21971D1110(04)

Aanbeveling van de Gemengde Commissie nr. 1/71 houdende vaststelling van de methoden van administratieve samenwerking op douanegebied voor de toepassing van de Overeenkomst E.E.G.-Israël

Publicatieblad Nr. L 249 van 10/11/1971 blz. 0048 - 0051


Aanbeveling van de gemengde Commissie Nr. 1/71 houdende vaststelling van de methoden van administratieve samenwerking op douanegebied voor de toepassing van de Overeenkomst E.E.G.- Israël

De gemengde Commissie,

Gelet op de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Staat Israël, ondertekend te Luxemburg op 29 juni 1970, inzonderheid op Titel I,

Gelet op het Protocol betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en betreffende de methoden van administratieve samenwerking, inzonderheid op artikel 16, lid 2,

Overwegende dat het voor de goede werking van de Overeenkomst noodzakelijk is een nauwe administratieve samenwerking tussen de Partijen bij de Overeenkomst tot stand te brengen, ten einde de correcte en uniforme toepassing te waarborgen van de douanebepalingen van de Overeenkomst en met name van die van het Protocol betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en betreffende methoden van administratieve samenwerking,

Beveelt de Europese economische gemeenschap en de staat Israël aan,

elk voor zich de maatregelen te treffen welke nodig zijn voor de toepassing van de hierna volgende bepalingen:

A. Regels voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer A.IL.1

I. Taak van de exporteur

1. Onder de verantwoordelijkheid van de exporteur moet deze of zijn tot het onderteken van de uitvoeraangifte gemachtigde vertegenwoordiger de visering van een certificaat inzake goederenverkeer aanvragen.

Deze aanvraag wordt gedaan door middel van een naar behoren ingevuld formulier A.IL.1 overeenkomstig het bepaalde in Titel II van het Protocol betreffende de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" en betreffende de methoden voor administratieve samenwerking, hierna te noemen "het Protocol", en overeenkomstig de aan de ommezijde van het eerste blad van dat formulier vermelde voorschriften.

2. De exporteur of zijn vertegenwoordiger voegt bij zijn aanvraag alle stukken, die het bewijs kunnen leveren, dat de uit te voeren goederen in aanmerking kunnen komen voor de visering van een certificaat.

II. Taak van de douane

1. De douane van het land van uitvoer dient erop toe te zien dat het formulier A.IL.1 naar behoren is ingevuld. Zij gaat inzonderheid na, of de wijze waarop het vak bestemd voor de omschrijving van de goederen is ingevuld, iedere mogelijkheid tot frauduleuze toevoegingen uitsluit. Te dien einde moet de omschrijving van de goederen zonder ruimte tussen de regels worden ingevuld. Wanneer het vak niet geheel is ingevuld, moet onder de laatste regel een horizontale streep worden getrokken, terwijl het niet-ingevulde gedeelte wordt doorgehaald.

2. Aangezien het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 het bewijsstuk is voor de toepassing van de preferentiële regeling inzake douanerechten en contingenten die in de Overeenkomst is vastgesteld, moet het douanekantoor van het land van uitvoer zorgvuldig de oorsprong van de goederen nagaan en de andere vermeldingen op het certificaat controleren.

III. Uitvoer uit een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap

1. Het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 wordt door de douaneautoriteiten van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap geviseerd, wanneer de uitgevoerde goederen kunnen worden beschouwd als zijnde "produkten van oorsprong" uit de Gemeenschap in de zin van het Protocol.

2. Ten einde na te gaan of bovenstaande voorwaarden zijn vervuld, kan de douane alle bewijsstukken opvragen en iedere controle uitoefenen die zij nuttig acht.

3. De douane van de Lid-Staat weigert een certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 te viseren, wanneer uit de aan haar voorgelegde uitvoerdocumenten blijkt, dat de goederen waarop het certificaat betrekking heeft, niet voor Israël bestemd zijn.

IV. Uitvoer uit Israël

1. Het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 wordt door de douaneautoriteiten van Israël geviseerd, wanneer de uitgevoerde goederen kunnen worden beschouwd als zijnde "produkten van oorsprong" uit Israël in de zin van het Protocol.

2. Ten einde na te gaan of bovenstaande voorwaarden zijn vervuld, kan de douane alle bewijsstukken opvragen en iedere controle uitoefenen die zij nuttig acht.

3. De douane van Israël weigert een certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 te viseren, wanneer uit de aan haar voorgelegde uitvoerdocumenten blijkt, dat de goederen waarop het certificaat betrekking heeft, niet voor de Gemeenschap bestemd zijn.

V. Vermelding van het gebruikte model uitvoerdocument

In het voor de douane bestemde gedeelte van de certificaten moet een verwijzing voorkomen naar de datum en het model of naar het volgnummer van het uitvoerdocument op grond waarvan de verklaring van de exporteur voor eensluidend is gewaarmerkt.

VI. Aanbrengen van het dienststempel van het douanekantoor

De afdruk van het dienststempel van het douanekantoor moet worden aangebracht met een bij voorkeur stalen stempel.

De Lid-Staten en Israël stellen elkaar door bemiddeling van de Commissie van de Europese Gemeenschappen in kennis van de modellen van de afdrukken der door de douanekantoren gebruikte soorten stempels.

VII. Vervanging van het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 door certificaten van hetzelfde type

1. Een of meer certificaten inzake goederenverkeer A.IL.1 kunnen steeds worden vervangen door een of meer certificaten A.IL.1, op voorwaarde dat dit geschiedt op het douanekantoor waar de goederen zich bevinden.

2. Wanneer het nieuwe certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 betrekking heeft op oorspronkelijk uit een Lid-Staat of uit Israël ingevoerde goederen die in ongewijzigde staat worden heruitgevoerd, moet de naam van het land waarin het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer is afgegeven, op het nieuwe certificaat worden vermeld.

VIII. Afgifte a posteriori van certificaten inzake goederenverkeer

1. Wanneer, als gevolg van een vergissing of onopzettelijk verzuim, geen aanvraag voor een certificaat inzake goederenverkeer is gedaan bij de uitvoer van goederen, kan het certificaat A.IL.1 worden afgegeven na de daadwerkelijke uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft.

In dit geval moet de exporteur:

- hierom schriftelijk verzoeken onder opgave van de aard, de hoeveelheid, de wijze van verpakking van de goederen en de erop voorkomende merktekens, alsmede van de plaats en de datum van verzending;

- onder opgave van de redenen verklaren, dat bij de uitvoer van de betrokken goederen geen certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 is afgegeven;

- een naar behoren ingevuld en ondertekend formulier certificaat A.IL.1 bijvoegen.

2. De douane kan een certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 eerst a posteriori afgeven, nadat zij heeft nagegaan of de in het verzoek van de exporteur voorkomende gegevens overeenstemmen met die van het desbetreffende dossier.

De a posteriori afgegeven certificaten inzake goederenverkeer A.IL.1 moeten zijn voorzien van een van de volgende in rode inkt aangebrachte vermeldingen: "NACHTRÄGLICH ERTEILT", "DÉLIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI","DELIVRED A POSTERIORI".

3. Het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 kan niet a posteriori door de douane worden afgegeven, wanneer de goederen pas na de daadwerkelijke uitvoer het grondgebied van een der Partijen bij de Overeenkomst als bestemming hebben verkregen.

IX. Afgifte van duplicaten

Bij diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 kan de exporteur aan de douane die het heeft afgegeven, om een duplicaat verzoeken dat wordt opgesteld op basis van de uitvoerdocumenten die in het bezit zijn van de douane. Dit aldus afgegeven duplicaat moet voorzien zijn van de volgende in rode inkt aangebrachte vermeldingen: "DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT","DUPLICATE".

Het duplicaat geldt vanaf de datum waarop het oorspronkelijke certificaat A.IL.1 werd geviseerd.

B. Voorwaarden voor het gebruik van het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1

I. Rechtstreeks vervoer van de goederen

Als rechtstreeks vervoerd worden beschouwd de goederen waarvan het vervoer geschiedt zonder gebruikmaking van het grondgebied van een land dat geen Partij is bij de Overeenkomst.

Niet als onderbreking van het rechtstreekse vervoer worden echter beschouwd:

a) het aanleggen in havens op het grondgebied van landen die geen Partij bij de Overeenkomst zijn;

b) het overladen in dergelijke havens wanneer dit te wijten is aan overmacht of wanneer dit het gevolg is van zeerisico's;

c) vervoer met gebruikmaking van het grondgebied van landen die geen Partij bij de Overeenkomst zijn of het overladen op een dergelijk grondgebied, wanneer dit vervoer of deze overlading plaatsvindt onder dekking van één enkel vervoerdocument dat is opgesteld in een Lid-Staat of in Israël;

II. Aanvaarding van de certificaten inzake goederenverkeer buiten de termijn van overlegging

De certificaten inzake goederenverkeer A.IL.1 die na het verstrijken van de termijn voor de overlegging, bedoeld in artikel 9 van het Protocol, bij de douane van het land invoer worden overgelegd, kunnen worden aanvaard met het oog op de toepassing van de preferentiële regeling, wanneer het niet in acht nemen van de termijn is te wijten aan overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

Afgezien van dergelijke gevallen kan de douane van het land van invoer de invoer de certificaten inzake goederenverkeer aanvaarden, wanneer de goederen bij haar zijn aangeboden vóór het verstrijken van die termijn.

III. Aanvaarding van certificaten inzake goederenverkeer waarvan de vermeldingen niet overeenstemming met de ingevoerde goederen

Geringe verschillen tussen de gegevens op het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 en de gegevens die voorkomen op de documenten welke voor het vervullen van de invoerformaliteiten op het douanekantoor worden overgelegd, leiden niet ipso facto tot nietigheid van het certificaat, indien wordt vastgesteld dat het certificaat overeenstemt met de aangeboden goederen.

C. Vrije zones

De Lid-Staten en Israël treffen alle nodige maatregelen ten einde te voorkomen dat goederen die onder dekking van een certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 worden verhandeld en die tijdens hun vervoer in een vrije zone op hun grondgebied verblijven, aldaar worden verwisseld of andere dan de gebruikelijke behandelingen die bestemd zijn om ze in goede staat te bewaren, ondergaan.

D. Postzendingen (Postpakketen daaronder begrepen)

I. Formulieren A.IL.2 mogen slechts worden gebruikt voor postzendigen (postpakketten daaronder begrepen) tot een waarde van 1.000 rekeneenheden per zending.

II. Onder de verantwoordelijkheid van de exporteur moet deze of zijn vertegenwoordiger beide delen van het formulier A.IL.2 invullen en ondertekenen.

Indien voor de in zending vervatte goederen in het land van uitvoer reeds een controle werd ingesteld in verband met de definitie van het begrip "produkten van oorsprong", kan de exporteur in de rubriek "opmerkingen" van het formulier A.IL.2(deel 1) naar deze controle verwijzen.

III. De exporteur brengt, hetzij op het groene etiket model C1 of op de aangifte C2 of C2M, hetzij in de rubriek "opmerkingen" van de douaneaangifte CP3 of CP3M de vermelding "A.IL.2" aan, gevolgd door het volgnummer van het gebruikte formulier A.IL.2. Hij brengt deze vermelding en dit nummer eveneens aan op de factuur betreffende de in de zending vervatte goederen.

E. Kleine zendingen en persoonlijke bagage

Aan particulieren gerichte kleine zendingen en de persoonlijke bagage van reizigers zijn vrijgesteld van het overleggen van een certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 of van het opstellen van een formulier A.IL.2, mits het importen betreft die voldoen aan de voorwaarden gesteld bij artikel 15 van het Protocol.

F. Controle a posteriori van de certificaten inzake goederenverkeer A.IL.1 en van de formulieren A.IL.2

I. De controle a posteriori van de certificaten inzake goederenverkeer A.IL.1 en van de formulieren A.IL.2 wordt bij wijze van steekproef verricht of telkens wanneer de douane van het land van invoer gegronde twijfel koestert ten aanzien van de echtheid van het document en de juistheid van de gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken goederen of van sommige bestanddelen daarvan.

II. Ter toepassing van paragraaf I zendt de douane van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 of deel 1 van het formulier A.IL.2 terug aan de douane van het land van uitvoer onder vermelding van de redenen naar vorm of inhoud die een onderzoek rechtvaardigen. Indien de factuur of een afschrift daarvan aan de douane is overgelegd, voegt zij dit document bij deel 1 van het formulier A.IL.2; de douane verstrekt voorts alle inlichtingen die kunnen worden verkregen en die de indruk wekken dat de gegevens op het certificaat of op het formulier onjuist zijn.

Indien de douane van het land van invoer, in afwachting van het resultaat van de controle, besluit tot opschorting van de toepassing van de bepalingen van de Overeenkomst, stelt zij aan de importeur voor, de goederen vrij te geven onder voorbehoud van de nodig geachte conservatoire maatregelen.

III. De resultaten van de controle a posteriori worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douane van het land van invoer. Aan de hand daarvan moet kunnen worden nagegaan, of het betwiste certificaat of formulier van toepassing is op de daadwerkelijk uitgevoerde goederen en of die goederen inderdaad aanleiding kunnen geven tot toepassing van de preferentiële regeling.

IV. Indien tussen de douane van het land van invoer en die van het land van uitvoer geen overeenstemming kan worden bereikt over de betwiste punten of indien deze punten moeilijkheden opleveren met betrekking tot de interpretatie van het Protocol, worden deze punten voorgelegd aan de Gemengde Commissie.

V. Met het oog op de controle a posteriori van het certificaat inzake goederenverkeer A.IL.1 moeten de uitvoerdocumenten of de afschriften van de certificaten inzake goederenverkeer die deze uitvoerdocumenten vervangen, gedurende twee jaar door de douane van het land uitvoer worden bewaard.

Gedaan te Brussel, 20 januari 1971.

Voor de Gemengde Commissie

De Voorzitter

M.ALON