Verdrag van Nice houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende akten - Deel 1 - Inhoudelijke Wijyigingen - Artikel 2
Publicatieblad Nr. 080 van 10/03/2001 blz. 0013 - 0029
Artikel 2 Het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt gewijzigd overeenkomstig dit artikel. 1. Artikel 11 wordt vervangen door de volgende artikelen 11 en 11 A: "Artikel 11 1. De lidstaten die voornemens zijn onderling nauwere samenwerking aan te gaan op een van de gebieden die onder dit Verdrag vallen, richten een verzoek aan de Commissie, die bij de Raad een voorstel in die zin kan indienen. Indien de Commissie geen voorstel indient, deelt zij de redenen daarvan mee aan de betrokken lidstaten. 2. De machtiging om nauwere samenwerking als bedoeld in lid 1 aan te gaan, wordt met inachtneming van de artikelen 43 tot en met 45 van het Verdrag betreffende de Europese Unie verleend door de Raad, die op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt. Wanneer de nauwere samenwerking betrekking heeft op een gebied dat onder de procedure van artikel 251 van dit Verdrag valt, is instemming van het Europees Parlement vereist. Een lid van de Raad kan verlangen dat de zaak aan de Europese Raad wordt voorgelegd. Nadat dit is geschied, kan de Raad overeenkomstig de eerste alinea een besluit nemen. 3. Op de handelingen en besluiten die nodig zijn voor de uitvoering van activiteiten inzake nauwere samenwerking zijn alle desbetreffende bepalingen van dit Verdrag van toepassing, tenzij in dit artikel en in de artikelen 43 tot en met 45 van het Verdrag betreffende de Europese Unie anders is bepaald. Artikel 11 A Een lidstaat die wenst deel te nemen aan krachtens artikel 11 aangegane nauwere samenwerking geeft kennis van zijn voornemen aan de Raad en aan de Commissie, die binnen drie maanden na ontvangst van de kennisgeving een advies aan de Raad doet toekomen. Binnen vier maanden na ontvangst van de kennisgeving neemt de Commissie een besluit over het verzoek en over bijzondere regelingen die zij eventueel nodig acht." 2. In artikel 13 wordt de bestaande tekst lid 1, en wordt het volgende lid 2 toegevoegd: "2. Wanneer de Raad communautaire stimuleringsmaatregelen, harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten uitgezonderd, vaststelt ter ondersteuning van de maatregelen die de lidstaten nemen om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstellingen neemt hij, in afwijking van lid 1, een besluit volgens de procedure van artikel 251." 3. Artikel 18 wordt vervangen door: "Artikel 18 1. Iedere burger van de Unie heeft het recht vrij op het grondgebied van de lidstaten te reizen en te verblijven, onder voorbehoud van de beperkingen en voorwaarden die bij dit Verdrag en de bepalingen ter uitvoering daarvan zijn vastgesteld. 2. Indien een optreden van de Gemeenschap noodzakelijk blijkt om deze doelstelling te verwezenlijken en dit Verdrag niet in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, kan de Raad bepalingen vaststellen die de uitoefening van de in lid 1 bedoelde rechten vergemakkelijken. Hij neemt een besluit volgens de procedure van artikel 251. 3. Lid 2 is niet van toepassing op de bepalingen inzake paspoorten, identiteitskaarten, verblijfstitels of andere daarmee gelijkgestelde documenten, noch op de bepalingen inzake sociale zekerheid of sociale bescherming." 4. Aan artikel 67 wordt het volgende lid toegevoegd: "5. In afwijking van lid 1 neemt de Raad volgens de procedure van artikel 251 de volgende maatregelen aan: - de in artikel 63, punt 1) en punt 2), onder a), bedoelde maatregelen, voorzover de Raad vooraf overeenkomstig lid 1 van dit artikel communautaire wetgeving heeft vastgesteld waarin gemeenschappelijke regels en de voornaamste beginselen terzake worden bepaald; - de in artikel 65 bedoelde maatregelen, met uitzondering van de aspecten in verband met het familierecht." 5. Artikel 100 wordt vervangen door: "Artikel 100 1. Onverminderd de overige procedures waarin dit Verdrag voorziet, kan de Raad op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de voor de economische situatie passende maatregelen nemen, met name indien zich bij de voorziening met bepaalde producten ernstige moeilijkheden voordoen. 2. In geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden in een lidstaat, die worden veroorzaakt door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen, kan de Raad op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen onder bepaalde voorwaarden communautaire financiële bijstand aan de betrokken lidstaat verlenen. De voorzitter van de Raad stelt het Europees Parlement van het genomen besluit in kennis." 6. Artikel 111, lid 4, wordt vervangen door: "4. Onder voorbehoud van lid 1 besluit de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de ECB, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen over het standpunt van de Gemeenschap in internationale fora ten aanzien van onderwerpen die van bijzonder belang zijn voor de Economische en Monetaire Unie, en over de wijze waarop zij overeenkomstig de in de artikelen 99 en 105 vastgelegde bevoegdheidsverdeling wordt vertegenwoordigd." 7. Artikel 123, lid 4, wordt vervangen door: "4. Op de aanvangsdatum van de derde fase neemt de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de ECB, met eenparigheid van stemmen van de lidstaten zonder derogatie, de omrekeningskoersen aan die voor hun munteenheden onherroepelijk worden vastgesteld en waartegen deze munteenheden vervangen worden door de ecu, en zal de ecu een volwaardige munteenheid worden. Deze maatregel op zich brengt geen wijziging in de externe waarde van de ecu mede. De Raad neemt op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de ECB, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen van de lidstaten zonder derogatie, de overige maatregelen die nodig zijn voor de spoedige invoering van de ecu als enige munteenheid van die lidstaten. Artikel 122, lid 5, tweede zin, is van toepassing." 8. Artikel 133 wordt vervangen door: "Artikel 133 1. De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt gegrond op eenvormige beginselen, met name wat betreft de tariefwijzigingen, het sluiten van tarief- en handelsakkoorden, het eenvormig maken van liberalisatiemaatregelen, de uitvoerpolitiek, alsmede de handelspolitieke beschermingsmaatregelen, waaronder de te nemen maatregelen in geval van dumping en subsidies. 2. De Commissie doet aan de Raad voorstellen voor de uitvoering van de gemeenschappelijke handelspolitiek. 3. Indien moet worden onderhandeld over akkoorden met een of meer staten of internationale organisaties, doet de Commissie aanbevelingen aan de Raad, die haar machtigt de vereiste onderhandelingen te openen. De Raad en de Commissie zien erop toe dat die akkoorden verenigbaar zijn met het interne beleid en de interne voorschriften van de Gemeenschap. De Commissie voert de onderhandelingen in overleg met een speciaal comité, door de Raad aangewezen om haar daarin bij te staan, en binnen het raam van de richtsnoeren welke de Raad haar kan verstrekken. De Commissie brengt regelmatig verslag uit aan het speciaal comité over de stand van de onderhandelingen. De desbetreffende bepalingen van artikel 300 zijn van toepassing. 4. Bij de uitoefening van de bevoegdheden welke hem bij dit artikel zijn verleend, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen. 5. Onverminderd lid 6 zijn de leden 1 tot en met 4 ook van toepassing op onderhandelingen over en de sluiting van akkoorden op het gebied van de handel in diensten en de handelsaspecten van intellectuele eigendom, voorzover de akkoorden in kwestie niet onder die leden vallen. In afwijking van lid 4 besluit de Raad terzake van onderhandelingen over en de sluiting van een akkoord op een van de in de eerste alinea bedoelde gebieden met eenparigheid van stemmen, indien dat akkoord bepalingen bevat waarvoor interne voorschriften met eenparigheid van stemmen worden aangenomen, of betrekking heeft op een gebied ten aanzien waarvan de Gemeenschap haar bevoegdheden uit hoofde van dit Verdrag nog niet heeft uitgeoefend door interne voorschriften aan te nemen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen terzake van onderhandelingen over en de sluiting van een horizontaal akkoord, voorzover dat akkoord ook betrekking heeft op de aangelegenheden, bedoeld in de voorgaande alinea of lid 6, tweede alinea. Dit lid laat het recht van de lidstaten akkoorden met derde landen of internationale organisaties te handhaven en te sluiten onverlet, voorzover die akkoorden in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht en de overige toepasselijke internationale akkoorden. 6. De Raad kan geen akkoord sluiten dat bepalingen bevat die de interne bevoegdheden van de Gemeenschap overschrijden, in het bijzonder omdat zij zouden leiden tot harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op een gebied ten aanzien waarvan dit Verdrag een dergelijke harmonisatie uitsluit. In dit verband behoren handelsakkoorden betreffende culturele en audiovisuele diensten, onderwijsdiensten alsmede sociale en volksgezondheidsdiensten, in afwijking van lid 5, eerste alinea, tot de gedeelde bevoegdheid van de Gemeenschap en haar lidstaten. Derhalve is voor onderhandelingen over dergelijke akkoorden, behalve een overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van artikel 300 genomen besluit van de Gemeenschap, onderlinge overeenstemming van de lidstaten vereist. De bij de onderhandelingen tot stand gekomen akkoorden worden door de Gemeenschap en de lidstaten gezamenlijk gesloten. Titel V en artikel 300 blijven van toepassing op onderhandelingen over en de sluiting van internationale akkoorden op het gebied van vervoer. 7. Onverminderd lid 6, eerste alinea, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen besluiten de toepassing van de leden 1 tot en met 4 uit te breiden tot onderhandelingen en internationale akkoorden betreffende intellectuele eigendom, voorzover deze niet onder lid 5 vallen." 9. Artikel 137 wordt vervangen door: "Artikel 137 1. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 136 wordt het optreden van de lidstaten op de volgende gebieden door de Gemeenschap ondersteund en aangevuld: a) de verbetering van met name het arbeidsmilieu, om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen; b) de arbeidsvoorwaarden; c) de sociale zekerheid en de sociale bescherming van de werknemers; d) de bescherming van de werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst; e) de informatie en de raadpleging van de werknemers; f) de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, onder voorbehoud van lid 5; g) de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Gemeenschap verblijven; h) de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel 150; i) de gelijkheid van mannen en vrouwen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft; j) de bestrijding van sociale uitsluiting; k) de modernisering van de stelsels voor sociale bescherming, onverminderd punt c). 2. Te dien einde kan de Raad: a) maatregelen aannemen die erop gericht zijn de samenwerking tussen de lidstaten aan te moedigen door middel van initiatieven ter verbetering van de kennis, ontwikkeling van de uitwisseling van informatie en optimale praktijken, bevordering van innoverende benaderingswijzen en evaluatie van ervaringen, met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten; b) op de in lid 1, onder a) tot en met i), bedoelde gebieden door middel van richtlijnen minimumvoorschriften vaststellen die geleidelijk van toepassing zullen worden, met inachtneming van de in elk van de lidstaten bestaande omstandigheden en technische voorschriften. In deze richtlijnen wordt vermeden zodanige administratieve, financiële en juridische verplichtingen op te leggen dat de oprichting en ontwikkeling van kleine en middelgrote ondernemingen daardoor zou kunnen worden belemmerd. De Raad besluit volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, behoudens op de in lid 1, onder c), d), f) en g), van dit artikel bedoelde gebieden, waar hij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de voornoemde comités met eenparigheid van stemmen besluit. De Raad kan op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen besluiten dat de procedure van artikel 251 van toepassing is op lid 1, punten d), f) en g), van dit artikel. 3. Een lidstaat kan de sociale partners, indien zij gezamenlijk daarom verzoeken, belasten met de uitvoering van de krachtens lid 2 vastgestelde richtlijnen. In dat geval verzekert de lidstaat zich ervan dat de sociale partners, uiterlijk op de datum waarop een richtlijn overeenkomstig artikel 249 moet zijn omgezet, de nodige maatregelen bij overeenkomst hebben ingevoerd; de betrokken lidstaat moet zelf alle maatregelen treffen om de in de betrokken richtlijn voorgeschreven resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen. 4. De krachtens dit artikel vastgestelde bepalingen: - laten het recht van de lidstaten de fundamentele beginselen van hun sociale-zekerheidsstelsel vast te stellen onverlet en mogen geen aanmerkelijke gevolgen hebben voor het financiële evenwicht van dat stelsel; - beletten niet dat een lidstaat maatregelen met een hogere graad van bescherming handhaaft of invoert welke met dit Verdrag verenigbaar zijn. 5. Dit artikel is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting." 10. Artikel 139, lid 2, tweede alinea, wordt vervangen door: "De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, tenzij de betrokken overeenkomst een of meer bepalingen bevat die betrekking hebben op een van de gebieden waarvoor krachtens artikel 137, lid 2, eenparigheid van stemmen vereist is. In dat geval besluit hij met eenparigheid van stemmen." 11. Artikel 144 wordt vervangen door: "Artikel 144 De Raad stelt na raadpleging van het Europees Parlement een comité voor sociale bescherming met een adviestaak in teneinde de samenwerking tussen de lidstaten onderling en met de Commissie op het gebied van de sociale bescherming te bevorderen. Het comité heeft tot taak: - toe te zien op de sociale situatie en de ontwikkeling van het beleid inzake sociale bescherming in de lidstaten en de Gemeenschap; - de uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken tussen de lidstaten onderling en met de Commissie te vergemakkelijken; - onverminderd artikel 207, verslagen op te stellen, adviezen uit te brengen of andere activiteiten te ontplooien op gebieden die onder zijn bevoegdheid vallen, hetzij op verzoek van de Raad of de Commissie, hetzij op eigen initiatief. Voor de vervulling van zijn opdracht legt het comité de nodige contacten met de sociale partners. Iedere lidstaat en de Commissie benoemen twee leden van het comité." 12. Artikel 157, lid 3, wordt vervangen door: "3. De Gemeenschap draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van lid 1 door middel van haar beleid en optreden uit hoofde van andere bepalingen van dit Verdrag. De Raad kan volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité specifieke maatregelen vaststellen ter ondersteuning van de activiteiten die in de lidstaten worden ondernomen om de doelstellingen van lid 1 te verwezenlijken. Deze titel verschaft geen grondslag voor invoering door de Gemeenschap van maatregelen waardoor de mededinging kan worden vervalst of die belastingbepalingen of bepalingen betreffende de rechten en belangen van werknemers inhouden." 13. Artikel 159, derde alinea, wordt vervangen door: "Indien specifieke maatregelen buiten de fondsen om noodzakelijk blijken, kunnen zulke maatregelen, onverminderd de maatregelen waartoe in het kader van ander beleid van de Gemeenschap wordt besloten, door de Raad volgens de procedure van artikel 251 na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's worden vastgesteld." 14. Aan artikel 161 wordt de volgende derde alinea toegevoegd: "Met ingang van 1 januari 2007 besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie, na instemming van het Europees Parlement en na raadpleging van het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, indien de meerjarige financiële vooruitzichten die van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2007 en het desbetreffende interinstitutioneel akkoord op die datum zijn aangenomen. Indien dat niet het geval is, dan is de procedure van deze alinea van toepassing vanaf de datum waarop zij worden aangenomen." 15. Artikel 175, lid 2, wordt vervangen door: "2. In afwijking van de in lid 1 bedoelde besluitvormingsprocedure en onverminderd het bepaalde in artikel 95, neemt de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's met eenparigheid van stemmen een besluit over: a) bepalingen van in hoofdzaak fiscale aard; b) maatregelen die van invloed zijn op: - de ruimtelijke ordening; - het kwantitatieve waterbeheer, of die rechtstreeks dan wel zijdelings betrekking hebben op de beschikbaarheid van de watervoorraden; - de bodembestemming, met uitzondering van het afvalstoffenbeheer; c) maatregelen die van aanzienlijke invloed zijn op de keuze van een lidstaat tussen verschillende energiebronnen en de algemene structuur van zijn energievoorziening. De Raad kan onder de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden bepalen over welke van de in dit lid bedoelde aangelegenheden met gekwalificeerde meerderheid van stemmen moet worden besloten." 16. Aan het derde deel wordt de volgende titel toegevoegd: "Titel XXI ECONOMISCHE, FINANCIËLE EN TECHNISCHE SAMENWERKING MET DERDE LANDEN Artikel 181 A 1. Onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag, met name titel XX, neemt de Gemeenschap in het kader van haar bevoegdheden maatregelen voor economische, financiële en technische samenwerking met derde landen. Deze maatregelen vullen de maatregelen van de lidstaten aan en zijn coherent met het ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap. Het beleid van de Gemeenschap op dit gebied draagt bij tot de algemene doelstelling van ontwikkeling en consolidatie van de democratie en de rechtsstaat, en tot de doelstelling van eerbiediging van de mensenrechten en de fundamentele vrijheden. 2. De Raad stelt op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de nodige maatregelen voor de uitvoering van lid 1 vast. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen terzake van de in artikel 310 bedoelde associatieovereenkomsten en de overeenkomsten met de staten die kandidaat zijn voor toetreding tot de Unie. 3. In het kader van hun onderscheiden bevoegdheden werken de Gemeenschap en de lidstaten samen met derde landen en de bevoegde internationale organisaties. De samenwerking van de Gemeenschap kan nader worden geregeld in overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de betrokken derde partijen, waarover onderhandeld wordt en die gesloten worden overeenkomstig artikel 300. De eerste alinea doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten in internationale fora te onderhandelen en internationale overeenkomsten te sluiten." 17. Artikel 189, tweede alinea, wordt vervangen door: "Het aantal leden van het Europees Parlement bedraagt niet meer dan zevenhonderdtweeëndertig." 18. Artikel 190, lid 5, wordt vervangen door: "5. Het Europees Parlement bepaalt, na raadpleging van de Commissie en met goedkeuring van de Raad die hiertoe met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit neemt, de voorschriften en algemene voorwaarden voor de vervulling van de taken van zijn leden. Voor regels en voorwaarden betreffende de belastingregeling voor leden of voormalige leden is eenparigheid van stemmen in de Raad vereist." 19. Aan artikel 191 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd: "De Raad stelt volgens de procedure van artikel 251 het statuut van de Europese politieke partijen en in het bijzonder de regels inzake hun financiering vast." 20. Artikel 207, lid 2, wordt vervangen door: "2. De Raad wordt bijgestaan door een secretariaat-generaal onder de verantwoordelijkheid van een secretaris-generaal, hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, die wordt bijgestaan door een plaatsvervangend secretaris-generaal, die tot taak heeft het secretariaat-generaal te leiden. De secretaris-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal worden door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd. De Raad beslist over de organisatie van het secretariaat-generaal." 21. Artikel 210 wordt vervangen door: "Artikel 210 De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de wedden, vergoedingen en pensioenen vast van de voorzitter en de leden van de Commissie, van de president, de rechters, de advocaten-generaal en de griffier van het Hof van Justitie, en van de leden en de griffier van het Gerecht van eerste aanleg. De Raad stelt met dezelfde meerderheid tevens alle vergoedingen vast welke als beloning kunnen gelden." 22. Artikel 214, lid 2, wordt vervangen door: "2. De Raad, in de samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders, draagt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de persoon voor die hij voornemens is tot voorzitter van de Commissie te benoemen; de voordracht wordt door het Europees Parlement goedgekeurd. In overeenstemming met de voorgedragen voorzitter stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten opgestelde lijst vast van de overige personen die hij voornemens is tot lid van de Commissie te benoemen. De aldus voorgedragen voorzitter en overige leden van de Commissie worden als college ter goedkeuring onderworpen aan een stemming van het Europees Parlement. Na goedkeuring door het Europees Parlement worden de voorzitter en de overige leden van de Commissie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen benoemd." 23. Artikel 215 wordt vervangen door: "Artikel 215 Behalve door regelmatige vervanging of door overlijden eindigt de ambtsvervulling van een lid van de Commissie door vrijwillig ontslag of ontslag ambtshalve. In geval van ontslag of overlijden wordt het lid voor de verdere duur van zijn ambtstermijn vervangen door een nieuw lid dat door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen wordt benoemd. De Raad kan met eenparigheid van stemmen vaststellen dat er geen reden voor vervanging is. In geval van vrijwillig ontslag, ontslag ambtshalve of overlijden wordt de voorzitter voor de verdere duur van zijn ambtstermijn vervangen. De procedure van artikel 214, lid 2, is van toepassing voor de vervanging van de voorzitter. Behoudens in geval van ontslag ambtshalve overeenkomstig artikel 216, blijven de leden van de Commissie in functie totdat in hun vervanging is voorzien of totdat de Raad overeenkomstig de tweede alinea van dit artikel besluit dat er geen reden voor vervanging is." 24. Artikel 217 wordt vervangen door: "Artikel 217 1. De Commissie vervult haar opdracht met inachtneming van de door haar voorzitter vastgestelde politieke richtsnoeren; de voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie, teneinde de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden te waarborgen. 2. De taken van de Commissie worden door de voorzitter gestructureerd en over de leden van de Commissie verdeeld. De voorzitter kan de taakverdeling tijdens de ambtstermijn wijzigen. De leden van de Commissie oefenen de hun door de voorzitter toegewezen taak uit onder diens gezag. 3. De voorzitter benoemt na goedkeuring van het college vice-voorzitters uit de leden van de Commissie. 4. Een lid van de Commissie dient zijn ontslag in, indien de voorzitter hem daarom na goedkeuring van het college verzoekt." 25. Artikel 219, eerste alinea, wordt geschrapt. 26. Artikel 220 wordt vervangen door: "Artikel 220 Het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg verzekeren, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en toepassing van dit Verdrag. Bovendien kunnen, op de wijze die in artikel 225 A is bepaald, aan het Gerecht van eerste aanleg rechterlijke kamers worden toegevoegd om op sommige specifieke gebieden rechterlijke bevoegdheden uit te oefenen waarin dit Verdrag voorziet." 27. Artikel 221 wordt vervangen door: "Artikel 221 Het Hof van Justitie bestaat uit een rechter per lidstaat. Het Hof van Justitie houdt zitting in kamers of als grote kamer, overeenkomstig de regels die daartoe in het statuut van het Hof van Justitie zijn vastgesteld. Wanneer het statuut daarin voorziet, kan het Hof van Justitie ook in voltallige zitting bijeenkomen." 28. Artikel 222 wordt vervangen door: "Artikel 222 Het Hof van Justitie wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Indien het Hof van Justitie zulks verzoekt, kan de Raad met eenparigheid van stemmen het aantal advocaten-generaal verhogen. De advocaat-generaal heeft tot taak, in het openbaar in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken waarin zulks overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie vereist is." 29. Artikel 223 wordt vervangen door: "Artikel 223 De rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd. Om de drie jaar vindt, op de wijze die in het statuut van het Hof van Justitie is bepaald, een gedeeltelijke vervanging van de rechters en de advocaten-generaal plaats. De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Hof van Justitie. Hij is herkiesbaar. De aftredende rechters en advocaten-generaal zijn herbenoembaar. Het Hof van Justitie benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie. Het Hof van Justitie stelt zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit." 30. Artikel 224 wordt vervangen door: "Artikel 224 Het Gerecht van eerste aanleg telt ten minste één rechter per lidstaat. Het aantal rechters wordt vastgesteld bij het statuut van het Hof van Justitie. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht wordt bijgestaan door advocaten-generaal. De leden van het Gerecht van eerste aanleg worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn hoge rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar benoemd. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging plaats. De aftredende leden zijn herbenoembaar. De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Gerecht van eerste aanleg. Hij is herkiesbaar. Het Gerecht van eerste aanleg benoemt zijn griffier en bepaalt diens positie. Het Gerecht van eerste aanleg stelt in overeenstemming met het Hof van Justitie zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Tenzij in het statuut van het Hof van Justitie anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie op het Gerecht van eerste aanleg van toepassing." 31. Artikel 225 wordt vervangen door: "Artikel 225 1. Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de artikelen 230, 232, 235, 236 en 238 bedoelde beroepen, met uitzondering van die waarvoor een rechterlijke kamer bevoegd is en die welke overeenkomstig het statuut aan het Hof van Justitie zijn voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is voor andere categorieën van beroepen. Tegen de beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft, kan een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld bij het Hof van Justitie, op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald. 2. Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen de beslissingen van de krachtens artikel 225 A ingestelde rechterlijke kamers. De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg op grond van dit lid geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast. 3. Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd uit hoofde van artikel 234 en beperkt blijven tot specifieke, in het statuut bepaalde aangelegenheden. Wanneer het Gerecht van eerste aanleg van oordeel is dat in een zaak een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht, kan het de zaak naar het Hof van Justitie verwijzen voor een uitspraak. De beslissingen die het Gerecht van eerste aanleg over prejudiciële vragen geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald bij uitzondering door het Hof van Justitie worden heroverwogen, wanneer er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het Gemeenschapsrecht wordt aangetast." 32. Het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 225 A De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie, dan wel op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, met eenparigheid van stemmen rechterlijke kamers instellen die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden. In het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer worden de regels voor de samenstelling van die kamer vastgesteld en wordt de reikwijdte van de haar verleende bevoegdheden bepaald. Tegen de beslissingen van de rechterlijke kamers kan bij het Gerecht van eerste aanleg een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer het besluit tot instelling van de kamer daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft. De leden van de rechterlijke kamers worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden door de Raad met eenparigheid van stemmen benoemd. De rechterlijke kamers stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Tenzij in het besluit tot instelling van een rechterlijke kamer anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit Verdrag betreffende het Hof van Justitie en de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie op de rechterlijke kamers van toepassing." 33. Het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 229 A Onverminderd de overige bepalingen van dit Verdrag, kan de Raad op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen bepalingen vaststellen waarbij aan het Hof van Justitie, in een door hem te bepalen mate, de bevoegdheid wordt verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden met de toepassing van op grond van dit Verdrag vastgestelde besluiten waarbij communautaire industriële eigendomsrechten worden ingesteld. De Raad beveelt de lidstaten aan deze bepalingen overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan te nemen." 34. Artikel 230, tweede en derde alinea, wordt vervangen door: "Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen inzake elk door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad of de Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van dit Verdrag of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid. Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen inzake elk door de Rekenkamer of de ECB ingesteld beroep dat op de vrijwaring van hun prerogatieven is gericht." 35. Artikel 245 wordt vervangen door: "Artikel 245 Het statuut van het Hof van Justitie wordt vastgesteld bij een afzonderlijk protocol. De Raad kan, op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, dan wel op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Hof van Justitie, de bepalingen van het statuut, met uitzondering van titel I, met eenparigheid van stemmen wijzigen." 36. Artikel 247 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt vervangen door: "1. In de Rekenkamer heeft een onderdaan van elke lidstaat zitting."; b) lid 3 wordt vervangen door: "3. De leden van de Rekenkamer worden voor zes jaar benoemd. De Raad stelt, na raadpleging van het Europees Parlement, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten opgestelde lijst van leden vast. De leden van de Rekenkamer zijn herbenoembaar. Zij kiezen uit hun midden voor drie jaar de voorzitter van de Rekenkamer. Hij is herkiesbaar." 37. Artikel 248 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 1 wordt vervangen door: "1. De Rekenkamer onderzoekt de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Gemeenschap. Zij onderzoekt tevens de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van elk door de Gemeenschap ingesteld orgaan, voorzover het instellingsbesluit dit onderzoek niet uitsluit. De Rekenkamer legt het Europees Parlement en de Raad een verklaring voor waarin de betrouwbaarheid van de rekeningen en de regelmatigheid en de wettigheid van de onderliggende verrichtingen worden bevestigd, die in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt. Aan die verklaring kunnen specifieke beoordelingen worden toegevoegd voor ieder belangrijk werkterrein van de Gemeenschap."; b) lid 4 wordt vervangen door: "4. De Rekenkamer stelt na afsluiting van elk begrotingsjaar een jaarverslag op. Dit verslag wordt toegezonden aan de overige instellingen van de Gemeenschap en tezamen met de antwoorden van deze instellingen op de opmerkingen van de Rekenkamer in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd. De Rekenkamer kan voorts te allen tijde met betrekking tot bijzondere vraagstukken opmerkingen maken, met name in de vorm van speciale verslagen, en kan op verzoek van een van de overige instellingen van de Gemeenschap adviezen uitbrengen. De Rekenkamer neemt haar jaarverslagen, speciale verslagen of adviezen aan met meerderheid van stemmen van haar leden. Zij kan echter uit haar midden kamers vormen voor het aannemen van bepaalde soorten van verslagen of adviezen overeenkomstig haar reglement van orde. De Rekenkamer staat het Europees Parlement en de Raad bij bij de controle op de uitvoering van de begroting. De Rekenkamer stelt haar reglement van orde vast. Dit reglement behoeft de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit." 38. In artikel 254, leden 1 en 2, wordt "Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen" vervangen door "Publicatieblad van de Europese Unie". 39. Artikel 257 wordt vervangen door: "Artikel 257 Er wordt een Economisch en Sociaal Comité met een adviestaak ingesteld. Het Comité bestaat uit vertegenwoordigers van de verschillende economische en sociale geledingen van de georganiseerde civiele samenleving, met name van producenten, landbouwers, vervoerders, werknemers, handelaren en ambachtslieden, vrije beroepen, consumenten en het algemeen belang." 40. Artikel 258 wordt vervangen door: "Artikel 258 Het aantal leden van het Comité bedraagt niet meer dan driehonderdvijftig. Het aantal leden van het Comité is als volgt vastgesteld: >RUIMTE VOOR DE TABEL> De leden van het Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Gemeenschap. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de vergoedingen van de leden van het Comité vast." 41. Artikel 259, lid 1, wordt vervangen door: "1. De leden van het Comité worden op voordracht van de lidstaten voor vier jaar benoemd. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten opgestelde lijst van leden vast. De leden van het Comité zijn herbenoembaar." 42. Artikel 263 wordt vervangen door: "Artikel 263 Er wordt een comité met een adviestaak ingesteld, hierna 'Comité van de Regio's' te noemen, bestaande uit vertegenwoordigers van de regionale en lokale lichamen, die in een regionaal of lokaal lichaam gekozen zijn of politiek verantwoording schuldig zijn aan een gekozen vergadering. Het aantal leden van het Comité van de Regio's bedraagt ten hoogste driehonderdvijftig. Het aantal leden is als volgt vastgesteld: >RUIMTE VOOR DE TABEL> De leden van het Comité, alsmede een gelijk aantal plaatsvervangers, worden op voordracht van de onderscheiden lidstaten voor vier jaar benoemd. Zij zijn herbenoembaar. De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de overeenkomstig de voordrachten van de lidstaten opgestelde lijst van leden en plaatsvervangers vast. Bij het verstrijken van het in de eerste alinea bedoelde mandaat uit hoofde waarvan zij zijn voorgedragen, eindigt de ambtstermijn van de leden van het Comité van rechtswege en worden zij voor de verdere duur van de ambtstermijn volgens dezelfde procedure vervangen. Leden van het Comité kunnen niet tegelijkertijd lid zijn van het Europees Parlement. De leden van het Comité mogen niet gebonden zijn door enig imperatief mandaat. Zij oefenen hun ambt volkomen onafhankelijk uit in het algemeen belang van de Gemeenschap." 43. Artikel 266 wordt vervangen door: "Artikel 266 De Europese Investeringsbank bezit rechtspersoonlijkheid. De leden van de Europese Investeringsbank zijn de lidstaten. De statuten van de Europese Investeringsbank zijn opgenomen in een protocol dat aan dit Verdrag is gehecht. De Raad kan, op verzoek van de Europese Investeringsbank en na raadpleging van het Europees Parlement en de Commissie, of op verzoek van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en de Europese Investeringsbank, de artikelen 4, 11 en 12 en artikel 18, lid 5, van de statuten met eenparigheid van stemmen wijzigen." 44. Artikel 279 wordt vervangen door: "Artikel 279 1. De Raad, handelend met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Rekenkamer: a) stelt de financiële reglementen vast waarbij met name de wijze wordt vastgesteld waarop de begroting wordt opgesteld en uitgevoerd, alsmede de wijze waarop rekening en verantwoording wordt gedaan en de rekeningen worden nagezien; b) stelt de regels vast en organiseert de controle betreffende de verantwoordelijkheid der financiële controleurs, ordonnateurs en rekenplichtigen. Met ingang van 1 januari 2007 besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Rekenkamer. 2. De Raad, handelend met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en advies van de Rekenkamer, bepaalt de regels en de procedure volgens welke de budgettaire ontvangsten waarin het stelsel der eigen middelen van de Gemeenschap voorziet, ter beschikking van de Commissie worden gesteld, en schrijft voor welke maatregelen moeten worden toegepast om in voorkomend geval te voorzien in de behoefte aan kasmiddelen." 45. Artikel 290 wordt vervangen door: "Artikel 290 De regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Gemeenschap wordt, onverminderd de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie, door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld." 46. Artikel 300 wordt als volgt gewijzigd: a) lid 2, tweede en derde alinea, wordt vervangen door: "In afwijking van lid 3 zijn dezelfde procedures van toepassing voor een besluit tot opschorting van de toepassing van een akkoord en voor het bepalen van de standpunten die namens de Gemeenschap worden ingenomen in een lichaam dat is opgericht uit hoofde van een akkoord, wanneer dat lichaam besluiten dient te nemen met rechtsgevolgen, met uitzondering van besluiten tot aanvulling of wijziging van het institutionele kader van het akkoord. Het Europees Parlement wordt onverwijld en volledig op de hoogte gebracht van elk besluit uit hoofde van dit lid dat betrekking heeft op de voorlopige toepassing of de opschorting van akkoorden, of de bepaling van het standpunt van de Gemeenschap in een bij een akkoord opgericht lichaam."; b) lid 6 wordt vervangen door: "6. Het Europees Parlement, de Raad, de Commissie of een lidstaat kan het advies inwinnen van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van een beoogd akkoord met de bepalingen van dit Verdrag. Een akkoord waarover door het Hof van Justitie een afwijzend advies is uitgebracht, kan slechts in werking treden onder de voorwaarden welke zijn vastgesteld bij artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie." 47. Artikel 309 wordt als volgt gewijzigd: a) in lid 1 wordt "Artikel 7, lid 2," vervangen door "artikel 7, lid 3"; b) in lid 2 wordt "artikel 7, lid 1," vervangen door "artikel 7, lid 2".