21961A0606(01)

Briefwisseling tussen de heer Walter Hallstein, Voorzitter van de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap, en de heer Jacques Fouques-Duparc, Voorzitter van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart, betreffende de samenwerking tussen de E.E.G. en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Publicatieblad Nr. 053 van 04/08/1961 blz. 1027 - 1028
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie II Deel I(2) blz. 0268
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie II Deel I(2) blz. 0350


++++

Briefwisseling tussen de heer Walter Hallstein , Voorzitter van de Commissie van de Europaese Economische Gemeenschap , en de heer Jacques Fouques-Duparc , Voorzitter van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart , betreffende de samenwerking tussen de E.E.G . en de Centrale Commissie voor de Rijnvaart

Brussel , 6 juni 1961

Mijnheer de Voorzitter ,

Ik heb de eer U mede te delen dat de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap , met verwijzing naar de wens die de Centrale Commissie voor de Rijnvaart met name in haar besluit van 6 juli 1960 heeft uitgesproken , alsmede naar de gedachtenwisselingen waar zij vertegenwoordigd was door de heer Lambert Schaus , Voorzitter van haar Groep Vervoer , zich bereid heeft verklaard tussen beide instellingen betrekkingen tot stand te brengen die , wat haar betreft , hun grondslag vinden in de bepalingen van artikel 229 van het Verdrag van Rome .

In het kader van deze betrekkingen , waarvan de praktische vorm in gemeenschappelijk overleg op een later tijdstip kan worden bepaald , zou de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap met name haar Directeur-Generaal van Vervoer belasten met de deelneming , overeenkomstig de door U voorgestelde mogelijkheid , aan de werkzaamheden van de zittingen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart .

De Commissie waarvan ik de eer heb Voorzitter te zijn , verwacht dat de voorgestelde betrekkingen bevorderlijk zullen zijn voor een uitbreiding van de wederzijdse voorlichting en een vergroting van de samenwerking tussen beide instellingen ten aanzien van problemen van gemeenschappelijk belang .

Ik zal het op prijs stellen te vernemen of de Centrale Commissie voor de Rijnvaart instemt met de bovenstaande voorstellen .

Gelieve , Mijnheer de Voorzitter , de verzekering mijner bijzondere hoogachting te aanvaarden .

( w.g . ) Walter HALLSTEIN

Straatsburg , 6 juni 1961

Mijnheer de Voorzitter ,

Ik heb de eer gehad Uw brief van 6 juni te ontvangen waarbij U mij hebt willen mededelen dat de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap , met verwijzing naar de wens die de Centrale Commissie voor de Rijnvaart met name in haar besluit van 6 juli 1960 heeft uitgesproken , alsmede naar de gedachtenwisselingen waar zij vertegenwoordigd was door de heer Lambert Schaus , Voorzitter van haar Groep Vervoer , zich bereid heeft verklaard tussen beide instellingen betrekkingen tot stand te brengen die , wat haar betreft , hun grondslag vinden in de bepalingen van artikel 229 van het Verdrag van Rome .

In het kader van deze betrekkingen , waarvan de praktische vorm in gemeenschappelijk overleg op een later tijdstip kan worden bepaald , zou de Commissie van de Europese Economische Gemeenschap met name haar Directeur-Generaal van Vervoer belasten met de deelneming , overeenkomstig de door de Centrale Commissie voorgestelde mogelijkheid , aan de werkzaamheden van de zittingen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart .

De Commissie waarvan U Voorzitter bent , verwacht dat de voorgestelde betrekkingen bevorderlijk zullen zijn voor een uitbreiding van de wederzijdse voorlichting en een vergroting van de samenwerking tussen beide instellingen ten aanzien van problemen van gemeenschappelijk belang .

Ik geef U de verzekering dat de Centrale Commissie deze verwachting volkomen deelt . Zij heeft mij verzocht U mede te delen dat zij volledig instemt met de in Uw brief vervatte voorstellen .

Gelieve , Mijnheer de Voorzitter , de verzekering mijner bijzondere hoogachting te aanvaarden .

De Voorzitter

( w.g . ) J . FOUQUES-DUPARC