VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP - TITEL VI - ECONOMISCH EN MONETAIR BELEID - HOOFDSTUK 4 - OVERGANGSBEPALINGEN - ARTIKEL 109H /* GECODIFICEERDE VERSIE VAN HET VERDRAG TOT OPRICHTING VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP */
Publicatieblad Nr. C 224 van 31/08/1992 blz. 0041
Artikel 109 H 1. In geval van moeilijkheden of ernstig dreigende moeilijkheden in de betalingsbalans van een Lid-Staat, die voortvloeien hetzij uit het ontbreken van het globaal evenwicht van zijn balans hetzij uit de aard van zijn beschikbare deviezen, en die met name de werking van de gemeenschappelijke markt of de geleidelijke verwezenlijking van de gemeenschappelijke handelspolitiek in gevaar kunnen brengen, onderwerpt de Commissie de toestand in die Staat en de maatregelen welke hij overeenkomstig het bepaalde in dit Verdrag met gebruikmaking van alle hem ten dienste staande middelen heeft genomen of kan nemen, onverwijld aan een onderzoek. De Commissie geeft de maatregelen aan die zij de betrokken Staat aanbeveelt. Indien de door de Lid-Staat getroffen en de door de Commissie in overweging gegeven maatregelen niet voldoende blijken te zijn om de ondervonden of dreigende moeilijkheden uit de weg te ruimen, doet de Commissie, na raadpleging van het in artikel 109 C bedoelde Comité, aan de Raad aanbevelingen tot wederzijdse bijstand en betreffende passende maatregelen om die moeilijkheden uit de weg te ruimen. De Commissie houdt de Raad regelmatig van de toestand en de ontwikkeling daarvan op de hoogte. 2. De Raad kent met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de wederzijdse bijstand toe; hij stelt richtlijnen of beschikkingen vast die de voorwaarden en de wijze van toepassing daarvan bepalen. De wederzijdse bijstand kan met name de vorm aannemen van: a) een gezamenlijk optreden bij andere internationale organisaties waarop de Lid-Staten een beroep kunnen doen; b) maatregelen noodzakelijk om het zich verleggen van het handelsverkeer te vermijden, wanneer het land dat in moeilijkheden verkeert, kwantitatieve beperkingen ten aanzien van derde landen handhaaft of wederinvoert; c) de verlening van beperkte kredieten door andere Lid- Staten, onder voorbehoud van hun toestemming. 3. Indien de door de Commissie aanbevolen wederzijdse bijstand door de Raad niet wordt goedgekeurd of wanneer de goedgekeurde wederzijdse bijstand en de getroffen maatregelen ontoereikend zijn, machtigt de Commissie de in moeilijkheden verkerende staat vrijwaringsmaatregelen te nemen waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid van stemmen deze machtiging intrekken en deze voorwaarden en wijze van toepassing wijzigen. 4. Behoudens artikel 109 K, lid 6, is dit artikel niet meer van toepassing met ingang van het begin van de derde fase.