02022L2041 — NL — 25.10.2022 — 000.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN (EU) 2022/2041 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 oktober 2022

betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie

(PB L 275 van 25.10.2022, blz. 33)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 039, 9.2.2023, blz.  69 (2022/2041)




▼B

RICHTLIJN (EU) 2022/2041 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 oktober 2022

betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.  

Met het oog op betere leefomstandigheden en arbeidsvoorwaarden in de Unie, met name op het vlak van de toereikendheid van minimumlonen voor werknemers teneinde aan opwaartse sociale convergentie bij te dragen en loonongelijkheid te verminderen, stelt deze richtlijn een kader vast voor:

a) 

de toereikendheid van wettelijke minimumlonen met het oog op het verwezenlijken van behoorlijke leefomstandigheden en arbeidsvoorwaarden;

b) 

het bevorderen van collectieve onderhandelingen over loonvaststelling;

c) 

het verbeteren van de daadwerkelijke toegang van werknemers tot rechten op bescherming door minimumlonen, indien nationale wetgeving en/of collectieve arbeidsovereenkomsten daarin voorzien.

2.  
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de volledige eerbiediging van de autonomie van de sociale partners en aan hun recht om te onderhandelen over collectieve arbeidsovereenkomsten en om deze te sluiten.
3.  
Overeenkomstig artikel 153, lid 5, VWEU doet deze richtlijn geen afbreuk aan de bevoegdheid van lidstaten om de hoogte van minimumlonen vast te stellen, alsook aan de keuze van de lidstaten om wettelijke minimumlonen vast te stellen, de toegang tot bescherming door minimumlonen in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen, of beide.
4.  

Bij de toepassing van deze richtlijn zal het recht op collectieve onderhandelingen volledig worden geëerbiedigd. Niets in deze richtlijn mag worden opgevat als een verplichting voor om het even welke lidstaat:

a) 

waar de loonvorming uitsluitend via collectieve arbeidsovereenkomsten tot stand komt, om een wettelijk minimumloon in te voeren, of

b) 

om eventuele collectieve arbeidsovereenkomsten algemeen verbindend te verklaren.

5.  
Hoofdstuk II van deze richtlijn is niet van toepassing op de handelingen waarmee een lidstaat uitvoering geeft aan de maatregelen inzake minimumlonen voor zeevarenden die op gezette tijden worden vastgesteld door het paritair comité voor de zeevaart of een andere door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau gemachtigde instantie. Dergelijke handelingen laten het recht op collectieve onderhandelingen en de mogelijkheid om hogere minimumlonen vast te stellen onverlet.

Artikel 2

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op werknemers in de Unie met een arbeidsovereenkomst of een arbeidsrelatie zoals vastgesteld in de in elke lidstaat van kracht zijnde wetgeving, collectieve arbeidsovereenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie.

Artikel 3

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) 

“minimumloon”: het in de wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegde minimumloon dat een werkgever, ook in de publieke sector, aan werknemers moet betalen voor de tijdens een bepaalde periode verrichte arbeid;

2) 

“wettelijk minimumloon”: een bij wet of andere bindende wettelijke bepalingen vastgesteld minimumloon, met uitzondering van de minimumlonen die zijn vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten die algemeen verbindend zijn verklaard zonder dat de bevoegde instantie enige discretionaire bevoegdheid kon uitoefenen ten aanzien van de inhoud van de toepasselijke bepalingen;

3) 

“collectieve onderhandelingen”: alle onderhandelingen die overeenkomstig nationale wetgeving en praktijk in iedere lidstaat plaatsvinden tussen een werkgever, een groep werkgevers of een of meer werkgeversorganisaties enerzijds en een of meer vakbonden anderzijds, om de arbeidsomstandigheden en -voorwaarden vast te stellen;

4) 

“collectieve arbeidsovereenkomst”: een schriftelijke overeenkomst betreffende bepalingen inzake arbeidsomstandigheden en -voorwaarden die is gesloten door de sociale partners die overeenkomstig nationale wetgeving en praktijk, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten die algemeen verbindend zijn verklaard, de bevoegdheid hebben om namens respectievelijk werknemers en werkgevers te onderhandelen;

5) 

“dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen”: het percentage werknemers op nationaal niveau op wie een collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, berekend als de verhouding tussen het aantal werknemers dat onder collectieve arbeidsovereenkomsten valt, en het aantal werknemers van wie de arbeidsvoorwaarden kunnen worden geregeld door collectieve arbeidsovereenkomsten overeenkomstig nationale wetgeving en praktijk.

Artikel 4

De bevordering van collectieve onderhandelingen over loonvaststelling

1.  

Om de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen te vergroten en om de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling te vergemakkelijken, gaan de lidstaten, samen met de sociale partners en overeenkomstig nationale wetgeving en praktijk, over tot:

a) 

het bevorderen van de opbouw en versterking van de capaciteit van de sociale partners om collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling, met name op sectoraal of bedrijfstakoverkoepelend niveau, te voeren;

b) 

het stimuleren van constructieve, zinvolle en zaakkundige loononderhandelingen tussen de sociale partners, op voet van gelijkheid, waarbij beide partijen toegang hebben tot de nodige informatie om hun taken met betrekking tot collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling uit te voeren;

c) 

het nemen van maatregelen, waar nodig, om de uitoefening van het recht op collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling te beschermen alsook om werknemers en vakbondsvertegenwoordigers te beschermen tegen handelingen die hen discrimineren met betrekking tot hun werk op grond van het feit dat zij deelnemen of wensen deel te nemen aan collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling;

d) 

met het oog op de bevordering van collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling, het nemen van maatregelen, waar nodig, om vakbonden en werkgeversorganisaties die deelnemen of wensen deel te nemen aan collectieve onderhandelingen te beschermen tegen elke inmenging door elkaar of door elkaars vertegenwoordigers of leden in hun oprichting, werking of bestuur.

2.  
Daarnaast voorziet elke lidstaat waarin de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen onder een drempel van 80 % valt, in een kader om de voorwaarden voor collectieve onderhandelingen te creëren, hetzij bij wet na raadpleging van de sociale partners, hetzij door middel van een overeenkomst met hen. Deze lidstaat stelt tevens een actieplan op ter bevordering van collectieve onderhandelingen. De lidstaat stelt een dergelijk actieplan op na raadpleging van de sociale partners of door middel van een overeenkomst met hen, dan wel, wanneer de sociale partners daar gezamenlijk om verzoeken, zoals overeengekomen tussen de sociale partners. Het actieplan bevat een duidelijk tijdschema en concrete maatregelen om de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen geleidelijk te verhogen, met volledige inachtneming van de autonomie van de sociale partners. ►C1  De lidstaat beoordeelt het actieplan regelmatig en past het zo nodig aan. ◄ Wanneer een lidstaat zijn actieplan aanpast, doet hij dit na raadpleging van de sociale partners of door middel van een overeenkomst met hen, dan wel, wanneer de sociale partners daar gezamenlijk om verzoeken, zoals overeengekomen tussen de sociale partners. In ieder geval wordt een dergelijk actieplan tenminste elke vijf jaar geëvalueerd. Het actieplan en alle aanpassingen ervan worden openbaar gemaakt en ter kennis gebracht van de Commissie.



HOOFDSTUK II

WETTELIJKE MINIMUMLONEN

Artikel 5

Procedure voor de vaststelling van toereikende wettelijke minimumlonen

1.  
Lidstaten met wettelijke minimumlonen stellen de nodige procedures in voor de vaststelling en de aanpassing van de wettelijke minimumlonen. Dergelijke vaststellingen en aanpassingen worden gebaseerd op criteria die zijn bepaald om bij te dragen tot de toereikendheid van die minimumlonen, met het oog op het bereiken van een behoorlijke levensstandaard, het terugdringen van armoede onder werkenden, het bevorderen van sociale cohesie en opwaartse sociale convergentie, en het verkleinen van de genderloonkloof. De lidstaten stellen die criteria vast overeenkomstig hun nationale praktijken, in relevante nationale wetgeving of in besluiten van de bevoegde instanties, dan wel in tripartiete overeenkomsten. De criteria worden op duidelijke wijze vastgesteld. De lidstaten kunnen beslissen over het relatieve gewicht van die criteria, met inbegrip van de in lid 2 bedoelde elementen, daarbij rekening houdend met hun nationale sociaaleconomische omstandigheden.
2.  

De in lid 1 bedoelde nationale criteria omvatten ten minste de volgende elementen:

a) 

de koopkracht van de wettelijke minimumlonen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;

b) 

het algemene niveau van de lonen en de verdeling ervan;

c) 

het groeipercentage van de lonen;

d) 

nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn.

3.  
Onverminderd de verplichtingen van dit artikel kunnen de lidstaten daarnaast gebruikmaken van een automatisch bijstellingsmechanisme voor de indexering van wettelijke minimumlonen, op basis van passende criteria en in overeenstemming met nationale wetgevingen en praktijken, op voorwaarde dat de toepassing van dat mechanisme niet leidt tot een verlaging van het wettelijke minimumloon.
4.  
De lidstaten gebruiken indicatieve referentiewaarden als richtsnoer voor hun beoordeling van de toereikendheid van de wettelijke minimumlonen. Daartoe kunnen zij gebruikmaken van indicatieve referentiewaarden die gewoonlijk op internationaal niveau worden gebruikt zoals 60 % van het mediane brutoloon en 50 % van het gemiddelde brutoloon, en/of van indicatieve referentiewaarden die op nationaal niveau worden gebruikt.
5.  
De lidstaten zorgen ervoor dat de wettelijke minimumlonen ten minste om de twee jaar regelmatig en tijdig worden aangepast of, voor lidstaten die gebruikmaken van een automatisch indexeringsmechanisme als bedoeld in lid 3, ten minste om de vier jaar.
6.  
Iedere lidstaat gaat over tot het aanwijzen of oprichten van een of meer adviesorganen om de bevoegde autoriteiten te adviseren over kwesties in verband met de wettelijke minimumlonen en maakt de operationele werking van die organen mogelijk.

Artikel 6

Variaties en inhoudingen

1.  
Indien lidstaten het gebruik toestaan van verschillende hoogten van het wettelijk minimumloon voor specifieke groepen werknemers of inhoudingen die het loon verlagen tot onder het toepasselijke wettelijk minimumloon, zorgen zij ervoor dat die variaties en inhoudingen in overeenstemming zijn met het non-discriminatie- en het evenredigheidsbeginsel, waarbij het laatste het nastreven van een legitiem doel omvat.
2.  
Niets in deze richtlijn mag worden opgevat als een verplichting voor de lidstaten om variaties of inhoudingen op het wettelijk minimumloon in te voeren.

Artikel 7

Betrokkenheid van de sociale partners bij de vaststelling en de aanpassing van wettelijke minimumlonen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de sociale partners te betrekken bij de vaststelling en aanpassing van wettelijke minimumlonen, en dit op een tijdige en doeltreffende manier die hun vrijwillige deelname aan de discussies tijdens het hele besluitvormingsproces mogelijk maakt, onder meer via deelname aan de in artikel 5, lid 6, bedoelde adviesorganen, en met name met betrekking tot:

a) 

de selectie en toepassing van criteria voor de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon en de vaststelling van een automatische indexeringsformule en de wijziging daarvan indien een dergelijke formule bestaat, als bedoeld in artikel 5, leden 1, 2 en 3;

b) 

de selectie en de toepassing van de in artikel 5, lid 4, bedoelde indicatieve referentiewaarden voor de beoordeling van de toereikendheid van wettelijke minimumlonen;

c) 

de in artikel 5, lid 5, bedoelde aanpassingen van de wettelijke minimumlonen;

d) 

de in artikel 6 bedoelde vaststelling van variaties van en inhoudingen op de wettelijke minimumlonen;

e) 

de besluiten betreffende het verzamelen van gegevens en het uitvoeren van studies en analyses om informatie te verstrekken aan autoriteiten en andere relevante partijen die betrokken zijn bij de vaststelling van het wettelijk minimumloon.

Artikel 8

Doeltreffende toegang van werknemers tot wettelijke minimumlonen

De lidstaten nemen in samenwerking met de sociale partners de hiernavolgende maatregelen om de doeltreffende toegang van werknemers tot de bescherming door wettelijke minimumlonen waar nodig te verbeteren, zo nodig met inbegrip van een versterking van de handhaving ervan:

a) 

het voorzien in doeltreffende, evenredige en niet-discriminerende controles en inspecties in situ door arbeidsinspecties of de instanties die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van de wettelijke minimumlonen;

b) 

het ontwikkelen van het vermogen van handhavingsautoriteiten, in het bijzonder door opleidingen en richtsnoeren, om werkgevers die zich niet aan de voorschriften houden, proactief in kaart te brengen en te vervolgen;



HOOFDSTUK III

HORIZONTALE BEPALINGEN

Artikel 9

Overheidsopdrachten

Overeenkomstig de Richtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU nemen de lidstaten passende maatregelen om ervoor te zorgen dat ondernemers en hun onderaannemers bij de gunning en uitvoering van overheidsopdrachten of concessieovereenkomsten zich houden aan de toepasselijke verplichtingen betreffende lonen, het recht om zich te organiseren en collectieve onderhandelingen over de loonvaststelling, op het vlak van sociaal- en arbeidsrecht zoals vastgesteld bij Unierecht, bij nationale wetgeving, in collectieve arbeidsovereenkomsten of in de bepalingen van het internationale sociaal- en arbeidsrecht, met inbegrip van IAO-Verdrag nr. 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht (1948) en IAO-Verdrag nr. 98 betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen (1949).

Artikel 10

Monitoring en gegevensverzameling

1.  
De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat er doeltreffende instrumenten voor gegevensverzameling voorhanden zijn om toezicht te houden op de bescherming door minimumlonen.
2.  

De lidstaten melden om de twee jaar en vóór 1 oktober van het verslagjaar de volgende gegevens en informatie aan de Commissie:

a) 

het niveau en de ontwikkeling van de dekkingsgraad van collectieve onderhandelingen;

b) 

inzake wettelijke minimumlonen:

i) 

het bedrag van het wettelijk minimumloon en het percentage werknemers dat een wettelijk minimumloon ontvangt;

ii) 

een beschrijving van de bestaande variaties en inhoudingen alsook de redenen voor de invoering ervan en het aandeel werknemers waarop variaties van toepassing zijn, voor zover gegevens beschikbaar zijn;

c) 

inzake bescherming door minimumlonen, uitsluitend vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten:

i) 

de laagste lonen die zijn vastgelegd in collectieve arbeidsovereenkomsten voor laagbetaalde werknemers of een raming daarvan, indien de verantwoordelijke nationale autoriteiten niet over nauwkeurige gegevens beschikken, en het aandeel werknemers dat onder deze overeenkomsten valt of een raming daarvan, indien de verantwoordelijke nationale autoriteiten niet over nauwkeurige gegevens beschikken;

ii) 

het niveau van de lonen die betaald worden aan werknemers die niet onder collectieve arbeidsovereenkomsten vallen, en de verhouding ervan tot het niveau van de lonen die betaald worden aan werknemers die onder collectieve arbeidsovereenkomsten vallen.

De lidstaten die onder de in de eerste alinea, punt c), bedoelde rapportageverplichtingen vallen dienen ten minste met betrekking tot sectorale, geografische en andere collectieve arbeidsovereenkomsten met meerdere werkgevers, met inbegrip van collectieve arbeidsovereenkomsten die algemeen verbindend zijn verklaard, verslag uit te brengen over de in dat punt, punt i), bedoelde gegevens.

De lidstaten verstrekken de in dit lid bedoelde statistieken en gegevens uitgesplitst naar gender, leeftijdsgroep, handicap, bedrijfsgrootte en sector, voor zover beschikbaar.

Het eerste verslag gaat over 2021, 2022 en 2023 en wordt uiterlijk op 1 oktober 2025 ingediend. De lidstaten kunnen statistieken en gegevens die niet vóór 15 november 2024 beschikbaar zijn, achterwege laten.

3.  
De Commissie analyseert de gegevens en informatie die lidstaten in de in lid 2 van dit artikel bedoelde verslagen en in de in artikel 4, lid 2, bedoelde actieplannen verstrekken. Zij brengt in dat verband om de twee jaar verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad en publiceert tegelijkertijd de door de lidstaten toegezonden gegevens en informatie.

Artikel 11

Informatie over de bescherming door minimumloon

De lidstaten zorgen ervoor dat informatie over wettelijke minimumlonen en bescherming door minimumlonen die wordt verschaft door algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten, met inbegrip van informatie over verhaalmechanismen, voor het publiek, personen met een handicap daaronder begrepen, gemakkelijk toegankelijk is, in voorkomend geval in de meest relevante taal, zoals bepaald door de lidstaat.

Artikel 12

Recht op verhaal en bescherming tegen nadelige behandeling of gevolgen

1.  
De lidstaten zorgen ervoor dat — onverminderd specifieke vormen van verhaal en geschillenbeslechting waarin collectieve arbeidsovereenkomsten eventueel voorzien — de werknemers, met inbegrip van werknemers van wie de arbeidsrelatie is geëindigd, toegang hebben tot doeltreffende, tijdige en onpartijdige geschillenbeslechting en recht op verhaal, wanneer inbreuk wordt gemaakt op rechten op het gebied van wettelijke minimumlonen of met betrekking tot de bescherming door minimumlonen, indien dergelijke rechten zijn vastgelegd in nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten.
2.  
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de werknemers en werknemersvertegenwoordigers, met inbegrip van de vakbondsleden of -vertegenwoordigers, te beschermen tegen elke nadelige behandeling door de werkgever en tegen alle nadelige gevolgen van een bij de werkgever ingediende klacht of van een ingeleide procedure om de naleving te handhaven wanneer inbreuk wordt gemaakt op rechten op het gebied van bescherming door minimumlonen, indien dergelijke rechten zijn vastgelegd in nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten.

Artikel 13

Sancties

De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de rechten en verplichtingen die binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, indien deze rechten en verplichtingen zijn vastgelegd in nationale wetgeving of collectieve arbeidsovereenkomsten. In lidstaten zonder wettelijke minimumlonen kunnen deze regels voorzien in of louter verwijzen naar compensatieregelingen en/of contractuele sancties zoals die in voorkomend geval zijn vervat in regels inzake de handhaving van collectieve arbeidsovereenkomsten. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.



HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 14

Verspreiding van informatie

De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn en de reeds van kracht zijnde relevante bepalingen met betrekking tot het in artikel 1 bedoelde onderwerp, onder de aandacht van de werknemers en werkgevers, met inbegrip van kmo’s, worden gebracht.

Artikel 15

Evaluatie en beoordeling

Uiterlijk op 15 november 2029 voert de Commissie, na raadpleging van de lidstaten en de sociale partners op Unieniveau, een beoordeling uit van deze richtlijn. De Commissie dient vervolgens bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in waarin de uitvoering van deze richtlijn wordt beoordeeld en, zo nodig, wetgevende wijzigingen worden voorgesteld.

Artikel 16

Vrijwaring van het beschermingsniveau en gunstigere bepalingen

1.  
Deze richtlijn vormt geen geldige grondslag voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau waarin ten aanzien van werknemers reeds is voorzien in de lidstaten, met name waar het de verlaging of afschaffing van minimumlonen betreft.
2.  
Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om voor werknemers gunstigere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of in te voeren, dan wel de toepassing van voor werknemers gunstigere collectieve arbeidsovereenkomsten te bevorderen of toe te staan. De richtlijn geldt niet als een beletsel voor de lidstaten om de wettelijke minimumlonen te verhogen.
3.  
Deze richtlijn laat alle rechten die door andere rechtshandelingen van de Unie aan werknemers zijn verleend, onverlet.

Artikel 17

Omzetting en uitvoering

1.  
De lidstaten nemen de nodige bepalingen aan om uiterlijk op 15 november 2024 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
3.  
In overeenstemming met hun nationale wetgeving en praktijken, nemen de lidstaten passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de sociale partners daadwerkelijk bij de uitvoering van deze richtlijn worden betrokken. Daartoe kunnen zij die uitvoering volledig of gedeeltelijk aan de sociale partners toevertrouwen, met inbegrip van de vaststelling van een actieplan in overeenstemming met artikel 4, lid 2, als de sociale partners gezamenlijk daarom verzoeken. Daarbij nemen de lidstaten alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de bij deze richtlijn opgelegde verplichtingen te allen tijde worden nagekomen.
4.  
De in lid 2 bedoelde mededeling bevat een beschrijving van de betrokkenheid van de sociale partners bij de uitvoering van deze richtlijn.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 19

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.