21970A1123(01)

Aanvullend Protocol en Financieel Protocol, beide op 23 november 1970 ondertekend en gehecht aan de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de E.E.G. en Turkije - Slotakte - Verklaringen

Publicatieblad Nr. L 293 van 29/12/1972 blz. 0004 - 0056
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 11 Deel 1 blz. 0133
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 11 Deel 1 blz. 0133
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 11 Deel 2 blz. 0151
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 11 Deel 1 blz. 0215
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 11 Deel 1 blz. 0215
L 361 31/12/1977 P. 0060 EN DK


PREAMBULE

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

enerzijds, en

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TURKIJE,

anderzijds,

OVERWEGENDE dat de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije na de voorbereidende fase een overgangsfase van de Associatie voorschrijft,

VASTSTELLENDE dat de voorbereidende fase in hoge mate en in overeenstemming met de doelstellingen van de Associatieovereenkomst heeft bijgedragen tot het versterken van de economische betrekkingen in het algemeen, en tot de uitbreiding van het handelsverkeer in het bijzonder, tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije,

VAN OORDEEL ZIJNDE dat de voorwaarden voor de overgang van de voorbereidende fase naar de overgangsfase zijn vervuld,

VASTBESLOTEN de bepalingen betreffende de voorwaarden, de wijze en het ritme van de verwezenlijking van de overgangsfase vast te stellen in de vorm van een Aanvullend Protocol,

OVERWEGENDE dat gedurende de overgangsfase de Overeenkomstsluitende Partijen op de grondslag van wederkerige en tegen elkaar opwegende verplichtingen zorg dragen voor het geleidelijk tot stand brengen van een douane-unie tussen Turkije en de Gemeenschap alsmede voor het nader tot elkaar brengen van het economisch beleid van Turkije en dat van de Gemeenschap, ten einde de goede werking van de Associatie en de ontwikkeling van de hiertoe benodigde gemeenschappelijke maatregelen te verzekeren,

HEBBEN ALS HUN GEVOLMACHTIGDEN AANGEWEZEN:

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN:

de heer Pierre HARMEL,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND:

de heer Walter SCHEEL,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK:

de heer Maurice SCHUMANN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK:

de heer Mario PEDINI,

Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG:

de heer Gaston THORN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN:

de heer J.M.A.H. LUNS,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN:

de heer Walter SCHEEL,

Fungerend Voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen;

de heer Franco Maria MALFATTI,

Voorzitter van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TURKIJE:

de heer Ihsan Sabri ÇAGLAYANGÍL,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DIE, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,

omtrent de volgende bepalingen, die aan de Associatieovereenkomst worden gehecht,

OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT:

Artikel 1

In dit Protocol wordt vastgesteld onder welke voorwaarden, op welke wijze en in welk ritme de overgangsfase ten uitvoer zal worden gelegd, bedoeld in artikel 4 van de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.

TITEL I

HET VRIJE VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 2

1. Hoofdstuk I, afdeling I, en hoofdstuk II van deze titel zijn van toepassing:

a) op in de Gemeenschap of in Turkije voortgebrachte goederen met inbegrip van die, welke geheel of gedeeltelijk zijn vervaardigd met gebruikmaking van produkten uit derde landen die zich in de Gemeenschap of in Turkije in het vrije verkeer bevinden;

b) op goederen uit derde landen die zich in de Gemeenschap of in Turkije in het vrije verkeer bevinden.

2. Als zich bevindend in het vrije verkeer in de Gemeenschap of in Turkije worden beschouwd : produkten uit derde landen waarvoor in de Gemeenschap of in Turkije de invoerformaliteiten zijn verricht en de verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan en waarvoor geen gehele of gedeeltelijke teruggave van die rechten of heffingen is verleend.

3. Goederen uit derde landen in de Gemeenschap of in Turkije ingevoerd onder een bijzondere douaneregeling uit hoofde van hun oorsprong of herkomst, kunnen niet worden geacht zich daar in het vrije verkeer te bevinden, wanneer zij weer naar de andere Overeenkomstsluitende Partij worden uitgevoerd. De Associatieraad kan echter onder door hem te bepalen voorwaarden afwijkingen van deze regel vaststellen.

4. De leden 1 en 2 zijn slechts van toepassing op de goederen die vanaf de datum van ondertekening van dit Protocol uit de Gemeenschap of uit Turkije worden uitgevoerd.

Artikel 3

1. Hoofdstuk I, afdeling I, en hoofdstuk II van deze titel zijn eveneens van toepassing op in de Gemeenschap of in Turkije vervaardigde goederen waarin produkten uit derde landen zijn verwerkt, die zich noch in de Gemeenschap noch in Turkije in het vrije verkeer bevonden. De toepassing ervan op de hierboven bedoelde goederen wordt echter afhankelijk gesteld van een compenserende heffing in het uitvoerland, waarvan de hoogte gelijk is aan een percentage van de rechten van het gemeenschappelijke douanetarief die worden geheven op produkten uit derde landen die daarin zijn verwerkt. Dit percentage, dat door de Associatieraad voor elke door hem bepaalde periode wordt vastgesteld, is afhankelijk van de tariefverlaging voor die goederen in het invoerland. De Associatieraad stelt eveneens regels betreffende de compenserende heffing vast, met inachtneming van de regels die vóór 1 juli 1968 in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten ter zake golden.

2. De compenserende heffing wordt evenwel bij uitvoer uit de Gemeenschap of uit Turkije niet toegepast op de onder in dit artikel bedoelde omstandigheden vervaardigde goederen, zolang voor de meeste der in de andere Overeenkomstsluitende Partij ingevoerde goederen de verlaging van de douanerechten niet meer dan 20 % bedraagt, met inachtneming van de verschillende ritmen van de tariefverlaging welke in dit Protocol zijn vastgesteld.

Artikel 4

Met inachtneming van de door de Gemeenschap ten aanzien van het goederenverkeer tussen de Lid-Staten vastgestelde werkwijzen stelt de Associatieraad de wijzen van administratieve samenwerking ter toepassing van de artikelen 2 en 3 vast.

Artikel 5

1. Iedere Overeenkomstsluitende Partij die van oordeel is, dat ongelijkheden die voortvloeien uit de toepassing, hetzij van douanerechten, hetzij van kwantitatieve beperkingen, hetzij van einige maatregel van gelijke werking bij invoer, alsmede van enige andere handelspolitieke maatregel, een verlegging van het handelsverkeer of economische moeilijkheden op haar grondgebied dreigen mede te brengen, kan zich tot de Associatieraad wenden, die, zo het geval zich voordoet, de methoden aanbeveelt die geschikt zijn om de schade die daaruit kan voortvloeien, te vermijden.

2. Wanneer zich een verlegging van het handelsverkeer of economische moeilijkheden voordoen en de betrokken Partij van oordeel is dat deswege onverwijld ingrijpen noodzakelijk is, kan zij zelf de nodige beschermende maatregelen nemen, onder onverwijlde kennisgeving daarvan aan de Associatieraad, die kan beslissen of de betrokken Partij deze maatregelen moet wijzigen of opheffen.

3. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen, die de werking van de Associatie en met name de normale ontwikkeling van het handelsverkeer het minst verstoren.

Artikel 6

Gedurende de overgangsfase brengen de Overeenkomstsluitende Partijen, in de mate waarin zulks voor de goede werking van de Associatie noodzakelijk is, hun wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op douanegebied nader tot elkaar, met inachtneming van de reeds door de Lid-Staten van de Gemeenschap ter zake bereikte aanpassing.

HOOFDSTUK I

DOUANE UNIE

Afdeling I

Afschaffing van de douanerechten tussen de Gemeenschap en Turkije

Artikel 7

1. De Overeenkomstsluitende Partijen onthouden zich ervan, onderling nieuwe in- en uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking in te stellen en de rechten en heffingen die zij op de datum van inwerkingtreding van dit Protocol in hun onderlinge handelsbetrekkingen toepassen, te verhogen.

2. De Associatieraad kan de Partijen evenwel machtigen tot het instellen van nieuwe uitvoerrechten of heffingen van gelijke werking, indien zulks noodzakelijk blijkt om de doelstellingen van de Overeenkomst te verwezenlijken.

Artikel 8

De tussen de Gemeenschap en Turkije bestaande invoerrechten, alsmede de heffingen van gelijke werking, worden geleidelijk afgeschaft overeenkomstig de artikelen 9 tot en met 11.

Artikel 9

Bij de inwerkingtreding van dit Protocol schaft de Gemeenschap de douanerechten en heffingen van gelijke werking op de invoer uit Turkije af.

Artikel 10

1. Het recht dat op de datum van ondertekening van dit Protocol daadwerkelijk ten opzichte van de Gemeenschap wordt toegepast, vormt voor ieder produkt het basisrecht waarop de achtereenvolgende verlagingen door Turkije moeten worden toegepast.

2. Het ritme van de door Turkije tot stand te brengen verlagingen wordt als volgt bepaald : de eerste verlaging wordt tot stand gebracht bij de inwerkingtreding van dit Protocol. De tweede en derde verlaging worden achtereenvolgens drie en vijf jaar later tot stand gebracht. De vierde en volgende verlagingen hebben jaarlijks plaats, zodat de laatste verlaging plaatsvindt aan het einde van de overgangsperiode.

3. Elke verlaging geschiedt door het basisrecht van ieder produkt met 10 % te verminderen.

Artikel 11

In afwijking van artikel 10, lid 2 en 3, schaft Turkije voor de in bijlage nr. 3 opgenomen produkten in de loop van een periode van tweeëntwintig jaar geleidelijk de basisrechten ten opzichte van de Gemeenschap af in het volgende ritme : een verlaging van 5 % van elk recht wordt tot stand gebracht bij de inwerkingtreding van dit Protocol. Drie verdere verlagingen van elk 5 % vinden achtereenvolgens drie, zes en tien jaar later plaats.

Acht verdere verlagingen van elk 10 % worden tot stand gebracht achtereenvolgens twaalf, dertien, vijftien, zeventien, achttien, twintig, eenentwintig en tweeëntwintig jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol.

Artikel 12

1. Ten einde de ontwikkeling van een nieuwe, bij de inwerkingtreding van dit Protocol niet in Turkije bestaande veredelingsindustrie te beschermen of de uitbreiding van een bestaande veredelingsindustrie waarin het op het betrokken tijdstip in uitvoering zijnde Turkse ontwikkelingsprogramma voorziet, te waarborgen, kan Turkije gedurende de eerste acht jaar van de overgangsfase in bijlage nr. 3 de noodzakelijke wijzigingen aanbrengen, mits:

- deze wijzigingen te zamen niet een, op basis van de cijfers over 1967 berekende, invoerwaarde vertegenwoordigen, die hoger is dan 10 % van de invoer uit de Gemeenschap tijdens 1967;

- de waarde van de invoer uit de Gemeenschap van alle in bijlage nr. 3 opgenomen produkten, nog altijd berekend op basis van de invoercijfers over 1967, niet wordt verhoogd.

De produkten die aan de lijst van bijlage nr. 3 worden toegevoegd, kunnen onmiddellijk worden onderworpen aan de volgens artikel 11 berekende rechten ; de produkten die ervan worden afgevoerd, worden ommiddellijk onderworpen aan de volgens artikel 10 berekende rechten.

2. Turkije stelt de Associatieraad in kennis van de maatregelen die het overeenkomstig bovenstaande bepalingen overweegt te nemen.

3. Met hetzelfde doel als bedoeld in lid 1 en voor ten hoogste 10 % van de invoer uit de Gemeenschap in het jaar 1967, kan de Associatieraad Turkije tijdens de overgangsfase machtigen tot het opnieuw invoeren, het verhogen of het instellen van douanerechten voor de aan de regeling van artikel 10 onderworpen produkten.

Door deze tariefmaatregelen mogen voor elk der posten waarop zij betrekking hebben, de rechten welke worden toegepast op invoer uit de Gemeenschap, niet hoger komen dan 25 % ad valorem.

4. De Associatieraad kan van de leden 1 en 3 afwijken.

Artikel 13

1. Ongeacht de artikelen 9 tot en met 11 kunnen de Overeenkomstsluitende Partijen de heffing van rechten geheel of gedeeltelijk schorsen, op produkten, ingevoerd uit de andere Partij die hiervan in kennis dient te worden gesteld ; een en ander geldt, wat Turkije betreft, met name om de invoer van sommige produkten die nodig zijn ter aanmoediging van zijn economische ontwikkeling, te vergemakkelijken.

2. De Overeenkomstsluitende Partijen verklaren zich bereid, hun rechten ten opzichte van de andere Partij in een sneller ritme te verlagen dan in de artikelen 9 tot en met 11 is bepaald, indien hun algemene economische toestand en de toestand in de betrokken sector hun zulks toelaten. De Associatieraad doet hiertoe passende aanbevelingen.

Artikel 14

Indien Turkije in een sneller ritme dan bedoeld in de artikelen 10 en 11 een heffing van gelijke werking als douanerechten afschaft ten aanzien van een land dat niet bij de Associatie is aangesloten, zal hetzelfde ritme worden toegepast voor de afschaffing van deze heffing ten aanzien van de Gemeenschap.

Artikel 15

Onverminderd artikel 7, lid 2, schaffen de Overeenkomstsluitende Partijen uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol alle tussen hen bestaande uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking af.

Artikel 16

1. De artikelen 7, lid 1, en 8 tot en met 15 zijn van toepassing op douanerechten van fiscale aard.

2. De Gemeenschap en Turkije brengen bij de inwerkingtreding van dit Protocol hun douanerechten van fiscale aard ter kennis van de Associatieraad.

3. Turkije behoudt de bevoegdheid deze douanerechten van fiscale aard te vervangen door een binnenlandse heffing die in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 44.

4. Wanneer de Associatieraad vaststelt dat de vervanging van een douanerecht van fiscale aard in Turkije op ernstige moeilijkheden stuit, verleent hij dit land toestemming dit recht te handhaven op voorwaarde dat het uiterlijk aan het einde van de overgangsfase wordt afgeschaft. De toestemming dient binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit Protocol te worden gevraagd.

Turkije kan voorlopig de desbetreffende rechten handhaven tot de Associatieraad ter zake een beslissing heeft genomen.

Afdeling II

Aanvaarding van het gemeenschappelijk douanetarief door Turkije

Artikel 17

De aanpassing van het douanetarief van Turkije aan het gemeenschappelijk douanetarief geschiedt tijdens de overgangsfase op de hierna volgende wijze, waarbij wordt uitgegaan van de rechten die door Turkije op de datum van ondertekening van dit Protocol daadwerkelijk jegens derde landen worden toegepast. 1. Wat de produkten betreft waarvan de door Turkije op bovenvermeld tijdstip daadwerkelijk geheven rechten niet meer dan 15 % hoger of lager zijn dan de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, worden laatstgenoemde rechten van toepassing één jaar na de tweede verlaging van douanerechten overeenkomstig artikel 10.

2. In de overige gevallen past Turkije een jaar na de tweede verlaging van douanerechten overeenkomstig artikel 10 zodanige rechten toe dat het verschil tussen het op de datum van ondertekening van dit Protocol daadwerkelijk geheven recht en het recht van het gemeenschappelijk douanetarief met 20 % wordt verminderd.

3. Dit verschil wordt wederom met 20 % verminderd bij de vijfde en de zevende verlaging van douanerechten overeenkomstig artikel 10.

4. Het gemeenschappelijk douanetarief wordt volledig toegepast bij de tiende verlaging van douanerechten overeenkomstig artikel 10.

Artikel 18

In afwijking van artikel 17 gaat Turkije voor de in bijlage nr. 3 opgenomen produkten gedurende de periode van tweeëntwintig jaar op de volgende wijze over tot de aanpassing van zijn tarief:

1. Voor de produkten waarvoor de op de datum van ondertekening van dit Protocol daadwerkelijk door Turkije geheven rechten niet meer dan 15 % hoger of lager zijn dan de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, worden laatstgenoemde rechten van toepassing bij de vierde verlaging van douanerechten overeenkomstig artikel 11.

2. In de overige gevallen past Turkije op het moment van de vierde verlaging van douanerechten overeenkomstig artikel 11, zodanige rechten toe dat het verschil tussen het daadwerkelijk op de datum van ondertekening van dit Protocol toegepaste tarief en dat van het gemeenschappelijk douanetarief met 20 % wordt verminderd.

3. Dit verschil wordt bij de zevende en de negende verlaging overeenkomstig artikel 11 wederom verminderd, achtereenvolgens met 30 en 20 %.

4. Het gemeenschappelijk douanetarief wordt aan het einde van het tweeëntwintigste jaar volledig toegepast.

Artikel 19

1. Voor een aantal produkten die niet meer dan 10 % vertegenwoordigen van de waarde van de totale invoer van Turkije in 1967 kan dit land, na overleg in de Associatieraad, de verlaging van zijn douanerechten jegens derde landen die het overeenkomstig de artikelen 17 en 18 zou moeten invoeren, uitstellen tot aan het einde van het tweeëntwintigste jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol.

2. Voor een aantal produkten die niet meer dan 5 % vertegenwoordigen van de waarde van de totale invoer van Turkije in 1967, kan dit land, na overleg in de Associatieraad, na een periode van tweeëntwintig jaar, jegens derde landen douanerechten handhaven die hoger zijn dan die van het gemeenschappelijk douanetarief.

3. De toepassing van de voorgaande leden mag echter het vrije verkeer van goederen binnen de Associatie niet benadelen en kan voor Turkije geen aanleiding zijn zich op artikel 5 te beroepen.

4. In geval van versnelde aanpassing van het Turkse douanetarief aan het gemeenschappelijk douanetarief handhaaft Turkije ten gunste van de Gemeenschap een preferentie welke gelijkwaardig is aan die welke voortvloeit uit de regeling overeenkomstig dit hoofdstuk.

Ten aanzien van de in bijlage nr. 3 opgenomen produkten kan een dergelijke versnelde aanpassing niet plaatsvinden vóór het einde van de overgangsfase, behoudens voorafgaande toestemming van de Associatieraad.

5. Wat de rechten betreft waarvoor de in artikel 16, lid 4, eerste alinea, bedoelde toestemming is verleend of die Turkije voorlopig kan handhaven overeenkomstig artikel 16, lid 4, tweede alinea, is dit land gehouden de artikelen 17 en 18 toe te passen. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van de toestemming past het de rechten toe die uit de toepassing van deze artikelen voortvloeien.

Artikel 20

1. Om de invoer te vergemakkelijken van bepaalde produkten uit landen waaraan Turkije door bilaterale handelsovereenkomsten is gebonden, kan dit land, indien de werking van deze overeenkomsten door de toepassing van dit Protocol of de ter uitvoering daarvan genomen maatregelen aanmerkelijk wordt verstoord, met voorafgaande toestemming van de Associatieraad, tariefcontingenten tegen een verlaagd recht of met vrijdom van recht toekennen.

2. Deze toestemming wordt geacht te zijn verleend wanneer de in lid 1 bedoelde tariefcontingenten aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) de totale waarde van deze contingenten is jaarlijks niet groter dan 10 % van de gemiddelde waarde van de Turkse invoer uit derde landen in de laatste drie jaren waarover statistieken beschikbaar zijn, met aftrek van de invoer die geschiedt met behulp van de middelen bedoeld in bijlage nr. 4. Dit bedrag van 10 % dient te worden verminderd met het bedrag van de invoer uit derde landen, welke in het kader van bijlage nr. 4 met vrijdom van douanerechten heeft plaatsgevonden;

b) voor elk produkt is de waarde van de invoer in het kader van de tariefcontingenten niet groter dan een derde van de gemiddelde waarde van de Turkse invoer van dit produkt uit derde landen in de laatste drie jaren waarvoor statistieken beschikbaar zijn.

3. Turkije doet de Associatieraad mededeling van de maatregelen welke het overeenkomstig lid 2 overweegt te nemen.

Aan het einde van de overgangsfase kan de Associatieraad besluiten, of de bepalingen van dit lid dienen te worden afgeschaft of gewijzigd.

4. In geen geval mag het recht van een tariefcontingent lager zijn dan het daadwerkelijk door Turkije toegepaste recht op de uit de Gemeenschap ingevoerde goederen.

HOOFDSTUK II

AFSCHAFFING VAN DE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN TUSSEN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN

Artikel 21

Kwantitatieve invoerbeperkingen, alsmede alle maatregelen van gelijke werking zijn, onverminderd de volgende bepalingen, tussen de Overeenkomstsluitende Partijen verboden.

Artikel 22

1. De Overeenkomstsluitende Partijen onthouden zich ervan in hun onderlinge verkeer nieuwe kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking in te voeren.

2. Wat Turkije betreft, geldt deze verplichting bij de inwerkingtreding van dit Protocol echter slechts tot 35 % van zijn particuliere invoer uit de Gemeenschap in 1967.

Dit percentage wordt drie, acht, dertien en achttien jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol achtereenvolgens op 40, 45, 60 en 80 % gebracht.

3. Zes maanden voor elk van de laatste drie vervaldata onderzoekt de Associatieraad de gevolgen van de verhoging van het liberalisatiepeil voor de economische ontwikkeling van Turkije en besluit, zo het voor een versnelde economische ontwikkeling van Turkije nodig is, de vervaldatum naar een door hem vast te stellen tijdstip te verschuiven.

Indien geen besluit wordt genomen, dan wordt de betrokken vervaldatum een jaar verschoven. De onderzoekprocedure wordt zes maanden voor het verstrijken van deze termijn opnieuw aangevangen. Indien de Associatieraad ook dan geen besluit neemt, wordt de datum ten tweeden male een jaar verschoven.

Na het verstrijken van deze tweede termijn gaat Turkije over tot de verhoging van het liberalisatiepeil, tenzij de Associatieraad anders besluit.

4. De lijst van produkten waarvoor de invoer in Turkije uit de Gemeenschap is geliberaliseerd, wordt ter kennis van de Gemeenschap gebracht op het tijdstip van ondertekening van dit Protocol. Deze lijst is ten opzichte van de Gemeenschap geconsolideerd. De lijsten van de produkten die op elk van de in lid 2 genoemde vervaldata worden geliberaliseerd, worden aan de Gemeenschap bekendgemaakt en ten opzichte van haar geconsolideerd.

5. Turkije kan voor de geliberaliseerde doch niet krachtens dit artikel geconsolideerde produkten opnieuw kwantitatieve invoerbeperkingen instellen, mits het voor de Gemeenschap contingenten opent die ten minste gelijk zijn aan 75 % van de gemiddelde invoer uit de Gemeenschap tijdens de laatste drie aan de wederinstelling van de beperkingen voorafgaande jaren. Op deze contingenten is artikel 25, lid 4, van toepassing.

6. Turkije behandelt de Gemeenschap in geen geval minder gunstig dan derde landen.

Artikel 23

De Overeenkomstsluitende Partijen onthouden zich ervan in hun onderlinge handelsverkeer de bij de inwerkingtreding van dit Protocol bestaande kwantitatieve invoerbeperkingen en maatregelen van gelijke werking beperkender te maken, onverminderd artikel 22, lid 5.

Artikel 24

Bij de inwerkingtreding van dit Protocol schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen op de invoer uit Turkije af. Deze liberalisatie wordt ten opzichte van Turkije geconsolideerd.

Artikel 25

1. Turkije schaft de kwantitatieve beperkingen op de invoer uit de Gemeenschap geleidelijk af, overeenkomstig de volgende leden.

2. Eén jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol worden voor de invoer van elk der in Turkije niet geliberaliseerde produkten voor de Gemeenschap contingenten geopend. De omvang van deze contingenten wordt vastgesteld gelijk aan die van de gemiddelde invoer uit de Gemeenschap gedurende de laatste drie jaren waarover statistieken beschikbaar zijn onder aftrek van de invoer die wordt gefinancierd:

a) uit bijzondere middelen van bijstand voor bepaalde investeringsprojecten,

b) zonder toekenning van deviezen,

c) in het kader van de wet inzake aanmoediging van de investeringen van buitenlands kapitaal.

3. Wanneer voor een niet geliberaliseerd produkt de invoer uit de Gemeenschap gedurende het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol minder dan 7 % van de totale invoer van dit produkt bedraagt, wordt één jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol een contingent vastgesteld dat gelijk is aan 7 % van deze invoer.

4. Drie jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol verhoogt Turkije het totaal der aldus vastgestelde contingenten zodanig ten opzichte van het voorafgaande jaar dat hun totale waarde met ten minste 10 % en de waarde van elk per produkt vastgesteld contingent met ten minste 5 % toeneemt. Om de twee jaar worden deze waarden in dezelfde verhoudingen ten opzichte van de voorafgaande periode verhoogd.

5. Met ingang van het dertiende jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol wordt ieder contingent om de twee jaar met ten minste 20 % ten opzichte van de voorafgaande periode verhoogd.

6. Wanneer van een niet geliberaliseerd produkt in de loop van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol geen enkele invoer in Turkije heeft plaatsgehad, wordt door de Associatieraad vastgesteld op welke wijze een contingent wordt geopend en verruimd.

7. Wanneer de Associatieraad vaststelt dat de invoer van een niet geliberalisseerd produkt gedurende twee opeenvolgende jaren aanmerkelijk minder heeft bedragen dan het opengestelde contingent, mag dit contingent niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de totale waarde van de contingenten. In dit geval heft Turkije ten aanzien van de Gemeenschap de contingentering van dit produkt op.

8. Alle kwantitatieve invoerbeperkingen in Turkije dienen uiterlijk tweeëntwintig jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol te zijn afgeschaft.

Artikel 26

1. Uiterlijk aan het einde van een periode van tweeëntwintig jaar schaffen de Overeenkomstsluitende Partijen jegens elkander alle maatregelen van gelijke werking als kwantitatieve invoerbeperkingen af. De Associatieraad doet aanbevelingen voor de geleidelijke aanpassing die gedurende die periode moet plaatsvinden, en houdt daarbij rekening met de bepalingen die binnen de Gemeenschap tot stand zijn gekomen.

2. In het bijzonder schaft Turkije, volgens het in de artikelen 10 en 11 genoemde ritme, de borgstellingen door importeurs ter zake van invoer van goederen uit de Gemeenschap geleidelijk af.

Daarenboven worden de borgstellingen van meer dan 140 % van de douanewaarde der uit de Gemeenschap ingevoerde goederen, voor wat delen, onderdelen en toebehoren voor motorvoertuigen van post 87.06 van het Turkse douanetarief betreft, en van meer dan 120 % van deze zelfde waarde, voor wat de andere produkten betreft, bij de inwerkingtreding van dit Protocol op het hierboven aangegeven niveau gebracht.

Artikel 27

1. Kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de Overeenkomstsluitende Partijen verboden.

De Gemeenschap en Turkije heffen uiterlijk aan het einde van de overgangsfase de in hun onderlinge verkeer bestaande kwantitatieve uitvoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking op.

2. In afwijking van het voorgaande lid kunnen de Gemeenschap en Turkije na overleg in de Associatieraad, voor basisprodukten uitvoerbeperkingen handhaven of invoeren, voor zover zulks noodzakelijk is om de ontwikkeling van bepaalde sectoren van hun economie te bevorderen of om het hoofd te bieden aan een eventuele schaarste aan deze produkten.

In dat geval opent de betrokken Partij voor de andere Partij een contingent, waarbij rekening wordt gehouden, enerzijds met de gemiddelde uitvoer in de laatste drie jaren waarover statistieken beschikbaar zijn, en anderzijds met de normale ontwikkeling van het handelsverkeer als gevolg van de geleidelijke totstandbrenging van de douane-unie.

Artikel 28

Turkije verklaart zich bereid, de in het verkeer met de Gemeenschap bestaande kwantitatieve in- en uitvoerbeperkingen in een sneller ritme af te schaffen dan in de voorgaande artikelen is bepaald, indien zijn algemene economische toestand en de toestand in de betrokken sector zulks toelaten. De Associatieraad doet Turkije daartoe aanbevelingen.

Artikel 29

De artikelen 21 tot en met 27 vormen geen beletsel voor verboden of beperkingen van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, het nationaal artistiek, historisch en archeologisch bezit, of uit hoofde van bescherming van de industriële en commerciële eigendom. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of en verkapte beperking van de handel tussen de Overeenkomstsluitende Partijen vormen.

Artikel 30

1. De Overeenkomstsluitende Partijen passen hun nationale monopolies van commerciële aard geleidelijk aan in dier voege dat aan het eind van een periode van tweeëntwintig jaar elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten der Gemeenschap en van Turkije, wat de voorwaarden van de voorziening en de afzet betreft, is uitgesloten.

Dit artikel is van toepassing op elk lichaam waardoor een Lid-Staat of Turkije de invoer of de uitvoer tussen de Gemeenschap en Turkije in rechte of in feite direct of indirect beheerst, leidt of aanmerkelijk beïnvloedt. Het is eveneens van toepassing op de door een Staat gedelegeerde monopolies.

2. De Overeenkomstsluitende Partijen onthouden zich van elke nieuwe maatregel die tegen de in lid 1 vermelde beginselen indruist of de draagwijdte van de artikelen inzake de afschaffing van de douanerechten en kwantitatieve beperkingen tussen hen beperkt.

3. De wijze waarop en het ritme waarin de in dit artikel bedoelde Turkse monopolies moeten worden aangepast en de belemmeringen van het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije moeten worden verminderd, worden door de Associatieraad uiterlijk zes jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol vastgesteld.

Totdat de Associatieraad het in de voorgaande alinea bedoelde besluit heeft genomen, behandelen de Overeenkomstsluitende Partijen de produkten waarvoor in de andere Partij een monopolie bestaat, ten minste even gunstig als dezelfde produkten uit het meestbegunstigde derde land.

4. De verplichtingen van de Overeenkomstsluitende Partijen gelden slechts voor zover zij verenigbaar zijn met de bestaande internationale overeenkomsten.

HOOFDSTUK III

PRODUKTEN WAARVOOR BIJ INVOER IN DE GEMEENSCHAP EEN SPECIALE REGELING GELDT INGEVOLGE DE TENUITVOERLEGGING VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK LANDBOUWBELEID

Artikel 31

De in hoofdstuk IV omschreven regeling voor landbouwprodukten is van toepassing op de produkten waarvoor bij invoer in de Gemeenschap een speciale regeling geldt ingevolge de tenuitvoerlegging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

HOOFDSTUK IV

LANDBOUW

Artikel 32

Voor zover in de artikelen 33 tot en met 35 niet anders is bepaald, is dit Protocol van toepassing op landbouwprodukten.

Artikel 33

1. Turkije gaat, tijdens een periode van tweeëntwintig jaar, over tot aanpassing van zijn landbouwbeleid om aan het einde van die periode de maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te treffen waarvan de toepassing in Turkije volstrekt noodzakelijk is voor de totstandbrenging van het vrije verkeer van landbouwprodukten tussen de Gemeenschap en Turkije.

2. Tijdens de in lid 1 bedoelde periode houdt de Gemeenschap bij de totstandbrenging of de verdere ontwikkeling van haar gemeenschappelijk landbouwbeleid rekening met de belangen van de Turkse landbouw. Turkije verstrekt de Gemeenschap alle daartoe nuttige gegevens.

3. De Gemeenschap stelt Turkije op de hoogte van de voorstellen van de Commissie met betrekking tot de totstandbrenging of de ontwikkeling van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, alsmede van de ten aanzien van deze voorstellen uitgebrachte adviezen en genomen beslissingen.

4. De Associatieraad beslist welke mededelingen op landbouwgebied door Turkije aan de Gemeenschap moeten worden gedaan.

5. In het kader van de Associatieraad kan overleg plaatsvinden over de in lid 3 bedoelde voorstellen van de Commissie en over de maatregelen die Turkije overeenkomstig lid 1 op landbouwgebied overweegt te nemen.

Artikel 34

1. Aan het einde van de periode van tweeëntwintig jaar stelt de Associatieraad, na te hebben geconstateerd dat Turkije de in artikel 33, lid 1, bedoelde maatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft getroffen, de bepalingen vast die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van het vrije verkeer van landbouwprodukten tussen de Gemeenschap en Turkije.

2. De in lid 1 bedoelde bepalingen kunnen elke noodzakelijke afwijking van de in dit Protocol gegeven voorschriften inhouden.

3. De Associatieraad kan de in lid 1 genoemde datum wijzigen.

Artikel 35

1. In afwachting van de vaststelling van de in artikel 34 bedoelde bepalingen en in afwijking van de artikelen 7 tot en met 11, 15 tot en met 18, 19, lid 1 en 5, 21 tot en met 27 en 30, kennen de Gemeenschap en Turkije elkaar wederzijds een preferentieregeling toe voor hun handelsverkeer in landbouwprodukten; de omvang en de bijzonderheden van deze regeling worden vastgesteld door de Associatieraad.

2. De regeling welke vanaf het begin van de overgangsfase van toepassing is, is echter vastgesteld in bijlage nr. 6.

3. Een jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol en vervolgens om de twee jaar gaat de Associatieraad, op verzoek van een der beide Partijen, de resultaten na van de preferentieregeling welke van toepassing is op landbouwprodukten. Hij kan besluiten, de verbeteringen aan te brengen welke nodig mochten blijken om de geleidelijke verwezenlijking van de doeleinden van de Associatieovereenkomst te verzekeren.

4. Artikel 34, lid 2, is van toepassing.

TITEL II

VERKEER VAN PERSONEN EN DIENSTEN

HOOFDSTUK I

WERKNEMERS

Artikel 36

Het vrije verkeer van werknemers tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap en Turkije wordt geleidelijk tot stand gebracht overeenkomstig de in artikel 12 van de Associatieovereenkomst neergelegde beginselen, tussen het einde van het twaalfde en het tweeëntwintigste jaar na de inwerkingtreding van genoemde Overeenkomst.

De hiertoe nodige regels worden door de Associatieraad bepaald.

Artikel 37

Elke Lid-Staat past op de werknemers van Turkse nationaliteit die tewerkgesteld zijn in de Gemeenschap een stelsel toe dat wordt gekenmerkt door het ontbreken van elke discriminatie uit hoofde van de nationaliteit ten opzichte van werknemers die onderdaan zijn van de andere Lid-Staten van de Gemeenschap, voor wat betreft de lonen en verdere arbeidsvoorwaarden.

Artikel 38

In afwachting van de geleidelijke totstandbrenging van het vrije verkeer van werknemers tussen de Lid-Staten van de Gemeenschap en Turkije, kan de Associatieraad alle vraagstukken bestuderen die zich voordoen in verband met de geografische en de beroepsmobiliteit van de werknemers van Turkse nationaliteit, in het bijzonder in verband met de verlenging van arbeids- en verblijfsvergunningen, ten einde hun tewerkstelling in elke Lid-Staat te vergemakkelijken. Daartoe kan de Associatieraad tot de Lid-Staten aanbevelingen richten.

Artikel 39

1. Vóór het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol, stelt de Associatieraad bepalingen vast ter zake van de sociale zekerheid ten behoeve van de werknemers van Turkse nationaliteit die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en ten behoeve van hun binnen de Gemeenschap woonachtige gezinnen.

2. Door deze bepalingen dient het de werknemers van Turkse nationaliteit mogelijk te worden gemaakt om, volgens nader te bepalen regels, de periodes waarin zij verzekerd of werkzaam waren in de verschillende Lid-Staten, bijeen te tellen voor wat betreft ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitspensioenen, alsmede de gezondheidszorg voor de werknemer en zijn binnen de Gemeenschap woonachtig gezin. Deze bepalingen kunnen voor de Lid-Staten van de Gemeenschap geen verplichting vormen om de perioden in aanmerking te nemen waarin zij in Turkije verzekerd of werkzaam waren.

3. Bovengenoemde bepalingen dienen het mogelijk te maken, de uitbetaling van de gezinstoelagen te waarborgen wanneer het gezin van de werknemer woonachtig is binnen de Gemeenschap.

4. De ouderdoms-, overlijdens- en invaliditeitspensioenen die zijn verworven op grond van bepalingen uit hoofde van toepassing van lid 2 moeten naar Turkije kunnen worden uitgevoerd.

5. De in dit artikel bedoelde bepalingen doen geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Turkije en de Lid-Staten van de Gemeenschap, voor zover daarbij voor de Turkse onderdanen een gunstiger regeling is vastgesteld.

Artikel 40

De Associatieraad kan tot de Lid-Staten en tot Turkije aanbevelingen richten ter bevordering van de uitwisseling van jeugdige werknemers, waarbij hij uitgaat van de maatregelen tot tenuitvoerlegging door de Lid-Staten van artikel 50 van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap.

HOOFDSTUK 11

RECHT VAN VESTIGING, DIENSTEN EN VERVOER

Artikel 41

1. De Overeenkomstsluitende Partijen voeren onderling geen nieuwe beperkingen in met betrekking tot de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten.

2. De Associatieraad bepaalt, overeenkomstig de beginselen van de artikelen 13 en 14 van de Associatieovereenkomst, het ritme waarin, en de wijze waarop de Partijen onderling geleidelijk de beperkingen met betrekking tot de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten opheffen.

De Associatieraad bepaalt dit ritme en deze wijze van tenuitvoerlegging voor de verschillende soorten werkzaamheden, met inachtneming van de reeds door de Gemeenschap op deze gebieden getroffen soortgelijke maatregelen, alsmede van de bijzondere economische en sociale positie van Turkije. Er zal voorrang worden verleend aan de werkzaamheden die in het bijzonder bijdragen tot de ontwikkeling van de produktie en het handelsverkeer.

Artikel 42

1. De Associatieraad breidt, op de wijze die hij vaststelt met inachtneming van met name de geografische ligging van Turkije, het toepassingsgebied van de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap die van toepassing zijn op het vervoer uit tot Turkije. Hij kan onder dezelfde voorwaarden het toepassingsgebied van de besluiten welke uit hoofde van deze bepalingen inzake het vervoer per spoor, over de weg en over de binnenwateren door de Gemeenschap zijn genomen tot Turkije uitbreiden.

2. Indien de Gemeenschap, krachtens artikel 84, lid 2, van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap, bepalingen vaststelt betreffende de zeevaart en de luchtvaart, beslist de Associatieraad of, in hoeverre en volgens welke procedure bepalingen voor de zeevaart en de luchtvaart van Turkije kunnen worden vastgesteld.

TITEL III

ONDERLINGE AANPASSING VAN HET ECONOMISCH BELEID

HOOFDSTUK I

MEDEDINGING, BELASTINGWEZEN EN AANPASSING VAN DE WETGEVINGEN

Artikel 43

1. De Associatieraad stelt binnen zes jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol de voorwaarden en wijze van toepassing vast van de in de artikelen 85, 86, 90 en 92 van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap bedoelde beginselen.

2. Tijdens de overgangsfase kan Turkije worden geacht te verkeren in de positie bedoeld in artikel 92, lid 3, sub a), van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap. Uit dien hoofde worden de steunmaatregelen bestemd ter bevordering van zijn economische ontwikkeling beschouwd als verenigbaar met de goede werking van de Associatie, voor zover deze maatregelen de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodaning veranderen, dat het gemeenschappelijk belang van de Overeenkomstsluitende Partijen wordt geschaad.

Aan het slot van de overgangsfase beslist de Associatieraad, met inachtneming van de economische toestand van Turkije op dat tijdstip, of het nodig is het bepaalde in de voorgaande alinea nog verder te doen gelden.

Artikel 44

1. Geen der Overeenkomstsluitende Partijen heft op produkten van de andere Partij direct of indirect hogere binnenlandse belastingen, van welke aard ook, dan die welke, direct of indirect, op gelijksoortige nationale produkten worden geheven.

Geen der Overeenkomstsluitende Partijen heft op de produkten van de andere Partij zodanige binnenlandse belastingen dat daardoor andere produkties indirect worden beschermd.

De Overeenkomstsluitende Partijen schaffen uiterlijk bij het begin van het derde jaar na de inwerkingtreding van dit Protocol, de bepalingen af die op de dag van de ondertekening van dit Protocol bestaan en strijdig zijn met bovengenoemde regels.

2. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije mag bij de uitvoer van produkten de teruggave van binnenlandse belastingen niet het bedrag overschrijden dat daarop direct of indirect is geheven.

3. Indien de omzetbelasting wordt geheven volgens het cumulatieve cascadestelsel mogen gemiddelde percentages per produkt of groepen produkten worden vastgesteld voor de binnenlandse belastingen die op de in te voeren produkten worden geheven of voor de teruggave die bij de uitvoer van produkten wordt verleend, zonder evenwel inbreuk te maken op de in de voorgaande leden genoemde beginselen.

4. Met inachtneming van de ervaring die de Gemeenschap op het in dit artikel bedoelde terrein heeft verworven, draagt de Associatieraad zorg voor de toepassing van voorgaande bepalingen.

Artikel 45

Met betrekking tot andere belastingen dan de omzetbelasting, de accijnzen en de overige indirecte belastingen, mogen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Turkije vrijstellingen en teruggaven bij uitvoer slechts worden verleend en mogen compenserende belastingen bij invoer slechts worden geheven voor zover de beoogde maatregelen van tevoren voor een beperkte periode door de Associatieraad zijn goedgekeurd.

Artikel 46

De Overeenkomstsluitende Partijen mogen de vrijwaringsmaatregelen nemen die zij nodig achten ten einde de moeilijkheden te overwinnen die het gevolg zijn van het uitblijven van besluiten van de Associatieraad waarbij de voorwaarden en de wijze van toepassing, bedoeld in artikel 43, lid 1, worden vastgesteld, of van het uitblijven van de toepassing van deze besluiten dan wel van de artikelen 44 en 45.

Artikel 47

1. Indien tijdens een periode van tweeëntwintig jaar de Associatieraad op verzoek van een der Overeenkomstsluitende Partijen vaststelt dat in de betrekkingen tussen de Gemeenschappen en Turkije dumping wordt toegepast, doet hij aanbevelingen aan degene of degenen die zich aan deze handelingen schuldig maken, ten einde daaraan een eind te maken.

2. De benadeelde Partij mag, na de Associatieraad daaromtrent te hebben ingelicht, passende beschermende maatregelen nemen indien:

a) de Associatieraad, binnen drie maanden na de indiening van het verzoek, geen beslissing heeft gegenomen overeenkomstig lid 1;

b) ondanks het uitgaan van de in lid 1 bedoelde aanbevelingen de dumping voortduurt.

Voorts kan, wanneer het belang van de benadeelde Partij een onmiddellijke actie vereist, deze Partij, na de Associatieraad daarvan op de hoogte te hebben gesteld, ter behoud harer belangen voorlopige beschermende maatregelen met inbegrip van anti-dumpingrechten invoeren. Deze maatregelen mogen niet langer dan drie maanden vanaf de indiening van het verzoek of vanaf de datum waarop de benadeelde Partij uit hoofde van het bepaalde sub b) van de voorgaande alinea beschermende maatregelen heeft genomen, worden toegepast.

3. Wanneer in de gevallen, bedoeld in lid 2, eerste alinea, sub a), of in lid 2, tweede alinea, beschermende maatregelen zijn genomen, kan de Associatieraad op ieder tijdstip beslissen dat deze beschermende maatregelen moeten worden geschorst, in afwachting van het uitgaan van de in lid 1 bedoelde aanbevelingen.

Wanneer in het geval, bedoeld in lid 2, eerste alinea, sub b), beschermende maatregelen zijn genomen, kan de Associatieraad aanbevelen deze beschermende maatregelen op te heffen of te wijzigen.

4. Produkten die van oorsprong zijn uit een Overeenkomstsluitende Partij of zich daar in het vrije verkeer bevonden hebben en naar een andere Overeenkomstsluitende Partij zijn uitgevoerd, worden tot wederinvoer op het grondgebied van de eerste Partij toegelaten zonder dat daarop enigerlei invoerrecht, kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking kan worden toegepast.

De Associatieraad kan alle aanbevelingen doen die hij dienstig oordeelt voor de toepassing van de bepalingen van dit lid en laat zich daarbij leiden door de ervaring die de Gemeenschap op dit terrein heeft verworven.

Artikel 48

Op gebieden die niet onder dit Protocol vallen en die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de Associatie, of op gebieden die wel onder dit Protocol vallen doch ten aanzien waarvan het geen specifieke procedure voorschrijft, kan de Associatieraad aan elk der Overeenkomstsluitende Partijen aanbevelen, maatregelen te nemen die ten doel hebben de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen nader tot elkaar te brengen.

HOOFDSTUK II

ECONOMISCH BELEID

Artikel 49

Ten einde de verwezenlijking van de in artikel 17 van de Associatieovereenkomst genoemde doelstellingen te vergemakkelijken, plegen de Overeenkomstsluitende Partijen geregeld met elkaar overleg in de Associatieraad om hun beleid op economisch gebied te coördineren.

De Associatieraad beveelt, zo nodig, de naar omstandigheden passende maatregelen aan.

Artikel 50

1. De Overeenkomstsluitende Partijen verklaren zich bereid, hun betalingen in een ruimere mate vrij te maken dan in artikel 19 van de Associatieovereenkomst is bepaald, voor zover hun economische toestand in het algemeen en de toestand van hun betalingsbalans in het bijzonder zulks toelaten.

2. Voor zover de beperkingen in het goederen-, diensten- en kapitaalverkeer slechts gelegen zijn in de daarmede verband houdende betalingen, worden, ter geleidelijke opheffing van die beperkingen, de bepalingen inzake de afschaffing van de kwantitatieve beperkingen, het verrichten van diensten en het kapitaalverkeer op overeenkomstige wijze toegepast.

3. De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe om, behoudens voorafgaande instemming van de Associatieraad, de regeling die zij toepassen op de overmakingen ter zake van de in bijlage III van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap vermelde onzichtbare transacties niet beperkender te maken.

4. Indien nodig, plegen de Overeenkomstsluitende Partijen met elkaar overleg omtrent de maatregelen die moeten worden getroffen om de in artikel 19 van de Associatieovereenkomst en de in dit artikel bedoelde betalingen en overmakingen mogelijk te maken.

Artikel 51

Ten einde de in artikel 20 van de Associatieovereenkomst genoemde doelstellingen te verwezenlijken, tracht Turkije vanaf de inwerkingtreding van dit Protocol de regeling te verbeteren die wordt toegepast op particulier kapitaal uit de Gemeenschap dat tot de economische ontwikkeling van Turkije kan bijdragen.

Artikel 52

De Overeenkomstsluitende Partijen streven ernaar geen nieuwe deviezenbeperkingen in te voeren die invloed hebben op het onderlinge kapitaalverkeer en de daarmede verband houdende lopende betalingen, noch de bestaande regeling beperkender te maken.

De Overeenkomstsluitende Partijen vereenvoudigen zoveel mogelijk de formaliteiten inzake vergunningen en controle, te vervullen bij het sluiten of het uitvoeren van kapitaaltransacties en het overmaken van kapitaal ; zo nodig plegen zij met elkaar overleg ten einde deze vereenvoudiging te bereiken.

HOOFDSTUK III

HANDELSPOLITIEK

Artikel 53

1. De Overeenkomstsluitende Partijen plegen in de Associatieraad overleg, ten einde gedurende de overgangsfase de coördinatie van hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen te verzekeren, met name op de in artikel 113, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap bedoelde gebieden.

Uit dien hoofde verstrekt elke Overeenkomstsluitende Partij, op verzoek van de andere Partij, alle dienstige inlichtingen over de door haar gesloten overeenkomsten die tarief- of handelsbepalingen bevatten, alsmede over de wijzigingen die zij in de regeling van haar buitenlandse handel aanbrengt.

Indien deze wijzigingen of deze overeenkomsten een rechtstreekse en bijzondere invloed zouden hebben op de werking van de Associatie, vindt in de Associatieraad passend overleg plaats, ten einde rekening te houden met de belangen van de Overeenkomstsluitende Partijen.

2. Bij het verstrijken van de overgangsfase versterken de Overeenkomstsluitende Partijen in de Associatieraad de coördinatie van hun handelspolitiek, ten einde te komen tot een op uniforme beginselen berustende handelspolitiek.

Artikel 54

1. Wanneer de Gemeenschap een associatieovereenkomst of een preferentiële overeenkomst sluit die een rechtstreekse en bijzondere invloed heeft op de werking van de Associatie, vindt in de Associatieraad passend overleg plaats, ten einde de Gemeenschap in de gelegenheid te stellen de in de Associatieovereenkomst tussen de Gemeenschap en Turkije omschreven wederzijdse belangen in aanmerking te nemen.

2. Wanneer zulks noodzakelijk blijkt om belemmeringen van het goederenverkeer binnen de Associatie te vermijden, streeft Turkije ernaar alle maatregelen te treffen die kunnen bijdragen tot het oplossen van de praktische problemen die mogelijk het gevolg zijn van zijn handelsverkeer met de landen die door een associatieovereenkomst of een preferentiële overeenkomst met de Gemeenschap zijn verbonden.

Indien deze maatregelen niet worden getroffen, kan de Associatieraad de bepalingen vaststellen die nodig zijn om de goede werking van de Associatie te verzekeren.

Artikel 55

In de Associatieraad heeft overleg plaats over de toepassing van de "Regionale Samenwerking voor de Ontwikkeling (R.C.D.)".

De Associatieraad kan eventueel besluiten de daartoe noodzakelijke bepalingen vast te stellen. Deze bepalingen mogen de goede werking van de Associatie niet belemmeren.

Artikel 56

In geval van toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, heeft in de Associatieraad passend overleg plaats, ten einde het mogelijk te maken dat de in de Associatieovereenkomst omschreven wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Turkije in aanmerking worden genomen.

TITEL IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 57

De Overeenkomstsluitende Partijen passen geleidelijk de voorwaarden aan voor deelneming aan inschrijvingen opengesteld door overheidsorganen of -ondernemingen, alsmede door particuliere ondernemingen waaraan bijzondere of exclusieve rechten zijn toegekend, zodat aan het einde van een periode van tweeëntwintig jaar iedere discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten en die van Turkije, welke zijn gevestigd op het grondgebied van de Overeenkomstsluitende Partijen, is weggenomen.

De Associatieraad stelt het ritme waarin en de wijze waarop deze aanpassing plaatsvindt vast, uitgaande van de in de Gemeenschap op dit gebied aanvaarde oplossingen.

Artikel 58

Op de onder dit Protocol vallende gebieden:

- mag de door Turkije ten aanzien van de Gemeenschap, toegepaste regeling geen aanleiding geven tot enigerlei discriminatie tussen de Lid-Staten, hun onderdanen of hun vennootschappen;

- mag de door de Gemeenschap ten aanzien van Turkije toegepaste regeling geen aanleiding geven tot enigerlei discriminatie tussen de Turkse onderdanen of vennootschappen.

Artikel 59

Op de onder dit Protocol vallende gebieden, mag de behandeling van Turkije niet gunstiger zijn dan die welke de Lid-Staten elkaar toekennen krachtens het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap.

Artikel 60

1. Indien ernstige verstoringen in een sector van de economische bedrijvigheid van Turkije optreden dan wel de externe financiële stabiliteit van dit land in gevaar brengen, of indien moeilijkheden rijzen die tot uiting komen door de achteruitgang van de economische situatie van een gebied van Turkije, kan dit land de noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen treffen.

Deze maatregelen, alsmede de wijze waarop zij worden toegepast, worden onverwijld ter kennis van de Associatieraad gebracht.

2. Indien ernstige verstoringen in een sector van de economische bedrijvigheid van de Gemeenschap of van een of meer Lid-Staten optreden dan wel de externe financiële stabiliteit van een of meer Lid-Staten in gevaar brengen, of indien moeilijkheden' rijzen die tot uiting komen door de achteruitgang van de economische situatie van een gebied van de Gemeenschap, kan deze laatste de noodzakelijke vrijwaringsmaatregelen treffen of de betrokken Lid-Staat dan wel Lid-Staten daartoe machtigen.

Deze maatregelen, alsmede de wijze waarop zij worden toegepast, worden onverwijld ter kennis van de Associatieraad gebracht.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 moeten met voorrang die maatregelen worden gekozen die zo weinig mogelijk verstoringen in de werking van de Associatie teweegbrengen. Deze maatregelen mogen niet verder reiken dan strikt noodzakelijk is om de opgetreden moeilijkheden te overwinnen.

4. Ten aanzien van de krachtens de leden 1 en 2 getroffen maatregelen kan in de Associatieraad overleg worden gepleegd.

Artikel 61

De overgangsfase duurt twaalf jaar, onverminderd de bijzondere bepalingen van dit Protocol.

Artikel 62

Het Protocol en de daaraan gehechte bijlagen maken een integrerend deel uit van de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.

Artikel 63

1. Dit Protocol dient door de ondertekenende Staten te worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke voorschriften en, wat de Gemeenschap betreft, rechtsgeldig te worden gesloten bij een besluit van de Raad, dat overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap is genomen en dat ter kennis wordt gebracht van de Partijen bij de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.

De bovenbedoelde akten van bekrachtiging en akte van kennisgeving van sluiting worden te Brussel uitgewisseld.

2. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum van uitwisseling van de akten van bekrachtiging en van de akte van kennisgeving, genoemd in lid 1.

3. Wanneer de datum van inwerkingtreding van dit Protocol niet samenvalt met het begin van het kalenderjaar, kan de Associatieraad de in dit Protocol genoemde termijnen, met name voor de totstandbrenging van het vrije verkeer van goederen, verlengen of verkorten zodat ze aan het eind van het kalenderjaar aflopen.

Artikel 64

Dit Protocol is opgesteld in twee exemplaren in de Duitse, de Franse, de Italiaanse, de Nederlandse en de Turkse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Zusatzprotokoll gesetzt.

En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent Protocole additionnel.

In fede di che, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce al presente Protocollo addizionale.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Aanvullend Protocol hebben gesteld.

Bunun belgesi olarak, assagida adlari yazili tam yetkili temsilciler bu Katma Protokolün altina imzalarini atmislardir.

Geschehen zu Brüssel am dreiundzwanzigsten November neunzehnhundertsiebzig.

Fait à Bruxelles, le vingt-trois novembre mil neuf cent soixante-dix.

Fatto a Bruxelles, addì ventire novembre millenovecentosettanta.

Gedaan te Brussel, de drieëntwintigste november negentienhonderd zeventig.

Brüksel'de, yirmi üç Kasim bin dokuz yüz yetmis gününde yapilmistir.

Pour Sa Majesté le Roi des Belges,

Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Pierre HARMEL

Für den Präsidenten der Bundesrepublik Deutschland,

Walter SCHEEL

Pour le Président de la République française,

Maurice SCHUMANN

Per il Presidente della Repubblica italiana,

Mario PEDINI

Pour Son Altesse Royale le Grand-Duc de Luxembourg,

Gaston THORN

Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

J.M.A.H. LUNS

In Namen des Rates der Europäischen Gemeinschaften,

Pour le Conseil des Communautés européennes,

Per il Consiglio delle Comunità europee,

Voor de Raad der Europese Gemeenschappen,

Walter SCHEEL

Franco Maria MALFATTI

Türkiye Cumhurbaskani adina,

Ihsan Sabri ÇAGLAYANGÍL

BIJLAGEN

BIJLAGE Nr. 1 betreffende de regeling voor de invoer in de Gemeenschap van aardolieprodukten uit Turkije

Enig artikel

1. In afwijking van de artikelen 9 en 21 tot en met 30 van het Aanvullend Protocol, kunnen de hierna genoemde, in Turkije geraffineerde, produkten met vrijdom van douanerechten in de Gemeenschap worden ingevoerd, binnen de grenzen van een globaal jaarlijks communautair tariefcontingent van 200 000 ton:

>PIC FILE= "T0002063">

2. De Gemeenschap behoudt zich het recht voor, de in lid 1 omschreven regeling te wijzigen:

- bij de aanneming van een gemeenschappelijke definitie van de oorsprong voor aardolieprodukten uit derde landen en uit de geassocieerde Staten,

- bij het nemen van beslissingen in het kader van een gemeenschappelijke handelspolitiek,

- bij de totstandbrenging van een gemeenschappelijk energiebeleid.

In dat geval verleent de Gemeenschap voor de invoer van de in lid 1 genoemde produkten voordelen welke gelijkwaardig zijn aan die waarin in lid 1 is voorzien.

3. In de Associatieraad kan overleg plaatsvinden over de krachtens lid 2 genomen maatregelen.

4. Indien de Gemeenschap binnen drie jaar geen maatregelen heeft vastgesteld krachtens lid 2, kan de Associatieraad het niveau van het in lid 1 genoemde contingent opnieuw bezien.

5. Behoudens het bepaalde in de leden 1 en 2, doen de bepalingen van het Aanvullend Protocol geen afbreuk aan de regelingen welke van toepassing zijn bij de invoer van aardolieprodukten.

BIJLAGE Nr. 2 betreffende de regeling voor de invoer in de Gemeenschap van bepaalde textielprodukten uit Turkije

Artikel 1

1. In afwijking van artikel 9 van het Aanvullend Protocol schaft de Gemeenschap voor de in de navolgende lijst opgenomen produkten ingevoerd uit Turkije geleidelijk in twaalf jaar de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief af middels vier achtereenvolgende verlagingen van elk 25 %. Deze verlagingen vinden plaats achtereenvolgens op de datum van inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol, en vier, acht en twaalf jaar later:

>PIC FILE= "T0002064">

2. Voor de produkten van tariefpost 55.05 en 55.09, ingevoerd uit Turkije, past de Gemeenschap echter vanaf de inwerkingtreding van het Aanvullend Protocol een verlaging van 75 % toe op de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, en wel binnen jaarlijkse communautaire tariefcontingenten van achtereenvolgens 300 ton voor de tariefpost 55.05 en van 1 000 ton voor de tariefpost 55.09.

Artikel 2

In afwijking van het bepaalde in de artikelen 21 tot en met 24 van het Aanvullend Protocol, heeft de Gemeenschap het recht nieuwe kwantitatieve beperkingen in te stellen op de invoer uit Turkije van de volgende produkten:

>PIC FILE= "T0002065">

BIJLAGE Nr. 3

Lijst van produkten waarvoor het in artikel 11 bedoelde ritme van tariefverlaging geldt

>PIC FILE= "T0002066">

>PIC FILE= "T0002067">

>PIC FILE= "T0002068">

>PIC FILE= "T0002069">

>PIC FILE= "T0002070">

>PIC FILE= "T0002071">

>PIC FILE= "T0002072">

>PIC FILE= "T0002073">

>PIC FILE= "T0002074">

>PIC FILE= "T0002075">

>PIC FILE= "T0002076">

>PIC FILE= "T0002077">

>PIC FILE= "T0002078">

>PIC FILE= "T0002079">

>PIC FILE= "T0002080">

>PIC FILE= "T0002081">

>PIC FILE= "T0002082">

>PIC FILE= "T0002083">

>PIC FILE= "T0002084">

>PIC FILE= "T0002085">

>PIC FILE= "T0002086">

>PIC FILE= "T0002087">

>PIC FILE= "T0002088">

>PIC FILE= "T0002089">

>PIC FILE= "T0002090">

BIJLAGE Nr. 4 betreffende het gebruik door Turkije van bijzondere middelen van bijstand

DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,

verlangend het gebruik van bijzondere middelen van bijstand door Turkije niet te belemmeren,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT over de volgende bepalingen:

1. Indien de bepalingen van de Associatieovereenkomst of van het Aanvullende Protocol een beletsel vormen voor het gebruik door Turkije van bijzondere middelen van bijstand die ter beschikking zijn gesteld van zijn economie, is Turkije bevoegd, na kennisgeving aan de Associatieraad:

a) met inachtneming van artikel 20, lid 4, van het Aanvullende Protocol, tariefcontingenten te openen voor de invoer van de goederen waarvan de aankoop uit de genoemde middelen wordt gefinancierd;

b) vrij van rechten de goederen in te voeren, die vallen onder de schenkingen, die bedoeld worden in titel III van de "Public Law 480" van de Verenigde Staten, of waarin uit hoofde van een voedselhulpprogramma is voorzien;

c) aanbestedingen te beperken tot uitsluitend leveranciers van produkten van oorsprong uit landen die bijzondere middelen van bijstand verschaffen, indien het gebruik van de genoemde middelen de invoer van goederen van oorsprong uit deze landen medebrengt en indien een aanbestedingsprocedure wettelijk is voorgeschreven, hetzij in Turkije, hetzij in de betrokken landen.

2. Produkten die onder toepassing van deze bijlage in Turkije worden ingevoerd, mogen noch in onbewerkte staat noch na bewerking of verwerking weer worden uitgevoerd naar de Gemeenschap.

3. Het bepaalde in deze bijlage mag de goede werking van de Associatie niet belemmeren.

4. Aan het einde van de overgangsfase kan de Associatieraad beslissen of de bepalingen van deze bijlage dienen te worden gehandhaafd.

Indien er inmiddels wijzigingen optreden in de aard van de in paragraaf 1 van deze bijlage bedoelde middelen of in de wijze van gebruik van die middelen, of indien er moeilijkheden rijzen ten aanzien van dit gebruik, onderzoekt de Associatieraad de toestand opnieuw ten einde passende maatregelen te nemen.

BIJLAGE Nr. 5 betreffende de binnenlandse handel van Duitsland en de daarmee samenhangende vraagstukken

DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN,

in overweging nemende de thans ten gevolge van de deling van Duitsland heersende toestanden,

HEBBEN OVEREENSTEMMING BEREIKT

over de volgende bepalingen:

1. Aangezien het handelsverkeer tussen de Duitse gebieden waar de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland geldt en de Duitse gebieden waar die Grondwet niet wordt toegepast, deel uitmaakt van de binnenlandse handel van Duitsland, vereist de toepassing van de Associatieovereenkomst of van het Aanvullend Protocol in Duitsland geen enkele wijziging van de thans voor die binnenlandse handel bestaande regeling.

2. Iedere Overeenkomstsluitende Partij brengt de akkoorden inzake het handelsverkeer met de Duitse gebieden waar de Grondwet van de Bondsrepubliek niet wordt toegepast, alsmede hun uitvoeringsbepalingen, ter kennis van de andere Overeenkomstsluitende Partij. Zij waakt ervoor dat deze uitvoering niet in tegenspraak is met de beginselen der Associatie en treft met name passende maatregelen om te vermijden dat het economische bestel van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt geschaad.

3. Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan passende maatregelen treffen ten einde te verhinderen dat voor haar moeilijkheden ontstaan uit de handel tussen de andere Overeenkomstsluitende Partij en de Duitse gebieden waar de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland niet wordt toegepast.

BIJLAGE Nr. 6 betreffende de regeling welke op landbouwprodukten van toepassing is

Artikel 1

De in artikel 35 van het Aanvullende Protocol bedoelde regeling is in de volgende artikelen omschreven.

HOOFDSTUK I

PREFERENTIËLE REGELING BIJ INVOER IN DE GEMEENSCHAP

Artikel 2

De in navolgende lijst opgenomen produkten van oorsprong uit Turkije kunnen in de Gemeenschap worden ingevoerd tegen douanerechten die gelijk zijn aan 50 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

>PIC FILE= "T0002091">

>PIC FILE= "T0002092">

>PIC FILE= "T0002093">

Artikel 3

De volgende produkten van oorsprong uit Turkije kunnen met vrijdom van douanerechten en heffingen van gelijke werking in de Gemeenschap worden ingevoerd:

>PIC FILE= "T0002094">

Artikel 4

1. De volgende produkten van oorsprong uit Turkije kunnen in de Gemeenschap worden ingevoerd tegen douanerechten, gelijk aan 60 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief:

>PIC FILE= "T0002095">

2. De volgende produkten van oorsprong uit Turkije kunnen in de Gemeenschap worden ingevoerd tegen douanerechten, gelijk aan 50 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief:

>PIC FILE= "T0002096">

3. Gedurende de periode van toepassing van de referentieprijzen gelden de leden 1 en 2, op voorwaarde dat de prijzen van uit Turkije ingevoerde citrusvruchten op de interne markt van de Gemeenschap na inklaring, rekening houdende met de aanpassingscoëfficiënten voor de verschillende categorieën citrusvruchten en na aftrek van de vervoerkosten en de andere invoerheffingen dan douanerechten, ten minste gelijk zijn aan de referentieprijzen voor de betrokken periode, verhoogd met de invloed van het gemeenschappelijk douanetarief op deze referentieprijzen en met een forfaitair bedrag van 1,20 rekeneenheden per 100 kilogram.

4. De in lid 3 bedoelde vervoerkosten en andere invoerheffingen dan douanerechten, zijn die, welke zijn vastgesteld voor de berekening van de invoerprijzen, bedoeld in Verordening nr. 23 houdende de geleidelijke totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit.

Voor de aftrek van de in lid 3 bedoelde invoerheffingen, andere dan douanerechten, behoudt de Gemeenschap zich evenwel de mogelijkheid voor, het af te trekken bedrag te berekenen naargelang van de oorsprong, ten einde de nadelen te vermijden die eventueel voortvloeien uit de invloed van deze heffingen op de invoerprijzen.

5. Artikel 11 van Verordening nr. 23 blijft van toepassing.

6. Indien de uit de leden 1 en 2 voortvloeiende voordelen onder abnormale concurrentievoorwaarden in gevaar worden gebracht of dreigen te worden gebracht, kan in de Associatieraad overleg worden gepleegd, ten einde de problemen in verband met de aldus geschapen situatie te onderzoeken.

Artikel 5

De volgende produkten van oorsprong uit Turkije kunnen in de Gemeenschap worden ingevoerd tegen een douanerecht van 3 % ad valorem. Dit recht wordt één jaar na het tijdstip waarop het Aanvullend Protocol in werking treedt tot 2 % en twee jaar na die datum tot 1 % verlaagd. Aan het einde van het derde jaar wordt dit recht afgeschaft.

>PIC FILE= "T0002097">

Artikel 6

De volgende produkten van oorsprong uit Turkije kunnen binnen de grenzen van een jaarlijks communautair tariefcontingent van 18 700 ton in de Gemeenschap worden ingevoerd tegen een douanerecht van 2,5 % ad valorem:

>PIC FILE= "T0002098">

Artikel 7

1. De Gemeenschap neemt alle maatregelen die nodig zijn opdat de heffing bij invoer in de Gemeenschap van andere olijfolie dan die welke aan een raffinageproces onderworpen is geweest, van postonderverdeling 15.07 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, volledig verkregen in Turkije en rechtstreeks van dat land naar de Gemeenschap vervoerd, de heffing is die wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van Verordening nr. 136/66/EEG houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten, en die op de dag van invoer geldt, verminderd met 0,5 rekeneenheid per 100 kilogram.

2. Op voorwaarde dat Turkije een bijzondere uitvoerheffing toepast en dat deze bijzondere heffing wordt doorberekend in de prijs bij invoer, vermindert de Gemeenschap bovendien het volgens lid 1 berekende heffingsbedrag met een bedrag dat gelijk is aan dat van de gestorte heffing, evenwel met een maximum van 4,5 rekeneenheden per 100 kilogram.

Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de maatregelen welke nodig zijn om de toepassing van dit lid te verzekeren.

3. Over de werking van het in dit artikel beoogde stelsel kan in de Associatieraad overleg worden gepleegd.

Artikel 8

De volgende produkten van oorsprong uit Turkije kunnen met vrijdom van douanerechten in de Gemeenschap worden ingevoerd:

>PIC FILE= "T0002099">

Artikel 9

De in de navolgende lijst opgenomen produkten van oorsprong uit Turkije, kunnen in de Gemeenschap worden ingevoerd tegen douanerechten die gelijk zijn aan 25 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief. Deze rechten worden aan het eind van het tweede jaar na het tijdstip waarop het Aanvullende Protocol in werking treedt, tot 10 % van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief verlaagd. Aan het einde van het derde jaar worden deze rechten afgeschaft.

>PIC FILE= "T0002100">

>PIC FILE= "T0002101">

>PIC FILE= "T0002102">

Artikel 10

Zodra het gemeenschappelijk visserijbeleid ten uitvoer wordt gelegd, neemt de Gemeenschap de maatregelen welke eventueel nodig zijn om Turkije uitvoermogelijkheden te laten behouden welke ten minste gelijkwaardig zjin aan die, waarin is voorzien krachtens artikel 6 van het Voorlopig Protocol.

De Associatieraad gaat na, door welke maatregelen bedoelde mogelijkheden kunnen worden verbeterd.

Artikel 11

De Associatieraad stelt de preferentiële regeling voor wijn van oorsprong uit Turkije vast.

Artikel 12

De Gemeenschap neemt alle maatregelen die nodig zijn opdat de heffing bij invoer in de Gemeenschap van onderstaande goederen, verkregen in Turkije en rechtstreeks van dat land naar de Gemeenschap vervoerd, de heffing is die wordt berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van Verordening nr. 120/67/EEG houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen, verminderd met 0,5 rekeneenheid per ton:

>PIC FILE= "T0002103">

Artikel 13

1. Op voorwaarde dat Turkije voor rogge van post 10.02 van het gemeenschappelijk douanetarief, verkregen in Turkije en rechtstreeks uit dat land in de Gemeenschap ingevoerd, een speciale heffing toepast bij uitvoer en deze speciale heffing wordt doorberekend in de prijs bij invoer, vermindert de Gemeenschap, binnen de grenzen van 8 rekeneenheden per ton, het bedrag van de heffing bij invoer van bovengenoemd produkt, berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 van Verordening nr. 120/67/EEG houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen, met een bedrag dat gelijk is aan de betaalde heffing.

Elke Overeenkomstsluitende Partij neemt de maatregelen welke nodig zijn om de toepassing van dit lid te verzekeren.

2. Over de werking van het in dit artikel beoogde stelsel kan in de Associatieraad overleg worden gepleegd.

Artikel 14

Onverminderd de toepassing van een variabel element van de heffing, dat wordt bepaald overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 1059/69 tot invoering van een handelsregeling voor bepaalde goederen, verkregen door verwerking van landbouwprodukten, neemt de Gemeenschap alle maatregelen die nodig zijn opdat het vaste element dat bij invoer in de Gemeenschap van de in navolgende lijst opgenomen goederen van oorsprong uit Turkije wordt toegepast, geleidelijk wordt verlaagd volgens het in artikel 9 van deze bijlage bepaalde ritme:

>PIC FILE= "T0002104">

Artikel 15

De Gemeenschap behoudt zich voor om bij wijziging van de communautaire reglementering voor de in deze bijlage voorkomende produkten, ook de in deze bijlage vastgestelde regeling te wijzigen.

Bij wijziging van deze regeling kent de Gemeenschap voor de invoer van oorsprong uit Turkije voordelen toe die vergelijkbaar zijn met de welke voortvloeien uit deze bijlage.

Artikel 16

Met het oog op de toepassing van dit hoofdstuk stelt de Associatieraad de definitie van het begrip "produkten van oorsprong" vast.

HOOFDSTUK II

REGELING BIJ INVOER IN TURKIJE

Artikel 17

In het kader van zijn commerciële invoer kent Turkije aan de Gemeenschap een preferentiële regeling toe die een bevredigende stijging van de invoer van landbouwprodukten van oorsprong uit de Gemeenschap kan verzekeren.

FINANCIEEL PROTOCOL

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

DE PRESIDENT Van DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

enerzijds, en

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TURKIJE,

anderzijds,

VERLANGENDE de versnelde ontwikkeling van de Turkse economie te bevorderen ten einde het nastreven van de doelstellingen van de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, te vergemakkelijken,

HEBBEN ALS HUN GEVOLMACHTIGDEN AANGEWEZEN:

ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN:

de heer Pierre HARMEL,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND:

de heer Walter SCHEEL,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK:

de heer Maurice SCHUMANN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK:

de heer Mario PEDINI,

Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG:

de heer Gaston THORN,

Minister van Buitenlandse Zaken;

HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN:

de heer J.M.A.H. LUNS,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN:

de heer Walter SCHEEL,

Fungerend Voorzitter van de Raad van de Europese Gemeenschappen;

de heer Franco Maria MALFATTI,

Voorzitter van de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TURKIJE:

de heer Ihsan Sabri ÇAGLAYANGÍL,

Minister van Buitenlandse Zaken;

DIE, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,

omtrent de volgende bepalingen, die aan de Associatievereenkomst worden gehecht,

OVEREENSTEMMING HEBBEN BEREIKT:

Artikel 1

In het kader van de Associatie tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije neemt de Gemeenschap op de wijze, vermeld in dit Protocol, deel aan de maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van Turkije, in aanvulling op hetgeen door dit land zelf wordt verricht.

Artikel 2

1. De Turkse Staat, overheids- of particuliere lichamen of ondernemingen die hun zetel of een vestiging in Turkije hebben, kunnen verzoeken om financiering indienen bij de Europese Investeringsbank, die hen in kennis stelt van het aan hun verzoeken gegeven gevolg.

2. Voor financiering komen in aanmerking investeringsprojecten:

a) die bijdragen tot verhoging van de produktiviteit van de Turkse economie en die inzonderheid ten doel hebben, Turkije te verzekeren van een betere economische infrastructuur, een hogere opbrengst van de landbouw, en van moderne en rationeel gevoerde industriële of dienstenondernemingen, ongeacht of deze door de overheid dan wel door particulieren worden beheerd;

b) die de verwezenlijking van de doelstellingen van de Associatieovereenkomst bevorderen;

c) die een onderdeel vormen van het lopende Turkse ontwikkelingsplan.

3. Met betrekking tot de keuze van de investeringsprojecten kunnen in het kader van deze bepalingen:

a) slechts afzonderlijk omschreven projecten worden gefinancierd;

b) in beginsel in alle sectoren van de economie investeringsprojecten worden gefinancierd die op Turks grondgebied zullen worden verwezenlijkt.

4. Bijzondere aandacht wordt besteed aan projecten die kunnen bijdragen tot verbetering van de toestand der Turkse betalingsbalans.

Artikel 3

1. Met betrekking tot de verzoeken waarop gunstig is beschikt, geschiedt de financiering door middel van leningen van de Europese Investeringsbank, handelend in opdracht van de Lid-Staten der Gemeenschap.

2. Het totale bedrag van deze leningen kan 195 miljoen rekeneenheden belopen en kan vastgelegd worden in de loop van een periode welke verstrijkt op 23 mei 1976. Het na het verstrijken van die periode eventueel overblijvende bedrag zal, totdat het volledig is verbruikt, worden aangewend op de wijze als in dit Protocol is voorzien.

3. De elk jaar uit hoofde van de toegekende leningen vast te leggen bedragen dienen zo regelmatig mogelijk te worden verdeeld over de gehele periode waarin dit Protocol van toepassing is. In het eerste gedeelte van de toepassingsperiode evenwel mogen deze vastgelegde bedragen - binnen redelijke perken - naar verhouding hoger liggen.

4. Het in lid 2 hierboven bedoelde bedrag wordt vermeerderd met het niet gestorte gedeelte van de uit hoofde van het eerste Financiële Protocol vastgelegde kredieten, welke waren komen te vervallen voordat de desbetreffende stortingen geheel of ten dele waren verricht.

Artikel 4

1. Op de verzoeken om financiering die niet ingediend worden door de Turkse Regering, kan slechts gunstig worden beschikt met toestemming van deze Regering.

2. Wanneer wordt toegestemd in een lening aan een onderneming of aan een ander lichaam dan de Turkse Staat, is de toekenning van de lening afhankelijk van de garantie van de Turkse Staat.

3. De ondernemingen waarvan het risicodragend kapitaal geheel of gedeeltelijk afkomstig is uit landen van de Gemeenschap, hebben op gelijke voorwaarden als de ondernemingen welker kapitaal van binnenlandse oorsprong is, toegang tot de in dit Protocol bedoelde financieringen.

Artikel 5

1. De leningen worden verstrekt op de grondslag van de economische kenmerken van de projecten tot financiering waarvan zij dienen.

2. De leningen betreffende investeringen die een niet onmiddellijk aanwijsbare rentabiliteit hebben of pas in de loop van de tijd rendabel worden, kunnen worden toegekend voor de duur van ten hoogste dertig jaar en vrijgesteld van aflossing gedurende een periode van ten hoogste acht jaar. De rentevoet van deze leningen mag niet lager zijn dan 2,5% per jaar.

3. Aan de leningen betreffende de financiering van projecten met een normale rentabiliteit, waarvan het bedrag ten minste 30% van de jaarlijks aan Turkije toegekende leningen dient uit te maken, kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:

a) een looptijd en aflossingsvrije periode die - binnen de in lid 2 gestelde grenzen - door de Bank worden vastgesteld op een wijze waardoor voor Turkije de dienst van deze leningen kan worden vergemakkelijkt;

b) een rentevoet van ten minste 4,5% per jaar.

4. De in het vorige lid bedoelde leningen kunnen worden toegekend door bemiddeling van passende Turkse instellingen.

Voor de keuze van de door tussenkomst van deze instellingen te financieren projecten en voor de voorwaarden waaronder de door de Bank toegekende leningen door de bemiddelende instelling(en) op haar (hun) beurt aan de begunstigde ondernemingen zullen worden verstrekt, is de voorafgaande toestemming van de Bank vereist.

5. De door de begunstigde ondernemingen terugbetaalde bedragen welke door de bemiddelende instellingen niet onmiddellijk voor de aflossing van de leningen van de Bank behoeven te worden gebruikt, worden op een bijzondere rekening samengebracht; zij kunnen slechts met toestemming van de Bank worden aangewend.

Artikel 6

1. Voor de toekenning der leningen staat de deelneming aan aanbestedingen, inschrijvingen, koop- en aannemingscontracten en andere overeenkomsten onder gelijke voorwaarden open voor alle natuurlijke of rechtspersonen van Turkije en van de Lid-Staten der Gemeenschap.

2. De leningen kunnen worden aangewend voor de dekking van uitgaven voor invoer en uitgaven voor binnenlandse betalingen, indien die uitgaven nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van goedgekeurde investeringsprojecten met inbegrip van de kosten van studies, raadgevende ingenieurs en technische bijstand.

3. De Bank ziet erop toe dat de fondsen op de meest rationele wijze en overeenkomstig de doelstellingen van de Associatieovereenkomst worden gebruikt.

Artikel 7

Gedurende de gehele looptijd van de leningen verplicht Turkije zich ertoe om de nodige deviezen voor rentebetaling, commissieloon en aflossing op de leningen ter beschikking te stellen van de debiteuren aan wie deze leningen worden verstrekt.

Artikel 8

Den in het kader van dit Protocol verleende bijstand voor de tenuitvoerlegging van bepaalde projecten kan de vorm aannemen van deelneming in financieringen waaraan met name derde Staten, internationale financiële instellingen dan wel autoriteiten en instellingen op het gebied van kredietverlening en ontwikkeling van Turkije of van de Lid-Staten der Gemeenschap, deelnemen.

Artikel 9

1. Gedurende de periode van toepassing van dit Protocol gaat de Gemeenschap de mogelijkheid na om het in artikel 3 bedoelde bedrag der leningen aan te vullen met door Europese Investeringsbank ten laste van haar eigen middelen en tegen marktvoorwaarden verstrekte leningen, welke in totaal 25 miljoen rekeneenheden kunnen belopen.

2. In voorkomend geval zijn deze leningen bestemd voor de financiering van door particuliere ondernemingen in Turkije te verwezenlijken projecten met een normale rentabiliteit.

3. Op deze leningen zijn dan de bepalingen van de Statuten van de Europese Investeringsbank, alsmede de artikelen 4, 7 en 8, van dit Protocol van toepassing.

Artikel 10

Een jaar voor het verstrijken van dit Protocol, onderwerpen de Overeenkomstsluitende Partijen de bepalingen die op het gebied van die financiële bijstand voor een nieuwe periode eventueel kunnen worden vastgesteld, aan een onderzoek.

Artikel 11

Dit Protocol wordt gehecht aan de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.

Artikel 12

1. Dit Protocol dient door de ondertekenende Staten te worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke voorschriften en, wat de Gemeenschap betreft, te worden gesloten bij een besluit van de Raad, dat overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Gemeenschap is genomen en dat ter kennis wordt gebracht van de Partijen bij de Overeenkomst waarbij een Associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije.

De bovenbedoelde akten van bekrachtiging en akte van kennisgeving van sluiting worden te Brussel uitgewisseld.

2. Dit Protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de datum van uitwisseling van de akten bekrachtiging en van de akte van kennisgeving van sluiting, genoemd in lid 1.

Artikel 13

Dit Protocol is opgesteld in twee exemplaren, in de Duitse, de France, de Italiaanse, de Nederlandse en de Turkse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter dieses Finanzprotokoll gesetzt.

En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent Protocole financier.

In fede di che, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce al presente Protocollo finanziario.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Financieel Protocol hebben gesteld.

Bunun belgesi olarak, asagida adlari yazili tam yetkili temsilciler bu Mali Protokolün altina imzalarini atmislardir.

Geschehen zu Brüssel am dreiundzwanzigsten November neunzehnhundertsiebzig.

Fait à Bruxelles, le vingt-trois novembre mil neuf cent soixante-dix.

Fatto a Bruxelles, addì ventitré novembre millenovecentosettanta.

Gedaan te Brussel, de drieëntwintigste november negentienhonderd zeventig.

Brüksel'de, yirmi üç Kasim bin dokuz yüz yetmis gününde yapilmistir.

Pour Sa Majesté le Roi des Belges

Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen

Pierre HARMEL

Für den Präsidenten der Bundesrepublik Deutschland

Walter SCHEEL

Pour le Président de la République française

Maurice SCHUMANN

Per il Presidente della Repubblica italiana

Mario PEDINI

Pour son Altesse Royale le Grand-Duc de Luxembourg

Gaston THORN

Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden

J.M.A.H. LUNS

In Namen des Rates der Europäischen Gemeinschaften

Pour le Conseil des Communautés européennes

Per il Consiglio delle Comunità europee

Voor de Raad der Europese Gemeenschappen

Walter SCHEEL

Franco Maria MALFATTI

Türkiye Cumhurbaskani adina

Ihsan Sabri ÇAGLAYANGÍL

SLOTAKTE

De gevolmachtigden

VAN ZIJNE MAJESTEIT DE KONING DER BELGEN,

VAN DE PRESIDENT VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

VAN DE PRESIDENT VAN DE FRANSE REPUBLIEK,

VAN DE PRESIDENT VAN DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

VAN ZIJNE KONINKLIJKE HOOGHEID DE GROOTHERTOG VAN LUXEMBURG,

VAN HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN,

VAN DE RAAD DER EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

enerzijds,

VAN DE PRESIDENT VAN DE REPUBLIEK TURKIJE,

anderzijds,

bijeengekomen te Brussel, de drieëntwintigste november negentienhonderdzeventig ter gelegenheid van de ondertekening

- van het Aanvullend Protocol, waaraan zes bijlagen zijn gehecht,

- van het Financieel Protocol, en

- van het Akkoord betreffende de produkten die onder de bevoegdheid vallen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, waaraan een bijlage is gehecht, hebben de hierna opgenoemde gemeenschappelijke verklaringen van de Overeenkomstsluitende Partijen met betrekking tot het Aanvullend Protocol vastgesteld:

1. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de berekening van de rechten en heffingen,

2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12, lid 2,

3. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 17, lid 1, en 18, lid 1,

4. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 25, lid 4,

5. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 27, lid 2,

6. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34,

7. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, bedoeld in de bijlagen nr. 2 en nr. 6.

Zij hebben eveneens de volgende interpreterende verklaringen vastgesteld:

- Interpreterende verklaring betreffende artikel 25 van het Aanvullend Protocol,

- Interpreterende verklaring betreffende de waarde van de rekeneenheid bedoeld in artikel 3 van het Financieel Protocol.

Zij hebben tevens kennis genomen van de hieronder genoemde verklaringen van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland inzake het Akkoord betreffende de produkten die vallen onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal:

1. Verklaring inzake de definitie van het begrip "Duits onderdaan",

2. Verklaring inzake de toepassing op Berlijn van het Akkoord betreffende de produkten die vallen onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

Deze verklaringen worden aan de Slotakte gehecht.

De gevolmachtigden zijn overeengekomen dat, voor zover nodig, de aan deze Slotakte gehechte verklaringen zullen worden onderworpen aan de interne procedures vereist om hun geldigheid te verzekeren.

Zu Urkund dessen haben die unterzeichneten Bevollmächtigten ihre Unterschriften unter diese Schlußakte gesetzt.

En foi de quoi, les plénipotentiaires soussignés ont apposé leurs signatures au bas du présent Acte final.

In fede di che, i plenipotenziari sottoscritti hanno apposto le loro firme in calce al presente Atto finale.

Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze Slotakte hebben gesteld.

Bunun belgesi olarak, asagida adlari yazili tam yetkili temsilciler bu Son Senedin imzalarini atmislardir.

Geschehen zu Brüssel am dreiundzwanzigsten November neunzehnhundertsiebzig.

Fait à Bruxelles, le vingt-trois novembre mil neuf cent soixante-dix

Fatto a Bruxelles, addì ventitré novembre millenovecentosettanta.

Gedaan te Brussel, de drieëntwintigste november negentienhonderd zeventig.

Brüksel'de, yirmi üç Kasim bin dokuz yüz yetmis gününde yapilmistir.

Pour Sa Majesté le Roi des Belges

Voor Zijne Majesteit de Koning der Belgen

Pierre HARMEL

Für den Präsidenten der Bundesrepublik Deutschland

Walter SCHEEL

Pour le Président de la République française

Maurice SCHUMANN

Per il Presidente della Repubblica italiana

Mario PEDINI

Pour Son Altesse Royale le Grand-Duc de Luxembourg

Gaston THORN

Voor Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden

J.M.A.H. LUNS

Im Namen des Rates der Europäischen Gemeinschaften

Pour le Conseil des Communautés européennes

Per il Consiglio delle Comunità europee

Voor de Raad der Europese Gemeenschappen

Walter SCHEEL

Franco Maria MALFATTI

Türkiye Cumhurbaskani adina

Ihsan Sabri ÇAGLAYANGÍL

BIJLAGE

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BETREFFENDE HET AANVULLEND PROTOCOL

1. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de berekening van de rechten en heffingen

De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de douanerechten en de heffingen van gelijke werking, berekend overeenkomstig de Voorschriften van het Aanvullend Protocol, bij toepassing worden afgerond tot op één decimaal.

2. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 12, lid 2

De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de goederen die op het tijdstip van de in lid 2 van artikel 12 van het Aanvullend Protocol bedoelde kennisgeving aan de Associatieraad zich reeds in douane-entrepot bevinden, of reeds onderweg zijn om te worden geëxporteerd, of waarover op dat tijdstip een definitief verkoopcontract is gesloten, zullen worden onderworpen aan de douanerechten die geldig waren vóór de aanvaarding van de maatregelen die Turkije overeenkomstig dat zelfde artikel heeft genomen.

3. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 17, lid 1, en 18, lid 1 De in de artikelen 17, lid 1, en 18, lid 1, van het Aanvullend Protocol bedoelde rechten van het gemeenschappelijk douanetarief zijn de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die op het tijdstip van de aanpassing van het Turkse douanetarief aan het gemeenschappelijk douanetarief daadwerkelijk worden toegepast.

4. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 25, lid 4

De Overeenkomstsluitende Partijen verklaren dat bij de berekening van de totale waarde van alle contingenten die overeenkomstig artikel 25, lid 4, van het Aanvullend Protocol periodiek met 10 % moeten worden verhoogd, geen rekening moet worden gehouden met de waarde van de invoer die Turkije gedurende de in hetzelfde lid bedoelde periodes heeft geliberaliseerd.

5. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 27, lid 2

De Overeenkomstsluitende Partijen verklaren dat het bepaalde in artikel 27, lid 2, van het Aanvullend Protocol eveneens van toepassing is op non-ferrometalen.

6. Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 34

De Overeenkomstsluitende Partijen komen overeen dat de werkzaamheden ter voorbereiding van de constateringen waartoe de Associatieraad overeenkomstig artikel 34 van het Aanvullend Protocol dient over te gaan, een jaar voor het einde van de periode van tweëntwintig jaar kunnen aanvangen.

7. Gemeenschappelijke verklaring betreffende de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bedoeld in de bijlagen nr. 2 en nr. 6

De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief bedoeld in de bijlagen nr. 2 en nr. 6 zijn de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die, op elk tijdstip, daadwerkelijk worden toegepast jegens de Verdragsluitende Partijen bij het G.A.T.T.

INTERPRETERENDE VERKLARINGEN

Interpreterende verklaring betreffende artikel 25 van het Aanvullend Protocol

De invoer die wordt gefinancierd:

a) uit bijzondere middelen van bijstand voor bepaalde investeringsprojecten;

b) zonder toekenning van deviezen;

c) in het kader van de wet inzake aanmoediging van de investeringen van buitenlands kapitaal, mag niet in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de omvang van de contingenten ten gunste van de Gemeenschap overeenkomstig artikel 25 van het Aanvullend Protocol, inzonderheid de leden 4 en 5.

Interpreterende verklaring inzake de waarde van de in artikel 3 van het Financieel Protocol genoemde rekeneenheid

De Overeenkomstsluitende Partijen verklaren het hierna volgende:

1. De waarde van de rekeneenheid die gebruikt wordt om het in artikel 3 van het Financieel Protocol genoemde bedrag uit te drukken, bedraagt 0,88867088 gram fijn goud.

2. De pariteit van de valuta van een Lid-Staat van de Gemeenschap ten opzichte van de in lid 1 omschreven rekeneenheid is gelijk aan de verhouding tussen het gewicht aan fijn goud dat deze rekeneenheid bevat en het gewicht aan fijn goud dat overeenkomt met de bij het Internationaal Monetair Fonds aangegeven pariteit van deze valuta. Bij gebrek aan aangegeven pariteit of indien op de lopende betalingen wisselkoersen worden toegepast welke van de pariteit afwijken met een hogere dan de door het Monetair Fonds toegestane marge, wordt het met de pariteit van de valuta overeenkomende gewicht aan fijn goud berekend op basis van de wisselkoers welke in de Lid-Staat op de dag van de berekening voor lopende betalingen wordt toegepast op een direct of indirect omschreven en tegen goud inwisselbare valuta, alsmede op de grondslag van de aan het Monetair Fonds medegedeelde pariteit van deze inwisselbare valuta.

3. De in lid 1 omschreven rekeneenheid blijft ongewijzigd voor de gehele looptijd van het Financieel Protocol. Indien echter vóór de datum waarop het Protocol afloopt, een in verhouding tot de pariteit van alle valuta's ten opzichte van goud uniforme wijziging plaatsvindt, waartoe het Internationaal Monetair Fonds krachtens artikel 4, sectie 7, van zijn statuten heeft besloten varieert het gewicht aan fijn goud van de rekeneenheid omgekeerd evenredig aan deze wijziging.

Indien één of meer Lid-Staten van de Gemeenschap de in bovenstaande alinea bedoelde beslissing van het Internationaal Monetair Fonds niet toepassen, varieert het gewicht aan fijn goud van de rekeneenheid omgekeerd evenredig aan de wijziging waartoe het Internationaal Monetair Fonds heeft besloten. De Raad van de Europese Gemeenschappen zal echter de aldus ontstane situatie bezien en, op voorstel van de Commissie en na advies van het Monetair Comité, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de vereiste maatregelen treffen.

VERKLARINGEN VAN DE REGERING VAN DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND INZAKE HET AKKOORD BETREFFENDE DE PRODUKTEN DIE VALLEN ONDER DE BEVOEGDHEID VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL

1. Verklaring inzake de definitie van het begrip "Duits onderdaan"

Als onderdaan van de Bondsrepubliek Duitsland dienen te worden beschouwd alle Duitsers in de zin van de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland.

2. Verklaring inzake de toepassing op Berlijn van het Akkoord betreffende de produkten die vallen onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

Het Akkoord betreffende de produkten die vallen onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal is eveneens van toepassing op het Land Berlijn, tenzij de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland binnen de drie maanden aan de Akkoordsluitende Partijen het tegendeel heeft verklaard.