verrichtingen zo volledig mogelijk te beoordelen. Dit overleg doet geen afbreuk aan het beleid op het gebied van handel en industrie van Partijen. Op korte termijn zal een vergadering worden belegd voor het uitwerken van de modaliteiten voor deze mededeling en raadpleging.

3. Partijen erkennen dat gedurende de periode van de overgangsregeling de leveringen van Canadees uranium aan Euratom in grote lijnen beperkt blijven tot de huidige behoefte van Euratom, waarbij de huidige behoefte tevens de verplichtingen omvat die Lid-Staten van Euratom hebben aangegaan in het kader van verrijkingscontracten. Partijen zullen op verzoek van één der Partijen overleg plegen inzake de tenuitvoerlegging van dit deel van de overgangsregeling overeenkomstig artikel XIII van de Overeenkomst van 1959.

4. Onder voorbehoud van het bovenstaande wordt overeengekomen dat uranium van Canadese oorsprong dat na 20 december 1974 naar Euratom wordt overgebracht, of enig ander uranium van Canadese oorsprong dat tijdens de duur van de overgangsregeling naar Euratom wordt uitgevoerd, mag worden opgewerkt of verrijkt tot meer dan 20 % U-235, voor zover zulks nodig is in installaties die nu in Euratom in gebruik of gepland zijn. Hetzelfde geldt voor plutonium of tot meer dan 20 % in U-235 verrijkt uranium dat in Euratom is opgeslagen.

Ten aanzien van uranium van Canadese oorsprong dat vóór 20 december 1974 naar Euratom werd overgebracht staat het elk der Partijen vrij te vragen om raadpleging als voorzien in de artikelen IX, 3 en XIII van de Overeenkomst van 1959.

5. Zo spoedig mogelijk na 31 december 1979 of na beëindiging van het onderzoek van de INFCE, indien dit eerder is beëindigd, beginnen Partijen met onderhandelingen ter vervanging van deze regeling door andere regelingen waarbij ondermeer rekening wordt gehouden met eventuele resultaten van de onderzoekingen van de INFCE met betrekking tot deze verrichtingen. Mocht aan het einde van 1980 geen dergelijke regeling zijn overeengekomen, dan kunnen Partijen overeenkomen de geldigheidsduur van deze overgangsregeling alsnog te verlengen."

Ik bevestig dat deze voorstellen door de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie kunnen worden aanvaard.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze briefwisseling inzake nucleaire veiligheidsmaatregelen ; ter oriëntering van de Canadese autoriteiten zou ik in aansluiting daarop het volgende willen verklaren:

Tijdens de bespreking van bovenbedoelde briefwisseling in de Raad werd overeengekomen dat wij de procedure bedoeld in c) als volgt opvatten: 1. Levering van Canadees materieel aan personen, gevestigd op het grondgebied van de zeven Lid-Staten zonder kernwapens die zijn aangesloten bij de Euratom/IAEA-controle-overeenkomst en overdracht van dergelijk materiaal binnen deze staten:

Hierbij ontstaan geen problemen daar de Controle-overeenkomst op 21 februari 1977 van kracht is geworden.

2. Levering van Canadees materiaal aan het Verenigd Koninkrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar het Verenigd Koninkrijk:

Hoewel de Driepartijenovereenkomst VK/Euratom/IAEA nog niet van kracht is, zal Canada binnen een redelijke termijn van in beginsel niet meer dan 18 maanden te rekenen vanaf 23 december 1976 geen overgangsregelingen ter invoering van IAEA-controle op dergelijk materiaal in het Verenigd Koninkrijk eisen.

3. Levering van Canadees materiaal aan Frankrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar Frankrijk:

Canadees materiaal voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk zal worden onderworpen aan IAEA-controle zodra de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, van kracht is.

De Raad heeft kennis genomen van een verklaring van de Franse afgevaardigde volgens welke materiaal dat is onderworpen aan de herziene Overeenkomst Canada/Euratom van 1959 niet zou worden aangewend voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk alvorens deze Driepartijenovereenkomst van kracht is.

De Raad nam eveneens ter kennis dat de Canadese Regering, met het oog op de toepassing van de controlemaatregelen van Euratom en het toezicht daarop in het kader van de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, toestemming verleent dat Canadees materiaal rechtstreeks van Canada aan Frankrijk wordt geleverd of naar Frankrijk wordt overgebracht teneinde aldaar te worden verrijkt of opgewerkt, mits dit materiaal na de periode die in de regel voor dergelijke verrichtingen is vereist weer buiten Frankrijk wordt gebracht.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

MISSIE VAN CANADA BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Zeer geachte Heer Commissaris,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief van 16 januari 1978 luidende als volgt.

De Canadese autoriteiten hebben de inhoud van uw brief ter kennis genomen en Canada zal met het daarin gestelde rekening houden bij het verlenen van vergunningen voor overbrenging naar Euratom.

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze briefwisseling inzake nucleaire veiligheidsmaatregelen ; ter oriëntering van de Canadese autoriteiten zou ik in aansluiting daarop het volgende willen verklaren:

Tijdens de bespreking van bovenbedoelde briefwisseling in de Raad werd overeengekomen dat wij de procedure bedoeld in c) als volgt opvatten: 1. Levering van Canadees materiaal aan personen, gevestigd op het grondgebied van de zeven Lid-Staten zonder kernwapens die zijn aangesloten bij de Euratom/IAEA-controle-overeenkomst en overdracht van dergelijk materiaal binnen deze staten:

Hierbij ontstaan geen problemen daar de Controle-overeenkomst op 21 februari 1977 van kracht is geworden.

2. Levering van Canadees materiaal aan het Verenigd Koninkrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar het Verenigd Koninkrijk:

Hoewel de Driepartijenovereenkomst VK/Euratom/IAEA nog niet van kracht is, zal Canada binnen een redelijke termijn van in beginsel niet meer dan 18 maanden te rekenen vanaf 23 december 1976 geen overgangsregelingen ter invoering van IAEA-controle op dergelijk materiaal in het Verenigd Koninkrijk eisen.

3. Levering van Canadees materiaal aan Frankrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar Frankrijk:

Canadees materiaal voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk zal worden onderworpen aan IAEA-controle zodra de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, van kracht is.

De Raad heeft kennis genomen van een verklaring van de Franse afgevaardigde volgens welke materiaal dat is onderworpen aan de herziene Overeenkomst Canada/Euratom van 1959 niet zou worden aangewend voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk alvorens deze Driepartijenovereenkomst van kracht is.

De Raad nam eveneens ter kennis dat de Canadese Regering, met het oog op de toepassing van de controlemaatregelen van Euratom en het toezicht daarop in het kader van de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, toestemming verleent dat Canadees materiaal rechtstreeks van Canada aan Frankrijk wordt geleverd of naar Frankrijk wordt overgebracht teneinde aldaar te worden verrijkt of opgewerkt, mits dit materiaal na de periode die in de regel voor dergelijke verrichtingen is vereist weer buiten Frankrijk wordt gebracht.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting."

De Heer Guido Brunner Commissaris Commissie van de Europese Gemeenschappen Wetstraat 200 1049 Brussel

Mij werd opgedragen het inzicht te bevestigen dat tijdens de onderhandelingen werd bereikt en volgens hetwelk enige overbrenging binnen de Gemeenschap van materiaal dat onder de Overeenkomst valt, die niet geschiedt overeenkomstig paragraaf c) van de briefwisseling, een inbreuk van Euratom op de Overeenkomst vormt. Onder dergelijke omstandigheden zouden de Canadese autoriteiten uiteraard gedwongen zijn hun verplichtingen volgens de Overeenkomst opnieuw in overweging te nemen.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

P.D. LEE Zaakgelastigde a.i.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze briefwisseling inzake nucleaire veiligheidsmaatregelen ; ter oriëntering van de Canadese autoriteiten zou ik in aansluiting daarop het volgende willen verklaren:

Tijdens de bespreking van bovenbedoelde briefwisseling in de Raad nam de Raad nota van de "Verklaring inzake overdracht van technologie", afgelegd door de negen Lid-Staten van de Gemeenschap en de Gemeenschap en keurde de verklaring goed voor zover deze de Gemeenschap betreft. De tekst van deze verklaring vergezelt deze brief als bijlage I.

De Raad ging verder akkoord met de volgende verklaringen: 1. "Beide Partijen kwamen overeen de Gezamenlijke Technische Werkgroep te verzoeken de kwestie inzake de informatie over opwerking van Canadees materiaal, dat vóór 20 december 1974 aan Euratom werd overgedragen, nader te bestuderen."

2. "Geen van beide Partijen zal een beroep doen op enig recht krachtens een overeenkomst met een derde staat om enig recht of verplichting krachtens deze herziene Overeenkomst te wijzigen.".

De technische nota inzake het prorata beginsel en de interpretatie in verband met dubbele etikettering, die gedurende de onderhandelingen werd overeengekomen, werd eveneens door de Raad goedgekeurd en opgenomen in het proces-verbaal van de vergadering. De tekst van deze technische nota vergezelt deze brief als bijlage II.

Ten slotte nam de Raad nota van de "Nota inzake de materiële bescherming" die de Lid-Staten aan de Canadese ambassadeurs moeten zenden. De tekst van deze nota vergezelt deze brief als bijlage III.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

BIJLAGE I VERKLARING INZAKE OVERDRACHT VAN TECHNOLOGIE

"De Lid-Staten en de Gemeenschap zijn bereid ten overstaan van de Canadese Regering te verklaren dat zij de rechtmatigheid erkennen van het overdragen van "sensitive technology" als bedoeld in de "London Guidelines" onder de daarin vastgelegde voorwaarden. Zij hebben er kennis van genomen dat Canada ook het voornemen heeft de Candu-technologie (technologie inzake met water gemodereerde reactoren met drukbuizen en technologie inzake de vervaardiging van splijtstofelementen, D20-technologie) en andere technologie specifiek in verband met de splijtstofcyclus daarvan, onder bepaalde voorwaarden aan enige Lid-Staten over te dragen.

Zij zijn van mening dat het op de weg van de Lid-Staten die dergelijke technologie uit Canada wensen in te voeren, ligt om overeenkomsten met Canada aan te gaan waarin de verplichtingen die de Canadese Regering in verband met deze overdracht eist, zijn vervat.

Deze staten moeten echter het recht hebben deze technologie aan een andere Lid-Staat over te dragen op voorwaarde dat deze tweede Lid-Staat tegenover de Canadese Regering dezelfde verplichtingen is aangegaan als de eerste Lid-Staat.

Dienovereenkomstig bevestigen de Gemeenschap en de Lid-Staten dat er geen bezwaar bestaat tegen het sluiten van dergelijke overeenkomsten tussen Canada en ongeacht welke Lid-Staat van de Gemeenschap die een dergelijke overeenkomst mocht willen sluiten, onder voorwaarde dat deze overeenkomsten in alle opzichten verenigbaar zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie."

BIJLAGE II TECHNISCHE NOTA

1. Pro rata beginsel

Steeds wanneer Canadees materiaal te zamen met materiaal van andere oorsprong wordt geproduceerd, verwerkt of gebruikt zullen de bij deze verrichtingen ontstane materialen en verliezen worden beschouwd als materiaal dat valt onder de Overeenkomst Canada-Euratom, zulks naar verhouding van het percentage materiaal dat onder de Overeenkomst valt en oorspronkelijk in dit mengsel werd opgenomen. De termen "geproduceerd, verwerkt of gebruikt" omvatten omzetting, vervaardiging, verrijking, opwerking en bestraling.

2. Interpretatie in verband met dubbele etikettering

Vaak wordt materiaal dat afkomstig is uit een van de Overeenkomstsluitende Partijen van de herziene Overeenkomst van 1959 tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Regering van Canada tot Samenwerking op het gebied van het Vreedzaam gebruik van atoomenergie, alvorens naar de ontvangende Overeenkomstsluitende Partij te worden geleverd, voor verwerking, met inbegrip van omzetting, verrijking en vervaardiging, naar een derde staat verzonden. Aldus verwerkt materiaal wordt door de ontvangende Overeenkomstsluitende Partij verkregen krachtens de Overeenkomst van 1959 en valt derhalve onder de bepalingen van deze herziene Overeenkomst.

Erkend wordt dat het steeds groter aantal veiligheidsmaatregelen voor kernmateriaal en de daaruit voortvloeiende administratieve problemen zorgwekkend is. Deze moeilijkheden worden besproken op internationaal niveau en zowel leveranciers als ontvangers zouden bilateraal en multilateraal moeten blijven streven naar wederzijds bevredigende oplossingen.

BIJLAGE III NOTA INZAKE DE MATERIËLE BESCHERMING

Van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Lid-Staten van Euratom aan de Canadese ambassadeurs.

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) tot Samenwerking op het gebied van het Vreedzaam gebruik van atoomenergie van 6 oktober 1959, zoals gewijzigd (hierna te noemen de Overeenkomst).

Naast de verplichtingen die onder deze Overeenkomst jegens Canada zijn aangegaan, heb ik de eer U namens mijn regering te bevestigen dat de in de Overeenkomst genoemde elementen die tot het grondgebied, de jurisdictie en de controle van mijn regering behoren, onderworpen zullen zijn aan de niveaus van materiële bescherming zoals in de Overeenkomst omschreven.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze Overeenkomst van 16 januari 1978 en heb de eer te verklaren dat, tijdens de bespreking van die Overeenkomst in de Raad, de Raad de volgende interpretatie gaf inzake het effect van de Overeenkomst wat betreft de periode na de overgangsperiode:

"Bij de goedkeuring van de tekst van de briefwisseling tussen Canada en Euratom erkent de Raad dat omtrent de voorwaarden waaronder: - het onder de Overeenkomst Canada-Euratom vallende materiaal wordt verrijkt tot meer dan 20 % of wordt opgewerkt,

- uranium dat tot meer dan 20 % verrijkt is, en plutonium, worden opgeslagen,

een Overeenkomst voor een interimperiode is gesloten.

Er moet nog een overeenkomst worden gesloten om de regeling te bepalen die voor het na die interimperiode geleverde materiaal voor deze gevoelige bewerkingen zal gelden. De Raad constateert derhalve dat de Partijen voor dit materiaal geen enkele verbintenis zijn aangegaan, noch voor wat betreft de levering van het materiaal, noch voor wat betreft het feit dat de uit te werken regeling voor gevoelige bewerkingen aan voorwaarden wordt gebonden, noch, a fortiori, voor wat betreft de aard van die voorwaarden.".

Ik zou het op prijs stellen indien U zoudt willen bevestigen dat deze interpretatie door de Canadese autoriteiten gedeeld wordt.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

MISSIE VAN CANADA BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Zeer geachte Heer Commissaris,

Hierbij heb ik de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief van 16 januari 1978 luidende als volgt:

"Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze Overeenkomst van 16 januari 1978 en heb de eer te verklaren dat, tijdens de bespreking van die Overeenkomst in de Raad, de Raad de volgende interpretatie gaf inzake het effect van de Overeenkomst wat betreft de periode na de overgangsperiode:

"Bij de goedkeuring van de tekst van de briefwisseling tussen Canada en Euratom erkent de Raad dat omtrent de voorwaarden waaronder: - het onder de Overeenkomst Canada-Euratom vallende materiaal wordt verrijkt tot meer dan 20 % of wordt opgewerkt,

- uranium dat tot meer dan 20 % verrijkt is, en plutonium, worden opgeslagen,

een Overeenkomst voor een interimperiode is gesloten.

Er moet nog een overeenkomst worden gesloten om de regeling te bepalen die voor het na die interimperiode geleverde materiaal voor deze gevoelige bewerkingen zal gelden. De Raad constateert derhalve dat de Partijen voor dit materiaal geen enkele verbintenis zijn aangegaan, noch voor wat betreft de levering van het materiaal, noch voor wat betreft het feit dat de uit te werken regeling voor gevoelige bewerkingen aan voorwaarden wordt gebonden, noch, a fortiori, voor wat betreft de aard van die voorwaarden.".

Ik zou het op prijs stellen indien U zoudt willen bevestigen dat deze interpretatie door de Canadese autoriteiten gedeeld wordt.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting."

Ik heb de eer te bevestigen dat deze interpretatie door de Canadese autoriteiten wordt gdeeld.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

P.D. LEE Zaakgelastigde a.i.

De Heer Guido Brunner Commissaris Commissie van de Europese Gemeenschappen Wetstraat 200 1049 Brussel

BIJLAGE A

1. Kernreactoren : waarin een beheerste, zichzelf onderhoudende kettingsplijtreactie in stand kan worden gehouden, met uitsluiting van nulvermogenreactoren, waarbij deze laatste worden gedefinieerd als reactoren die zodanig zijn ontworpen dat de plutoniumproduktie niet meer dan 100 gram per jaar bedraagt.

Fundamenteel omvat een "kernreactor" de voorwerpen in of rechtstreeks verbonden met het reactorvat, de uitrusting voor het regelen van het vermogensniveau in de kern en de componenten die in de regel het primaire koelmiddel van de reactorkern bevatten of daar rechtstreeks mee in contact komen of de omloop daarvan regelen.

Het is niet de bedoeling reactoren uit te sluiten die redelijkerwijze kunnen worden aangepast om aldus aanzienlijk meer dan 100 gram plutonium per jaar te produceren. Reactoren die zijn ontworpen voor doorlopend bedrijf bij significante vermogensniveaus worden, ongeacht de hoeveelheid plutonium die zij kunnen produceren, niet als "nulvermogenreactoren" beschouwd.

2. Drukvaten voor reactoren : metalen vaten, in hun geheel of in de vorm van grote industrieel vervaardigde gedeelten, die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt om de kern van een kernreactor, als omschreven in paragraaf 1, te bevatten en die bestand zijn tegen de werkdruk van het primaire koelmiddel.

Een bovenplaat voor een reactordrukvat vormt een groot industrieel vervaardigd gedeelte van een drukvat.

3. Reactor-binnenwerk (b.v. steunkolommen en -platen voor de kern en ander binnenwerk van het vat, geleidingshulzen voor regelstaven, warmteschermen, schotten, roosterplaten voor de kern, afscheidingsplaten, enz.).

4. Apparaten voor het laden en ontladen van splijtstof : speciaal ontworpen of gereedgemaakte bedieningsuitrusting om splijtstof in een kernreactor als bepaald in paragraaf 1 te laden of te ontladen en die daartoe in staat is in een werkende reactor of die beschikken over een zodanig technisch geraffineerde plaatsings- en/of ordeningscapaciteit dat hiermede bij gestopte reactor de belading kan worden uitgevoerd hoewel in de regel geen rechtstreeks visueel toezicht op of toegang tot de splijtstof is gegeven.

5. Regelstaven voor reactoren : staven die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor het regelen van het splijtingsproces in een kernreactor als bedoeld in paragraaf 1.

Dit omvat, naast het neutronenabsorberend gedeelte, de bijbehorende steun- of ophangingsinrichting indien deze afzonderlijk wordt geleverd.

6. Drukbuizen voor reactoren : buizen die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt om splijtstofelementen en het primaire koelmiddel in een reactor als bedoeld in paragraaf 1 te bevatten bij een werkdruk van meer dan 50 atmosfeer.

7. Zirkoniumbuizen : Zirkoniummetaal en -legeringen in de vorm van buizen of pakketten buizen en in hoeveelheden van meer dan 500 kg per jaar, die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor gebruik in een reactor als bedoeld in paragraaf 1 en waarin de verhouding hafnium tot zirkonium minder dan 1 : 500 gewichtsdelen bedraagt.

8. Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstofelementen, en uitrusting die daarvoor speciaal is ontworpen of gereedgemaakt.

Een "installatie voor de opwerking van bestraalde splijtstofelementen" omvat de uitrusting en de componenten die in de regel in rechtstreeks contact komen met de bestraalde splijtstof en de voornaamste processtromen van splijtstof en splijtingsprodukten en deze direct beheersen. Bij de huidige stand van de technologie worden slechts twee uitrustingselementen geacht te behoren tot de categorie "speciaal daarvoor ontworpen of gereedgemaakte uitrusting", te weten: a) hakmachines voor bestraalde splijtstofelementen : op afstand bediende uitrusting die speciaal is ontworpen of gereedgemaakt voor gebruik in een opwerkingsfabriek als bovenbedoeld en bestemd om bestraalde splijtstofpakketten, -bundels of -staven te snijden, te hakken of te knippen ; en

b) kritisch veilige tanks (b.v. tanks met smalle diameter, ringvormige of platte tanks) die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor gebruik in een opwerkingsfabriek als bovenbedoeld en bestemd zijn voor het oplossen van bestraalde splijtstof ; zij zijn bestand tegen hete, sterk corrosieve vloeistof en kunnen op afstand worden geladen en onderhouden.

9. Installaties voor de vervaardiging van splijtstofelementen:

Een "installatie voor de vervaardiging van splijtstofelementen" omvat de uitrusting: a) die normaal in rechtstreeks contact komt met kernmateriaal of die de produktiestroom van kernmateriaal direct regelt of beheerst ; of

b) voor het insluiten van de splijtstof in de bekleding.

De hele apparatuur voor de voorgaande bewerkingen, alsmede de afzonderlijke apparaten bestemd voor een van de voorgaande bewerkingen en voor andere werkzaamheden in verband met de vervaardiging van splijtstofelementen, zoals de controle op de lekdichtheid van de bekleding of de afsluiting en de eindbehandeling voor de afgesloten splijtstof.

10. Uitrusting speciaal ontworpen of gereedgemaakt voor het scheiden van uraniumisotopen, niet bestemd voor analytische doeleinden:

"Uitrusting, speciaal ontworpen of gereedgemaakt voor het scheiden van uraniumisotopen, niet bestemd voor analytische doeleinden" omvat alle voornaamste onderdelen die speciaal zijn ontworpen of gereedgemaakt voor het scheidingsproces, zoals - gasdiffusiebarrière,

- gasdiffusietrommels,

- gascentrifuge-assemblages, corrosievast t.o.v. UF6,

- grote UF6-corrosievaste axiale of centrifugale compressoren,

- speciale afsluitingen voor dergelijke compressoren.

11. Installaties voor de produktie van zwaar water:

Een "installatie voor de produktie van zwaar water" omvat de fabriek en de uitrusting die speciaal is ontworpen voor de verrijking van deuterium of de verbindingen daarvan alsmede elk significant deel van de uitrusting dat essentieel is voor de werking van de installatie.

BIJLAGE B NIVEAUS VAN MATERIËLE BESCHERMING

De niveaus van materiële bescherming die door de bevoegde regeringsinstanties moeten worden gewaarborgd bij het gebruik, de opslag en het vervoer van de materialen in bijgevoegde tabel moeten minimaal volgende beschermingselementen omvatten:

Categorie III

Gebruik en opslag in een sector waartoe de toegang wordt gecontroleerd.

Vervoer met speciale voorzorgsmaatregelen, waaronder voorafgaand overleg tussen afzender, ontvanger en vervoerder en een voorafgaande overeenkomst tussen staten bij internationaal vervoer, waarbij tijd, plaats en methodes voor de overdracht van de aansprakelijkheid voor het vervoer worden gespecificeerd.

Categorie II

Gebruik en opslag in een besloten sector waartoe de toegang wordt gecontroleerd, d.w.z. een sector die constant door bewakers of met elektronische apparatuur wordt gecontroleerd en is omgeven met een materiële afsluiting met een beperkt aantal gecontroleerde toegangen, of enig gebied met een gelijkwaardig niveau van materiële bescherming.

Vervoer met speciale voorzorgsmaatregelen waaronder voorafgaand overleg tussen afzender, ontvanger en vervoerder en een voorafgaande overeenkomst tussen staten bij internationaal vervoer, waarbij tijd, plaats en methodes voor de overdracht van de aansprakelijkheid voor het vervoer worden gespecificeerd.

Categorie I

Materialen in deze categorie moeten als volgt worden beschermd tegen gebruik door onbevoegden met in hoge mate betrouwbare systemen:

Gebruik en opslag in een sterk beschermde sector, d.w.z. een besloten sector als bedoeld voor categorie II, waarbij daarnaast de toegang wordt beperkt tot personen waarvan de betrouwbaarheid werd vastgesteld en onder bewaking door bewakingspersoneel dat in nauw contact staat met interventie-instanties. De in dit kader genomen specifieke maatregelen moeten gericht zijn op de ontdekking en voorkoming van elke daad van agressie, toegang door onbevoegden tot of ongeoorloofde verwijdering van materiaal.

Vervoer met speciale voorzorgsmaatregelen zoals bovenbedoeld voor het vervoer van materialen van de categorieën II en III en daarnaast onder constante bewaking door begeleidend personeel en onder omstandigheden waarbij nauw contact met interventie-instanties is gewaarborgd.

Onderverdeling van splijtstof

>PIC FILE= "T0019533">

BIJLAGE C OVERGANGSREGELING INZAKE VERRIJKING, OPWERKING EN DAAROP AANSLUITENDE OPSLAG VAN KERNMATERIAAL IN DE GEMEENSCHAP EN CANADA

1. Beide Partijen erkennen dat weliswaar steeds meer vertrouwen wordt gesteld in de vreedzame toepassing van de kernenergie om het hoofd te kunnen bieden aan de vraag naar energie over de gehele wereld, maar dat bij de toepassing daarvan de nodige voorzorgsmaatregelen moeten worden getroffen in verband met het ontstaan en het verspreiden van materiaal dat kan worden gebruikt voor de vervaardiging van kernwapens. Partijen komen overeen zowel bilateraal als internationaal samen te werken aan de totstandkoming van afspraken ter bevordering hiervan.

Partijen komen overeen dat zij het voornemen hebben hun behoefte aan energie te dekken en daarbij het gevaar van de verspreiding van dergelijk materiaal te vermijden en de keuze en besluiten van iedere Partij op het gebied van de vreedzame toepassing van de kernenergie te eerbiedigen.

Partijen nemen met voldoening ter kennis dat in het kader van de Conference on International Fuel Cycle Evalutation (INFCE), waaraan wordt deelgenomen door Canada, de Commissie van de Europese Gemeenschappen en Lid-Staten van Euratom, werd besloten een studie te laten uitvoeren die naar verwachting de komende twee jaar in beslag zal nemen. De INFCE zal een onderzoek instellen naar de vraag hoe de doelstelling om de kernenergie op ruime schaal beschikbaar te stellen voor vreedzame doeleinden teneinde aan de wereldvraag naar energie te voldoen en daarbij het gevaar van de verspreiding van kernwapens zo klein mogelijk te houden het best kan worden bevorderd.

De deelnemers aan het onderzoek hebben zich verplicht op constructieve wijze daaraan mede te werken, waarbij alle aspecten van de splijtstofcyclus worden bestudeerd.

Één van de door een werkgroep van de INFCE te bestuderen vraagstukken is dat van de opwerking en verrijking en opslag van plutonium en uranium dat tot meer dan 20 % is verrijkt.

In dit licht gezien hechten Partijen hun goedkeuring aan de volgende overgangsregeling die zal worden toegepast op opwerking en verrijking tot meer dan 20 % U-235 alsmede op de opslag van plutonium en uranium, dat tot meer dan 20 % is verrijkt.

2. Inzake materiaal dat tussen 20 december 1974 en het einde van de overgangsperiode is overgedragen zal Euratom de Regering van Canada tevoren inlichten over haar voornemen zich bezig te houden met dienovereenkomstige opwerkings-, verrijkings- of opslagwerkzaamheden. In deze mededeling worden de hoeveelheden materiaal dat zal worden verrijkt, opgewerkt of opgeslagen, de installatie waarin zulks plaatsvindt, alsmede de voorgenomen eindbestemming en het gebruik van het bijzondere splijtbare materiaal opgenomen.

Deze mededeling dient vooraf te geschieden teneinde onderling overleg tussen Partijen mogelijk te maken over de doeltreffendheid van de veiligheidsmaatregelen voor de voorgenomen verrichtingen en het vermijden van het risico van verspreiding. Bij het overleg wordt iedere Partij in staat gesteld aard en doelstellingen van de betrokken verrichtingen zo volledig mogelijk te beoordelen. Dit overleg doet geen afbreuk aan het beleid op het gebied van handel en industrie van Partijen. Op korte termijn zal een vergadering worden belegd voor het uitwerken van de modaliteiten voor deze mededeling en raadpleging.

3. Partijen erkennen dat gedurende de periode van de overgangsregeling de leveringen van Canadees uranium aan Euratom in grote lijnen beperkt blijven tot de huidige behoefte van Euratom, waarbij de huidige behoefte tevens de verplichtingen omvat die Lid-Staten van Euratom hebben aangegaan in het kader van verrijkingscontracten. Partijen zullen op verzoek van één der Partijen overleg plegen inzake de tenuitvoerlegging van dit deel van de overgangsregeling overeenkomstig artikel XIII van de Overeenkomst van 1959.

4. Onder voorbehoud van het bovenstaande wordt overeengekomen dat uranium van Canadese oorsprong dat na 20 december 1974 naar Euratom wordt overgebracht, of enig ander uranium van Canadese oorsprong dat tijdens de duur van de overgangsregeling naar Euratom wordt uitgevoerd, mag worden opgewerkt of verrijkt tot meer dan 20 % U-235, voor zover zulks nodig is in installaties die nu in Euratom in gebruik of gepland zijn. Hetzelfde geldt voor plutonium of tot meer dan 20 % in U-235 verrijkt uranium dat in Euratom is opgeslagen.

Ten aanzien van uranium van Canadese oorsprong dat vóór 20 december 1974 naar Euratom werd overgebracht staat het elk der Partijen vrij te vragen om raadpleging als voorzien in de artikelen IX, 3 en XIII van de Overeenkomst van 1959.

5. Zo spoedig mogelijk na 31 december 1979 of na beëindiging van het onderzoek van de INFCE, indien dit eerder is beëindigd, beginnen Partijen met onderhandelingen ter vervanging van deze regeling door andere regelingen waarbij ondermeer rekening wordt gehouden met eventuele resultaten van de onderzoekingen van de INFCE met betrekking tot deze verrichtingen. Mocht aan het einde van 1980 geen dergelijke regeling zijn overeengekomen, dan kunnen Partijen overeenkomen de geldigheidsduur van deze overgangsregeling alsnog te verlengen."

Ik bevestig dat deze voorstellen door de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie kunnen worden aanvaard.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze briefwisseling inzake nucleaire veiligheidsmaatregelen ; ter oriëntering van de Canadese autoriteiten zou ik in aansluiting daarop het volgende willen verklaren:

Tijdens de bespreking van bovenbedoelde briefwisseling in de Raad werd overeengekomen dat wij de procedure bedoeld in c) als volgt opvatten: 1. Levering van Canadees materieel aan personen, gevestigd op het grondgebied van de zeven Lid-Staten zonder kernwapens die zijn aangesloten bij de Euratom/IAEA-controle-overeenkomst en overdracht van dergelijk materiaal binnen deze staten:

Hierbij ontstaan geen problemen daar de Controle-overeenkomst op 21 februari 1977 van kracht is geworden.

2. Levering van Canadees materiaal aan het Verenigd Koninkrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar het Verenigd Koninkrijk:

Hoewel de Driepartijenovereenkomst VK/Euratom/IAEA nog niet van kracht is, zal Canada binnen een redelijke termijn van in beginsel niet meer dan 18 maanden te rekenen vanaf 23 december 1976 geen overgangsregelingen ter invoering van IAEA-controle op dergelijk materiaal in het Verenigd Koninkrijk eisen.

3. Levering van Canadees materiaal aan Frankrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar Frankrijk:

Canadees materiaal voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk zal worden onderworpen aan IAEA-controle zodra de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, van kracht is.

De Raad heeft kennis genomen van een verklaring van de Franse afgevaardigde volgens welke materiaal dat is onderworpen aan de herziene Overeenkomst Canada/Euratom van 1959 niet zou worden aangewend voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk alvorens deze Driepartijenovereenkomst van kracht is.

De Raad nam eveneens ter kennis dat de Canadese Regering, met het oog op de toepassing van de controlemaatregelen van Euratom en het toezicht daarop in het kader van de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, toestemming verleent dat Canadees materiaal rechtstreeks van Canada aan Frankrijk wordt geleverd of naar Frankrijk wordt overgebracht teneinde aldaar te worden verrijkt of opgewerkt, mits dit materiaal na de periode die in de regel voor dergelijke verrichtingen is vereist weer buiten Frankrijk wordt gebracht.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

MISSIE VAN CANADA BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Zeer geachte Heer Commissaris,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief van 16 januari 1978 luidende als volgt.

De Canadese autoriteiten hebben de inhoud van uw brief ter kennis genomen en Canada zal met het daarin gestelde rekening houden bij het verlenen van vergunningen voor overbrenging naar Euratom.

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze briefwisseling inzake nucleaire veiligheidsmaatregelen ; ter oriëntering van de Canadese autoriteiten zou ik in aansluiting daarop het volgende willen verklaren:

Tijdens de bespreking van bovenbedoelde briefwisseling in de Raad werd overeengekomen dat wij de procedure bedoeld in c) als volgt opvatten: 1. Levering van Canadees materiaal aan personen, gevestigd op het grondgebied van de zeven Lid-Staten zonder kernwapens die zijn aangesloten bij de Euratom/IAEA-controle-overeenkomst en overdracht van dergelijk materiaal binnen deze staten:

Hierbij ontstaan geen problemen daar de Controle-overeenkomst op 21 februari 1977 van kracht is geworden.

2. Levering van Canadees materiaal aan het Verenigd Koninkrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar het Verenigd Koninkrijk:

Hoewel de Driepartijenovereenkomst VK/Euratom/IAEA nog niet van kracht is, zal Canada binnen een redelijke termijn van in beginsel niet meer dan 18 maanden te rekenen vanaf 23 december 1976 geen overgangsregelingen ter invoering van IAEA-controle op dergelijk materiaal in het Verenigd Koninkrijk eisen.

3. Levering van Canadees materiaal aan Frankrijk of overbrenging van Canadees materiaal naar Frankrijk:

Canadees materiaal voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk zal worden onderworpen aan IAEA-controle zodra de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, van kracht is.

De Raad heeft kennis genomen van een verklaring van de Franse afgevaardigde volgens welke materiaal dat is onderworpen aan de herziene Overeenkomst Canada/Euratom van 1959 niet zou worden aangewend voor uiteindelijk gebruik in Frankrijk alvorens deze Driepartijenovereenkomst van kracht is.

De Raad nam eveneens ter kennis dat de Canadese Regering, met het oog op de toepassing van de controlemaatregelen van Euratom en het toezicht daarop in het kader van de Driepartijenovereenkomst Frankrijk/Euratom/IAEA, waarover thans wordt onderhandeld, toestemming verleent dat Canadees materiaal rechtstreeks van Canada aan Frankrijk wordt geleverd of naar Frankrijk wordt overgebracht teneinde aldaar te worden verrijkt of opgewerkt, mits dit materiaal na de periode die in de regel voor dergelijke verrichtingen is vereist weer buiten Frankrijk wordt gebracht.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting."

De Heer Guido Brunner Commissaris Commissie van de Europese Gemeenschappen Wetstraat 200 1049 Brussel

Mij werd opgedragen het inzicht te bevestigen dat tijdens de onderhandelingen werd bereikt en volgens hetwelk enige overbrenging binnen de Gemeenschap van materiaal dat onder de Overeenkomst valt, die niet geschiedt overeenkomstig paragraaf c) van de briefwisseling, een inbreuk van Euratom op de Overeenkomst vormt. Onder dergelijke omstandigheden zouden de Canadese autoriteiten uiteraard gedwongen zijn hun verplichtingen volgens de Overeenkomst opnieuw in overweging te nemen.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

P.D. LEE Zaakgelastigde a.i.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze briefwisseling inzake nucleaire veiligheidsmaatregelen ; ter oriëntering van de Canadese autoriteiten zou ik in aansluiting daarop het volgende willen verklaren:

Tijdens de bespreking van bovenbedoelde briefwisseling in de Raad nam de Raad nota van de "Verklaring inzake overdracht van technologie", afgelegd door de negen Lid-Staten van de Gemeenschap en de Gemeenschap en keurde de verklaring goed voor zover deze de Gemeenschap betreft. De tekst van deze verklaring vergezelt deze brief als bijlage I.

De Raad ging verder akkoord met de volgende verklaringen: 1. "Beide Partijen kwamen overeen de Gezamenlijke Technische Werkgroep te verzoeken de kwestie inzake de informatie over opwerking van Canadees materiaal, dat vóór 20 december 1974 aan Euratom werd overgedragen, nader te bestuderen."

2. "Geen van beide Partijen zal een beroep doen op enig recht krachtens een overeenkomst met een derde staat om enig recht of verplichting krachtens deze herziene Overeenkomst te wijzigen.".

De technische nota inzake het prorata beginsel en de interpretatie in verband met dubbele etikettering, die gedurende de onderhandelingen werd overeengekomen, werd eveneens door de Raad goedgekeurd en opgenomen in het proces-verbaal van de vergadering. De tekst van deze technische nota vergezelt deze brief als bijlage II.

Ten slotte nam de Raad nota van de "Nota inzake de materiële bescherming" die de Lid-Staten aan de Canadese ambassadeurs moeten zenden. De tekst van deze nota vergezelt deze brief als bijlage III.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

BIJLAGE I VERKLARING INZAKE OVERDRACHT VAN TECHNOLOGIE

"De Lid-Staten en de Gemeenschap zijn bereid ten overstaan van de Canadese Regering te verklaren dat zij de rechtmatigheid erkennen van het overdragen van "sensitive technology" als bedoeld in de "London Guidelines" onder de daarin vastgelegde voorwaarden. Zij hebben er kennis van genomen dat Canada ook het voornemen heeft de Candu-technologie (technologie inzake met water gemodereerde reactoren met drukbuizen en technologie inzake de vervaardiging van splijtstofelementen, D20-technologie) en andere technologie specifiek in verband met de splijtstofcyclus daarvan, onder bepaalde voorwaarden aan enige Lid-Staten over te dragen.

Zij zijn van mening dat het op de weg van de Lid-Staten die dergelijke technologie uit Canada wensen in te voeren, ligt om overeenkomsten met Canada aan te gaan waarin de verplichtingen die de Canadese Regering in verband met deze overdracht eist, zijn vervat.

Deze staten moeten echter het recht hebben deze technologie aan een andere Lid-Staat over te dragen op voorwaarde dat deze tweede Lid-Staat tegenover de Canadese Regering dezelfde verplichtingen is aangegaan als de eerste Lid-Staat.

Dienovereenkomstig bevestigen de Gemeenschap en de Lid-Staten dat er geen bezwaar bestaat tegen het sluiten van dergelijke overeenkomsten tussen Canada en ongeacht welke Lid-Staat van de Gemeenschap die een dergelijke overeenkomst mocht willen sluiten, onder voorwaarde dat deze overeenkomsten in alle opzichten verenigbaar zijn met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie."

BIJLAGE II TECHNISCHE NOTA

1. Pro rata beginsel

Steeds wanneer Canadees materiaal te zamen met materiaal van andere oorsprong wordt geproduceerd, verwerkt of gebruikt zullen de bij deze verrichtingen ontstane materialen en verliezen worden beschouwd als materiaal dat valt onder de Overeenkomst Canada-Euratom, zulks naar verhouding van het percentage materiaal dat onder de Overeenkomst valt en oorspronkelijk in dit mengsel werd opgenomen. De termen "geproduceerd, verwerkt of gebruikt" omvatten omzetting, vervaardiging, verrijking, opwerking en bestraling.

2. Interpretatie in verband met dubbele etikettering

Vaak wordt materiaal dat afkomstig is uit een van de Overeenkomstsluitende Partijen van de herziene Overeenkomst van 1959 tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de Regering van Canada tot Samenwerking op het gebied van het Vreedzaam gebruik van atoomenergie, alvorens naar de ontvangende Overeenkomstsluitende Partij te worden geleverd, voor verwerking, met inbegrip van omzetting, verrijking en vervaardiging, naar een derde staat verzonden. Aldus verwerkt materiaal wordt door de ontvangende Overeenkomstsluitende Partij verkregen krachtens de Overeenkomst van 1959 en valt derhalve onder de bepalingen van deze herziene Overeenkomst.

Erkend wordt dat het steeds groter aantal veiligheidsmaatregelen voor kernmateriaal en de daaruit voortvloeiende administratieve problemen zorgwekkend is. Deze moeilijkheden worden besproken op internationaal niveau en zowel leveranciers als ontvangers zouden bilateraal en multilateraal moeten blijven streven naar wederzijds bevredigende oplossingen.

BIJLAGE III NOTA INZAKE DE MATERIËLE BESCHERMING

Van de ministers van Buitenlandse Zaken van de Lid-Staten van Euratom aan de Canadese ambassadeurs.

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar de Overeenkomst tussen de Regering van Canada en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) tot Samenwerking op het gebied van het Vreedzaam gebruik van atoomenergie van 6 oktober 1959, zoals gewijzigd (hierna te noemen de Overeenkomst).

Naast de verplichtingen die onder deze Overeenkomst jegens Canada zijn aangegaan, heb ik de eer U namens mijn regering te bevestigen dat de in de Overeenkomst genoemde elementen die tot het grondgebied, de jurisdictie en de controle van mijn regering behoren, onderworpen zullen zijn aan de niveaus van materiële bescherming zoals in de Overeenkomst omschreven.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze Overeenkomst van 16 januari 1978 en heb de eer te verklaren dat, tijdens de bespreking van die Overeenkomst in de Raad, de Raad de volgende interpretatie gaf inzake het effect van de Overeenkomst wat betreft de periode na de overgangsperiode:

"Bij de goedkeuring van de tekst van de briefwisseling tussen Canada en Euratom erkent de Raad dat omtrent de voorwaarden waaronder: - het onder de Overeenkomst Canada-Euratom vallende materiaal wordt verrijkt tot meer dan 20 % of wordt opgewerkt,

- uranium dat tot meer dan 20 % verrijkt is, en plutonium, worden opgeslagen,

een Overeenkomst voor een interimperiode is gesloten.

Er moet nog een overeenkomst worden gesloten om de regeling te bepalen die voor het na die interimperiode geleverde materiaal voor deze gevoelige bewerkingen zal gelden. De Raad constateert derhalve dat de Partijen voor dit materiaal geen enkele verbintenis zijn aangegaan, noch voor wat betreft de levering van het materiaal, noch voor wat betreft het feit dat de uit te werken regeling voor gevoelige bewerkingen aan voorwaarden wordt gebonden, noch, a fortiori, voor wat betreft de aard van die voorwaarden.".

Ik zou het op prijs stellen indien U zoudt willen bevestigen dat deze interpretatie door de Canadese autoriteiten gedeeld wordt.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

De Heer P.D. Lee Zaakgelastigde a.i. Missie van Canada bij de Europese Gemeenschappen Loxumstraat 6 1 000 Brussel

MISSIE VAN CANADA BIJ DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

Brussel, 16 januari 1978

Zeer geachte Heer Commissaris,

Hierbij heb ik de eer de ontvangst te bevestigen van Uw brief van 16 januari 1978 luidende als volgt:

"Excellentie,

Hiermede moge ik verwijzen naar onze Overeenkomst van 16 januari 1978 en heb de eer te verklaren dat, tijdens de bespreking van die Overeenkomst in de Raad, de Raad de volgende interpretatie gaf inzake het effect van de Overeenkomst wat betreft de periode na de overgangsperiode:

"Bij de goedkeuring van de tekst van de briefwisseling tussen Canada en Euratom erkent de Raad dat omtrent de voorwaarden waaronder: - het onder de Overeenkomst Canada-Euratom vallende materiaal wordt verrijkt tot meer dan 20 % of wordt opgewerkt,

- uranium dat tot meer dan 20 % verrijkt is, en plutonium, worden opgeslagen,

een Overeenkomst voor een interimperiode is gesloten.

Er moet nog een overeenkomst worden gesloten om de regeling te bepalen die voor het na die interimperiode geleverde materiaal voor deze gevoelige bewerkingen zal gelden. De Raad constateert derhalve dat de Partijen voor dit materiaal geen enkele verbintenis zijn aangegaan, noch voor wat betreft de levering van het materiaal, noch voor wat betreft het feit dat de uit te werken regeling voor gevoelige bewerkingen aan voorwaarden wordt gebonden, noch, a fortiori, voor wat betreft de aard van die voorwaarden.".

Ik zou het op prijs stellen indien U zoudt willen bevestigen dat deze interpretatie door de Canadese autoriteiten gedeeld wordt.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting."

Ik heb de eer te bevestigen dat deze interpretatie door de Canadese autoriteiten wordt gdeeld.

Met gevoelens van bijzondere hoogachting.

P.D. LEE Zaakgelastigde a.i.

De Heer Guido Brunner Commissaris Commissie van de Europese Gemeenschappen Wetstraat 200 1049 Brussel