02021R2115 — NL — 01.01.2023 — 002.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) 2021/2115 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 2 december 2021 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2022/648 VAN DE COMMISSIE van 15 februari 2022 |
L 119 |
1 |
21.4.2022 |
|
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2023/813 VAN DE COMMISSIE van 8 februari 2023 |
L 102 |
1 |
17.4.2023 |
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) 2021/2115 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 2 december 2021
tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013
TITEL I
ONDERWERP EN TOEPASSINGSGEBIED, TOEPASSELIJKE BEPALINGEN EN DEFINITIES
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
Bij deze verordening worden voorschriften vastgesteld met betrekking tot:
de algemene en specifieke doelstellingen die in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) moeten worden verwezenlijkt door middel van steun van de Unie die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) wordt gefinancierd, en de daarmee verband houdende indicatoren;
de interventietypes en de gemeenschappelijke vereisten voor de lidstaten voor het verwezenlijken van deze doelstellingen, en de bijbehorende financiële regelingen;
de, door de lidstaten op te stellen, strategische GLB-plannen, waarin ingevolge de specifieke doelstellingen en de vastgestelde behoeften streefcijfers worden vastgesteld, voorwaarden voor interventies nader omschreven, en financiële middelen toegewezen;
coördinatie en governance, alsmede monitoring, verslaglegging en evaluatie.
Artikel 2
Toepasselijke bepalingen
Artikel 3
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
“landbouwer”: een natuurlijk of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, van wie het bedrijf zich bevindt binnen het territoriale toepassingsgebied van de Verdragen als omschreven in artikel 52 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in samenhang met de artikelen 349 en 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), en die een landbouwactiviteit uitoefent zoals bepaald door de lidstaten overeenkomstig artikel 4, lid 2, van de onderhavige verordening;
“bedrijf”: alle voor landbouwactiviteiten gebruikte en door een landbouwer beheerde eenheden op het grondgebied van eenzelfde lidstaat;
“interventie”: een steuninstrument met een reeks subsidiabiliteitsvoorwaarden die door een lidstaat in zijn strategische GLB-plan nader zijn omschreven op basis van een interventietype waarin deze verordening voorziet;
“verrichting”:
een project, contract, actie of groep projecten of acties dat/die in het kader van het desbetreffende strategisch GLB-plan is/zijn geselecteerd;
in de context van financiële instrumenten, de totale subsidiabele overheidsuitgaven die zijn toegekend aan een financieel instrument en de financiële steun die vervolgens uit dat financieel instrument aan de eindontvangers wordt verleend.
“overheidsuitgaven”: elke bijdrage aan de financiering van verrichtingen die afkomstig is uit de begroting van een nationale, regionale of lokale overheid, de begroting van de Unie voor het ELGF en het Elfpo, de begroting van publiekrechtelijke instanties of de begroting van verenigingen van overheden of publiekrechtelijke instanties;
“mijlpalen”: tussentijdse vooraf vastgestelde waarden, vastgelegd door de lidstaten, in het kader van hun interventiestrategieën bedoeld in artikel 107, lid 1, punt b), voor een bepaald begrotingsjaar, die ten behoeve van een tijdige voortgang, op een bepaald tijdstip tijdens de door het strategisch GLB-plan bestreken periode bereikt moeten zijn ten opzichte van de resultaatindicatoren;
“streefcijfers”: vooraf vastgestelde waarden, vastgelegd door de lidstaten, in het kader van hun interventiestrategieën bedoeld in artikel 107, lid 1, punt b), die aan het einde van de door het strategisch GLB-plan bestreken periode moeten zijn bereikt ten opzichte van de resultaatindicatoren;
“ultraperifere gebieden”: ultraperifere gebieden bedoeld in artikel 349 VWEU.
“AKIS”: de combinatie van de organisatie van en de kennisstromen tussen personen, organisaties en instellingen die kennis voor de landbouw en aanverwante gebieden gebruiken en produceren (Agricultural Knowledge and Innovation System - kennis- en innovatiesysteem voor de landbouw).
“kleinere eilanden van de Egeïsche Zee”: de kleinere Egeïsche eilanden zoals omschreven in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 229/2013;
“onderling fonds”: een door een lidstaat overeenkomstig zijn nationale recht geaccrediteerd systeem dat de aangesloten landbouwers in de gelegenheid stelt zich te verzekeren en hun compensatiebetalingen uitkeert voor economische verliezen;
“minder ontwikkelde regio’s”: minder ontwikkelde regio’s in de zin van artikel 108, lid 2, eerste alinea, punt a), van Verordening (EU) 2021/1060;
“begunstigde”, met betrekking tot de interventietypes voor plattelandsontwikkeling bedoeld in artikel 69:
een publiek- of privaatrechtelijke instantie, een entiteit met of zonder rechtspersoonlijkheid, een natuurlijke persoon of een groep natuurlijke of rechtspersonen die belast is met het opzetten, of het opzetten en uitvoeren, van verrichtingen;
in de context van staatssteunregelingen, de onderneming die de steun ontvangt;
in de context van financieringsinstrumenten, de instantie die het holdingfonds opzet of, wanneer er geen holdingfondsstructuur is, de instantie die het specifieke fonds opzet of, indien de beheersautoriteit bedoeld in artikel 123 (de “beheersautoriteit”) het financieringsinstrument beheert, de beheersautoriteit.
“steunpercentage”: het percentage overheidsuitgaven van een verrichting; in de context van financieringsinstrumenten wordt hiermee het brutosubsidie-equivalent van de steun bedoeld zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 20, van Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie ( 1 );
“Leader”: vanuit de gemeenschap aangestuurde lokale ontwikkeling bedoeld in artikel 31 van Verordening (EU) 2021/1060;
“intermediaire instantie”: elke publiek- of privaatrechtelijke instantie, inclusief regionale of lokale instanties, instanties voor regionale ontwikkeling en niet-gouvernementele organisaties, die handelt onder de verantwoordelijkheid van een nationale of regionale beheersautoriteit, of namens die autoriteit taken verricht;
“begrotingsjaar”: landbouwbegrotingsjaar overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EU) 2021/2116.
Artikel 4
In de strategische GLB-plannen te formuleren definities en voorwaarden
“Landbouwactiviteit” wordt zodanig gedefinieerd dat deze kan bijdragen tot de levering van particuliere en collectieve goederen, middels een van navolgende elementen of beide:
de productie van landbouwproducten waartoe onder andere dieren worden gefokt of gewassen worden geteeld in onder meer de moeraslandbouw, waarbij onder landbouwproducten wordt verstaan producten opgesomd in bijlage I bij het VWEU, met uitzondering van visserijproducten, alsmede katoen en hakhout met korte omlooptijd,
de handhaving van een landbouwareaal in een staat die beweiding of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan het gebruik van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines.
“Landbouwareaal” wordt zodanig gedefinieerd dat dit begrip bouwland, blijvende teelten en blijvend grasland omvat, dit tevens ingeval deze agrobosbouwsystemen op dat areaal vormen. De begrippen “bouwland”, “blijvende teelten” en “blijvend grasland” worden door de lidstaten nader gespecificeerd binnen het volgende kader:
“bouwland”: land dat voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is maar braak ligt, alsmede, voor de looptijd van de verbintenis, land dat voor de teelt van gewassen wordt gebruikt of daarvoor beschikbaar is maar braak ligt, dat is braakgelegd overeenkomstig artikel 31 of artikel 70 of de in bijlage III bij deze verordening vermelde GLMC-norm 8, of overeenkomstig de artikelen 22, 23 of 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad ( 2 ), of artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad ( 3 ), of artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 );
“blijvende teelten” zijn niet in de vruchtwisseling opgenomen teelten van gewassen, anders dan blijvend grasland, die het land gedurende ten minste vijf jaar in beslag nemen en die geregeld een oogst opleveren, met inbegrip van producten van kwekerijen en hakhout met korte omlooptijd;
“blijvend grasland en blijvend weiland” (samen “blijvend grasland”) is land die wordt gebruikt voor een natuurlijke of ingezaaide vegetatie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen en die minimaal vijf jaar niet in de vruchtwisseling van het bedrijf is opgenomen en, indien lidstaten daartoe besluiten, die minimaal vijf jaar niet is omgeploegd, bewerkt of opnieuw met andere grassoorten of met andere kruidachtige voedergewassen ingezaaid. Dit begrip kan ook andere soorten omvatten zoals struiken of bomen die kunnen worden begraasd en, indien de lidstaten daartoe besluiten, struiken of bomen die diervoeder produceren, mits de grassen en andere kruidachtige voedergewassen blijven overheersen.
De lidstaten kunnen ook besluiten om volgende soorten land als blijvend grasland te beschouwen:
met een in dit punt bedoelde soort bedekt land dat deel uitmaakt van de gangbare plaatselijke praktijken, waarbij in weiland grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet overheersen of helemaal niet voorkomen;
met een in dit punt bedoelde soort bedekt land, waarbij in weiland grassen en andere kruidachtige voedergewassen traditioneel niet overheersen of helemaal niet voorkomen;
Voor de toepassing van interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen wordt “subsidiabele hectare” zodanig bepaald dat het arealen omvat die ter beschikking van de landbouwer staan en bestaan uit:
landbouwareaal van het bedrijf dat, in de loop van het jaar waarvoor steun wordt aangevraagd, wordt gebruikt voor een landbouwactiviteit of, indien het areaal ook voor niet-landbouwactiviteiten wordt gebruikt, overwegend voor landbouwactiviteiten wordt gebruikt; wanneer dit om redenen in verband met het milieu, de biodiversiteit of het klimaat terdege gerechtvaardigd is, kunnen de lidstaten bepalen dat ook bepaalde arealen die slechts om het jaar voor landbouwactiviteiten worden gebruikt, subsidiabele hectaren zijn;
areaal van het bedrijf:
met landschapselementen die onder de behoudsverplichting van GLMC-norm 8 vallen als vermeld in bijlage III;
dat wordt gebruikt in het kader van GLMC-norm 8 als vermeld in bijlage III voor het bereiken van het minimumpercentage bouwland dat bestemd is als niet-productieve gebieden en voor niet-productieve elementen, waaronder braakliggend land, of
dat, voor de duur van de betrokken verbintenis van de landbouwer, wordt ingesteld of gehandhaafd uit hoofde van een in artikel 31 bedoelde ecoregeling.
Indien een lidstaat daartoe besluit, mag een ''subsidiabele hectare'' andere landschapselementen bevatten, mits deze niet overheersen en de uitoefening van de landbouwactiviteit niet significant belemmeren door het ingenomen areaal op het landbouwperceel. Bij het toepassen van dat beginsel kan een lidstaat het deel landbouwperceel met die andere landschapselementen, begrenzen.
Voor blijvend grasland met geïsoleerde niet-subsidiabele elementen kunnen de lidstaten besluiten om voor het bepalen van de subsidiabele oppervlakte vaste verlagingscoëfficiënten toe te passen;
areaal van het bedrijf dat recht gaf op betalingen op grond van titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 2, van de onderhavige verordening of op grond van de basisbetalingsregeling of de regeling inzake een enkele areaalbetaling als vastgesteld in titel III van Verordening (EU) nr. 1307/2013, en dat geen “subsidiabele hectare” is zoals bepaald door de lidstaten op basis van de punten a) en b) van dit lid:
als gevolg van de toepassing van Richtlijn 92/43/EEG, 2009/147/EG of 2000/60/EG op dat areaal;
als gevolg van op grond van deze verordening vastgestelde areaalgebonden interventies die onder het in artikel 65, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde geïntegreerd systeem vallen en die de productie van niet in bijlage I bij het VWEU vermelde producten door middel van natte teelten mogelijk maken, of op grond van nationale regelingen voor biodiversiteit of broeikasgasreductie waarvan de voorwaarden op die areaalgebonden interventies aansluiten, mits bedoelde interventies en nationale regelingen bijdragen tot het bereiken van een of meer specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), van onderhavige verordening;
voor de looptijd van een bebossingsverbintenis van de landbouwer, uit hoofde van artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1257/1999, artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of artikel 70 of artikel 73 van onderhavige verordening, of op grond van een nationale regeling waarvan de voorwaarden voldoen aan artikel 43, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005, artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of artikel 70 of artikel 73 van onderhavige verordening;
voor de looptijd van een tot braaklegging van het areaal leidende verbintenis van de landbouwer uit hoofde van de artikelen 22, 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 1257/1999, artikel 39 van Verordening (EG) nr. 1698/2005, artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 of artikel 70 van onderhavige verordening.
Voor de productie van hennep gebruikte arealen vormen slechts subsidiabele hectaren indien het gehalte aan tetrahydrocannabinol van de gebruikte rassen maximaal 0,3 % bedraagt;
Wanneer lidstaten bepalen wie een “actieve landbouwer” is, passen zij objectieve en niet-discriminerende criteria toe, zoals: een inkomenstoets, de arbeidsinput op het landbouwbedrijf, het ondernemingsdoel, en de opname van hun landbouwactiviteiten in nationale of regionale registers. Dergelijke criteria kunnen een of meerdere door de lidstaten gekozen vormen aannemen, bijvoorbeeld van een negatieve lijst waarbij een landbouwer het predicaat actieve landbouwer ontzegd wordt. Indien een lidstaat landbouwers die voor het voorgaande jaar geen rechtstreekse betalingen boven een bepaald bedrag hebben ontvangen als “actieve landbouwers” aanmerkt, mag dat bedrag niet hoger zijn dan 5 000 EUR.
“Jonge landbouwer” wordt zodanig gedefinieerd dat wordt voorzien in:
een maximumleeftijd tussen 35 en 40 jaar;
de voorwaarden om “bedrijfshoofd” te zijn;
de door de lidstaat vereiste passende opleiding of vaardigheden;
TITEL II
DOELSTELLINGEN EN INDICATOREN
Artikel 5
Algemene doelstellingen
In overeenstemming met de in artikel 39 VWEU vastgestelde doelstellingen van het GLB, met de doelstelling om de werking van de interne markt en in de Unie een gelijk speelveld voor landbouwers te handhaven, alsmede met het subsidiariteitsbeginsel, dient de steun uit het ELGF en het Elfpo om de duurzame ontwikkeling van landbouw, voedsel en plattelandsgebieden verder te verbeteren en draagt deze bij aan het bereiken van de volgende algemene doelstellingen op economisch, ecologisch en maatschappelijk gebied, die zullen helpen de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling gestalte te geven:
bevordering van een slimme, concurrerende, veerkrachtige en gediversifieerde landbouwsector ten behoeve van de voedselzekerheid voor lange termijn;
ondersteuning en versterking van de milieubescherming, met inbegrip van de biodiversiteit, en klimaatactie, alsmede bijdragen tot het bereiken van de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen van de Unie, met inbegrip van haar verbintenissen in het kader van de Overeenkomst van Parijs;
versterking van de sociaal-economische structuur van de plattelandsgebieden.
Artikel 6
Specifieke doelstellingen
De algemene doelstellingen worden nagestreefd aan de hand van de volgende specifieke doelstellingen:
het bieden van steun met het oog op een leefbaar bedrijfsinkomen en veerkracht van de landbouwsector in de hele Unie, ten behoeve van een grotere voedselzekerheid voor de lange termijn, van een meer diverse landbouw, en van een economisch duurzame landbouwproductie in de Unie;
vergroting van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven voor zowel de korte als de lange termijn, onder meer door meer aandacht voor onderzoek, technologie en digitalisering;
verbetering van de positie van de landbouwers in de waardeketen;
bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen, en duurzame energie te bevorderen;
bevordering van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;
bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen;
het aantrekken en behouden van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers en bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;
bevordering van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw;
beter inspelen door de landbouw van de Unie op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, en bestrijding van antimicrobiële resistentie.
Artikel 7
Indicatoren
Het bereiken van de in artikel 5 en artikel 6, leden 1 en 2, bedoelde doelstellingen wordt beoordeeld aan de hand van de in bijlage I opgenomen gemeenschappelijke output-, resultaat-, impact- en contextindicatoren. Deze gemeenschappelijke indicatoren omvatten:
outputindicatoren met betrekking tot de gerealiseerde output van de ondersteunde interventies;
resultaatindicatoren die op de desbetreffende specifieke doelstellingen bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2, betrekking hebben, en die worden gebruikt om gekwantificeerde mijlpalen en streefcijfers voor die specifieke doelstellingen in de strategische GLB-plannen vast te stellen en om de voortgang in de richting van deze streefcijfers te beoordelen; resultaatindicatoren voor milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen kunnen betrekking hebben op interventies die bijdragen aan het nakomen van de verplichtingen die voortvloeien uit de in bijlage XIII vermelde wetgevingshandelingen van de Unie;
impactindicatoren die op de in artikel 5 en artikel 6, leden 1 en 2, vastgestelde doelstellingen betrekking hebben en in het kader van de strategische GLB-plannen en het GLB worden gebruikt;
contextindicatoren bedoeld in artikel 115, lid 2, en opgenomen in bijlage I.
TITEL III
GEMEENSCHAPPELIJKE VEREISTEN EN INTERVENTIETYPES
HOOFDSTUK I
GEMEENSCHAPPELIJKE VEREISTEN
Artikel 8
Strategische aanpak
De lidstaten streven de doelstellingen van titel II na door overeenkomstig hun behoeftebeoordelingen en de in dit hoofdstuk vastgestelde gemeenschappelijke vereisten interventies nader te omschrijven op basis van de in de hoofdstukken II, III en IV van deze titel vastgestelde interventietypes.
Artikel 9
Algemene beginselen
De lidstaten ontwerpen de interventies in hun strategische GLB-plannen en de in artikel 13 bedoelde GLMC-normen in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de algemene beginselen van het Unierecht.
De lidstaten zorgen ervoor dat de interventies en de in artikel 13 bedoelde GLMC-normen worden vastgesteld op basis van objectieve en niet-discriminerende criteria, verenigbaar zijn met de goede werking van de interne markt en de mededinging niet verstoren.
De lidstaten stellen het rechtskader voor de toekenning van de steun van de Unie aan landbouwers en andere begunstigden vast in overeenstemming met de strategische GLB-plannen zoals goedgekeurd door de Commissie overeenkomstig de artikelen 118 en 119 van de onderhavige verordening en de beginselen en vereisten van de onderhavige verordening en Verordening (EU) 2021/2116. Zij geven uitvoering aan die strategische GLB-plannen zoals goedgekeurd door de Commissie.
Artikel 10
Binnenlandse steun in het kader van de WTO
De lidstaten ontwerpen de interventies op basis van de in bijlage II bij deze verordening vermelde interventietypes, met inbegrip van de in artikel 4 vastgestelde definities en voorwaarden, en wel zodanig dat zij beantwoorden aan de criteria van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO.
Met name de basisinkomenssteun voor duurzaamheid, de aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid, de aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers en de regelingen voor het klimaat, het milieu en dierenwelzijn beantwoorden aan de criteria van de punten van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO die voor die interventies in bijlage II bij deze verordening zijn opgenomen. Voor andere interventies zijn de punten van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO die in bijlage II bij de onderhavige verordening staan indicatief, en die interventies mogen in plaats daarvan aan een ander punt van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO voldoen wanneer dat in het strategisch GLB-plan nader wordt gespecificeerd en uitgelegd.
Artikel 11
Uitvoering van het Memorandum van Overeenstemming betreffende oliehoudende zaden
Als na de kennisgeving door de lidstaten van alle geplande outputs het in lid 1 van dit artikel bedoelde maximale steunareaal voor de hele Unie wordt overschreden, berekent de Commissie voor elke lidstaat die een surplus ten opzichte van zijn referentieareaal heeft gemeld, een verlagingscoëfficiënt die in verhouding staat tot het surplus bij zijn geplande outputs, zodat het maximale steunareaal voor de hele Unie wordt behouden. Elke betrokken lidstaat wordt van deze verlagingscoëfficiënt in kennis gesteld in de opmerkingen die de Commissie overeenkomstig artikel 118, lid 3, op het strategisch GLB-plan maakt. De verlagingscoëfficiënt voor elke lidstaat wordt vastgesteld in het in artikel 118, lid 6, bedoelde uitvoeringsbesluit waarmee de Commissie het strategisch GLB-plan goedkeurt.
Na de in artikel 118, lid 1, bedoelde datum wijzigen de lidstaten hun steunareaal niet meer op eigen initiatief.
De Commissie stelt de betrokken lidstaten uiterlijk op 31 januari van het jaar dat aan het betrokken claimjaar voorafgaat, in kennis van de verlagingscoëfficiënten.
Elke betrokken lidstaat dient uiterlijk op 31 maart van het jaar dat aan het betrokken claimjaar voorafgaat, een overeenkomstig verzoek tot wijziging van zijn strategisch GLB-plan in met de in de tweede alinea bedoelde verlagingscoëfficiënt. De verlagingscoëfficiënt voor die lidstaat wordt vastgesteld in het uitvoeringsbesluit bedoeld in artikel 119, lid 10, waarmee de Commissie de wijziging van het strategisch GLB-plan goedkeurt.
Artikel 12
Beginsel en toepassingsgebied
De lidstaten nemen in hun strategische GLB-plannen een conditionaliteitssysteem op, op grond waarvan aan landbouwers en andere begunstigden die rechtstreekse betalingen krachtens hoofdstuk II of jaarlijkse betalingen krachtens de artikelen 70, 71 en 72 ontvangen, een administratieve sanctie wordt opgelegd als zij niet voldoen aan de uit het Unierecht voortvloeiende beheerseisen en de in het strategisch GLB-plan vastgestelde en in bijlage III vermelde GLMC-normen, met betrekking tot de volgende specifieke gebieden:
klimaat en milieu, met inbegrip van water, lucht, grond en biodiversiteit van ecosystemen;
volksgezondheid en gezondheid van planten;
dierenwelzijn.
Artikel 13
Verplichtingen van de lidstaten op het gebied van een goede landbouw- en milieuconditie
De lidstaten stellen geen minimumnormen vast voor andere hoofddoelstellingen dan de hoofddoelstellingen die in bijlage III zijn vastgesteld.
Artikel 14
Beginsel en toepassingsgebied
Artikel 15
Bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw
Via die bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw wordt gedurende de gehele cyclus van de ontwikkeling van het landbouwbedrijf passende bijstand geboden, onder meer voor de eerste opstart van het bedrijf, omvorming van productiesystemen naar een vraaggestuurd systeem, innovatieve praktijken, landbouwtechnieken ter verbetering van de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering, waaronder agrobosbouw en agro-ecologie, verbetering van het dierenwelzijn en, waar nodig, veiligheidsnormen en sociale ondersteuning.
Bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw worden geïntegreerd in de onderling samenhangende diensten van bedrijfsadviseurs voor de landbouw, onderzoekers, landbouwersorganisaties en andere belanghebbenden, die samen de AKIS vormen.
De bedrijfsadviesdiensten voor de landbouw zijn afgestemd op de verschillende productiewijzen en landbouwbedrijven en bestrijken ten minste het volgende:
alle in het strategisch GLB-plan vastgestelde vereisten, voorwaarden en beheersverbintenissen die van toepassing zijn op landbouwers en andere begunstigden, met inbegrip van vereisten en normen in het kader van de conditionaliteit en de voorwaarden voor interventies alsmede informatie over financiële instrumenten en bedrijfsplannen die op grond van het strategisch GLB-plan zijn vastgesteld;
de door de lidstaten vastgestelde vereisten voor de uitvoering van Richtlijn 92/43/EEG, Richtlijn 2000/60/EG, artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ), Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ), Richtlijn 2009/128/EG, Richtlijn 2009/147/EG, Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ), Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) en Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 );
de landbouwpraktijken ter voorkoming van de ontwikkeling van antimicrobiële resistentie als vastgesteld in de mededeling van de Commissie van 29 juni 2017 getiteld “Een Europees “één gezondheid”-actieplan tegen antimicrobiële resistentie (AMR)”;
risicopreventie en risicobeheer;
steun voor innovatie, met name voor de voorbereiding en uitvoering van de projecten van de operationele groepen in het kader van het EIP bedoeld in artikel 127, lid 3;
digitale technologieën in de landbouw en in plattelandsgebieden als bedoeld in artikel 114, punt b);
duurzaam nutriëntenbeheer, met inbegrip van uiterlijk vanaf 2024 het gebruik van een bedrijfsduurzaamheidsinstrument voor nutriënten, dat een digitale toepassing is die ten minste voorziet in:
een balans van de belangrijkste nutriënten op veldschaal;
de wettelijke voorschriften inzake nutriënten;
bodemgegevens, op basis van beschikbare informatie en analyses;
gegevens uit het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) die relevant zijn voor nutriëntenbeheer;
arbeidsvoorwaarden, werkgeversverplichtingen, gezondheid en veiligheid op het werk en sociale steun in landbouwgemeenschappen.
HOOFDSTUK II
INTERVENTIETYPES IN DE VORM VAN RECHTSTREEKSE BETALINGEN
Artikel 16
Interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen
Bij ontkoppelde rechtstreekse betalingen gaat het om:
basisinkomenssteun voor duurzaamheid;
aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid;
aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers;
regelingen voor klimaat, milieu en dierenwelzijn.
Bij gekoppelde rechtstreekse betalingen gaat het om:
gekoppelde inkomenssteun;
de gewasspecifieke betaling voor katoen.
Artikel 17
Plafonnering en degressiviteit van betalingen
De lidstaten kunnen aanvullende tranches boven 60 000 EUR vaststellen en de verlagingspercentages voor die aanvullende tranches specificeren. Zij zorgen ervoor dat de verlaging voor elke tranche gelijk is aan of hoger is dan die van de vorige tranche.
Voordat de lidstaten lid 1 of 2 toepassen, kunnen zij op het bedrag van de basisinkomenssteun voor duurzaamheid dat voor een bepaald kalenderjaar aan een landbouwer wordt toegekend, de volgende bedragen in mindering brengen:
alle aan een landbouwactiviteit gekoppelde lonen die door de landbouwer zijn aangegeven, met inbegrip van belastingen en sociale bijdragen op de arbeid;
de equivalente kosten van regelmatige en onbetaalde arbeid die gekoppeld zijn aan een landbouwactiviteit die wordt uitgeoefend door op het betrokken landbouwbedrijf werkende personen die geen loon ontvangen of minder loon ontvangen dan het bedrag dat gewoonlijk voor de geleverde diensten wordt betaald, maar worden beloond uit de economische opbrengsten van het landbouwbedrijf;
het loonkostenonderdeel van de aan een landbouwactiviteit gekoppelde contractkosten die door de landbouwer zijn aangegeven.
Voor de berekening van de in de eerste alinea, punt a), bedoelde bedragen maken de lidstaten gebruik van de door de landbouwer daadwerkelijk gemaakte loonkosten. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen landbouwers verzoeken om gebruik te maken van door de betrokken lidstaat vast te stellen standaardkosten volgens een methode die in het strategisch GLB-plan nader moet worden gespecificeerd op basis van de gemiddelde standaardlonen die op nationaal of regionaal niveau gekoppeld zijn aan de betrokken landbouwactiviteit, vermenigvuldigd met het aantal arbeidsjaareenheden dat de betrokken landbouwer heeft aangegeven.
Voor de berekening van de in de eerste alinea, punt b), bedoelde bedragen maken de lidstaten gebruik van door de betrokken lidstaat vast te stellen standaardkosten volgens een methode die in het strategisch GLB-plan nader moet worden gespecificeerd op basis van de gemiddelde standaardlonen die op nationaal of regionaal niveau gekoppeld zijn aan de betrokken landbouwactiviteit, vermenigvuldigd met het aantal arbeidsjaareenheden dat de betrokken landbouwer heeft aangegeven.
De lidstaten kunnen de opbrengst ook geheel of gedeeltelijk, door middel van een overheveling, gebruiken voor de financiering van interventietypes in het kader van het Elfpo als omschreven in hoofdstuk IV. Een dergelijke overheveling naar het Elfpo wordt opgenomen in de financiële tabellen van het strategisch GLB-plan en kan overeenkomstig artikel 103 in 2025 worden geëvalueerd. De op grond van dat artikel vastgestelde maxima voor overhevelingen van middelen uit het ELGF naar het Elfpo zijn hierop niet van toepassing.
Artikel 18
Minimumvereisten
Als alternatief kunnen de lidstaten een minimumbedrag aan rechtstreekse betalingen vaststellen die aan een landbouwer kunnen worden toegekend.
Bij de vaststelling van het minimumareaal of het minimumbedrag hebben de lidstaten tot doel ervoor te zorgen dat de rechtstreekse betalingen uitsluitend worden toegekend aan actieve landbouwers indien:
het beheer van de betalingen niet leidt tot buitensporige administratieve lasten, en
de desbetreffende bedragen een effectieve bijdrage leveren aan het bereiken van de in artikel 6, lid 1, vastgestelde specifieke doelstellingen waaraan de rechtstreekse betalingen bijdragen.
Artikel 19
Bijdrage aan risicobeheersinstrumenten
In afwijking op artikel 44, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 kan een lidstaat besluiten tot 3 % van de aan een landbouwer te betalen rechtstreekse betalingen toe te wijzen aan de bijdrage van de landbouwer aan een risicobeheersinstrument.
De lidstaten die besluiten gebruik te maken van deze bepaling passen deze toe op alle landbouwers die in een bepaald jaar rechtstreekse betalingen ontvangen.
Artikel 20
Algemene vereisten voor het ontvangen van ontkoppelde rechtstreekse betalingen
De lidstaten kennen ontkoppelde rechtstreekse betalingen toe aan actieve landbouwers onder de voorwaarden die in deze afdeling zijn vastgesteld en door hen nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen.
Artikel 21
Algemene regels
Artikel 22
Steunbedrag per hectare
Artikel 23
Betalingsrechten
Artikel 24
Waarde van betalingsrechten en convergentie
De lidstaten kunnen besluiten om de verlaging toe te passen op alle betalingsrechten of een deel daarvan waarvan de overeenkomstig lid 1 van dit artikel bepaalde waarde hoger is dan het in artikel 102, lid 1, bedoelde geplande eenheidsbedrag voor de basisinkomenssteun voor het claimjaar 2026 dat in het strategisch GLB-plan is vastgesteld voor de lidstaat of de in artikel 22, lid 2, bedoelde groep gebieden.
Artikel 25
Activering van betalingsrechten
Artikel 26
Reserves van betalingsrechten
De lidstaten gebruiken hun reserve om bij voorrang betalingsrechten toe te wijzen aan de volgende landbouwers:
jonge landbouwers die onlangs voor het eerst een bedrijf hebben opgericht;
nieuwe landbouwers.
Artikel 27
Overdrachten van betalingsrechten
Artikel 28
Betalingen voor kleine landbouwers
De lidstaten kunnen aan kleine landbouwers zoals bepaald door de lidstaten, een betaling in de vorm van een vast bedrag of van bedragen per hectare toekennen ter vervanging van de rechtstreekse betalingen in het kader van deze afdeling en afdeling 3 van dit hoofdstuk. De lidstaten ontwerpen de overeenkomstige interventie in het strategisch GLB-plan op zodanige wijze dat zij facultatief is voor de landbouwers.
De jaarlijkse betaling voor elke landbouwer bedraagt maximaal 1 250 EUR.
De lidstaten kunnen besluiten om voor verschillende areaaldrempels verschillende vaste bedragen of verschillende bedragen per hectare vast te stellen.
Artikel 29
Aanvullende herverdelende inkomenssteun voor duurzaamheid
In afwijking van de eerste alinea van dit lid o van artikel 98, kunnen de lidstaten tegemoetkomen aan de behoefte aan herverdeling van inkomenssteun door middel van andere instrumenten en interventies die door het ELGF worden gefinancierd en die een eerlijkere verdeling en het doeltreffender en doelmatiger toespitsen van inkomenssteun tot doel hebben, mits zij in hun strategische GLB-plannen kunnen aantonen dat voldoende aan die behoefte wordt tegemoetgekomen.
In het geval van landbouwers die deel uitmaken van een groep van verbonden rechtspersonen, zoals bepaald door de lidstaten, kunnen de lidstaten het in lid 3 bedoelde maximumaantal hectaren toepassen op het niveau van die groep onder door hen vast te stellen voorwaarden.
Artikel 30
Aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers
De lidstaten kunnen besluiten de op grond van het onderhavige artikel verleende steun te verlenen aan landbouwers die op grond van artikel 50 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 steun hebben ontvangen gedurende de rest van de in lid 5 van dat artikel bedoelde periode.
Die steun wordt verleend in de vorm van hetzij een jaarlijkse ontkoppelde betaling per subsidiabele hectare, hetzij een vast bedrag per jonge landbouwer.
De lidstaten kunnen besluiten de steun in het kader van dit artikel enkel te verlenen voor een maximumaantal hectaren per jonge landbouwer.
In het geval van een rechtspersoon of een groep natuurlijke of rechtspersonen zoals groepen landbouwers, producentenorganisaties of coöperaties, kunnen de lidstaten het in lid 3 bedoelde maximumaantal hectaren toepassen op het niveau van de leden van die rechtspersonen of groepen:
die voldoen aan de definitie en voorwaarden van “jonge landbouwer” zoals bepaald overeenkomstig artikel 4, lid 6, en
indien het nationale recht bepaalt dat de individuele leden rechten en verplichtingen hebben die vergelijkbaar zijn met die van individuele landbouwers die de status van bedrijfshoofd hebben, met name wat hun economische, sociale en belastingstatus betreft, mits die leden bijdragen tot de versterking van de landbouwstructuren van de betrokken rechtspersonen of groepen.
Artikel 31
Regelingen voor het klimaat, het milieu en dierenwelzijn
Elke ecoregeling moet in beginsel ten minste twee van de volgende gebieden bestrijken met acties voor het klimaat, het milieu, dierenwelzijn en het bestrijden van antimicrobiële resistentie:
matiging van klimaatverandering, met inbegrip van vermindering van de broeikasgasemissies als gevolg van landbouwpraktijken, behoud van bestaande koolstofopslagplaatsen en vergroten van koolstofvastlegging;
aanpassing aan klimaatverandering, met inbegrip van acties om de veerkracht van voedselproductiesystemen en de diversiteit van dieren en planten te verbeteren en zo de weerstand tegen ziekten en klimaatverandering te vergroten;
bescherming of verbetering van de waterkwaliteit en vermindering van de druk op de watervoorraden;
preventie van bodemaantasting, bodemherstel, verbetering van de bodemvruchtbaarheid en van het nutriëntenbeheer en van bodembiota;
bescherming van de biodiversiteit, instandhouding of herstel van habitats of soorten, met inbegrip van behoud en aanleg van landschapselementen of niet-productieve gebieden;
acties voor een duurzaam en verminderd gebruik van pesticiden, met name pesticiden die risico’s inhouden voor de menselijke gezondheid of het milieu;
acties om het dierenwelzijn te verbeteren of antimicrobiële resistentie te bestrijden.
In het kader van dit artikel verrichten de lidstaten uitsluitend betalingen voor verbintenissen die:
verder gaan dan de betrokken uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de desbetreffende GLMC-normen die op grond van hoofdstuk I, afdeling 2, zijn vastgesteld;
verder gaan dan de relevante minimumvoorschriften voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen, dierenwelzijn en andere relevante verplichte vereisten die zijn vastgesteld in het nationale en Unierecht;
verder gaan dan de voorwaarden voor de instandhouding van het landbouwareaal overeenkomstig artikel 4, lid 2, punt b);
verschillend zijn van de verbintenissen waarvoor betalingen worden toegekend op grond van artikel 70.
Aan verbintenissen bedoeld in de eerste alinea, punt b), kan, wanneer het nationale recht nieuwe voorschriften oplegt die verder gaan dan de daarmee verband houdende minimumvoorschriften uit het Unierecht, steun worden verleend gedurende een periode van maximaal 24 maanden vanaf de datum waarop zij voor het bedrijf verplicht worden, mits die verbintenissen bijdragen aan de naleving van die voorschriften.
Onverminderd artikel 87, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2116 worden actieve landbouwers of groepen actieve landbouwers die aan de overeenkomstig de eerste alinea vastgestelde ecoregelingen deelnemen, geacht te voldoen aan de betrokken vereisten en normen in bijlage III, mits ze de verbintenissen in het kader van de betrokken ecoregelingen nakomen.
Indien voor die ecoregelingen en de in bijlage III vastgestelde verplichtingen dezelfde vereisten en normen gelden, kunnen de lidstaten die overeenkomstig de eerste alinea van dit lid ecoregelingen vaststellen, ervoor zorgen dat hun beheers- en controlesystemen niet tot dubbele controles leiden.
De steun voor een specifieke ecoregeling neemt de vorm aan van een jaarlijkse betaling voor alle subsidiabele hectaren die onder de verbintenissen vallen. De betalingen worden toegekend:
hetzij als aanvullende betaling bij de basisinkomenssteun als vastgesteld in onderafdeling 2;
hetzij als betaling om actieve landbouwers of groepen actieve landbouwers geheel of gedeeltelijk te vergoeden voor de extra kosten en de gederfde inkomsten als gevolg van de aangegane verbintenissen, die worden berekend in overeenstemming met artikel 82 en rekening houdend met de streefcijfers voor ecoregelingen; deze betalingen kunnen ook transactiekosten dekken.
In afwijking van de eerste alinea kunnen betalingen die overeenkomstig punt b) van dat lid worden toegekend voor dierenwelzijnsverbintenissen, verbintenissen ter bestrijding van antimicrobiële resistentie en, indien naar behoren gemotiveerd, verbintenissen voor klimaatvriendelijke landbouwpraktijken, ook de vorm aannemen van een jaarlijkse betaling voor de grootvee-eenheden.
Artikel 32
Algemene regels
Artikel 33
Toepassingsgebied
Gekoppelde inkomenssteun mag uitsluitend voor de volgende sectoren en productiewijzen of specifieke soorten landbouw binnen die sectoren of productiewijzen worden toegekend voor zover die van belang zijn om sociaal-economische of ecologische redenen:
granen;
oliehoudende zaden, met uitzondering van zonnebloempitten voor menselijke consumptie als vastgelegd in artikel 11, lid 7;
eiwithoudende gewassen, met inbegrip van peulvruchten en mengsels van peulvruchten en grassen, mits de peulvruchten in dit mengsel overheersen;
vlas;
hennep;
rijst;
noten;
zetmeelaardappelen;
melk en zuivelproducten;
zaden;
schapen- en geitenvlees;
rund- en kalfsvlees;
olijfolie en tafelolijven;
zijderupsen;
gedroogde voedergewassen;
hop;
suikerbieten, suikerriet en cichoreiwortels;
groenten en fruit;
hakhout met korte omlooptijd.
Artikel 34
Subsidiabiliteit
Artikel 35
Gedelegeerde bevoegdheden in geval van structurele onevenwichtigheden op de markt in een sector
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met maatregelen die moeten voorkomen dat begunstigden van gekoppelde inkomenssteun in een bepaalde sector nadeel ondervinden van structurele onevenwichtigheden op de markt. Bij die gedelegeerde handelingen kan het de lidstaten worden toegestaan te besluiten dat de gekoppelde inkomenssteun verder mag worden betaald tot en met 2027 op basis van de productie-eenheden waarvoor die steun in een eerdere referentieperiode werd toegekend.
Artikel 36
Toepassingsgebied
Bulgarije, Griekenland, Spanje en Portugal verlenen krachtens de in deze onderafdeling vastgestelde voorwaarden een gewasspecifieke betaling voor katoen aan actieve landbouwers die katoen van GN-code 5201 00 produceren.
Artikel 37
Algemene regels
Voor de onder deze onderafdeling vallende interventies geldt het volgende:
de subsidiabiliteit van de gedane uitgaven wordt bepaald op basis van artikel 37, punt a), van Verordening (EU) 2021/2116;
voor de toepassing van artikel 12, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 heeft het door de certificerende instanties te verstrekken advies betrekking op de punten a), b) en d) daarvan, en op de beheersverklaring.
Artikel 38
Basisarealen, vaste opbrengsten en referentiebedragen
De volgende nationale basisarealen worden vastgesteld:
Voor de referentieperiode worden de volgende vaste opbrengsten vastgesteld:
Het bedrag van de gewasspecifieke betaling voor katoen per hectare subsidiabel areaal wordt berekend door de in lid 2 vastgestelde opbrengsten te vermenigvuldigen met de volgende referentiebedragen:
Artikel 39
Erkende unies van producentenorganisaties
Voor de toepassing van deze onderafdeling wordt onder “erkende unie van producentenorganisaties” verstaan een juridische entiteit die uit katoen producerende landbouwers en ten minste één egreneerbedrijf bestaat en die activiteiten verricht zoals:
het bijdragen tot een betere coördinatie van de wijze waarop katoen op de markt wordt gebracht, met name door middel van onderzoeks- en marktstudies;
het opstellen van standaardformulieren voor contracten die verenigbaar zijn met de voorschriften van de Unie;
het sturen van de productie in de richting van producten die beter zijn afgestemd op de behoeften van de markt en op de vraag van de consument, met name ten aanzien van kwaliteit en consumentenbescherming;
het actualiseren van methoden en middelen ter verbetering van de productkwaliteit;
het ontwikkelen van marketingstrategieën om de afzet van katoen te bevorderen door middel van kwaliteitscertificeringsregelingen.
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften betreffende:
de criteria voor de erkenning van unies van producentenorganisaties;
de verplichtingen waaraan de producenten moeten voldoen;
de gevolgen wanneer de erkende unie van producentenorganisaties niet voldoet aan de in punt a) bedoelde criteria.
Artikel 40
Toekenning van de betaling
Artikel 41
Afwijkingen
HOOFDSTUK III
INTERVENTIETYPES IN BEPAALDE SECTOREN
Artikel 42
Toepassingsgebied
In dit hoofdstuk worden regels vastgesteld inzake de interventietypes:
in de sector groenten en fruit, als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt i), van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
in de sector producten van de bijenteelt, als vermeld in artikel 1, lid 2,, punt v), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 (“de bijenteeltsector”);
in de wijnsector, als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt l), van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
in de hopsector, als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt f), van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
in de sector olijfolie en tafelolijven, als vermeld in artikel 1, lid 2, punt g), van Verordening (EU) nr. 1308/2013;
in de overige in artikel 1, lid 2, punten a) tot en met h), k), m), o) tot en met t), en w), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 beschreven sectoren en sectoren van producten die zijn opgenomen in bijlage VI bij deze verordening.
Artikel 43
Verplichte en facultatieve interventietypes
Wanneer een lidstaat zonder erkende producentenorganisaties in de sector groenten en fruit op het moment van de indiening van zijn strategisch GLB-plan een producentenorganisatie krachtens Verordening (EU) nr. 1308/2013tijdens de door het strategische GLB-plan bestreken periode erkent, dient die lidstaat overeenkomstig artikel 119 een verzoek tot wijziging van zijn strategisch GLB-plan in om interventies in de sector groenten en fruit op te nemen.
Artikel 44
Vormen van steun
De steun in de in artikel 42 vermelde sectoren kan de volgende vormen aannemen:
vergoeding van de subsidiabele kosten die een begunstigde daadwerkelijk heeft gemaakt;
eenheidskosten;
vaste bedragen;
financiering volgens een vast percentage.
De bedragen voor de in lid 1, punten b), c) en d), genoemde vormen van steun worden vastgesteld op één van de hierna genoemde manieren:
een eerlijke, billijke en verifieerbare berekeningsmethode op basis van:
statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundig oordeel;
de geverifieerde historische gegevens van begunstigden, of
de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van begunstigden;
ontwerpbegrotingen die per geval zijn opgesteld en die op voorhand zijn goedgekeurd door de instantie die de verrichting selecteert in het geval van interventies in de sectoren wijn en landbouw, of door de instantie die de operationele programma’s bedoeld in artikel 50 goedkeurt in het geval van interventies in andere subsidiabele sectoren;
overeenkomstig de voorschriften voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die in het kader van beleidsmaatregelen van de Unie voor soortgelijke interventietypes gelden;
overeenkomstig de voorschriften voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die die gelden in het kader van steunregelingen voor soortgelijke interventietypes, die volledig door de lidstaat worden gefinancierd.
Artikel 45
Gedelegeerde bevoegdheden voor de vaststelling van aanvullende vereisten voor interventietypes
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften ter aanvulling van de voorschriften van dit hoofdstuk, met name wat betreft:
het garanderen van de goede werking van de in dit hoofdstuk vastgestelde interventietypes, met name door het voorkomen van concurrentieverstoring op de interne markt;
de soorten uitgaven waarop de in dit hoofdstuk opgenomen interventies betrekking hebben, met inbegrip van, in afwijking van artikel 22 van Verordening (EU) 2021/2116, de subsidiabiliteit van de door producentenorganisaties of andere begunstigden bij de uitvoering van deze interventies gemaakte administratieve en personeelskosten;
de grondslag voor de berekening van de in dit hoofdstuk bedoelde financiële steun van de Unie, met inbegrip van de referentieperioden, de berekening van de waarde van de op de markt afgezette productie, en, voor doeleinden van de in artikel 53 bedoelde nationale financiële steun, de berekening van de organisatiegraad van de producenten;
het maximumniveau van de financiële steun van de Unie voor de in artikel 47, lid 2, punten a), c), f), g), h) en i), genoemde interventietypes en voor de interventietypes bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punten c), d) en l), met inbegrip van verpakkings- en transporttarieven voor uit de markt genomen producten ten behoeve van gratis verstrekking, en van verwerkingskosten voorafgaand aan de levering voor dat doel;
de regels voor de vaststelling van een maximum voor de uitgaven en voor de meting van het subsidiabele areaal voor de als in artikel 47, lid 2, punt d), en artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt a), bedoelde interventietypes;
de regels op grond waarvan producenten bijproducten van de wijnbereiding aan de markt moeten onttrekken, en regels met betrekking tot uitzonderingen op die verplichting om extra administratieve lasten te voorkomen en regels voor de vrijwillige certificering van distilleerders.
de voorwaarden voor het gebruik van de in artikel 44, lid 1, vermelde vormen van steun.
de voorschriften inzake de minimale duurzaamheidseis voor productieve en niet-productieve investeringen die worden ondersteund met in dit hoofdstuk opgenomen interventies;
de voorschriften inzake het combineren van financiering voor investeringen uit hoofde van artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt b), en voor afzetbevordering uit hoofde van artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt k).
Artikel 46
Doelstellingen in de sector groenten en fruit, de hopsector, de sector olijfolie en tafelolijven en in de andere in artikel 42, punt f), bedoelde sectoren
In de in artikel 42, punten a), d), e) en f), vermelde sectoren worden de volgende doelstellingen nagestreefd:
productieplanning en -organisatie, aanpassing van de productie aan de vraag, met name ten aanzien van kwaliteit en hoeveelheid, optimalisatie van de productiekosten en het rendement op investeringen, en stabilisatie van de producentenprijzen; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten a), b), c) en i);
concentratie van het aanbod en in de handel brengen van de producten, onder meer door middel van direct marketing; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten a), b) en c);
verbetering van het concurrentievermogen voor de middellange en lange termijn, met name door modernisering; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstelling zoals uiteengezet in artikel 6, lid 1, punt c);
onderzoek naar en ontwikkeling van duurzame productiemethoden, waaronder de weerbaarheid tegen plagen, weerstand tegen dierziektes en matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, innovatieve praktijken en productietechnieken die het economisch concurrentievermogen vergroten en de marktontwikkelingen versterken; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten a), b), c) en i);
bevordering, ontwikkeling en uitvoering van:
milieuvriendelijke productiemethoden en -technieken;
plaag- en ziektebestendige productiepraktijken;
normen voor de gezondheid en het welzijn van dieren die verder gaan dan de minimumvoorschriften van het Unie- en nationale recht;
afvalvermindering en milieuvriendelijk gebruik en beheer van bijproducten, met inbegrip van hergebruik en valorisatie;
bescherming en verbetering van de biodiversiteit, en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met name de bescherming van water, bodem en lucht.
Deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten e), f) en i);
bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, als vastgelegd in artikel 6, lid 1, punt d);
verhoging van de handelswaarde en de kwaliteit van de producten, met inbegrip van het verbeteren van de productkwaliteit en het ontwikkelen van producten met een beschermde oorsprongsbenaming of met een beschermde geografische aanduiding, of van producten die vallen onder door de Unie of door de lidstaten erkende nationale kwaliteitsregelingen vallen; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstelling in artikel 6, lid 1, punt b);
afzetbevordering en marketing van producten; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten b), c) en i);
verhoging van de consumptie van producten van de sector groenten en fruit, in verse dan wel verwerkte vorm; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstelling in artikel 6, lid 1, punt i);
crisispreventie en risicobeheer, gericht op het voorkomen van en het omgaan met verstoringen van de markten van de betrokken sector; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten a), b) en c);
verbetering van de arbeidsvoorwaarden en handhaving van de werkgeversverplichtingen en van de vereisten voor gezondheid en veiligheid op het werk overeenkomstig de Richtlijnen 89/391/EEG, 2009/104/EG en (EU) 2019/1152.
Artikel 47
Interventietypes in de sector groenten en fruit, de hopsector, de sector olijfolie en tafelolijven en in de andere sectoren bedoeld in artikel 42, punt f)
Voor elke doelstelling die de lidstaten uit de in artikel 46, punten a) tot en met i) en k), vermelde doelstellingen kiezen, selecteren zij in hun strategische GLB-plannen een of meer van de volgende interventietypes in de in artikel 42, punten a), d), e) en f), vermelde sectoren:
investeringen in materiële en immateriële activa, onderzoek en experimentele en innovatieve productiemethoden en andere acties op gebieden zoals:
bodembehoud, met inbegrip van de verhoging van het koolstofgehalte van de bodem en de verbetering van de bodemstructuur, en de vermindering van verontreinigende stoffen;
verbetering van het gebruik en het goede beheer van water, onder meer op het gebied van waterbesparing, waterbehoud en waterdrainage;
voorkoming van schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden en stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van variëteiten, rassen en beheerspraktijken die aan de veranderende klimaatomstandigheden zijn aangepast;
het vergroten van energiebesparingen, meer energie-efficiëntie en een groter gebruik van hernieuwbare energie;
ecologische verpakking, uitsluitend op het gebied van onderzoek en experimentele productie;
bioveiligheid, gezondheid en welzijn van dieren;
vermindering van emissies en afvalstoffen, verbetering van het gebruik van bijproducten, met inbegrip van hergebruik en valorisatie daarvan, en afvalbeheer;
verbetering van de weerbaarheid tegen plagen en vermindering van de risico’s en de effecten van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met inbegrip van de toepassing van geïntegreerde plaagbestrijdingsstechnieken;
verbetering van de weerstand tegen dierziekten en vermindering van het gebruik van diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica;
aanleg en behoud van habitats die gunstig zijn voor de biodiversiteit;
verbetering van de productkwaliteit;
verbetering van genetische hulpbronnen;
verbetering van de arbeidsvoorwaarden en handhaving van de werkgeversverplichtingen en van de vereisten voor gezondheid en de veiligheid op de werkplek overeenkomstig de Richtlijnen 89/391/EEG, 2009/104/EG en (EU) 2019/1152;
adviesdiensten en technische bijstand, met name op het gebied van duurzame plaag- en ziektebestrijdingstechnieken, duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en diergezondheidsproducten, aanpassing aan en matiging van klimaatverandering, de arbeidsvoorwaarden, werkgeversverplichtingen en gezondheid en veiligheid op het werk;
opleiding, met inbegrip van coaching en uitwisseling van beste praktijken, met name op het gebied van duurzame plaag- en ziektebestrijdingstechnieken, het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en diergezondheidsproducten, aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering, evenals het gebruik van georganiseerde handelsplatformen en de handel in grondstoffen op de spot- en termijnmarkten;
biologische of geïntegreerde productie;
acties om de duurzaamheid en de efficiëntie van het vervoer en de opslag van producten te verbeteren;
afzetbevordering, communicatie en afzet, waaronder acties en activiteiten die in het bijzonder zijn gericht op het vergroten van het consumentenbewustzijn ten aanzien van de kwaliteitsregelingen van de Unie en het belang van gezonde eetgewoonten, en op de diversificatie en consolidatie van afzetmarkten;
uitvoering van op nationaal niveau en op het niveau van de Unie ingestelde kwaliteitsregelingen;
uitvoering van traceerbaarheids- en certificeringssystemen, met name kwaliteitsmonitoring van de aan de eindverbruikers verkochte producten;
acties voor aanpassing aan en matiging van klimaatverandering.
Voor de in artikel 46, punt j), vermelde doelstelling selecteren de lidstaten in hun strategische GLB-plannen een of meer van de volgende interventietypes in de in artikel 42, punten a), d), e) en f), vermelde sectoren:
het opzetten, vullen en aanvullen van onderlinge fondsen door producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 67, lid 7, van deze verordening zijn erkend;
investeringen in materiële en immateriële activa om de op de markt gebrachte hoeveelheden efficiënter te beheren, waaronder voor collectieve opslag;
collectieve opslag van producten die zijn geproduceerd door de producentenorganisatie of haar leden, evenals, waar nodig, de collectieve verwerking van producten om die opslag te vergemakkelijken;
herbeplanting van boomgaarden of olijfgaarden waar dat nodig is na verplichte rooiing om gezondheids-of fytosanitaire redenen in opdracht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat of ter aanpassing aan klimaatverandering;
aanvulling van de veestapel nadat er om gezondheidsredenen verplicht dieren zijn geruimd of na verliezen als gevolg van natuurrampen;
het uit de markt nemen voor gratis verstrekking of andere bestemmingen, met inbegrip van de verwerkingskosten die nodig zijn om het uit de markt nemen te faciliteren;
groen oogsten, waaronder wordt verstaan het oogsten op een bepaald areaal van de totale hoeveelheid onrijpe, niet-afzetbare producten die vóór het groen oogsten niet beschadigd zijn als gevolg van weersomstandigheden, ziekte of andere oorzaken;
niet oogsten, waaronder wordt verstaan de beëindiging van de aan de gang zijnde productiecyclus op het betrokken areaal wanneer het product goed ontwikkeld en van gezonde handelskwaliteit is, met uitzondering van de vernietiging van producten wegens weersomstandigheden of ziekte;
oogst- en productieverzekering die bijdraagt aan het veiligstellen van het inkomen van de producenten bij verliezen als gevolg van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, ziekten of plagen, en er tevens voor zorgt dat de begunstigden de nodige risicopreventiemaatregelen nemen;
begeleiding van andere producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of artikel 67, lid 7, van deze verordening zijn erkend, of coaching van individuele producenten;
uitvoering en beheer van sanitaire en fytosanitaire voorschriften van derde landen op het grondgebied van de Unie om de toegang tot de markten van derde landen te vergemakkelijken;
communicatieacties gericht op bewustmaking en het informeren van consumenten.
Artikel 48
Planning, verslaglegging en prestatiegoedkeuring op het niveau van de operationele programma’s
Artikel 7, lid 1, punt a), artikel 102, artikel 11, punten g) en h), artikel 112, lid 3, punt b), en artikel 134 zijn van toepassing op de interventietypes in de in artikel 42, punten a), d), e) en f), bedoelde sectoren op het niveau van de operationele programma’s, en niet op het niveau van de interventie. De planning, verslaglegging en prestatiegoedkeuring voor deze interventietypes worden ook uitgevoerd op het niveau van de operationele programma’s.
Artikel 49
Doelstellingen in de sector groenten en fruit
De lidstaten streven in de in artikel 42, punt a), vermelde sector groenten en fruit één of meer van de in artikel 46, vastgelegde doelstellingen na. De in artikel 46, punten g), h), i), en k) vastgelegde doelstellingen gelden voor producten in verse of verwerkte vorm, terwijl de in de andere punten van dat artikel vermelde doelstellingen alleen gelden voor producten in verse vorm.
De lidstaten zorgen ervoor dat de interventies overeenstemmen met de overeenkomstig artikel 47 gekozen interventietypes.
Artikel 50
Operationele programma’s
Met het oog daarop zien de lidstaten erop toe dat:
onverminderd artikel 51, lid 1, punt b), de interventies in het kader van de operationele programma’s van een unie van producentenorganisaties volledig gefinancierd worden uit bijdragen van de organisaties die zijn aangesloten bij die unie en dat die financiering wordt bijeengebracht door de actiefondsen van die aangesloten organisaties;
de interventies en de overeenkomstige financiële bijdrage vermeld worden in het operationele programma van elke aangesloten organisatie.
er geen dubbele financiering plaatsvindt.
De lidstaten zorgen ervoor dat, voor elk operationeel programma:
ten minste 15 % van de uitgaven betrekking heeft op interventies in verband met de in artikel 46, punten e) en f), bedoelde doelstellingen;
het operationele programma drie of meer acties omvat die verband houden met de in artikel 46, punten e) en f), bedoelde doelstellingen;
ten minste 2 % van de uitgaven betrekking heeft op de interventies in verband met de in artikel 46, punt d), bedoelde doelstelling, en
de uitgaven voor interventies in het kader van de in artikel 47, lid 2, punten f), g) en h), bedoelde interventietypes niet meer dan één derde uitmaken van de totale uitgaven.
Wanneer ten minste 80 % van de leden van een producentenorganisatie aan een of meer identieke, in hoofdstuk IV vastgestelde agromilieuklimaatverbintenissen of verbintenissen inzake biologische landbouw is onderworpen, wordt elk van die verbintenissen aangemerkt als ten minste één actie voor het minimum van drie acties bedoeld in de eerste alinea, punt b).
Artikel 51
Actiefondsen
Producentenorganisaties in de sector groenten en fruit of unies van dergelijke producentenorganisaties kunnen een actiefonds oprichten. Dit fonds wordt gefinancierd met:
financiële bijdragen van:
leden van de producentenorganisatie of de producentenorganisatie zelf, of beide, of
unies van producentenorganisaties via de leden van die organisaties;
financiële steun van de Unie, die aan producentenorganisaties of hun unies kan worden verleend indien die organisaties of unies een operationeel programma indienen.
Artikel 52
Financiële steun van de Unie voor de sector groenten en fruit
De financiële steun van de Unie is beperkt tot:
4,1 % van de waarde van de door elke producentenorganisatie op de markt afgezette productie;
4,5 % van de waarde van de door elke unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie;
5 % van de waarde van de door elke transnationale producentenorganisatie of transnationale unie van producentenorganisaties op de markt afgezette productie.
Deze beperkingen kunnen met 0,5 procentpunten worden verhoogd mits het bedrag waarmee het betrokken in de eerste alinea genoemde percentage wordt overschreden, uitsluitend wordt gebruikt voor een of meer interventies die verband houden met de in artikel 46, punten d), e), f), h), i) en j), bedoelde doelstellingen. In het geval van unies van producentenorganisaties, met inbegrip van transnationale unies van producentenorganisaties, kunnen die organisaties deze interventies uitvoeren namens hun leden.
Op verzoek van een producentenorganisatie of een unie van producentenorganisaties wordt het in lid 1 vastgestelde maximum van 50 % verhoogd tot 60 % voor een operationeel programma of een gedeelte daarvan, indien minstens een van de volgende punten van toepassing is:
transnationale producentenorganisaties voeren interventies in verband met de in artikel 46, punten b), e) en f) bedoelde doelstellingen in twee of meer lidstaten uit;
één of meer producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties zijn betrokken bij interventies die door samenwerkende branches in een productieketen worden uitgevoerd;
het operationele programma heeft uitsluitend betrekking op specifieke steun voor de productie van onder Verordening (EU) 2018/848 vallende biologische producten;
de producentenorganisatie of de unie van producentenorganisaties die op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is erkend, voert het operationeel programma voor het eerst uit;
de producentenorganisaties zetten minder dan 20 % van de groenten- en fruitproductie op de markt in een lidstaat in;
de producentenorganisatie is werkzaam in een van de ultraperifere gebieden;
het operationele programma omvat interventies die verband houden met de in artikel 46, punten d), e), f), i) en j), bedoelde doelstellingen;
het operationele programma wordt voor het eerst uitgevoerd door een erkende producentenorganisatie die het resultaat is van een fusie van twee of meer erkende producentenorganisaties.
Het in lid 1 genoemde maximum van 50 % wordt tot 100 % verhoogd in de volgende gevallen:
de hoeveelheden uit de markt genomen groenten en fruit bedragen niet meer dan 5 % van het volume van de op de markt afgezette productie van elke producentenorganisatie en worden als volgt afgezet:
gratis verstrekking aan daartoe door de lidstaten erkende liefdadigheidsinstellingen of -organisaties voor hun activiteiten ten behoeve van personen die op grond van het nationale recht recht hebben op overheidsbijstand, met name omdat zij over onvoldoende middelen beschikken om in hun levensonderhoud te voorzien;
gratis verstrekking aan door de lidstaten aangewezen strafinrichtingen, scholen en openbare onderwijsinstellingen, instellingen bedoeld in artikel 22 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en kindervakantiekampen, alsmede ziekenhuizen en bejaardentehuizen, waarbij de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de in dit kader verstrekte hoeveelheden een aanvulling vormen op de hoeveelheden die deze instellingen normaal aankopen;
acties in verband met het coachen van andere producentenorganisaties die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 mits die producentenorganisaties uit de in artikel 53, lid 2, van deze verordening bedoelde regio’s van lidstaten komen, of het coachen van individuele producenten.
Artikel 53
Nationale financiële steun
Artikel 54
Doelstellingen in de bijenteeltsector
De lidstaten streven ten minste één van de in artikel 6, lid 1, beschreven relevante specifieke doelstellingen in de bijenteeltsector na.
Artikel 55
Interventietypes in de bijenteeltsector en financiële steun van de Unie
In hun strategische GLB-plannen kiezen de lidstaten voor elke uit artikel 6, lid 1, gekozen specifieke doelstelling een of meer van de volgende interventietypes in de bijenteeltsector:
adviesdiensten, technische bijstand, opleiding, voorlichting van en uitwisseling van beste praktijken, onder meer via netwerkvorming, voor bijenhouders en bijenhoudersorganisaties;
investeringen in materiële en immateriële activa, alsook andere acties, waaronder acties met het oog op:
bestrijding van vijanden van de bijenvolken en ziekten in de bijenteelt, in het bijzonder de varroamijtziekte;
voorkoming van schade veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden en stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van beheerpraktijken die aan de veranderende klimaatomstandigheden zijn aangepast;
herstel van het bijenbestand in de Unie, waaronder de bijenteelt;
rationaliseren van de transhumance;
acties om laboratoria te ondersteunen bij de analyse van producten van de bijenteelt, verliezen van bijenkolonies of afnemende productiviteit en stoffen die mogelijk toxisch zijn voor bijen;
acties om het bestaande aantal bijenbestanden in de Unie in stand te houden of te vergroten, waaronder de bijenteelt;
samenwerking met instanties die gespecialiseerd zijn in de uitvoering van onderzoeksprogramma’s op het gebied van de bijenteelt en de producten van de bijenteelt;
afzetbevordering, communicatie en marketing, waaronder acties op het gebied van marktmonitoring en activiteiten die in het bijzonder zijn gericht op het vergroten van het consumentenbewustzijn over de kwaliteit van bijenteeltproducten;
acties om de kwaliteit van de producten te verbeteren.
Artikel 56
Aanvullende gedelegeerde bevoegdheden voor interventietypes in de bijenteeltsector
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met voorschriften ter aanvulling van de voorschriften van deze afdeling betreffende:
de in artikel 55, lid 7, vastgestelde verplichting voor de lidstaten om de Commissie jaarlijks in kennis te stellen van het aantal bijenkasten op hun grondgebied;
een definitie van het begrip “bijenkast” en methoden voor de berekening van het aantal bijenkasten;
de minimumbijdrage van de Unie in de uitgaven voor de uitvoering van de in artikel 55 bedoelde interventietypes en interventies.
Artikel 57
Doelstellingen in de wijnsector
De in artikel 88, lid 1, bedoelde lidstaten streven in de wijnsector een of meer van de volgende doelstellingen na:
verbeteren van de economische duurzaamheid en het concurrentievermogen van wijnproducenten in de Unie; die doelstelling houdt verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten a), b), c) en h);
bijdragen aan de matiging van en de aanpassing aan klimaatverandering en de verbetering van duurzame productiesystemen en de verkleining van de ecologische impact van de wijnsector van de Unie, onder andere door wijnbouwers te ondersteunen bij de vermindering van het gebruik van productiemiddelen en de toepassing van meer ecologisch duurzame technieken en teeltmethoden; die doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten d) tot en met f) en i);
verbeteren van de arbeidsvoorwaarden en handhaven van de werkgeversverplichtingen en van eisen voor gezondheid en de veiligheid op het werk overeenkomstig de Richtlijnen 89/391/EEG, 2009/104/EG en (EU) 2019/1152;
verbeteren van de prestaties van de wijnondernemingen van de Unie en hun aanpassing aan de markteisen, alsook vergroten van hun concurrentievermogen op de lange termijn bij de productie en afzet van wijnbouwproducten, met inbegrip van energiebesparingen, algemene energie-efficiëntie en duurzame procedés; deze doelstellingen houden verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten a) tot en met e), g) en h);
bijdragen aan het herstel van het evenwicht tussen vraag en aanbod op de wijnmarkt van de Unie om marktcrises te voorkomen; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstelling in artikel 6, lid 1, punt a);
bijdragen aan het veiligstellen van de inkomsten van de producenten van de Unie bij verliezen als gevolg van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, dieren, ziekten of plagen; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstelling in artikel 6, lid 1, punt a);
vergroten van de verhandelbaarheid en het concurrentievermogen van de wijnbouwproducten van de Unie, met name door de ontwikkeling van innovatieve producten, procedés en technologieën en door het toevoegen van waarde in elk stadium van de toeleveringsketen; die doelstelling kan kennisoverdracht omvatten en houdt verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten a), b), c), e) en i);
in stand houden van het gebruik, voor industriële en energiedoeleinden, van bijproducten van de wijnbereiding, om de kwaliteit van wijn uit de Unie te garanderen en tegelijk het milieu te beschermen; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten d) en e);
bijdragen tot het vergroten van het consumentenbewustzijn met betrekking tot verantwoorde wijnconsumptie en tot de kwaliteitsregelingen van de Unie voor wijn; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten b) en i);
verbeteren van het concurrentievermogen van wijnbouwproducten van de Unie in derde landen, met inbegrip van de openstelling en diversificatie van de wijnmarkten; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten b) en h);
bijdragen tot het beter bestand maken van de producenten tegen schommelingen op de markt; deze doelstelling houdt verband met de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punt a).
Artikel 58
Interventietypes in de wijnsector
Voor elke doelstelling die de in artikel 88, lid 1, bedoelde lidstaten uit de in artikel 57 vastgestelde doelstellingen kiezen, selecteren zij in hun strategische GLB-plannen een of meer van de volgende interventietypes:
herstructurering en omschakeling van wijngaarden, dat een proces is dat bestaat uit een of meer van de volgende handelingen:
omschakeling op andere rassen, ook door overenting, onder meer om de kwaliteit of de ecologische duurzaamheid te verbeteren, om redenen van aanpassing aan de klimaatverandering of om de genetische diversiteit te vergroten;
aanleg van wijngaarden op andere plaatsen;
herbeplanting van wijngaarden waar dat nodig is na verplichte rooiing om sanitaire of fytosanitaire redenen in opdracht van de bevoegde autoriteit van de lidstaat;
verbetering van wijnbouwtechnieken, in het bijzonder de invoering van geavanceerde systemen van duurzame productie, met inbegrip van de vermindering van het gebruik van pesticiden, maar met uitzondering van gewone vernieuwing van wijngaarden door herbeplanting van hetzelfde perceel met hetzelfde druivenras en volgens dezelfde teeltmethode van de wijnstokken wanneer wijnstokken het einde van hun natuurlijke ontwikkelingscyclus hebben bereikt;
investeringen in materiële en immateriële activa in landbouwsystemen voor wijnbouw, met uitzondering van verrichtingen die relevant zijn voor het in punt a) bepaalde interventietype, verwerkingsinstallaties en de infrastructuur van wijnhuizen, alsook afzetstructuren en -instrumenten;
groen oogsten, waaronder wordt verstaan de volledige vernietiging of verwijdering van de nog onrijpe druiventrossen waardoor de opbrengst van het betrokken areaal tot nul wordt herleid, met uitzondering van het niet-oogsten, waarbij verhandelbare druiven aan het einde van de normale productiecyclus aan de wijnstokken worden gelaten;
oogstverzekeringen tegen inkomensverlies als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met natuurrampen worden gelijkgesteld, ongunstige weersomstandigheden, schade veroorzaakt door dieren, plantenziekten of plagen;
materiële en immateriële investeringen in innovatie waarbij innovatieve producten worden ontwikkeld, ook producten en bijproducten van de wijnbereiding, innovatieve procedés en technologieën voor de productie van wijnproducten en de digitalisering van die procedés en technologieën, alsook andere investeringen die in elk stadium van de toeleveringsketen waarde toevoegen en onder meer gericht zijn op kennisuitwisseling en bijdragen tot adaptatie aan de klimaatverandering;
adviesdiensten, met name met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden, werkgeversverplichtingen en de gezondheid en veiligheid op het werk;
distillatie van bijproducten van de wijnbereiding die wordt uitgevoerd overeenkomstig de beperkingen die zijn vastgesteld in deel II, afdeling D, van bijlage VIII bij Verordening (EU) nr. 1308/2013;
voorlichtingsacties over wijnen van de Unie die in de lidstaten worden uitgevoerd en verantwoord wijngebruik aanmoedigen of kwaliteitsregelingen van de Unie betreffende oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen bevorderen;
acties in de wijnsector van unies van producentenorganisaties die door de lidstaten zijn erkend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013, met als doel de reputatie van wijngaarden in de Unie te verbeteren door het wijntoerisme in de productiegebieden te bevorderen;
acties in de wijnsector van unies van producentenorganisaties die door de lidstaten zijn erkend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013, met als doel de marktkennis te verbeteren;
afzetbevordering en communicatie in derde landen, bestaande uit een of meer van de onderstaande acties en activiteiten die gericht zijn op de verbetering van het concurrentievermogen van de wijnsector en de openstelling, diversificatie of consolidatie van de markten:
acties op het gebied van public relations, afzetbevordering of reclame die met name de hoge normen voor producten van de Unie belichten, vooral wat kwaliteit, voedselveiligheid en milieu betreft;
deelname aan evenementen, beurzen of tentoonstellingen van internationaal belang;
voorlichtingscampagnes, met name betreffende de kwaliteitsregelingen van de Unie met betrekking tot oorsprongsbenamingen, geografische aanduidingen en biologische productie;
onderzoek naar nieuwe of bestaande markten die noodzakelijk zijn voor de verruiming en consolidatie van de afzetmogelijkheden;
studies om de resultaten van de voorlichtings- en afzetbevorderingsverrichtingen te evalueren;
opstelling van technische dossiers, met inbegrip van laboratoriumtests en beoordelingen inzake oenologische procedés, fytosanitaire en hygiënevoorschriften en andere voorschriften van derde landen voor de invoer van producten van de wijnsector, om de beperking van de toegang tot de markten van derde landen te voorkomen of deze toegang mogelijk te maken.
tijdelijke en degressieve steun voor de financiering van de administratieve kosten van de oprichting van onderlinge fondsen;
investeringen in materiële en immateriële activa om de duurzaamheid van de wijnproductie te vergroten door:
het verbeteren van het gebruik en het beheer van water;
het omschakelen naar biologische productie;
het invoeren van geïntegreerde productietechnieken;
het aanschaffen van apparatuur voor precisie- of gedigitaliseerde productiemethoden;
het bijdragen tot bodembehoud en het verbeteren van koolstofvastlegging in de bodem;
het aanleggen of in stand houden van habitats die bevorderlijk zijn voor de biodiversiteit of het behoud van het landschap, met inbegrip van de instandhouding van de historische kenmerken, of
het verminderen van de afvalproductie en het verbeteren van het afvalbeheer.
Punt k) van de eerste alinea heeft alleen betrekking op wijn met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding of op wijn waarop het wijndruivenras is vermeld. Activiteiten op het gebied van afzetbevordering en communicatie ter consolidering van de afzetmogelijkheden zijn beperkt tot een maximale niet-verlengbare duur van drie jaar en hebben alleen betrekking op de kwaliteitsregelingen van de Unie voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen.
De lidstaten die voor de in lid 1, eerste alinea, punt k), van dit artikel bepaalde interventietypes hebben gekozen, stellen specifieke bepalingen vast voor de acties en activiteiten inzake voorlichting en afzetbevordering, met name wat de maximale duur ervan betreft.
Artikel 59
Financiële steun van de Unie voor de wijnsector
Voor steile hellingen en terrassen in gebieden waar de helling meer dan 40 % bedraagt, mag die financiële steun echter oplopen tot 60 % van de werkelijke kosten voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden of tot 80 % van de werkelijke kosten voor herstructurering en omschakeling van wijngaarden in minder ontwikkelde regio’s.
De steun mag alleen worden verleend in de vorm van een vergoeding aan producenten voor het verlies aan inkomsten als gevolg van de uitvoering van de interventie, en in de vorm van een bijdrage in de herstructurerings- en omschakelingskosten. De vergoeding aan producenten voor het verlies aan inkomsten als gevolg van de uitvoering van de interventie mag tot 100 % van het betrokken verlies bedragen en wordt in een van de volgende vormen verleend:
de toestemming om oude en nieuwe wijnstokken naast elkaar te laten bestaan gedurende ten hoogste van drie jaar;
financiële compensatie gedurende ten hoogste drie jaar.
De financiële steun van de Unie voor investeringen bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt b), bedraagt maximaal:
50 % van de subsidiabele investeringskosten in minder ontwikkelde regio’s;
40 % van de subsidiabele investeringskosten in andere dan minder ontwikkelde regio’s;
75 % van de subsidiabele investeringskosten in de ultraperifere gebieden;
65 % van de subsidiabele investeringskosten in de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee.
De in de eerste alinea beschreven financiële steun van de Unie ten belope van het maximumpercentage wordt enkel verleend aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie ( 10 ). Hij kan evenwel aan alle ondernemingen worden toegekend in de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee.
Voor ondernemingen die niet onder artikel 2, lid 1, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG vallen en minder dan 750 werknemers of een jaaromzet van minder dan 200 miljoen EUR hebben, worden de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde maximumpercentages van financiële steun van de Unie gehalveerd.
De financiële steun van de Unie wordt niet verleend aan ondernemingen in moeilijkheden in de zin van de mededeling van de Commissie met als titel “Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden” ( 11 ).
De financiële steun van de Unie voor oogstverzekeringen bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt d), bedraagt maximaal:
80 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die kunnen worden gelijkgesteld met natuurrampen;
50 % van de verzekeringspremies die de producenten betalen om zich in te dekken tegen:
in punt a) bedoelde verliezen en door andere ongunstige weersomstandigheden veroorzaakte verliezen;
verliezen die zijn veroorzaakt door dieren, plantenziekten of plagen.
De financiële steun van de Unie voor oogstverzekeringen mag worden verleend indien de verzekeringsuitkeringen, inclusief vergoedingen die de producent ontvangt op grond van andere steunregelingen voor het verzekerde risico, niet meer dan 100 % van het door de producent geleden inkomstenverlies dekken. In de verzekeringscontracten wordt bepaald dat de begunstigden de nodige risicopreventiemaatregelen moeten nemen.
De financiële steun van de Unie voor innovatie bedoeld in artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt e), bedraagt maximaal:
50 % van de subsidiabele investeringskosten in minder ontwikkelde regio’s;
40 % van de subsidiabele investeringskosten in andere dan minder ontwikkelde regio’s;
80 % van de subsidiabele investeringskosten in de ultraperifere gebieden;
65 % van de subsidiabele investeringskosten in de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee.
Het maximumpercentage van de in de eerste alinea opgenomen financiële steun van de Unie wordt enkel toegekend aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in de zin van Aanbeveling 2003/361/EG; deze steun kan evenwel aan alle ondernemingen worden toegekend in de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee.
Voor ondernemingen die niet onder artikel 2, lid 1, van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG vallen en minder dan 750 werknemers of een jaaromzet van minder dan 200 miljoen EUR hebben, worden de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde maximumpercentages van financiële steun van de Unie gehalveerd.
Daarnaast kunnen de in artikel 88, lid 1, bedoelde lidstaten nationale betalingen tot 30 % van de subsidiabele uitgaven toekennen, maar de financiële steun van de Unie en de betalingen van de lidstaten mogen samen niet meer dan 80 % van de subsidiabele uitgaven bedragen.
Artikel 60
Specifieke voorschriften inzake de financiële steun van de Unie voor de wijnsector
De in artikel 88, lid 1, bedoelde lidstaten zorgen ervoor dat de financiële steun van de Unie voor de distillatie van bijproducten van de wijnbereiding wordt betaald aan distilleerders die de voor distillatie geleverde bijproducten van de wijnbereiding verwerken tot ruwe alcohol met een alcoholgehalte van minimaal 92 % vol.
De financiële steun van de Unie omvat een vast bedrag ter compensatie van de kosten van de inzameling van de bijproducten van de wijnbereiding. Dat bedrag wordt van de distilleerder naar de producent overgedragen in gevallen waarin die kosten door de producent worden gedragen.
De in artikel 88, lid 1, bedoelde lidstaten zorgen ervoor dat de alcohol die wordt verkregen uit de distillatie van bijproducten van de wijnbereiding waarvoor financiële steun van de Unie is verleend, uitsluitend wordt gebruikt voor industriële of energiedoeleinden die de mededinging niet verstoren.
Artikel 61
Doelstellingen en interventietypes in de hopsector
Artikel 62
Financiële steun van de Unie
De financiële steun van de Unie wordt betaald aan actiefondsen die zijn opgezet door de uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1308/2013 erkende producentenorganisaties of hun unies die de operationele programma’s uitvoeren. Hiertoe is artikel 51 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
De in lid 2 genoemde beperking tot 50 % wordt tot 100 % verhoogd:
voor interventietypes die verband houden met een of meer van de in artikel 46, punten d), e), f), en h), bedoelde doelstellingen;
voor interventies op het gebied van collectieve opslag, adviesdiensten, technische bijstand, opleiding en uitwisseling van beste praktijken die verband houden met beide in artikel 46, punten a) en j), genoemde doelstellingen, of met een van beide.
Artikel 63
Doelstellingen in de sector olijfolie en tafelolijven
Griekenland, Frankrijk en Italië streven in de sector olijfolie en tafelolijven een of meer van de in artikel 46, punten a) tot en met h), j) en k), vastgelegde doelstellingen na.
Artikel 64
Interventietypes in de sector olijfolie en tafelolijven
Artikel 65
Financiële steun van de Unie
De financiële steun van de Unie voor de subsidiabele kosten bedraagt niet meer dan:
75 % van de werkelijk gedane uitgaven voor interventies die verband houden met in artikel 46, punten a) tot en met f), h) en k), bedoelde doelstellingen;
75 % van de werkelijk gedane uitgaven voor investeringen in vaste activa en 50 % voor andere interventies die verband houden met de in artikel 46, punt g), bedoelde doelstelling;
50 % van de werkelijk gedane uitgaven voor interventies die verband houden met de in artikel 46, punt j), bedoelde doelstelling;
75 % van de werkelijk gedane uitgaven voor de interventietypes bedoeld in artikel 47, lid 1, punten f) en h), wanneer het operationeel programma wordt uitgevoerd in minimaal drie derde landen of niet-producerende lidstaten door producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties uit minimaal twee producerende lidstaten, of 50 % wanneer die voorwaarde niet vervuld is.
Artikel 66
Doelstellingen in de andere sectoren
In hun strategische GLB-plannen kunnen de lidstaten kiezen in welke van de in artikel 42, punt f), bedoelde sectoren ze de in artikel 47 vastgelegde interventietypes implementeren. Voor elke sector die een lidstaat kiest, streeft ze een of meer van de in artikel 46, punten a) tot en met h), j) en k), vastgelegde doelstellingen na. De lidstaten motiveren hun keuze van sectoren en doelstellingen.
Artikel 67
Interventietypes in andere sectoren
Voor elke overeenkomstig artikel 66 gekozen sector kiezen de lidstaten één of meer van de in artikel 47 bedoelde interventietypes die moeten worden uitgevoerd door middel van goedgekeurde operationele programma’s opgesteld door:
producentenorganisaties en hun unies die op grond van Verordening (EU) nr. 1308/201300 of lid 7 van dit artikel zijn erkend, of
coöperaties, alsmede andere vormen van samenwerking tussen producenten, die zijn opgericht op initiatief van producenten en door producenten worden beheerd, en die door de bevoegde autoriteit van een lidstaat zijn erkend als producentengroeperingen voor een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar vanaf het begin van een goedgekeurd operationeel programma dat uiterlijk op 31 december 2027 afloopt.
In het erkenningsprogramma staan activiteiten en doelstellingen die moeten waarborgen dat er vooruitgang in de richting van een dergelijke erkenning wordt geboekt.
De steun die wordt verleend aan een producentengroeperingen die voor het einde van de overgangsperiode niet als producentenorganisaties is erkend, wordt teruggevorderd.
De lidstaten die besluiten interventietypes van deze afdeling uit te voeren voor in bijlage VI vermelde producten, specificeren voor elke sector die zij kiezen, de lijst van onder die sector vallende producten.
Artikel 68
Financiële steun van de Unie
De financiële steun van de Unie wordt betaald aan actiefondsen die zijn opgezet door producentenorganisaties of hun unies die zijn erkend op grond van Verordening (EU) nr. 1308/2013 of van artikel 67, lid 7, van deze verordening, of door producentengroeperingen bedoeld in artikel 67, lid 1, punt b), van deze verordening. Hiertoe zijn artikel 51 en artikel 52, lid 1, van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
De financiële steun van de Unie is beperkt tot 6 % van de waarde van de op de markt afgezette productie door:
elke producentenorganisatie of unie van producentenorganisaties bedoeld in artikel 67, lid 1, punt a), of
elke producentengroepering bedoeld in artikel 67, lid 1, punt b).
HOOFDSTUK IV
INTERVENTIETYPES VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING
Artikel 69
Interventietypes voor plattelandsontwikkeling
De interventietypes in het kader van dit hoofdstuk omvatten betalingen of steun met betrekking tot:
milieu-, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen;
natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen;
gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten;
investeringen, met inbegrip van investeringen in irrigatie;
vestiging van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers, en het opstarten van plattelandsbedrijven;
risicobeheersinstrumenten;
samenwerking;
kennisuitwisseling en verspreiding van informatie.
Artikel 70
Milieu-, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen
In het kader van dit artikel verrichten de lidstaten uitsluitend betalingen voor verbintenissen die:
verder gaan dan de relevante uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de desbetreffende GLMC-normen die op grond van hoofdstuk I, afdeling 2, zijn vastgesteld;
verder gaan dan de relevante minimumvoorschriften voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen of voor dierenwelzijn, en andere bij nationaal recht en Unierecht relevante verplichte voorschriften ter zake; dat vereiste geldt niet voorverbintenissen in verband met agrobosbouwsystemen en de instandhouding van beboste gebieden;
verder gaan dan de voorwaarden voor de instandhouding van het landbouwareaal overeenkomstig artikel 4, lid 2;
verschillend zijn van de verbintenissen waarvoor betalingen worden toegekend op grond van artikel 31.
Voor verbintenissen bedoeld in de eerste alinea, punt b), kan, wanneer het nationale recht nieuwe voorschriften oplegt die verder gaan dan de daarmee verband houdende minimumvoorschriften uit het Unierecht, steun worden verleend gedurende een periode van maximaal 24 maanden vanaf de datum waarop zij voor het bedrijf verplicht worden, mits die verbintenissen bijdragen aan de naleving van die voorschriften.
De lidstaten kunnen in hun strategische GLB-plannen echter het volgende vaststellen:
een langere periode voor bepaalde soorten verbintenissen onder meer door erin te voorzien dat zij na afloop van de eerste periode jaarlijks kunnen worden verlengd, indien een dergelijke langere periode nodig is voor het bereiken of handhaven van bepaalde voordelen voor het milieu of het dierwelzijn;
een kortere periode van minstens één jaar voor verbintenissen inzake dierenwelzijn, inzake het behoud, duurzaam gebruik en de ontwikkeling van genetische hulpbronnen, en inzake de omschakeling naar biologische landbouw, voor nieuwe verbintenissen die onmiddellijk op de periode van de eerste verbintenis aansluiten, of in andere, naar behoren gemotiveerde gevallen.
De lidstaten zorgen er ook voor dat een herzieningsbepaling wordt opgenomen voor verrichtingen die worden uitgevoerd in het kader van het in dit artikel bedoelde interventietype die doorlopen na de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, zodat ze kunnen worden aangepast aan het rechtskader dat van toepassing is in de volgende periode.
Artikel 71
Natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen
Artikel 72
Gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten
Bij de afbakening van gebieden met nadelen kunnen de lidstaten een of meer van de volgende gebieden opnemen:
uit hoofde van de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG aangewezen Natura 2000-landbouwgebieden en Natura 2000-bosbouwgebieden;
andere afgebakende natuurbeschermingsgebieden met specifieke beperkingen op milieugebied voor landbouw of bosbouw, die bijdragen tot de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG, op voorwaarde dat die gebieden niet groter zijn dan 5 % van de oppervlakte van de aangewezen Natura 2000-gebieden die onder de territoriale reikwijdte van elk strategisch GLB-plan vallen;
landbouwarealen die zijn opgenomen in stroomgebiedsbeheersplannen op grond van Richtlijn 2000/60/EG.
De in lid 4 bedoelde extra kosten en gederfde inkomsten worden berekend:
ten aanzien van de beperkingen als gevolg van de Richtlijnen 92/43/EEG en 2009/147/EG, in verband met nadelen die voortvloeien uit vereisten die verder gaan dan de in hoofdstuk I, afdeling 2, van deze titel ter zake vastgestelde GLMC-normen en de overeenkomstig artikel 4, lid 2, van deze verordening vastgestelde voorwaarden voor de instandhouding van het landbouwareaal;
ten aanzien van de beperkingen als gevolg van Richtlijn 2000/60/EG, in verband met nadelen die voortvloeien uit vereisten die verder gaan dan de uit de regelgeving ter zake voortvloeiende beheerseisen, met uitzondering van RBE 1 als opgenomen in bijlage III, en GLMC-normen die zijn vastgesteld op grond van hoofdstuk I, afdeling 2, van deze titel, en de overeenkomstig artikel 4, lid 2, van deze verordening vastgestelde voorwaarden voor de instandhouding van het landbouwareaal.
Artikel 73
Investeringen
Voor bedrijven vanaf een bepaalde door de lidstaten in hun strategische GLB-plannen vast te stellen omvang, is steun aan de bosbouwsector afhankelijk van de overlegging van de toepasselijke gegevens van een bosbeheerplan of een gelijkwaardig instrument dat in overeenstemming is met het duurzaam bosbeheer als gedefinieerd in de Algemene Richtsnoeren voor het duurzame beheer van de bossen in Europa, vastgesteld door de Tweede Ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa, gehouden te Helsinki op 16-17 juni 1993.
De lidstaten stellen een lijst op van niet-subsidiabele investeringen en uitgavencategorieën, waaronder ten minste de volgende:
aankoop van landbouwproductierechten;
aankoop van betalingsrechten;
aankoop van land voor een bedrag van meer dan 10 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de betrokken verrichting, met uitzondering van aankoop van land ten behoeve van milieubehoud en het behoud van koolstofrijke bodems, of van door jonge landbouwers met behulp van financieringsinstrumenten aangekochte land; in het geval van financieringsinstrumenten is dit plafond van toepassing op de subsidiabele overheidsuitgaven die aan de eindontvanger zijn betaald of, in geval van garanties, op het bedrag van de onderliggende lening;
de aankoop van dieren en de aankoop van zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsook het planten daarvan voor een ander doel dan:
herstel van het landbouw- of bosbouwpotentieel na natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen;
de bescherming van vee tegen grote roofdieren of van vee dat in de bosbouw in plaats van machines wordt gebruikt;
het in het kader van de in artikel 70 bedoelde verbintenissen fokken van met uitsterven bedreigde rassen als omschreven in artikel 2, punt 24, van Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ), of
het in het kader van de in artikel 70 bedoelde verbintenissen in stand houden van plantenrassen die worden bedreigd door genetische erosie;
rente op schulden, behalve met betrekking tot subsidies verleend in de vorm van een rentesubsidie of een subsidie voor garantievergoedingen;
investeringen in grootschalige infrastructuur, zoals bepaald door de lidstaten in hun strategisch GLB-plannen, die geen deel uitmaken van de strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beschreven in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060, met uitzondering van investeringen in breedbandinfrastructuur en van preventieve acties tegen overstromingen en ter bescherming van de kust, die gericht zijn op inperking van de gevolgen van mogelijke natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen;
investeringen in bebossing die niet verenigbaar zijn met de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen overeenkomstig de beginselen van duurzaam bosbeheer, zoals ontwikkeld in het kader van de pan-Europese richtsnoeren voor bebossing en herbebossing.
De eerste alinea, punten a), b), d) en f), is niet van toepassing wanneer steun wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
De maximale steunpercentages kunnen worden verhoogd:
tot en met 80 % voor de volgende investeringen:
investeringen in verband met een of meer van de specifieke doelstellingen als beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), en, ten aanzien van dierenwelzijn, in artikel 6, lid 1, punt i);
investeringen van jonge landbouwers die voldoen aan de voorwaarden die de lidstaten in hun strategisch GLB-plan in overeenstemming met artikel 4, lid 6, hebben vastgesteld;
investeringen in de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee;
tot en met 85 % voor investeringen van kleine landbouwbedrijven, zoals bepaald door de lidstaten;
tot en met 100 % voor de volgende investeringen:
bebossing, invoering en regeneratie van agrobosbouwsystemen, ruilverkaveling in de bosbouw en niet-productieve investeringen in verband met een of meer van de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), met inbegrip van niet-productieve investeringen ter bescherming van vee en gewassen tegen schade aangericht door wilde dieren;
investeringen in basisdiensten in plattelandsgebieden en in infrastructuur in de land- en bosbouw, zoals bepaald door de lidstaten;
investeringen in het herstel van het landbouw- of bosbouwpotentieel na natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden of rampzalige gebeurtenissen en investeringen in passende preventieve acties, alsmede investeringen in het behoud van de gezondheid van bossen;
niet-productieve investeringen die worden ondersteund via strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling beschreven in artikel 32 van Verordening (EU) 2021/1060 en de projecten van operationele groepen in het kader van het EIP als bedoeld in artikel 127, lid 3, van onderhavige verordening.
Artikel 74
Investeringen in irrigatie
De lidstaten kunnen steun verstrekken voor investeringen ter verbetering van bestaande irrigatie-installaties of bestaande irrigatie-infrastructuuronderdelen, indien:
vooraf wordt geoordeeld dat ze gezien de technische parameters van de bestaande installatie of infrastructuur tot waterbesparingen kunnen leiden;
ze gevolgen hebben voor oppervlaktewater- of grondwaterlichamen waarvan in het desbetreffende stroomgebiedbeheerplan de toestand om redenen die verband houden met de waterhoeveelheid als minder dan goed is aangemerkt, en het watergebruik daadwerkelijk is verminderd en aldus in de zin van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG zal bijdragen tot het bereiken van een goede toestand van deze waterlichamen.
De lidstaten nemen als subsidiabiliteitsvoorwaarde percentages in hun strategische GLB-plannen op voor potentiële waterbesparingen en daadwerkelijke vermindering van het watergebruik, overeenkomstig artikel 104, punt d). Deze waterbesparingen weerspiegelen de in de stroomgebiedbeheerplannen vastgestelde behoeften die voortvloeien uit Richtlijn 2000/60/EG genoemd in bijlage XIII bij deze verordening.
Geen van de in dit lid vermelde voorwaarden is van toepassing op investeringen in een bestaande installatie met enkel effect op de energie-efficiëntie, of op investeringen voor het aanleggen van een reservoir of op investeringen in het gebruik van teruggewonnen water dat geen gevolgen heeft voor een bepaald oppervlaktewater- of grondwaterlichaam.
De lidstaten kunnen uitsluitend steun verstrekken voor investeringen die leiden tot een nettotoename van het geïrrigeerd areaal met gevolgen voor een bepaald oppervlaktewater- of grondwaterlichaam indien:
in het betrokken stroomgebiedbeheerplan de toestand van het waterlichaam niet als minder dan god is aangemerkt om redenen die verband houden met de waterhoeveelheid, en
uit een milieueffectanalyse blijkt dat de investering niet tot significante negatieve milieueffecten zal leiden; die analyse van de milieueffecten wordt uitgevoerd of goedgekeurd door de bevoegde autoriteit, en kan tevens betrekking hebben op groepen bedrijven.
De lidstaten beperken de steun tot een of meer percentages van maximaal:
80 % van de subsidiabele kosten voor investeringen in irrigatie op het landbouwbedrijf op grond van lid 4;
100 % van de subsidiabele kosten voor investeringen ten behoeve van irrigatie in landbouwinfrastructuur buiten het landbouwbedrijf;
65 % van de subsidiabele kosten voor overige investeringen in irrigatie op het landbouwbedrijf.
Artikel 75
Vestiging van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers, en het opstarten van plattelandsbedrijven
De lidstaten kunnen steun in het kader van dit artikel enkel verstrekken ter bevordering van:
de vestiging van jonge landbouwers die voldoen aan de voorwaarden die de lidstaten in hun strategische GLB-plannen in overeenstemming met artikel 4, lid 6, hebben vastgesteld;
het opstarten van plattelandsbedrijven die verband houden met land- of bosbouw, met inbegrip van de vestiging van nieuwe landbouwers, of de diversificatie van inkomens van landbouwhuishoudens naar niet-landbouwgerelateerde activiteiten;
het opstarten van niet-landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden in verband met de in artikel 32 van de Verordening (EU) 2021/1060 beschreven strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling.
Artikel 76
Risicobeheersinstrumenten
De lidstaten kunnen, op basis van hun behoeftebeoordeling, steun verstrekken voor verschillende soorten risicobeheersinstrumenten, waaronder inkomensstabiliseringsinstrumenten, en met name:
financiële bijdragen aan verzekeringspremies;
financiële bijdragen aan onderlinge fondsen, met inbegrip van de administratieve kosten voor het opzetten ervan.
Indien de lidstaten de in lid 3 bedoelde steun verstrekken, bepalen zij de volgende subsidiabiliteitsvoorwaarden met betrekking tot:
de soorten subsidiabele risicobeheersinstrumenten en de dekking ervan;
de methode voor de berekening van verliezen en factoren die aanleiding geven tot compensatie;
de regels voor de oprichting en het beheer van de onderlinge fondsen en, indien van toepassing, van andere subsidiabele risicobeheersinstrumenten.
De lidstaten kunnen in het kader van de in artikel 80, lid 3, bedoelde financieringsinstrumenten landbouwers die niet aan een risicobeheersinstrument deelnemen steun verstrekken in de vorm van financiering van autonoom netto werkkapitaal, ter compensatie van verliezen bedoeld in de eerste alinea van dit lid.
Dit lid is niet van toepassing op de in artikel 19 bedoelde bijdragen.
Artikel 77
Samenwerking
De lidstaten kunnen steun voor samenwerking verstrekken onder de voorwaarden die in dit artikel zijn vastgesteld en die door hen nader zijn gespecificeerd in hun strategische GLB-plannen, met het oog op:
de voorbereiding en uitvoering van de in artikel 127, lid 3, bedoelde projecten van operationele groepen in het kader van het EIP;
de voorbereiding en uitvoering van Leader;
de bevordering van en steun aan door de Unie of de lidstaten erkende kwaliteitsregelingen en het gebruik ervan door landbouwers;
de ondersteuning van producentengroeperingen, producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties;
de opstelling en uitvoering van “slimme dorpen”-strategieën, zoals bepaald door de lidstaten;
steun voor andere vormen van samenwerking.
Indien de steun als totaalbedrag wordt uitgekeerd, zorgen de lidstaten ervoor dat de uitgevoerde activiteit voldoet aan de desbetreffende regels en vereisten vastgelegd in de artikelen 70 tot en met 76 en 78.
In het geval van Leader geldt dat, in afwijking van de eerste alinea van dit lid:
steun voor alle kosten die in aanmerking komen voor voorbereidende steun in het kader van artikel 34, lid 1, punt a), van Verordening (EU) 2021/1060 en voor de uitvoering van geselecteerde strategieën uit hoofde van de punten b) en c) van dat lid, enkel wordt verleend als een totaalbedrag in het kader van dit artikel, en
de lidstaten ervoor zorgen dat de uitgevoerde activiteiten die uit investeringen bestaan, aan de toepasselijke regels en vereisten van de Unie in het kader van het in artikel 73 van deze verordening vastgestelde interventietype voor investeringen voldoen.
De lidstaten beperken de steun voor:
voorlichtings- en promotieactiviteiten voor kwaliteitsregelingen tot een of meer percentages van maximaal 70 % van de subsidiabele kosten;
de oprichting van producentengroeperingen, producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties tot 10 % van de jaarlijkse op de markt afgezette productie van de groepering of organisatie, met een maximum van 100 000 EUR per jaar; die steun daalt geleidelijk en is uitsluitend beschikbaar gedurende de eerste vijf jaar na erkenning.
Artikel 78
Uitwisseling van kennis en verspreiding van informatie
Artikel 79
Selectie van verrichtingen
De lidstaten kunnen besluiten geen selectiecriteria toe te passen voor investeringsinterventies die duidelijk zijn gericht op milieudoelen of worden uitgevoerd in verband met herstelactiviteiten.
In afwijking van de eerste alinea kan in naar behoren gemotiveerde gevallen en na raadpleging van het monitoringcomité, een andere selectiemethode worden vastgesteld.
Artikel 80
Specifieke regels voor financieringsinstrumenten
Ook zijn de leden 3, 4 en 5 van dit artikel van toepassing.
Voor activiteiten die binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallen, mag het totale bedrag van de aan een eindontvanger verstrekte steun voor werkkapitaal niet meer bedragen dan een brutosubsidie-equivalent van 200 000 EUR over een periode van drie begrotingsjaren.
Voor een financieringsinstrument zijn de subsidiabele uitgaven het totaalbedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven exclusief aanvullende nationale financiering als bedoeld in artikel 115, lid 5, dat binnen de subsidiabiliteitsperiode is betaald of, in het geval van garanties, is gereserveerd voor garantieovereenkomsten door het financieringsinstrument. Dat bedrag komt overeen met:
betalingen aan eindontvangers, in geval van leningen, investeringen in eigen vermogen of investeringen in quasi-eigenvermogen;
middelen die gereserveerd zijn voor garantieovereenkomsten, ongeacht of deze nog uitstaan of reeds verlopen zijn, om aan mogelijke aanspraken op garanties voor verliezen te kunnen voldoen, berekend op grond van een multiplicatorratio die is vastgelegd voor de respectieve onderliggende uitgekeerde nieuwe leningen aan of investeringen in eigen vermogen van eindontvangers;
betalingen aan, of ten voordele van eindontvangers, indien financieringsinstrumenten worden gecombineerd met een andere bijdrage van de Unie in een concrete actie in één financieringsinstrument overeenkomstig artikel 58, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060;
betalingen van beheersvergoedingen en vergoedingen van de beheerskosten betaald door de instanties die het financieringsinstrument implementeren.
Indien een financieringsinstrument wordt uitgevoerd over opeenvolgende programmeringsperioden heen, kan steun worden verstrekt aan of ten voordele van eindontvangers, inclusief beheerskosten en -vergoedingen, op basis van tijdens de vorige programmeringsperiode gesloten overeenkomsten, mits die steun voldoet aan de subsidiabiliteitsregels van de daaropvolgende programmeringsperiode. In die gevallen wordt de subsidiabiliteit van in uitgavendeclaraties ingediende uitgaven bepaald volgens de regels van de betrokken programmeringsperiode.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), geldt dat, indien de entiteit die de garanties ontvangt het geplande bedrag aan nieuwe leningen of investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen niet in overeenstemming met de multiplicatorratio aan eindontvangers heeft uitgekeerd, de subsidiabele uitgaven evenredig worden verminderd. De multiplicatorratio kan worden herzien indien latere veranderingen van de marktomstandigheden dat rechtvaardigen. Een dergelijke herziening heeft geen terugwerkende kracht.
Voor de toepassing van dit lid, eerste alinea, punt d), zijn de beheersvergoedingen prestatiegericht. Indien instanties die een holdingfonds uitvoeren, geselecteerd worden middels de rechtstreekse gunning van een overeenkomst op grond van artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060, is het bedrag van de aan deze instanties betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat als subsidiabele uitgave kan worden gedeclareerd, onderworpen aan een drempel van maximaal 5 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van leningen of die voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd, en van maximaal 7 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van investeringen in eigen vermogen en quasi-eigenvermogen.
Indien instanties die een specifiek fonds uitvoeren, geselecteerd worden middels de rechtstreekse gunning van een overeenkomst op grond van artikel 59, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060, is het bedrag van de aan deze instanties betaalde beheerskosten en -vergoedingen dat als subsidiabele uitgave kan worden gedeclareerd, onderworpen aan een drempel van maximaal 7 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van leningen of die voor garantieovereenkomsten zijn gereserveerd, en van maximaal 15 % van het totaalbedrag van de subsidiabele overheidsuitgaven die aan eindontvangers zijn uitbetaald in de vorm van investeringen in eigen vermogen of quasi-eigenvermogen.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt d), geldt dat, wanneer instanties die een holdingfonds of specifieke fondsen uitvoeren, door middel van een openbare aanbesteding zijn geselecteerd in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving, het bedrag van de beheerskosten en -vergoedingen wordt vastgesteld in de financieringsovereenkomst en het uitdrukking geeft aan het resultaat van de openbare aanbesteding.
Afsluitprovisies die geheel of gedeeltelijk aan eindontvangers worden berekend, gelden niet als subsidiabele uitgave.
Artikel 81
Gebruik van het Elfpo via InvestEU
Het aan InvestEU bijgedragen bedrag wordt aangewend overeenkomstig de in Verordening (EU) 2021/523 vastgestelde regels.
Een sluiting van de bijdrageovereenkomst voor het in lid 1 van dit artikel bedoeld bedrag dat is toegewezen in een verzoek tot wijziging van een strategisch GLB-plan dat is ingediend in overeenstemming in artikel 119 van deze verordening, geschiedt gelijktijdig met de vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van die wijziging van het strategisch GLB-plan.
Indien de deelname van een lidstaat aan InvestEU wordt stopgezet, worden de betrokken betaalde bedragen die als voorziening naar het gemeenschappelijk voorzieningsfonds zijn overgemaakt, teruggevorderd als interne bestemmingsontvangsten op grond van artikel 21, lid 5, van het financieel reglement, en de lidstaat dient een verzoek tot wijziging van zijn strategisch GLB-plan in, teneinde de teruggevorderde bedragen en de overeenkomstig lid 2 aan toekomstige kalenderjaren toegewezen bedragen te gebruiken.
De beëindiging of wijziging van de bijdrageovereenkomst geschiedt gelijktijdig met de vaststelling van het uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van de desbetreffende wijziging van het strategisch GLB-plan en uiterlijk op 31 december 2026.
Artikel 82
Deugdelijkheid en nauwkeurigheid van de betalingsberekening
Indien betalingen worden toegekend op basis van extra kosten en gederfde inkomsten overeenkomstig de artikelen 70, 71 en 72, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en verifieerbare berekeningsmethode. Hiertoe voeren instanties die functioneel onafhankelijk zijn van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het strategisch GLB-plan en die over de nodige deskundigheid beschikken, de berekeningen uit of bevestigen zij de deugdelijkheid en de nauwkeurigheid ervan.
Artikel 83
Subsidievormen
Onverminderd de artikelen 70, 71, 72 en 75, kan de in het kader van dit hoofdstuk verleende subsidies de volgende vormen aannemen:
vergoeding van de subsidiabele kosten die een begunstigde daadwerkelijk heeft gemaakt;
eenheidskosten;
vaste bedragen;
financiering volgens een vast percentage.
De bedragen voor de in lid 1, punten b), c) en d), genoemde vormen van subsidies worden vastgesteld op één van de hierna genoemde manieren:
een eerlijke, billijke en verifieerbare berekeningsmethode op basis van:
statistische gegevens, andere objectieve informatie of een deskundig oordeel, of
de geverifieerde historische gegevens van individuele begunstigden, of
de toepassing van de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van individuele begunstigden;
ontwerpbegrotingen die per geval zijn opgesteld en op voorhand zijn goedgekeurd door de instantie die de verrichting selecteert;
conform de voorschriften voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die in het kader van beleidsmaatregelen van de Unie voor een soortgelijke verrichting gelden;
conform de voorschriften voor de toepassing van overeenkomstige eenheidskosten, vaste bedragen en vaste percentages die in het kader van regelingen voor volledig door de lidstaat gefinancierde subsidies voor een soortgelijke verrichting gelden.
De lidstaten kunnen begunstigden volledig of gedeeltelijk terug te betalen subsidies onder voorwaarden toekennen als nader bepaald in het document met de steunvoorwaarden, alsmede onder de volgende voorwaarden:
terugbetalingen door de begunstigde worden verricht volgens de tussen de beheerautoriteit en de begunstigde overeengekomen voorwaarden;
de lidstaten hergebruiken middelen die door de begunstigde zijn terugbetaald uiterlijk op 31 december 2029 voor dezelfde specifieke doelstelling van het strategisch GLB-plan, zulks in de vorm van subsidies onder voorwaarden, in de vorm van een financieringsinstrument of in een andere vorm van steun; de terugbetaalde bedragen en de informatie over het hergebruik ervan worden opgenomen in het laatste jaarlijkse prestatieverslag;
de lidstaten stellen de nodige maatregelen vast opdat de middelen in afzonderlijke rekeningen of onder passende boekhoudkundige codes worden aangehouden;
Uniemiddelen die te eniger tijd worden terugbetaald door begunstigden, maar niet worden hergebruikt uiterlijk op 31 december 2029, worden overeenkomstig artikel 34 van Verordening (EU) 2021/2116 terugbetaald aan de Uniebegroting.
Artikel 84
Gedelegeerde bevoegdheden voor de vaststelling van aanvullende vereisten voor interventietypes voor plattelandsontwikkeling
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met voorschriften die een aanvulling vormen op die welke in dit hoofdstuk zijn vastgesteld betreffende de voorwaarden voor het verlenen van steun voor de:
de in artikel 70 bedoelde beheersverbintenissen betreffende genetische hulpbronnen en dierenwelzijn;
kwaliteitsregelingen bedoeld in artikel 77, wat betreft de specificiteit van het eindproduct, de toegang tot de regeling, de verificatie van bindende productspecificaties, de transparantie van de regeling, en de traceerbaarheid van de producten, alsmede de erkenning door de lidstaten van vrijwillige certificeringsregelingen.
TITEL IV
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 85
ELGF- en Elfpo-uitgaven
Het ELGF financiert de interventietypes met betrekking tot:
de in artikel 16 vervatte rechtstreekse betalingen;
de in titel III, hoofdstuk III, vervatte interventies in bepaalde sectoren.
Artikel 86
Subsidiabiliteit van de uitgaven
Uitgaven komen in aanmerking:
voor een bijdrage uit het ELGF vanaf 1 januari van het jaar volgend op het jaar waarin het strategisch GLB-plan door de Commissie is goedgekeurd;
voor een bijdrage uit het Elfpo vanaf de datum van indiening van het strategisch GLB-plan, maar ten vroegste vanaf 1 januari 2023.
In afwijking van de eerste alinea van dit lid en van lid 4, tweede alinea, kan in het strategisch GLB-plan worden bepaald dat uit het Elfpo gefinancierde uitgaven in verband met wijzigingen van het plan subsidiabel kunnen zijn vanaf de datum waarop de gebeurtenis zich heeft voorgedaan, in het geval van noodmaatregelen wegens natuurrampen, rampzalige gebeurtenissen, ongunstige weersomstandigheden of een plotse, ingrijpende wijziging van de sociaal-economische omstandigheden in de lidstaat of regio.
De lidstaten stellen de begindatum van de subsidiabiliteit van door de begunstigde gemaakte kosten vast. De begindatum mag niet vóór 1 januari 2023 liggen.
Verrichtingen die fysiek zijn afgerond of volledig zijn uitgevoerd voordat de steunaanvraag bij de beheersautoriteit wordt ingediend, komen niet in aanmerking voor steun, ongeacht of alle betrokken betalingen zijn verricht.
Verrichtingen met betrekking tot het vroeg kweken van zaadopstanden en het kweken van jonge opstanden in overeenstemming met beginselen van duurzaam bosbeheer gericht op een of meer van de specifieke doelstellingen van artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), zoals omschreven door de lidstaat, kunnen echter in aanmerking komen voor steun zelfs als zij fysiek zijn afgerond vóór de steunaanvraag bij de beheersautoriteit is ingediend.
Artikel 87
Financiële toewijzingen voor interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen
Onverminderd artikel 17 van Verordening (EU) 2021/2116, mag het maximumbedrag dat met betrekking tot een kalenderjaar in een lidstaat uit hoofde van titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, van deze verordening kan worden toegekend voorafgaand aan de toepassing van artikel 17 van deze verordening, de in bijlage VIII vastgelegde financiële toewijzing van die lidstaat niet overschrijden.
Voor de toepassing van artikelen 96, 97 en 98 is de in bijlage V genoemde financiële toewijzing van een lidstaat na aftrek van de in bijlage VIII vastgelegde bedragen en vóór overhevelingen krachtens artikel 17, vastgelegd in bijlage IX.
Overhevelingen overeenkomstig artikel 17 worden echter buiten beschouwing gelaten bij de aanpassing van bijlage IX.
Artikel 88
Financiële toewijzingen voor bepaalde interventietypes in bepaalde sectoren
De financiële steun van de Unie voor interventietypes in de sector olijfolie en tafelolijven, per begrotingsjaar wordt als volgt toegewezen:
10 666 000 EUR voor Griekenland;
554 000 EUR voor Frankrijk, en
34 590 000 EUR voor Italië.
De financiële toewijzingen aan de lidstaten die zijn overgeheveld naar de toewijzingen voor rechtstreekse betalingen zijn niet meer beschikbaar voor de interventietypes bedoeld in de leden 3 en 4.
De lidstaten kunnen besluiten het in de eerste alinea bedoelde percentage tot maximaal 5 % te verhogen. In dat geval wordt het met die verhoging overeenkomende bedrag afgetrokken van het in artikel 96, lid 1, 2, of 5 bedoelde maximum en kan het niet langer worden toegewezen voor de in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 1, genoemde interventietypes in de vorm van gekoppelde inkomenssteun.
Het bedrag dat overeenstemt met het percentage van de toewijzingen aan de lidstaten voor rechtstreekse betalingen bedoeld in de eerste en tweede alinea van dit lid en dat wordt gebruikt voor interventietypes in andere sectoren voor een bepaald begrotingsjaar wordt beschouwd als toewijzingen aan de lidstaten per begrotingsjaar voor interventietypes in andere sectoren.
Artikel 89
Financiële toewijzingen voor interventietypes voor plattelandsontwikkeling
Artikel 90
Bijdrage uit het Elfpo
In het krachtens artikel 118, lid 6, genomen uitvoeringsbesluit van de Commissie tot goedkeuring van het strategisch GLB-plan, wordt de maximumbijdrage uit het Elfpo aan het plan vastgesteld. De bijdrage uit het Elfpo wordt berekend op basis van het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven exclusief aanvullende nationale financiering bedoeld in artikel 115, lid 5.
Artikel 91
Elfpo-bijdragepercentages
In afwijking van lid 1 bedraagt het maximale Elfpo-bijdragepercentage:
85 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, in minder ontwikkelde regio’s;
80 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, in de ultraperifere gebieden en op de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee;
60 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, in overgangsregio’s in de zin van artikel 108, lid 2, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060;
43 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, in de overige regio’s.
In afwijking van de leden 1 en 2 bedraagt het maximale Elfpo-bijdragepercentage, indien het overeenkomstig lid 2 in het strategisch GLB-plan vastgestelde percentage lager is:
65 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, voor betalingen in verband met natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen op grond van artikel 71;
80 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, voor betalingen uit hoofde van artikel 70, voor betalingen uit hoofde van artikel 72, voor steun voor niet-productieve investeringen bedoeld in artikel 73, voor de steun voor projecten van operationele groepen in het kader van het EIP uit hoofde van artikel 77, lid 1, punt a), en voor Leader uit hoofde van artikel 77, lid 1, punt b);
100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, voor verrichtingen die worden gefinancierd met middelen die naar het Elfpo zijn overgeheveld op grond van de artikelen 17 en 103.
Artikel 92
Minimale financiële toewijzingen voor Leader
Artikel 93
Minimale financiële toewijzingen voor interventies die zijn gericht op milieu- en klimaatgerelateerde specifieke doelstellingen
Om de bijdrage aan het in de eerste alinea vastgestelde percentage te bepalen, nemen de lidstaten uitgaven op voor de volgende interventies:
100 % voor beheersverbintenissen bedoeld in artikel 70;
50 % voor natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen bedoeld in artikel 71;
100 % voor de gebiedsspecifieke nadelen bedoeld in artikel 72;
100 % voor investeringen uit hoofde van de artikelen 73 en 74 in verband met een of meer van de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), en, met betrekking tot dierenwelzijn, in artikel 6, lid 1, punt i).
Artikel 94
Maximale financiële toewijzingen voor technische bijstand
De Elfpo-bijdrage voor strategische GLB-plannen kan worden verhoogd tot 6 % indien het totale bedrag van de steun van de Unie voor plattelandsontwikkeling niet meer dan 1,1 miljard EUR bedraagt.
Artikel 95
Minimale financiële toewijzingen voor steun voor jonge landbouwers
Voor elke lidstaat wordt het minimumbedrag als vastgesteld in bijlage XII voorbehouden om bij te dragen aan het bereiken van de in artikel 6, lid 1, punt g), vastgestelde specifieke doelstelling. Op basis van de analyse van de situatie wat betreft de sterke en zwakke punten, kansen en bedreigingen (de “SWOT”-analyse) en de identificatie van de behoeften waarin moet worden voorzien, wordt het bedrag gebruikt voor één of beide van de volgende interventietypes:
de aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers vastgesteld in artikel 30;
de vestiging van jonge landbouwers bedoeld in artikel 75, lid 2, punt a).
Artikel 96
Maximale financiële toewijzingen voor gekoppelde inkomenssteun
Artikel 97
Minimale financiële toewijzingen voor ecoregelingen
De lidstaten kunnen in de kalenderjaren 2023 en 2024 overeenkomstig artikel 101, lid 3, de bedragen die overeenkomstig dit artikel zijn gereserveerd voor ecoregelingen, gebruiken om in dat jaar andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, te financieren, mits alle mogelijkheden om de middelen voor ecoregelingen te gebruiken, zijn uitgeput,
tot een drempel die overeenkomt met 5% van de bedragen vermeld in bijlage IX voor het betreffende kalenderjaar;
boven een drempel die overeenkomt met 5% van de bedragen vermeld in bijlage IX voor het betreffende kalenderjaar, mits aan de voorwaarden van lid 6 is voldaan.
Bij de toepassing van lid 5, punt b), wijzigen de lidstaten hun strategisch GLB-plannen overeenkomstig artikel 119 teneinde:
de overeenkomstig dit artikel gereserveerde bedragen voor ecoregelingen, voor de resterende jaren van de door het strategisch GLB-plan bestreken periode te verhogen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag dat is gebruikt voor de financiering van andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, overeenkomstig lid 5, punt b), van dit artikel of
de bedragen die zijn gereserveerd voor interventies uit hoofde van de artikelen 70, 72, 73 en 74, voor zover deze interventies betrekking hebben op de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), en, ten aanzien van dierenwelzijn, in artikel 6, lid 1, punt i), te verhogen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag dat wordt gebruikt voor de financiering van andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, overeenkomstig lid 5, punt b), van dit artikel. Aanvullende bedragen die overeenkomstig dit lid zijn gereserveerd voor interventies op grond van de artikelen 70, 72, 73 en 74, worden niet in aanmerking genomen indien een lidstaat gebruik maakt van de in lid 2 van dit artikel bedoelde mogelijkheid.
Indien een lidstaat bij de toepassing van lid 5, punt a), voor de gehele periode 2023 tot 2024 meer dan 2,5 % van het totaal van de in bijlage IX vastgestelde toewijzingen voor de jaren 2023 en 2024 gebruikt voor de financiering van andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, compenseert de lidstaat de bedragen boven de 2,5 % van het totaal van de in bijlage IX vastgestelde toewijzingen voor de jaren 2023 en 2024 die zijn gebruikt om in die jaren andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, te financieren, door zijn strategisch GLB-plan te wijzigen overeenkomstig artikel 119 teneinde:
de overeenkomstig dit artikel gereserveerde bedragen voor ecoregelingen, voor de resterende jaren van de door het strategisch GLB-plan bestreken periode te verhogen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan de bedragen boven 2,5 % van het totaal van de in bijlage IX vastgestelde toewijzingen voor de jaren 2023 en 2024, of
de bedragen die zijn gereserveerd voor interventies op grond van de artikelen 70, 72, 73 en 74, voor zover deze interventies betrekking hebben op de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), en, met betrekking tot dierenwelzijn, in artikel 6, punt i), te verhogen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag boven de 2,5 % van het totaal van de in bijlage IX vastgestelde toewijzingen voor de jaren 2023 en 2024. Aanvullende bedragen die overeenkomstig deze alinea zijn gereserveerd voor interventies op grond van de artikelen 70, 72, 73 en 74, worden niet in aanmerking genomen indien een lidstaat gebruik maakt van de in lid 2 van dit artikel bedoelde mogelijkheid.
Bij de toepassing van lid 8 wijzigen de lidstaten hun strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 119 teneinde:
de overeenkomstig dit artikel gereserveerde bedragen voor ecoregelingen voor de resterende jaren van de door het strategisch GLB-plan bestreken periode te verhogen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag dat is gebruikt voor de financiering van andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, overeenkomstig lid 8, of
de bedragen die zijn gereserveerd voor interventies op grond van de artikelen 70, 72, 73 en 74, voor zover die interventies betrekking hebben op de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), en wat betreft dierenwelzijn, in artikel 6, lid 1, punt i), te verhogen met een bedrag dat ten minste gelijk is aan het bedrag dat wordt gebruikt voor de financiering van andere interventies bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, overeenkomstig lid 8 van dit artikel. Aanvullende bedragen die overeenkomstig dit lid zijn gereserveerd voor interventies op grond van de artikelen 70, 72, 73 en 74, worden niet in aanmerking genomen indien een lidstaat gebruik maakt van de in lid 2 van dit artikel bedoelde mogelijkheid.
Artikel 98
Minimale financiële toewijzingen voor de herverdelende inkomenssteun
Artikel 99
Vrijwillige bijdrage van de EAFRD toewijzing voor de acties in het kader van LIFE en Erasmus+
De lidstaten kunnen in hun strategische GLB-plannen besluiten om een bepaald deel van de Elfpo-toewijzing te gebruiken om steun te mobiliseren en geïntegreerde strategische natuurprojecten die ten goede komen aan gemeenschappen van landbouwers, waarin voorzien wordt krachtens Verordening (EU) 2021/783, op te schalen en om acties te financieren met betrekking tot transnationale leermobiliteit voor mensen op het gebied van landbouw- en plattelandsontwikkeling, waarbij de nadruk ligt op jonge landbouwers en vrouwen in plattelandsgebieden, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ).
Artikel 100
Tracering van klimaatgerelateerde uitgaven
De bijdrage aan het bereiken van het uitgavenstreefdoel wordt geraamd door de toekenning van specifieke gewichten die verschillen naargelang de bijdrage die de steun aan het bereiken van klimaatveranderingsdoelstellingen levert aanzienlijk of matig is. Deze gewichten zijn als volgt:
40 % voor de uitgaven in het kader van de basisinkomenssteun en de aanvullende inkomenssteun bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdelingen 2 en 3;
100 % voor uitgaven in het kader van de ecoregelingen;
100 % voor uitgaven voor de interventies vermeld in artikel 93, lid 1, met uitzondering van de in punt d) van dit lid bedoelde interventies;
40 % voor uitgaven voor natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen bedoeld in artikel 71.
Artikel 101
Indicatieve financiële toewijzingen
De door de lidstaten overeenkomstig de leden 1 en 2 vastgestelde indicatieve financiële toewijzingen beletten die lidstaten niet om middelen uit die indicatieve financiële toewijzingen te gebruiken voor andere interventies, zonder hun strategisch GLB-plan te wijzigen overeenkomstig artikel 119, mits de onderhavige verordening, met name de artikelen 87, 88, 89, 90, 92 tot en met 98 en 102, en Verordening (EU) 2021/2116, met name artikel 32, lid 6, punt b), wordt nageleefd, en met inachtneming van de volgende voorwaarden:
financiële toewijzingen voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen worden gebruikt voor andere interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen;
financiële toewijzingen voor interventies voor plattelandsontwikkeling worden gebruikt voor andere interventies voor plattelandsontwikkeling;
financiële toewijzingen voor interventies in de bijenteeltsector en in de wijnsector worden alleen gebruikt voor andere interventies in dezelfde sector;
financiële toewijzingen voor interventies in andere sectoren bedoeld in artikel 42, punt f), worden gebruikt voor in het strategisch GLB-plan vastgelegde interventies in andere sectoren bedoeld in dat punt, en dat gebruik heeft geen gevolgen voor goedgekeurde operationele programma’s.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt a) kunnen de lidstaten die hebben besloten de basisinkomenssteun toe te kennen op basis van betalingsrechten overeenkomstig artikel 23, de te betalen bedragen lineair verhogen of verlagen op basis van de waarde van de in het kalenderjaar geactiveerde rechten, binnen de grenzen van de geplande minimum- en maximumeenheidsbedragen die zijn vastgesteld voor interventies in het kader van de basisinkomenssteun overeenkomstig artikel 102, lid 2.
Artikel 102
Geplande eenheidsbedragen en geplande outputs
Voor interventies die onder het in artikel 65, lid 2, van Verordening 2021/2116 bedoelde geïntegreerd systeem vallen, worden uniforme eenheidsbedragen vastgesteld, tenzij uniforme eenheidsbedragen niet mogelijk of niet geschikt zijn wegens de opzet of de reikwijdte van de interventie. In dat geval worden er gemiddelde eenheidsbedragen vastgesteld.
Onder “gepland maximumeenheidsbedrag” en “gepland minimumeenheidsbedrag” worden verstaan de maximum- en minimumeenheidsbedragen die naar verwachting voor de gerelateerde outputs zullen worden betaald.
Bij het vaststellen van het geplande maximum- of minimumeenheidsbedrag of beide, kunnen de lidstaten die waarden verantwoorden met de nodige herverdelingsflexibiliteit om te voorkomen dat er middelen ongebruikt blijven.
Het gerealiseerde eenheidsbedrag bedoeld in artikel 134, lid 5, eerste alinea, punt c), mag alleen lager zijn dan het geplande eenheidsbedrag of het geplande minimumeenheidsbedrag, voor zover die zijn vastgesteld, om een overmaat aan financiële toewijzingen voor interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen bedoeld in artikel 87, lid 1, te voorkomen.
Het “gepland gemiddeld maximumeenheidsbedrag” is het maximumbedrag dat naar verwachting gemiddeld voor de gerelateerde outputs zal worden betaald.
Artikel 103
Flexibiliteit tussen toewijzingen voor rechtstreekse betalingen en Elfpo-toewijzingen
Als onderdeel van zijn voorstel voor een strategisch GLB-plan bedoeld in artikel 118, lid 1, kan een lidstaat besluiten de volgende percentages over te hevelen:
maximaal 25 % van zijn toewijzing voor rechtstreekse betalingen beschreven in bijlage V, in voorkomend geval na aftrek van de toewijzingen voor katoen beschreven in bijlage VIII voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2026, naar de Elfpo-toewijzing van de lidstaat in de boekjaren 2024 tot en met 2027, of
maximaal 25 % van de Elfpo-toewijzing in de begrotingsjaren 2024 tot en met 2027, naar zijn toewijzing voor rechtstreekse betalingen beschreven in bijlage V voor de kalenderjaren 2023 tot en met 2026.
Het percentage van de toewijzing van een lidstaat voor rechtstreekse betalingen dat wordt overgeheveld naar de Elfpo-toewijzing bedoeld in lid a, punt a), kan worden verhoogd met:
maximaal 15 procentpunten, indien die lidstaat de corresponderende verhoging gebruikt voor uit het Elfpo gefinancierde interventies gericht op de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f);
maximaal 2 procentpunten, indien die lidstaat de corresponderende verhoging gebruikt overeenkomstig artikel 95, lid 1, punt b).
TITEL V
STRATEGISCH GLB-PLAN
HOOFDSTUK I
ALGEMENE VEREISTEN
Artikel 104
Strategische GLB-plannen
Wanneer elementen van het strategisch GLB-plan op regionaal niveau worden vastgesteld, zorgt de lidstaat ervoor dat die consistent zijn met de op nationaal niveau vastgestelde elementen van het strategisch GLB-plan. De op regionaal niveau vastgestelde elementen worden naar behoren weerspiegeld in de relevante afdelingen van het strategisch GLB-plan als vastgesteld in artikel 107.
Om deze streefcijfers te halen, stellen de lidstaten interventies vast op basis van de interventietypes in titel III.
Artikel 105
Meer ambitie met betrekking tot de milieu- en klimaatgerelateerde doelstellingen
Artikel 106
Procedurevereisten
De instantie die in de lidstaat verantwoordelijk is voor het ontwerp van het strategisch GLB-plan zorgt ervoor dat:
indien van toepassing, de relevante autoriteiten op regionaal niveau naar behoren worden betrokken bij het strategisch GLB-plan, en
de bevoegde overheidsinstanties voor milieu en klimaat naar behoren worden betrokken bij de milieu- en klimaatgerelateerde aspecten van het strategisch GLB-plan.
Elke lidstaat organiseert een partnerschap met de bevoegde regionale en lokale autoriteiten. Dit partnerschap bestaat minstens uit de volgende partners:
relevante autoriteiten op regionaal en lokaal niveau en andere overheidsinstanties, waaronder instanties die bevoegd zijn voor milieu- en klimaatkwesties;
economische en sociale partners, waaronder vertegenwoordigers van de landbouwsector;
relevante maatschappelijke instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen en, waar van toepassing, instanties die tot taak hebben sociale inclusie, grondrechten, gendergelijkheid en non-discriminatie te bevorderen.
De lidstaten betrekken deze partners daadwerkelijk bij de voorbereiding van de strategische GLB-plannen en plegen overleg met de betrokken belanghebbenden, onder meer met betrekking tot de in artikel 13 bedoelde minimumnormen, voor zover van toepassing.
HOOFDSTUK II
INHOUD VAN HET STRATEGISCH GLB-PLAN
Artikel 107
Inhoud van het strategisch GLB-plan
Elk strategisch GLB-plan bevat afdelingen over de volgende onderwerpen:
de behoeftebeoordeling;
de interventiestrategie;
de elementen die gemeenschappelijk zijn voor verschillende interventies;
de in de strategie gespecificeerde rechtstreekse betalingen, interventies in bepaalde sectoren en interventies voor plattelandsontwikkeling;
streefcijfer- en financiële plannen;
het governance- en coördinatiesysteem;
de elementen die zorgen voor modernisering van het GLB;
indien elementen van het strategisch GLB-plan op regionaal niveau worden vastgesteld, een korte beschrijving van de nationale en regionale opzet van de lidstaat, en met name van de elementen die op nationaal en regionaal niveau zijn vastgesteld.
Elk strategisch GLB-plan bevat de volgende bijlagen:
bijlage I over de ex-ante-evaluatie en de strategische milieueffectrapportage (SMER) bedoeld in Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 17 );
bijlage II over de SWOT-analyse;
bijlage III over de raadpleging van de partners;
indien relevant, bijlage IV over de gewasspecifieke betaling voor katoen;
bijlage V over de aanvullende nationale financiering die wordt verstrekt in het kader van het strategisch GLB-plan;
indien relevant, bijlage VI over nationale overgangssteun.
Artikel 108
Behoeftebeoordeling
De in artikel 107, lid 1, punt a), bedoelde behoeftebeoordeling omvat het volgende:
een samenvatting van de in artikel 115, lid 2, bedoelde SWOT-analyse;
een bepaling van de behoeften voor elke in artikel 6, leden 1 en 2, vastgelegde specifieke doelstelling, op basis van de uit de SWOT-analyse verkregen elementen; alle uit de SWOT-analyse voortvloeiende behoeften worden beschreven, ongeacht of zij in het strategisch GLB-plan worden aangepakt;
wat betreft de specifieke doelstelling van het bieden van steun met het oog op een levensvatbaar bedrijfsinkomen en veerkracht beschreven in artikel 6, lid 1, punt a), een beoordeling van de behoeften inzake een eerlijkere verdeling en het doeltreffender en doelmatiger toespitsen van rechtstreekse betalingen, in voorkomend geval rekening houdend met hun landbouwbedrijfsstructuur, en inzake risicobeheer;
indien relevant, een analyse van de behoeften van specifieke geografische gebieden, zoals de ultraperifere gebieden alsook bergachtige en insulaire gebieden;
een prioritering van de behoeften, waaronder een solide motivering van de gemaakte keuzes met vermelding, indien relevant, van de redenen waarom bepaalde geconstateerde behoeften niet of slechts deels in het strategisch GLB-plan aan bod komen.
Wat betreft de in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), beschreven specifieke doelstellingen wordt in de behoeftebeoordeling rekening gehouden met de nationale milieu- en klimaatplannen die voortvloeien uit de in bijlage XIII vermelde wetgevingshandelingen.
De lidstaten maken voor hun behoeftebeoordeling gebruik van gegevens die recent en betrouwbaar zijn en, indien beschikbaar, uitgesplitst naar geslacht.
Artikel 109
Interventiestrategie
De in artikel 107, lid 1, punt b), bedoelde interventiestrategie beschrijft voor elke in artikel 6, leden 1 en 2, vastgelegde specifieke doelstelling die in het strategisch GLB-plan wordt aangepakt:
streefcijfers en gerelateerde mijlpalen voor de betrokken resultaatindicatoren die de lidstaat op grond van zijn in artikel 108 bedoelde behoeftebeoordeling gebruikt. De waarde van deze streefcijfers wordt gemotiveerd op grond van die behoeftebeoordeling. Wat betreft de specifieke doelstellingen in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), worden streefcijfers afgeleid van de toelichtende elementen in lid 2, punt a), van dit artikel;
interventies, die worden ontwikkeld op basis van de in titel III vermelde interventietypes om de specifieke situatie in het betrokken gebied aan te pakken, volgens een doordachte interventielogica, en ondersteund door de in artikel 139 bedoelde ex-ante-evaluatie, de in artikel 115, lid 2, bedoelde SWOT-analyse en de in artikel 108 bedoelde behoeftebeoordeling;
elementen die aantonen hoe de interventies ervoor zorgen dat de streefcijfers kunnen worden gehaald en hoe zij onderling samenhangend en verenigbaar zijn;
elementen die aantonen dat de toewijzing van de financiële middelen aan de interventies van het strategisch GLB-plan gerechtvaardigd is en volstaat om de gestelde streefcijfers te halen, en strookt met het financieel plan bedoeld in artikel 112.
In de interventiestrategie wordt aangetoond dat de strategie, met het oog op de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, leden 1 en 2, samenhangend is en de interventies complementair zijn, door middel van:
een overzicht van de architectuur van het strategisch GLB-plan op het gebied van milieu en klimaat, met een beschrijving van het volgende:
voor elke in bijlage III opgenomen GLMC-norm, de wijze waarop de Unienorm wordt geïmplementeerd, met inbegrip van de volgende elementen: een samenvatting van de praktijk op het landbouwbedrijf, het territoriaal toepassingsgebied, types landbouwers en andere begunstigden op wie de norm van toepassing is, en waar nodig een beschrijving van de wijze waarop de praktijk bijdraagt tot het behalen van die hoofddoelstelling van de GLMC-norm;
de algehele bijdrage van conditionaliteit aan het bereiken van de specifieke doelstellingen vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f);
de complementariteit tussen de relevante basisvoorwaarden, als bedoeld in artikel 31, lid 5, en artikel 70, lid 3, de conditionaliteit en de verschillende interventies, waaronder steun aan biologische landbouw, die zijn gericht op de specifieke doelstellingen vastgelegd in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f);
de manier waarop de in artikel 105 beschreven grotere algehele bijdrage moet worden bereikt;
de manier waarop de vergroeningsarchitectuur van het strategisch GLB-plan moet bijdragen aan het bereiken van, en verenigbaar moet zijn met, de nationale langetermijnstreefcijfers die zijn opgenomen in of voortvloeien uit de in bijlage XIII opgesomde wetgevingshandelingen;
met betrekking tot de in artikel 6, lid 1, punt g), beschreven specifieke doelstelling, een overzicht van de in het strategisch GLB-plan opgenomen relevante interventies en specifieke voorwaarden voor jonge landbouwers, zoals die nader genoemd in artikel 26, lid 4, punt a), de artikelen 30, 73 en 75, en artikel 77, lid 6. Bij de presentatie van het financieel plan met betrekking tot de interventietypes bedoeld in de artikelen 30, 73 en 75, vermelden de lidstaten in het bijzonder artikel 95. Het overzicht bevat eveneens in algemene termen een overzicht van de interactie met nationale instrumenten, ter verbetering van de samenhang tussen de Unie- en de nationale acties op dit gebied;
een toelichting over hoe de interventies in het kader van gekoppelde inkomenssteun als bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 1, stroken met Richtlijn 2000/60/EG;
met betrekking tot de in artikel 6, lid 1, punt a), beschreven specifieke doelstelling, een overzicht van hoe wordt gewerkt aan de doelstelling van een eerlijkere verdeling en het doeltreffender en doelmatiger toespitsen van de inkomenssteun die in het kader van het strategisch GLB-plan aan landbouwers wordt toegekend, in voorkomend geval met inbegrip van informatie die het gebruik van de in artikel 29, lid 1, tweede alinea, bepaalde afwijking rechtvaardigt. In dit overzicht wordt, indien van toepassing, ook ingegaan op de samenhang en complementariteit van de territorialisering van de in artikel 22, lid 2, bedoelde basisinkomenssteun met steun in het kader van andere interventies, met name de betalingen voor natuurlijke of andere gebiedsspecifieke beperkingen bedoeld in artikel 71;
een overzicht van de sectorgerelateerde interventies, met inbegrip van de gekoppelde inkomenssteun bedoeld in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 1, en de interventies in bepaalde sectoren bedoeld in titel III, hoofdstuk III, met een motivering van de keuze voor de betrokken sectoren, de lijst van interventies per sector en hun complementariteit;
indien van toepassing, een toelichting over welke interventies bedoeld zijn om bij te dragen aan een samenhangende en geïntegreerde aanpak voor risicobeheer;
indien van toepassing, een beschrijving van de interactie tussen nationale en regionale interventies, met inbegrip van de verdeling van de financiële toewijzingen per interventie en per fonds;
een overzicht van de wijze waarop het strategisch GLB-plan bijdraagt aan het bereiken van de in artikel 6, lid 1, punt i), beschreven specifieke doelstelling om het dierenwelzijn te verbeteren en antimicrobiële resistentie te bestrijden, met inbegrip van de basisvoorwaarden en de complementariteit tussen conditionaliteit en de verschillende interventies;
een toelichting over hoe de interventies en elementen die gemeenschappelijk zijn voor verschillende interventies bijdragen tot vereenvoudiging voor eindbegunstigden en tot een vermindering van de administratieve lasten.
Artikel 110
Elementen die gemeenschappelijk zijn voor verschillende interventies
De afdeling over de elementen die gemeenschappelijk zijn voor verschillende interventies bedoeld in artikel 107, lid 1, punt c), omvat:
de definities en voorwaarden die de lidstaten hebben geformuleerd overeenkomstig artikel 4, alsook de minimumvereisten voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen op grond van artikel 18;
een beschrijving van het gebruik van “technische bijstand” bedoeld in artikel 94, en artikel 125, en een beschrijving van het nationale GLB-netwerk bedoeld in artikel 126;
met betrekking tot de specifieke doelstellingen beschreven in artikel 6, lid 1, de definitie van plattelandsgebieden die wordt gebruikt in het strategisch GLB-plan als bepaald door de lidstaten;
andere informatie over de implementatie, met name:
een korte beschrijving van de vaststelling van de waarde van betalingsrechten en van de werking van de reserve, in voorkomend geval;
indien van toepassing, het gebruik van de geraamde opbrengst van de verlaging van de rechtstreekse betalingen bedoeld in artikel 17;
het besluit en de motivering ervan ten aanzien van de uitvoering van artikel 17, lid 4, artikel 29, lid 6, en artikel 30, lid 4, van deze verordening en artikel 17, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) 2021/2116;
indien van toepassing, het besluit en de beschrijving van de belangrijkste elementen daarvan met betrekking tot de uitvoering van artikel 19;
een overzicht van de coördinatie, afbakening en complementariteit tussen het Elfpo-fonds en andere Uniefondsen die actief zijn in plattelandsgebieden.
Artikel 111
Interventies
De afdeling over elke interventie die wordt vermeld in de strategie bedoeld in artikel 107, lid 1, punt d), met inbegrip van de op regionaal niveau vastgestelde interventies, omvat:
het interventietype waarop de interventie is gebaseerd;
het territoriaal toepassingsgebied;
het specifieke ontwerp of de vereisten van die interventie die waarborgen dat een effectieve bijdrage wordt geleverd aan het bereiken van de specifieke doelstelling(en) beschreven in artikel 6, leden 1 en 2; voor milieu- en klimaatgerelateerde interventies blijkt uit de koppeling met de conditionaliteitsvereisten dat de praktijken elkaar aanvullen en elkaar niet overlappen;
de subsidiabiliteitsvoorwaarden;
de in bijlage I vermelde resultaatindicatoren waaraan de interventie rechtstreeks en significant moet bijdragen.
voor elke interventie die is gebaseerd op de interventietypes in bijlage II bij deze verordening, de wijze waarop de interventie voldoet aan de betrokken bepalingen van bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO, als omschreven in artikel 10 van en bijlage II bij deze verordening, en voor elke interventie die niet is gebaseerd op de interventietypes in bijlage II bij deze verordening, of, en zo ja op welke wijze, de interventie voldoet aan de bepalingen ter zake van artikel 6.5 van of bijlage 2 bij de Landbouwovereenkomst van de WTO;
één outputindicator en de jaarlijkse geplande outputs voor de interventies bedoeld in artikel 102, lid 5;
de jaarlijks geplande uniforme of gemiddelde eenheidsbedragen bedoeld in artikel 102, lid 1, en, in voorkomend geval, de geplande maximum- of minimumeenheidsbedragen bedoeld in artikel 102, leden 2 en 3;
een uitleg over hoe de in punt h) van dit lid bedoelde bedragen werden vastgelegd;
indien van toepassing:
de vorm van de steun en het steunpercentage;
de methode voor het berekenen van de geplande eenheidsbedragen per eenheid en de certificering ervan overeenkomstig artikel 82;
de jaarlijkse financiële toewijzing voor de interventie bedoeld in artikel 101, lid 1, of, in het geval van de in artikel 42, punten a), d), e) en f), bedoelde sectoren, de jaarlijkse financiële toewijzing voor de betrokken sector bedoeld in artikel 101, lid 2, waaronder, indien van toepassing, een uitsplitsing van de bedragen die voor subsidies zijn gepland en de bedragen die voor financieringsinstrumenten zijn gepland;
een vermelding of de interventie buiten het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU valt en afhankelijk is van een staatssteunbeoordeling.
Punt e) van de eerste alinea is niet van toepassing op interventies in het kader van het in artikel 55, lid 1, punten a) en c) tot en met g), bedoelde interventietype in de bijenteeltsector, op interventies in het kader van het in artikel 58, lid 1, punten h) tot en met k), bedoelde interventietype in de wijnsector en op voorlichtings- en promotieactiviteiten voor kwaliteitsregelingen in het kader van het in artikel 77 bedoelde interventietype voor samenwerking.
Artikel 112
Streefcijfer- en financiële plannen
Het in artikel 107, lid 1, punt e), bedoelde financiële plan bestaat uit een overzichtstabel met daarin:
de toewijzingen van de lidstaat voor de in artikel 87, lid 1, bedoelde interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen, de in artikel 88, lid 1, genoemde interventietypes in de wijnsector, de in artikel 88, lid 2, genoemde interventietypes voor de sector van de bijenteelt, en de in artikel 89, lid 3, bedoelde interventietypes voor plattelandsontwikkeling, met een specificatie van de jaarlijkse en totale bedragen die door de lidstaten worden gereserveerd om te voldoen aan de in artikelen 92 tot en met 98 vastgelegde eisen inzake minimale financiële toewijzingen;
de overhevelingen van de in punt a) vermelde bedragen tussen interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen en interventietypes voor plattelandsontwikkeling overeenkomstig artikel 103 en de verlagingen van de toewijzingen van de lidstaat voor de interventietypes in de vorm van rechtstreekse betalingen met het oog op het beschikbaar maken van bedragen voor de interventietypes in andere sectoren bedoeld in titel III, hoofdstuk III, afdeling 7, overeenkomstig artikel 88, lid 6;
de bedoelde toewijzingen van de lidstaat voor de in artikel 88, lid 3, interventietypes voor de sector hop en de in artikel 88, lid 4, bedoelde interventietypes voor de sector olijfolie en tafelolie, en indien die interventietypes niet worden geïmplementeerd, het besluit om de desbetreffende toewijzingen op te nemen in de toewijzing van de lidstaat voor rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 88, lid 5;
indien van toepassing, de overheveling van toewijzingen van de lidstaat uit het Elfpo voor steun in het kader van InvestEU overeenkomstig artikel 81 van deze verordening, krachtens Verordening (EU) 2021/783 of krachtens Verordening (EU) 2021/817 in overeenstemming met artikel 99 van de onderhavige verordening;
indien relevant, de bedragen die zijn gepland voor de ultraperifere gebieden.
Naast het bepaalde in lid 2 bevat een gedetailleerd financieel plan voor elk begrotingsjaar, uitgedrukt als prognoses van een lidstaat voor de uitvoering van betalingen, de volgende tabellen consistent met artikel 11, punten g) en k):
een uitsplitsing van de toewijzingen van de lidstaat voor interventies in de vorm van rechtstreekse betalingen na overhevelingen als nader bepaald in lid 2, punten b) en c), gebaseerd op indicatieve financiële toewijzingen per interventietype en per interventie, met nadere omschrijving voor elke interventie van de geplande outputs, de geplande gemiddelde of uniforme eenheidsbedragen bedoeld in artikel 102, lid 1, en, in voorkomend geval, de geplande maximum- of minimumeenheidsbedragen of beide, bedoeld in artikel 102, lid 2. Waar van toepassing is in de uitsplitsing het bedrag van de reserve aan betalingsrechten vermeld.
De totale geraamde opbrengst van de verlaging van de betalingen bedoeld in artikel 17 wordt vermeld.
Rekening houdend met het gebruik van de geraamde opbrengst van de verlaging van de betalingen bedoeld in artikel 17 en artikel 87, lid 3, worden deze indicatieve financiële toewijzingen, de bijbehorende geplande outputs en de desbetreffende geplande gemiddelde of uniforme eenheidsbedragen vastgesteld vóór de verlaging van de betalingen;
een uitsplitsing van de toewijzingen voor de in titel III, hoofdstuk III, bedoelde interventietypes per interventie, met vermelding van de geplande outputs of, in geval van de in artikel 42, punten a), d), e) en f), bedoelde sectoren, de indicatieve financiële toewijzing per sector met een vermelding van de geplande outputs uitgedrukt als aantal operationele programma’s per sector;
een uitsplitsing van de toewijzingen van de lidstaat voor plattelandsontwikkeling na overhevelingen naar en van rechtstreekse betalingen als nader bepaald in punt b), per interventietype en per interventie, met inbegrip van de totalen voor de door het strategisch GLB-plan bestreken periode en met vermelding van het toepasselijke Elfpo-bijdragepercentage, waar van toepassing uitgesplitst naar interventie en naar regiotype. In het geval van overheveling van middelen van rechtstreekse betalingen, wordt vermeld welke interventies of onderdelen daarvan met de overheveling worden gefinancierd. Die tabel omschrijft ook nader de geplande outputs per interventie en de geplande gemiddelde of uniforme eenheidsbedragen bedoeld in artikel 102, lid 1, alsmede, in voorkomend geval, de gemiddelde geplande maximumeenheidsbedragen bedoeld in artikel 102, lid 3. Indien van toepassing bevat de tabel ook een uitsplitsing van de subsidies en de bedragen die voor financieringsinstrumenten zijn gepland. De bedragen voor technische bijstand worden eveneens vermeld;
Artikel 113
Governance- en coördinatiesystemen
De afdeling over de in artikel 107, lid 1, punt f), bedoelde governance- en coördinatiesystemen omvat:
de vermelding van alle in titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde governance-instanties en van de nationale beheersautoriteit en, in voorkomend geval, de regionale beheersautoriteiten;
de vermelding en de rol van intermediaire instanties bedoeld in artikel 123, lid 4, van deze verordening;
informatie over de in titel IV van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde controlesystemen en sancties, met inbegrip van:
het in titel IV, hoofdstuk II, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde geïntegreerd beheers- en controlesysteem;
het in titel IV, hoofdstukken IV en V, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde controle- en sanctiesysteem met betrekking tot de conditionaliteit;
de bevoegde controle-instanties die verantwoordelijk zijn voor de controles;
een overzicht van de monitoring- en verslagleggingsstructuur.
Artikel 114
Modernisering
De afdeling over de elementen die zorgen voor modernisering van het GLB bedoeld in artikel 107, lid 1, punt g), belicht de elementen van het strategisch GLB-plan die de modernisering van de landbouw- en plattelandsgebieden en het GLB ondersteunen en omvat in het bijzonder:
een overzicht van de wijze waarop het strategisch GLB-plan zal bijdragen tot het bereiken van de in artikel 6, lid 2, beschreven horizontale doelstelling, met name via:
een beschrijving van de organisatiestructuur van het AKIS;
een beschrijving van de manier waarop in artikel 15 bedoelde adviesdiensten en de in artikel 126 bedoelde onderzoeks- en nationale GLB-netwerken zullen samenwerken teneinde advies, kennisstromen en innovatiediensten te verstrekken, alsmede van de manier waarop de op grond van artikel 78 ondersteunde interventies en andere relevante interventies in het AKIS worden geïntegreerd;
een beschrijving van de strategie voor de ontwikkeling van digitale technologieën in de landbouw en in plattelandsgebieden en voor het gebruik van deze technologieën met het oog op de verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie van de interventies uit het strategisch GLB-plan.
Artikel 115
Bijlagen
De SWOT-analyse wordt gebaseerd op de huidige situatie in het gebied dat onder het strategisch GLB-plan valt en omvat voor elke specifieke doelstelling beschreven in artikel 6, leden 1 en 2, een alomvattende beschrijving van de huidige situatie in het voorgenoemde gebied, op basis van gemeenschappelijke contextindicatoren en andere kwantitatieve en kwalitatieve actuele informatie zoals studies, eerdere evaluatieverslagen, sectorale analyse, en lessen die uit eerdere ervaringen zijn getrokken.
Indien relevant omvat de SWOT-analyse ook een analyse van de territoriale aspecten, inclusief specifieke regionale kenmerken, met nadruk op de gebieden die specifiek het voorwerp zijn van interventies, alsmede een analyse van de sectorale aspecten, met name voor die sectoren waarop specifieke interventies of programma’s van toepassing zijn.
In deze beschrijving wordt daarnaast met betrekking tot elke algemene en specifieke doelstelling beschreven in artikel 5 en artikel 6, leden 1 en 2, met name het volgende benadrukt:
geïdentificeerde sterke punten in het gebied waarop het strategisch GLB-plan betrekking heeft;
geïdentificeerde zwakke punten in het gebied waarop het strategisch GLB-plan betrekking heeft;
geïdentificeerde kansen in het gebied waarop het strategisch GLB-plan betrekking heeft;
geïdentificeerde bedreigingen in het gebied waarop het strategisch GLB-plan betrekking heeft.
Wat betreft de in artikel 6, lid 1, punten d), e) en f), vastgestelde specifieke doelstellingen, wordt in de SWOT-analyse rekening gehouden met de nationale plannen die voortvloeien uit de in bijlage XIII opgesomde wetgevingshandelingen.
Wat betreft de in artikel 6, lid 1, punt g), vastgestelde specifieke doelstelling, bevat de SWOT-analyse een korte analyse van toegang tot land, mobiliteit en herverkaveling van het land, toegang tot financiering en krediet, en toegang tot kennis en advies.
Voor de in artikel 6, lid 2, beschreven horizontale doelstelling biedt de SWOT-analyse tevens relevante informatie over het functioneren van het AKIS en aanverwante structuren.
Bijlage V bij het strategisch GLB-plan bedoeld in artikel 107, lid 2, punt e), omvat het volgende:
een korte beschrijving van de aanvullende nationale financiering voor interventies in plattelandsontwikkeling vastgelegd in titel III, hoofdstuk IV, die wordt verstrekt in het kader van het strategisch GLB-plan, met inbegrip van de bedragen per interventie en vermelding van de naleving van de vereisten uit hoofde van deze verordening;
een toelichting van de complementariteit met de interventies in het kader van het strategisch GLB-plan;
een vermelding of de aanvullende nationale financiering buiten het toepassingsgebied van artikel 42 VWEU valt en afhankelijk is van een staatssteunbeoordeling, en
de in artikel 53 bedoelde nationale financiële steun in de sector groenten en fruit.
Bijlage VI bij het strategisch GLB-plan bedoeld in artikel 107, lid 2, punt f), bevat de volgende informatie met betrekking tot nationale overgangssteun:
de jaarlijkse sectorspecifieke totaalbedragen van financiële middelen voor elke sector waarvoor nationale overgangssteun wordt verstrekt;
in voorkomend geval, voor elk jaar van de periode het maximale steunpercentage per eenheid;
in voorkomend geval, informatie over de overeenkomstig artikel 147, lid 2, tweede alinea, gewijzigde referentieperiode;
een korte beschrijving van de complementariteit van de nationale overgangssteun met interventies in het kader van het strategisch GLB-plan.
Artikel 116
Gedelegeerde bevoegdheden voor de inhoud van het strategisch GLB-plan
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 tot en met 31 december 2023 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van dit hoofdstuk wat betreft de inhoud van het strategisch GLB-plan en de bijlagen erbij. Die gedelegeerde handelingen blijven strikt beperkt tot het verhelpen van door de lidstaten ondervonden problemen.
Artikel 117
Uitvoeringsbevoegdheden voor de inhoud van het strategisch GLB-plan
De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin voorschriften worden vastgelegd voor de presentatie van de in de artikelen 108 tot en met 115 beschreven elementen in strategische GLB-plannen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 153, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK III
GOEDKEURING EN WIJZIGING VAN HET STRATEGISCH GLB-PLAN
Artikel 118
Goedkeuring van het strategisch GLB-plan
De lidstaat verstrekt de Commissie alle noodzakelijke aanvullende informatie en past zo nodig het voorgestelde plan aan.
De goedkeuring heeft geen betrekking op de informatie bedoeld in artikel 113, punt c), en in de bijlagen I tot en met IV bij het strategisch GLB-plan bedoeld in artikel 107, lid 2, punten a) tot en met d ).
In naar behoren gemotiveerde gevallen kan een lidstaat de Commissie verzoeken een strategisch GLB-plan goed te keuren dat niet alle elementen bevat. In dat geval geeft de betrokken lidstaat aan welke elementen ontbreken en verstrekt hij met betrekking tot het gehele strategische GLB-plan indicatieve streefcijfers en financiële plannen als bedoeld in artikel 112, teneinde de algehele consistentie en samenhang ervan aan te tonen. De ontbrekende elementen van het strategisch GLB-plan worden binnen een tijdsbestek van ten hoogste drie maanden vanaf de datum van goedkeuring van het strategisch GLB-plan bij de Commissie ingediend als een wijziging van het plan in overeenstemming met artikel 119.
Artikel 119
Wijziging van het strategisch GLB-plan
Een verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan in verband met artikel 17, lid 5, artikel 88, lid 7, artikel 103, lid 5, of artikel 120 telt niet mee voor de in de eerste alinea van dit lid vastgestelde beperking.
Een wijziging van het strategisch GLB-plan met betrekking tot artikel 103, lid 1, met betrekking tot het ELGF, wordt van kracht na goedkeuring van het verzoek tot wijziging door de Commissie en na de overeenkomstige wijziging van de toewijzingen overeenkomstig artikel 89, lid 4.
Een verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan met betrekking tot het ELGF, anders dan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde wijzigingen, wordt van kracht vanaf een door de lidstaat te bepalen datum die later is dan de datum van goedkeuring van het verzoek voor die wijziging door de Commissie. De lidstaten kunnen voor verschillende elementen van de wijziging verschillende data voor het van kracht worden ervan vaststellen. Bij het bepalen van deze data houden de lidstaten rekening met de bij dit artikel vastgestelde goedkeuringstermijnen en met de behoefte van landbouwers en andere begunstigden aan voldoende tijd om de wijziging te kunnen verwerken. De lidstaat meldt de geplande datum tegelijkertijd met het verzoek tot wijziging van het strategisch GLB-plan, en het verzoek moet overeenkomstig lid 10 van dit artikel, worden goedgekeurd door de Commissie.
Artikel 120
Herziening van het strategisch GLB-plan
Ingeval een van de in bijlage XIII vermelde wetgevingshandelingen wordt gewijzigd, beoordeelt elke lidstaat of zijn strategisch GLB-plan dienovereenkomstig moet worden gewijzigd, en dan met name de in artikel 109, lid 2, punt a), v), bedoelde toelichting en de verdere elementen van het in die toelichting bedoelde strategische GLB-plan. De lidstaten stellen de Commissie in geval van een in bijlage XIII vermelde richtlijn binnen zes maanden na de omzettingstermijn van de wijziging, of in geval van een in bijlage XIII vermelde verordening binnen zes maanden na de datum van toepassing van de wijziging, in kennis van het resultaat van hun beoordeling, vergezeld van een toelichting, en zo nodig vergezeld van een verzoek tot wijziging van hun strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 119, lid 2.
Artikel 121
Berekening van termijnen voor acties van de Commissie
Voor de toepassing van dit hoofdstuk begint een termijn waarbinnen de Commissie actie moet ondernemen, wanneer alle informatie die krachtens deze verordening en de op grond van deze verordening vastgestelde bepalingen vereist is, is ingediend.
In deze termijn is niet inbegrepen:
de periode tussen de datum volgend op de datum waarop de Commissie haar opmerkingen aan de lidstaat heeft toegezonden en de datum waarop de lidstaat op deze opmerkingen heeft gereageerd;
voor wijzigingen met betrekking tot artikel 17, lid 5, artikel 88, lid 7 en artikel 103, lid 5, de termijn voor de vaststelling van de gedelegeerde handeling voor de wijziging van de toewijzingen overeenkomstig artikel 87, lid 2.
Artikel 122
Gedelegeerde bevoegdheden betreffende wijzigingen van het strategisch GLB-plan
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van dit hoofdstuk wat betreft:
de procedures en uiterste termijnen voor de indiening van verzoeken tot wijziging van strategische GLB-plannen;
het bepalen van verdere gevallen waarvoor het in artikel 119, lid 7, bedoelde maximumaantal wijzigingen niet geldt.
TITEL VI
COÖRDINATIE EN GOVERNANCE
Artikel 123
Beheersautoriteit
De lidstaten kunnen, met inachtneming van hun grondwettelijke en institutionele bepalingen, regionale beheersautoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor alle of een aantal van de in lid 2 bedoelde taken.
De lidstaten zorgen ervoor dat het nodige beheers- en controlesysteem is opgezet zodat een duidelijke verdeling en scheiding van de taken van de nationale beheersautoriteit, en in voorkomend geval de regionale beheersautoriteiten en andere instanties, wordt gewaarborgd. De lidstaten zijn ervoor verantwoordelijk dat het systeem doeltreffend functioneert gedurende de gehele door het strategisch GLB-plan bestreken periode.
De beheersautoriteit is ervoor verantwoordelijk dat het strategisch GLB-plan op efficiënte, doeltreffende en correcte wijze wordt beheerd en uitgevoerd. Met name zorgt zij ervoor dat:
er een elektronisch informatiesysteem als bedoeld in artikel 130 is;
landbouwers, andere begunstigden en de andere bij de uitvoering van interventies betrokken instanties:
worden geïnformeerd over hun verplichtingen die uit de toegekende steun voortvloeien, en voor alle transacties betreffende een verrichting hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code aanhouden, indien toepasselijk;
op de hoogte zijn van de voorschriften inzake de verstrekking van gegevens aan de beheersautoriteit en inzake de registratie van de outputs en de resultaten;
de betrokken landbouwers en andere begunstigden, indien toepasselijk langs elektronische weg, duidelijke en nauwkeurige informatie krijgen over de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen en de minimale GLMC-normen die zijn vastgesteld op grond van titel III, hoofdstuk I, afdeling 2, alsook over de voorschriften inzake sociale conditionaliteit die zijn vastgesteld op grond van titel III, hoofdstuk I, afdeling 3, en die op bedrijfsniveau moeten worden toegepast;
de in artikel 139 bedoelde ex-ante-evaluatie strookt met het evaluatie- en monitoringsysteem en wordt ingediend bij de Commissie;
het in artikel 140 bedoelde evaluatieplan voorhanden is, dat de in datzelfde artikel bedoelde ex-postevaluaties worden uitgevoerd binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen, dat die evaluaties in overeenstemming zijn met het monitoring- en evaluatiesysteem en dat ze worden ingediend bij het monitoringcomité en de Commissie;
het monitoringcomité de nodige informatie en documenten ontvangt om de uitvoering van het strategisch GLB-plan te kunnen monitoren in het licht van de specifieke doelstellingen en prioriteiten ervan;
het jaarlijkse prestatieverslag wordt opgesteld, met inbegrip van geaggregeerde monitoringtabellen, en dat dit verslag, nadat het voor advies aan het monitoringcomité is voorgelegd, wordt ingediend bij de Commissie overeenkomstig artikel 9, lid 3, eerste alinea, punt b), van Verordening (EU) 2021/2116;
relevante follow-upacties worden ondernomen naar aanleiding van de opmerkingen van de Commissie over de jaarlijkse prestatieverslagen;
het betaalorgaan met betrekking tot de voor financiering geselecteerde verrichtingen alle nodige informatie, met name over de toegepaste procedures en de verrichte controles, ontvangt voordat betalingen worden toegestaan;
begunstigden van uit het Elfpo gefinancierde interventies, uitgezonderd gebieds- en diergerelateerde interventies, blijk geven van de ontvangen financiële steun, onder meer door passend gebruik te maken van het logo van de Unie volgens de door de Commissie overeenkomstig lid 5 vastgestelde regels;
bekendheid wordt gegeven aan het strategisch GLB-plan, onder meer via het nationale GLB-netwerk, door het informeren van:
potentiële begunstigden, beroepsorganisaties, de economische en sociale partners, organisaties voor de bevordering van gelijkheid tussen mannen en vrouwen en de betrokken niet-gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties, over de door het strategisch GLB-plan geboden mogelijkheden en over de wijze waarop toegang kan worden verkregen tot de financiering in het kader van het strategisch GLB-plan, en
landbouwers, andere begunstigden en het brede publiek over de steun van de Unie voor landbouw en plattelandsontwikkeling via het strategisch GLB-plan.
Voor uit het ELGF gefinancierde steun voorzien de lidstaten, naar gelang het geval, in het gebruik door de beheersautoriteit van de door het Elfpo gebruikte instrumenten en structuren voor zichtbaarheid en communicatie.
Artikel 124
Monitoringcomité
Elk monitoringcomité stelt zijn reglement van orde vast met bepalingen over onder meer de coördinatie met de overeenkomstig lid 5 opgerichte regionale monitoringcomités, en met bepalingen inzake het voorkomen van belangenconflicten en de toepassing van het transparantiebeginsel.
Het monitoringcomité vergadert ten minste een keer per jaar en evalueert alle vraagstukken die invloed hebben op de vooruitgang die wordt geboekt ten aanzien van het bereiken van de streefcijfers van het strategisch GLB-plan.
Elke lidstaat maakt het reglement van orde en de adviezen van het monitoringcomité bekend.
Elk lid van het monitoringcomité heeft een stem.
De lidstaat publiceert de ledenlijst van het monitoringcomité online.
Vertegenwoordigers van de Commissie nemen met raadgevende stem aan de werkzaamheden van het monitoringcomité deel.
Het monitoringcomité onderzoekt in het bijzonder:
de vooruitgang die is geboekt ten aanzien van de uitvoering van het strategisch GLB-plan en het bereiken van de mijlpalen en streefcijfers;
alle kwesties met nadelige invloed op de prestaties van het strategisch GLB-plan en de ter verhelping daarvan getroffen maatregelen, met inbegrip van de vooruitgang op weg naar vereenvoudiging en vermindering van de administratieve lasten voor eindbegunstigden;
de in artikel 58, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 opgesomde elementen van de ex-antebeoordeling en het in artikel 59, lid 1, van die verordening bedoelde strategiedocument;
de vorderingen met de uitvoering van de evaluaties, de samenvattingen van evaluaties en het vervolg dat aan de bevindingen is gegeven;
door het nationale GLB-netwerk verstrekte relevante informatie over de prestaties van het strategisch GLB-plan;
de uitvoering van acties op het gebied van communicatie en zichtbaarheid;
de capaciteitsopbouw voor overheidsinstanties en landbouwers en andere begunstigden, indien van toepassing.
Het monitoringcomité brengt advies uit over:
de voor de selectie van verrichtingen gebruikte methoden en criteria;
de jaarlijkse prestatieverslagen;
het evaluatieplan en eventuele wijzigingen daarin;
voorstellen van de beheersautoriteit voor een wijziging van het strategisch GLB-plan.
Artikel 125
Technische bijstand op initiatief van lidstaten
Artikel 126
Nationale en Europese GLB-netwerken
Het netwerken via de nationale en Europese GLB-netwerken heeft de volgende doelstellingen:
alle betrokken belanghebbenden nauwer bij de uitvoering van de strategische GLB-plannen en, in voorkomend geval, bij het ontwerp ervan betrekken;
de overheidsdiensten van de lidstaten begeleiden bij de uitvoering van de strategische GLB-plannen en de overgang naar een prestatiegericht uitvoeringsmodel;
bijdragen tot een betere kwaliteit van de uitvoering van strategische GLB-plannen;
bijdragen tot de verstrekking van informatie aan het publiek en potentiële begunstigden over het GLB en de financieringsmogelijkheden;
de innovatie op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling bevorderen, helpen alle belanghebbenden bij de kennisuitwisseling en kennisopbouw te betrekken, en hun interactie in die processen ondersteunen;
bijdragen tot de monitoring- en evaluatiecapaciteit en -activiteiten;
bijdragen aan de verspreiding van de resultaten van het strategisch GLB-plan.
De doelstelling in de eerste alinea, punt d), wordt met name via de nationale GLB-netwerken aangepakt.
De nationale en Europese GLB-netwerken hebben ter verwezenlijking van de doelstellingen in lid 3 de volgende taken:
het verzamelen, analyseren en verspreiden van informatie over acties en goede praktijken die in het kader van strategische GLB-plannen worden uitgevoerd of ondersteund, evenals het analyseren van de ontwikkelingen in de landbouw en in plattelandsgebieden die relevant zijn voor de specifieke doelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 6, leden 1 en 2;
bijdragen aan capaciteitsopbouw voor overheidsdiensten van de lidstaten en voor andere actoren die bij de uitvoering van strategische GLB-plannen betrokken zijn, onder meer met betrekking tot monitoring- en evaluatieprocedures;
het oprichten van platforms, fora en evenementen waar belanghebbenden ervaringen kunnen uitwisselen en peerlearning wordt bevorderd, met inbegrip van uitwisselingen met netwerken in derde landen, indien van toepassing;
informatie verzamelen, en helpen bij de verspreiding ervan, en voorts netwerken tussen gefinancierde structuren en projecten, zoals in artikel 33 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde plaatselijke actiegroepen faciliteren, in artikel 127, lid 3, van deze verordening bedoelde operationele groepen in het kader van het EIP, en equivalente structuren en projecten faciliteren;
ondersteuning voor samenwerkingsprojecten tussen in artikel 127, lid 3, van deze verordening bedoelde operationele groepen in het kader van het EIP, in artikel 33 van Verordening (EU) 2021/1060 bedoelde plaatselijke actiegroepen of soortgelijke plaatselijke ontwikkelingsstructuren, met inbegrip van transnationale samenwerking;
banden vormen met andere door de Unie gefinancierde strategieën of netwerken;
bijdragen tot de verdere ontwikkeling van het GLB en voorbereiden van volgende door het strategisch GLB-plan bestreken perioden;
in het geval van nationale GLB-netwerken, deelnemen aan en bijdragen aan de activiteiten van het Europees GLB-netwerk;
in het geval van het Europees GLB-netwerk, samenwerken met en bijdragen aan de activiteiten van de nationale GLB-netwerken.
Artikel 127
Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw
Het EIP ondersteunt het AKIS door beleidsmaatregelen en instrumenten te koppelen teneinde innovatie te versnellen.
In het bijzonder door:
meerwaarde te creëren door het onderzoek en de landbouwpraktijk beter op elkaar af te stemmen, en het op bredere schaal gebruiken van beschikbare innovatiemaatregelen aan te moedigen;
actoren en projecten op het vlak van innovatie met elkaar te verbinden;
het sneller en ruimer in praktijk brengen van innovatieve oplossingen te bevorderen, onder meer door uitwisseling tussen landbouwers, alsmede
de wetenschappelijke gemeenschap te informeren over de onderzoeksbehoeften van de landbouwpraktijk.
De operationele groepen in het kader van het EIP die worden ondersteund via het in artikel 77 bedoelde interventietype samenwerking, maken deel uit van het EIP. Elke operationele groep in het kader van het EIP stelt een plan op voor het ontwikkelen of uitvoeren van een innovatief project. Het innovatieve project is gebaseerd op het interactief innovatiemodel, dat uitgaat van de volgende leidende beginselen:
het ontwikkelen van innovatieve oplossingen die gericht zijn op de behoeften van land- of bosbouwers en die waar nuttig tegelijk de interacties in de gehele toeleveringsketen aanpakken;
het samenbrengen van partners met complementaire kennis zoals landbouwers, adviseurs, onderzoekers, ondernemingen of niet-gouvernementele organisaties in de configuratie die het meest geschikt is om de doelstellingen van het project te verwezenlijken, en
medebeslissing en co-creatie gedurende het gehele project.
Operationele groepen in het kader van het EIP kunnen optreden op transnationaal, waaronder grensoverschrijdend, niveau. De beoogde innovatie kan gebaseerd zijn op nieuwe praktijken maar ook op traditionele praktijken in een nieuwe geografische of milieucontext.
De operationele groepen in het kader van het EIP verspreiden een samenvatting van hun plannen en van de resultaten van hun projecten, in het bijzonder via de nationale en Europese GLB-netwerken.
TITEL VII
MONITORING, VERSLAGLEGGING EN EVALUATIE
HOOFDSTUK I
PRESTATIEKADER
Artikel 128
Vaststelling van het prestatiekader
Het prestatiekader omvat de volgende elementen:
een reeks gemeenschappelijke output-, resultaat, impact- en contextindicatoren bedoeld in artikel 7, op basis waarvan de monitoring, de evaluatie en het jaarlijkse prestatieverslag worden uitgevoerd;
streefcijfers en jaarlijkse mijlpalen die zijn vastgesteld voor de betrokken specifieke doelstelling met gebruik van de toepasselijke resultaatindicatoren;
gegevensverzameling, -opslag, en -transmissie;
regelmatige verslaglegging over prestaties en monitoring- en evaluatieactiviteiten;
de ex-ante-, tussentijdse en ex-postevaluaties en alle andere evaluatieactiviteiten in verband met het strategisch GLB-plan.
Artikel 129
Doelstellingen van het prestatiekader
Het prestatiekader heeft tot doel:
de impact, doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de Unie van het GLB te beoordelen;
de vooruitgang in de richting van het bereiken van de streefcijfers van de strategische GLB-plannen te monitoren;
de impact, doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie en samenhang van de interventies van de strategische GLB-plannen te beoordelen;
een gemeenschappelijk leerproces met betrekking tot monitoring en evaluatie te ondersteunen.
Artikel 130
Elektronisch informatiesysteem
De lidstaten zetten een beveiligd elektronisch informatiesysteem op of gebruiken een bestaand systeem, waarin zij belangrijke informatie over de uitvoering van het strategisch GLB-plan registreren en bijhouden die nodig is voor monitoring en evaluatie, in het bijzonder voor het monitoren van de vooruitgang bij het bereiken van de vastgestelde doelstellingen en streefcijfers, met inbegrip van informatie over elke begunstigde en elke verrichting.
Artikel 131
Informatieverstrekking
De lidstaten zorgen ervoor dat begunstigden van steun in het kader van interventies uit het strategisch GLB-plan en plaatselijke actiegroepen bedoeld in artikel 33 van Verordening (EU) 2021/1060, de beheersautoriteit, of andere instanties die zijn aangewezen om namens haar functies uit te oefenen, alle nodige informatie verstrekken om monitoring en evaluatie van het strategisch GLB-plan mogelijk te maken.
De lidstaten zorgen ervoor dat brede, actuele en betrouwbare gegevensbronnen worden opgezet om het mogelijk te maken de vooruitgang in de richting van de doelstellingen doeltreffend te volgen aan de hand van output-, resultaat- en impactindicatoren.
Artikel 132
Monitoringprocedures
De beheersautoriteit en het monitoringcomité monitoren de uitvoering van het strategisch GLB-plan en de vooruitgang in de richting van het bereiken van de doelstellingen van het strategisch GLB-plan op basis van de output- en resultaatindicatoren.
Artikel 133
Uitvoeringsbevoegdheden voor het prestatiekader
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast over de inhoud van het prestatiekader. Die handelingen bevatten andere indicatoren dan die van bijlage I die benodigd zijn voor de passende monitoring en evaluatie van het beleid, de in bijlage I en elders vastgestelde berekeningsmethoden voor indicatoren en de bepalingen die nodig zijn om de nauwkeurigheid en de betrouwbaarheid van de door de lidstaten verzamelde gegevens te garanderen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 153, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
HOOFDSTUK II
JAARLIJKSE PRESTATIEVERSLAGEN
Artikel 134
Jaarlijkse prestatieverslagen
De in lid 4 bedoelde kwantitatieve informatie omvat:
de gerealiseerde outputs;
de in de jaarrekening gedeclareerde uitgaven die relevant zijn voor de in punt a) bedoelde outputs, vóór toepassing van eventuele sancties of andere verlagingen, en voor het Elfpo, rekening houdend met herverdeling van ingetrokken of teruggevorderde middelen op grond van artikel 57 van Verordening (EU) 2021/2116;
de ratio tussen de in punt b) bedoelde uitgaven en de in punt a) bedoelde relevante outputs (“gerealiseerd eenheidsbedrag”);
de resultaten en de afstand tot bijbehorende mijlpalen zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 109, lid 1, punt a).
De in de eerste alinea, punten a), b) en c), bedoelde informatie wordt uitgesplitst naar eenheidsbedrag, als vermeld in het strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 111 punt h), met het oog op de prestatiegoedkeuring. Voor outputindicatoren die volgens bijlage I alleen voor monitoring worden gebruikt, wordt alleen de in de eerste alinea, punt a), van dit lid bedoelde informatie opgenomen.
Voor een interventie die niet onder het geïntegreerd systeem bedoeld in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 valt, kunnen de lidstaten besluiten in elk jaarlijks prestatieverslag, naast de in lid 5 van dit artikel bedoelde informatie, de volgende informatie te verstrekken:
hetzij de gemiddelde eenheidsbedragen voor de in het voorgaande begrotingsjaar geselecteerde verrichtingen en de daarop betrekking hebbende outputs en uitgaven; hetzij
de ratio tussen de totale overheidsuitgaven, exclusief aanvullende nationale financiering bedoeld in artikel 115, lid 5, die zijn vastgelegd voor verrichtingen waarvoor in het voorgaande begrotingsjaar betalingen zijn gedaan, en de gerealiseerde outputs, alsook de daarop betrekking hebbende outputs en uitgaven.
Die informatie wordt door de Commissie gebruikt voor de toepassing van de artikelen 40 en 54 van Verordening (EU) 2021/2116 in elk van de jaren waarin de betalingen voor de betrokken verrichtingen worden betaald.
De in lid 4 bedoelde kwalitatieve informatie omvat:
een synthese van de met betrekking tot het voorgaande begrotingsjaar gerealiseerde stand van uitvoering van het strategisch GLB-plan;
eventuele kwesties die van invloed zijn op de prestaties van het strategisch GLB-plan, met name wat betreft afwijkingen van de mijlpalen, in voorkomend geval met vermelding van achterliggende redenen en een beschrijving van de genomen maatregelen.
Voor de toepassing van artikel 54, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 kunnen de lidstaten besluiten dat de in de in lid 4 van dit artikel bedoelde kwalitatieve informatie ook het volgende omvat:
een motivering voor een eventuele overschrijding van het gerealiseerde eenheidsbedrag in vergelijking met het overeenkomstige geplande eenheidsbedrag of, indien van toepassing, het in artikel 102 van deze verordening bedoelde geplande maximumeenheidsbedrag, of
indien een lidstaat besluit gebruik te maken van een van de in lid 6 van dit artikel geboden mogelijkheden, een motivering voor een eventuele overschrijding van het gerealiseerde eenheidsbedrag in vergelijking met ofwel het overeenkomstige gemiddelde eenheidsbedrag voor geselecteerde verrichtingen ofwel de ratio tussen de totale overheidsuitgaven exclusief aanvullende nationale financiering bedoeld in artikel 115, lid 5, die zijn vastgelegd voor verrichtingen waarvoor in het voorgaande begrotingsjaar betalingen zijn gedaan en de daarop betrekking hebbende gerealiseerde outputs, afhankelijk van de keuze van de lidstaat.
Bij wijze van alternatief is, indien een lidstaat besluit gebruik te maken van de in lid 6 geboden mogelijkheid, enkel een motivering nodig indien de in lid 8, punt b), bedoelde overschrijding hoger is dan 50 %.
Voor financieringsinstrumenten wordt aanvullend op de krachtens lid 4 te verstrekken gegevens, informatie verstrekt over:
subsidiabele uitgaven per type financieel product;
het bedrag van als subsidiabele uitgaven gedeclareerde beheerskosten en -vergoedingen;
het bedrag, per type financieel product, van particuliere en overheidsmiddelen die bovenop het Elfpo zijn gemobiliseerd;
rente en andere voordelen die voortvloeien uit de steun van Elfpo-bijdragen aan financieringsinstrumenten overeenkomstig artikel 60 van Verordening (EU) 2021/1060 en middelen die aan steun uit het Elfpo toe te rekenen zijn overeenkomstig artikel 62 van die verordening.
de totale waarde van leningen aan en investeringen in eigen vermogen of in quasi-eigenvermogen van eindontvangers die met subsidiabele overheidsuitgaven, exclusief aanvullende nationale financiering bedoeld in artikel 115, lid 5, van deze verordening, worden gegarandeerd en daadwerkelijk aan eindontvangers zijn uitgekeerd.
Indien lidstaten besluiten lid 6 van dit artikel toe te passen op financieringsinstrumenten, wordt de in dat lid bedoelde informatie verstrekt op het niveau van de eindontvangers.
Artikel 135
Tweejaarlijkse prestatie-evaluatie
Artikel 136
Jaarlijkse evaluatievergaderingen
HOOFDSTUK III
VERSLAGLEGGING VOOR DE GEWASSPECIFIEKE BETALING VOOR KATOEN EN DE NATIONALE OVERGANGSSTEUN
Artikel 137
Jaarlijkse verslaglegging
Uiterlijk op 15 februari 2025 en 15 februari van elk daaropvolgende jaar tot en met 2030 verstrekken de lidstaten die de gewasspecifieke betaling voor katoen als vastgelegd in titel III, hoofdstuk II, afdeling 3, onderafdeling 2, verlenen, aan de Commissie de volgende informatie over de uitvoering van die betaling in het voorgaande begrotingsjaar:
het aantal begunstigden,
het bedrag van de betaling per hectare, en
het aantal betaalde hectaren waarvoor de betaling is gedaan.
Artikel 138
Jaarlijkse verslaglegging over nationale overgangssteun
Uiterlijk op 15 februari 2025 en 15 februari van elk daaropvolgend jaar tot en met 2030 verstrekt de lidstaat die de in artikel 140 vastgestelde nationale overgangssteun toekent, aan de Commissie de volgende informatie over de uitvoering van die steun in het voorgaande begrotingsjaar voor elke betrokken sector:
het aantal begunstigden,
het totale bedrag van de nationale overgangssteun, en
het aantal hectaren, dieren of andere eenheden waarvoor die steun is toegekend.
HOOFDSTUK IV
EVALUATIE VAN HET STRATEGISCH GLB-PLAN
Artikel 139
Ex-ante-evaluaties
De ex-ante-evaluatie omvat een beoordeling van:
de bijdrage van het strategisch GLB-plan aan het bereiken van de in artikel 6, leden 1 en 2, beschreven specifieke doelstellingen, waarbij rekening wordt gehouden met de nationale en regionale behoeften, met het ontwikkelingspotentieel en met de ervaring met de uitvoering van het GLB in vorige programmeringsperioden;
de interne samenhang van het voorgestelde strategisch GLB-plan en de relatie met andere relevante instrumenten;
de verenigbaarheid van de toewijzing van begrotingsmiddelen met die in artikel 6, leden 1 en 2, beschreven specifieke doelstellingen waarop het strategisch GLB-plan zich richt;
op welke wijze de verwachte outputs zullen bijdragen tot resultaten;
of de gekwantificeerde streefwaarden voor resultaten en mijlpalen passend en realistisch zijn, gezien de beoogde steun uit het ELGF en het Elfpo;
de maatregelen die zijn gepland om de administratieve lasten voor landbouwers en andere begunstigden te verlichten;
indien relevant, de redenen voor het gebruik van uit het Elfpo gefinancierde financieringsinstrumenten.
Artikel 140
Evaluatie van strategische GLB-plannen tijdens en na de uitvoeringsperiode
HOOFDSTUK V
PRESTATIEBEOORDELING DOOR DE COMMISSIE
Artikel 141
Beoordeling en evaluatie van de prestaties
Artikel 142
Verslaglegging op basis van een kernreeks van indicatoren
Overeenkomstig de verslagleggingsverplichting uit hoofde van artikel 41, lid 3, punt h), iii), van het Financieel Reglement presenteert de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad de in dat artikel bedoelde informatie over de prestaties gemeten aan de hand van de kernreeks van indicatoren beschreven in bijlage XIV bij deze verordening.
Artikel 143
Algemene bepalingen
TITEL VIII
BEPALINGEN INZAKE MEDEDINGING
Artikel 144
Regels voor ondernemingen
Steun die krachtens titel III van deze verordening voor vormen van samenwerking tussen ondernemingen wordt verleend, wordt enkel verleend aan samenwerkingsvormen die voldoen aan de mededingingsregels zoals die gelden krachtens de artikelen 206 tot en met 210 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Artikel 145
Staatssteun
Artikel 146
Aanvullende nationale financiering
Steun van de lidstaten voor binnen de werkingssfeer van artikel 42 VWEU vallende verrichtingen, die tot doel heeft te voorzien in aanvullende financiering voor interventies in plattelandsontwikkeling vastgelegd in titel III, hoofdstuk IV, van deze verordening waarvoor op enig moment tijdens de door het strategisch GLB-plan bestreken periode Uniesteun wordt verleend, wordt alleen verleend als deze steun aan de criteria van deze verordening voldoet en is opgenomen in bijlage V bij de door de Commissie goedgekeurde strategische GLB-plannen.
De lidstaten verlenen geen steun voor interventies in sectoren bedoeld in titel III, hoofdstuk III, van deze verordening, tenzij dat hoofdstuk daarin uitdrukkelijk voorziet.
Artikel 147
Nationale overgangssteun
In afwijking van de eerste alinea van dit lid kunnen de lidstaten, indien de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden voor de toekenning van nationale overgangssteun betrekking hadden op een referentieperiode, besluiten de referentieperiode te wijzigen tot uiterlijk het jaar 2018.
Het totale bedrag van de nationale overgangssteun dat per sector mag worden toegekend, is beperkt tot het onderstaande percentage van de waarde van de betalingen in het kader van elk van de sectorspecifieke totaalbedragen van financiële middelen waarvoor de Commissie toestemming heeft gegeven overeenkomstig artikel 132, lid 7, of artikel 133 bis, lid 5, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad ( 20 ) in 2013:
Voor Cyprus wordt dit percentage berekend op basis van de sectorspecifieke totaalbedragen van financiële middelen als vermeld in bijlage XVII bis bij Verordening (EG) nr. 73/2009.
TITEL IX
ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 148
Maatregelen om specifieke problemen op te lossen
Artikel 149
Toepassing op de ultraperifere gebieden en de kleinere eilanden van de Egeïsche Zee
HOOFDSTUK II
INFORMATIESYSTEEM EN BESCHERMING VAN PERSOONSGEGEVENS
Artikel 150
Uitwisseling van informatie en documenten
Artikel 151
Verwerking en bescherming van persoonsgegevens
HOOFDSTUK III
GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSHANDELINGEN
Artikel 152
Uitoefening van de delegatie
Artikel 153
Comitéprocedure
Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht met betrekking tot de in artikel 133 en artikel 143, lid 4, van deze verordening bedoelde handelingen, stelt de Commissie het ontwerp van uitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
HOOFDSTUK IV
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 154
Intrekkingen
Ze blijft evenwel, met inachtneming van Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad ( 21 ), tot en met 31 december 2025 van toepassing op de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013. De verordening is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op uitgaven die door de begunstigden zijn gedaan en door het betaalorgaan in het kader van die plattelandsontwikkelingsprogramma’s zijn betaald tot en met 31 december 2025.
Artikel 32 van, en bijlage III bij, Verordening (EU) nr. 1305/2013 blijven van toepassing op de aanwijzing van gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen. Verwijzingen naar de plattelandsontwikkelingsprogramma’s gelden als verwijzingen naar de strategische GLB-plannen.
Totdat de in artikel 126 van deze verordening bedoelde nationale en Europese GLB-netwerken zijn opgericht, kunnen het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling, het EIP-netwerk (Europees partnerschap voor innovatie) en de nationale netwerken voor het platteland, die worden vermeld in de artikelen 52, 53 en 54 van Verordening (EU) nr. 1305/2013, naast de in die artikelen bedoelde activiteiten, de in de artikelen 126 en 127 van deze verordening vermelde activiteiten uitvoeren.
Wanneer de in artikel 126 van deze verordening bedoelde nationale en Europese GLB-netwerken zijn opgericht, kunnen zij tot en met 31 december 2025 naast de in de artikelen 126 en 127 van de onderhavige verordening vermelde activiteiten, de in artikel 52, lid 3, artikel 53, lid 3, en artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde taken in verband met de uitvoering van de plattelandsontwikkelingsprogramma’s uit hoofde van die verordening verrichten.
Zij blijft evenwel van toepassing op steunaanvragen met betrekking tot de claimjaren die vóór 1 januari 2023 ingaan.
Artikel 155
Subsidiabiliteit van bepaalde soorten uitgaven betreffende de door het strategisch GLB-plan bestreken periode
Uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen jegens begunstigden en zijn gedaan in het kader van de in artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1257/1999 of de in artikel 39 of artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregelen die steun ontvangen in het kader van Verordening (EU) nr. 1305/2013, kunnen in aanmerking blijven komen voor een Elfpo-bijdrage in de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
deze uitgaven zijn opgenomen in het desbetreffende strategisch GLB-plan overeenkomstig deze verordening en voldoen aan Verordening (EU) 2021/2116;
het Elfpo-bijdragepercentage van de interventie in het strategisch GLB-plan overeenkomstig deze verordening ter dekking van deze maatregelen, is van toepassing;
het in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde geïntegreerde systeem is van toepassing op de juridische verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van maatregelen die overeenstemmen met de areaal- en diergebonden interventietypes vermeld in titel III, hoofdstukken II en IV, van deze verordening, en er wordt duidelijk aangegeven om welke verrichtingen het gaat, en
de betalingen voor de juridische verbintenissen bedoeld in punt c) worden binnen de in artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 vastgelegde periode gedaan.
Uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen jegens begunstigden en zijn gedaan in het kader van de in artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 bedoelde maatregelen kunnen in aanmerking blijven komen voor een Elfpo-bijdrage in de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
deze uitgaven worden aan de Commissie gemeld als aanvullende informatie in het deel van het strategisch GLB-plan dat gewijd is aan de interventiestrategie, bedoeld in artikel 109, en worden vermeld in het in artikel 112, lid 2, bedoelde financieringsplan van het strategisch GLB-plan;
deze uitgaven voldoen aan Verordening (EU) nr. 1306/2013, die van toepassing blijft op dergelijke uitgaven overeenkomstig artikel 104, lid 1, tweede alinea, punt d), van Verordening (EU) 2021/2116, en
het op grond van artikel 91, lid 2, punt d), van deze verordening in het strategisch GLB-plan vastgestelde Elfpo-bijdragepercentage is van toepassing.
Uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen jegens begunstigden en zijn gedaan in het kader van de in de artikelen 22, 28, 29, 33 en 34 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde meerjarige maatregelen kunnen in aanmerking komen voor een Elfpo-bijdrage in de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
deze uitgaven zijn opgenomen in het desbetreffende strategisch GLB-plan overeenkomstig deze verordening en voldoen aan Verordening (EU) 2021/2116;
het in het strategisch GLB-plan vastgestelde Elfpo-bijdragepercentage van de interventie overeenkomstig deze verordening ter dekking van deze maatregelen, is van toepassing;
het in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde geïntegreerde systeem is van toepassing op de juridische verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van maatregelen die overeenstemmen met de areaal- en diergebonden interventietypes vermeld in titel III, hoofdstukken II en IV, van deze verordening, en er wordt duidelijk aangegeven om welke verrichtingen het gaat, en
de betalingen voor de juridische verbintenissen bedoeld in punt c) van dit lid worden binnen de in artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 vastgelegde periode gedaan.
Uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen jegens begunstigden en zijn gedaan in het kader van de maatregelen bedoeld in de artikelen 14 tot en met 18, artikel 19, lid 1, punten a) en b), en de artikelen 20, 23 tot en met 27, 35, 38, 39 en 39 bis van Verordening (EU) nr. 1305/2013, artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 en artikel 4 van Verordening (EU) 2020/2220 na 31 december 2025, kunnen in aanmerking komen voor een Elfpo-bijdrage in de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
deze uitgaven zijn opgenomen in het desbetreffende strategisch GLB-plan overeenkomstig deze verordening, met uitzondering van artikel 73, lid 3, eerste alinea, punt f), van deze verordening, en voldoen aan Verordening (EU) 2021/2116;
het in het strategisch GLB-plan vastgestelde Elfpo-bijdragepercentage van de interventie overeenkomstig deze verordening ter dekking van deze maatregelen, is van toepassing.
Uitgaven die verband houden met juridische verbintenissen jegens begunstigden en zijn gedaan in het kader van de in de artikelen 28 en 29 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 bedoelde meerjarige maatregelen kunnen in aanmerking komen voor steun uit het ELGF in de door het strategisch GLB-plan bestreken periode, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
deze uitgaven zijn opgenomen in het desbetreffende strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 31, lid 7, eerste alinea, punt b), van deze verordening en voldoen aan Verordening (EU) 2021/2116;
het in artikel 65, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 bedoelde geïntegreerde systeem is van toepassing op de juridische verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van maatregelen die overeenstemmen met ecoregelingen bedoeld in artikel 31 van deze verordening, en er wordt duidelijk aangegeven om welke verrichtingen het gaat;
de betalingen voor de juridische verbintenissen bedoeld in punt b) van dit lid worden binnen de in artikel 44, lid 2, van Verordening (EU) 2021/2116 vastgelegde periode gedaan.
Artikel 156
Overgang voor financiële toewijzingen voor interventietypes in bepaalde sectoren
Vanaf de datum waarop een strategisch GLB-plan rechtsgevolgen heeft overeenkomstig artikel 118, lid 7, van deze verordening, mag de som van de betalingen die in een begrotingsjaar in het kader van de in de artikelen 29 tot en met 31 en de artikelen 39 tot en met 60 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde steunregelingen en binnen elk van de interventietypes voor bepaalde sectoren bedoeld in artikel 42, punten b) tot en met e), van de onderhavige verordening zijn gedaan, niet hoger zijn dan de financiële toewijzingen die in artikel 88 van de onderhavige verordening voor elk begrotingsjaar zijn vastgesteld voor elk van die interventietypes.
Artikel 157
Subsidiabiliteit van de uitgaven voor door meerdere fondsen gefinancierde vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling
In afwijking van artikel 86, lid 1, en artikel 118, lid 7 van deze verordening, komen uitgaven uit hoofde van artikel 31, lid 2, punt c), en artikel 31, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060 in combinatie met artikel 77, lid 1, punt b), en artikel 2, lid 2, van de onderhavige verordening in aanmerking voor een bijdrage uit het Elfpo vanaf de datum van indiening van het strategisch GLB-plan, op voorwaarde dat de steun door het betaalorgaan wordt betaald met ingang van 1 januari 2023. Verordening (EU) nr. 1306/2013 is op dergelijke uitgaven van toepassing vanaf de datum van indiening van het strategisch GLB-plan tot en met 31 december 2022.
Artikel 158
Overgangsmaatregelen
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 152 gedelegeerde handelingen vast te stellen die deze verordening aanvullen met maatregelen die nodig zijn om verworven rechten en het gewettigd vertrouwen van begunstigden te beschermen, voor zover dat nodig is om een vlotte overgang van de bij de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1307/2013 en (EU) nr. 1308/2013 ingestelde regelingen naar die van de onderhavige verordening te vergemakkelijken. Die overgangsregels stellen meer in het bijzonder de voorwaarden vast waaronder door de Commissie krachtens Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1308/2013 goedgekeurde steun kan worden geïntegreerd in steun krachtens de onderhavige verordening, onder meer voor technische bijstand en voor de ex-postevaluaties.
Artikel 159
Evaluatie van bijlage XIII
Uiterlijk op 31 december 2025 evalueert de Commissie de lijst in bijlage XIII op basis van het op dat moment bestaande acquis van de Unie op het gebied van milieu en klimaat en doet zij, in voorkomend geval, wetgevingsvoorstellen om aanvullende wetgevingshandelingen aan die lijst toe te voegen.
Artikel 160
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
IMPACT-, RESULTAAT-,OUTPUT- EN CONTEXTINDICATOREN KRACHTENS ARTIKEL 7
Beoordeling van de prestaties van het beleid (meerjarig) — IMPACT Doelstellingen en de daarmee overeenkomende impactindicatoren. (1) |
Prestatie-evaluatie - RESULTAAT (2) Enkel gebaseerd op door het GLB ondersteunde interventies |
(1)
De meeste impactindicatoren zijn al verzameld via andere kanalen (Europese statistieken, Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Europees Milieuagentschap) en gebruikt in het kader van andere Uniewetgeving of de duurzameontwikkelingsdoelstellingen. De frequentie van de gegevensverzameling is niet altijd jaarlijks en er kan sprake zijn van twee of drie jaar vertraging.
(2)
Resultaten via proxy-indicatoren. Jaarlijks door de lidstaten meegedeelde gegevens voor het monitoren van de voortgang in de richting van de streefdoelen die zij in hun strategische GLB-plannen hebben vastgesteld. Voor de prestatie-evaluatie verplichte resultaatindicatoren worden, ingeval de lidstaten deze gebruiken overeenkomstig artikel 109, lid 1, punt a), aangegeven met PR. De lidstaten kunnen naast de met PR gemarkeerde indicatoren tevens andere in deze bijlage opgenomen relevante resultaatindicatoren gebruiken. |
Horizontale EU-doelstelling |
Impactindicatoren |
|
Resultaatindicatoren |
Modernisering van landbouw- en plattelandsgebieden door kennisstimulering en -deling, innovatie en digitalisering in de landbouw en plattelandsgebieden en door bevordering van de benutting daarvan door landbouwers via betere toegang tot onderzoek, innovatie, kennisuitwisseling en scholing |
I.1 Kennisdeling en innovatie: Percentage GLB-begroting voor kennisdeling en innovatie |
|
R.1PR Verbetering van prestaties door kennis en innovatie: Aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan door het GLB ondersteunde operationele groepen in het kader van het Europees innovatiepartnerschap (EIP) profiteert om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatgerelateerde prestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren R.2 Koppeling van advies- en kennissystemen: Aantal adviseurs waarvoor steun wordt ontvangen en die in de kennis- en innovatiesystemen voor de landbouw (AKIS) moeten worden geïntegreerd R.3 Digitalisering van de landbouw: Percentage landbouwbedrijven dat GLB-steun voor digitale landbouwtechnologie ontvangt |
Specifieke doelstelling van de EU |
Impactindicatoren |
|
Resultaatindicatoren |
Het bieden van steun met het oog op een leefbaar landbouwinkomen en veerkracht van de landbouwsector in de hele Unie, ten behoeve van een grotere voedselzekerheid op lange termijn, van een meer diverse landbouw en van een economisch duurzame landbouwproductie in de Unie |
I.2 Vermindering van inkomensverschillen: Ontwikkeling van het landbouwinkomen ten opzichte van de algemene economie I.3 Vermindering van de variabiliteit van de landbouwbedrijf-inkomens: Ontwikkeling van het landbouwinkomen I.4 Ondersteunen van een leefbaar landbouwbedrijf-inkomen: Ontwikkeling van het landbouwinkomensniveau per landbouwtype (ten opzichte van het gemiddelde in de landbouw) I.5 Bijdragen aan territoriaal evenwicht: Ontwikkeling van het landbouwinkomen in gebieden met natuurlijke beperkingen (ten opzichte van het gemiddelde) |
|
R.4 Koppeling van inkomenssteun aan normen en goede praktijken: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder inkomenssteun en onderworpen aan conditionaliteit R.5 Risicobeheer: Percentage landbouwbedrijven met ondersteunde instrumenten voor risicobeheer in het kader van het GLB R.6PR Herverdeling naar kleinere landbouwbedrijven: Percentage van aanvullende rechtstreekse betalingen per hectare voor in aanmerking komende landbouwbedrijven onder de gemiddelde omvang van het landbouwbedrijf (ten opzichte van het gemiddelde) R.7PR Verbetering van steun voor landbouwbedrijven in gebieden met specifieke behoeften: Percentage van aanvullende steun per hectare in gebieden met hogere behoeften (ten opzichte van het gemiddelde) |
Vergroting van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven op zowel korte als lange termijn, onder meer door meer aandacht voor onderzoek, technologie en digitalisering |
I.6 Verhoging van de productiviteit van landbouwbedrijven: Totale factorproductiviteit in landbouw I.7 Benutting van agrovoedingshandel: Invoer en uitvoer in het kader van agrovoeding |
|
R.8 Steunverlening gericht op landbouwbedrijven in specifieke sectoren: Aandeel landbouwbedrijven dat gekoppelde inkomenssteun ter verbetering van het concurrentievermogen, de duurzaamheid of de kwaliteit ontvangt R.9PR Modernisering van landbouwbedrijven: Aandeel landbouwbedrijven dat investeringssteun voor herstructurering en modernisering ontvangt, onder meer ter verbetering van de hulpbronnenefficiëntie |
Verbetering van de positie van de landbouwers in de waardeketen |
I.8 Verbetering van de positie van landbouwers in de voedselvoorzieningsketen: Toegevoegde waarde voor primaire producenten in de voedselvoorzieningsketen |
|
R.10PR Betere organisatie van de voorzieningsketen: Aandeel landbouwbedrijven dat deelneemt aan producentengroeperingen, producentenorganisaties, lokale markten, korte toeleveringsketens en kwaliteitsregelingen die worden ondersteund door het GLB R.11 Concentratie van de voorziening: Percentage van de productiewaarde afgezet door producentenorganisaties of producentengroeperingen met operationele programma’s in bepaalde sectoren |
Bijdragen tot matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen, en tot bevordering van duurzame energie |
I.9 De landbouw weerbaarder maken tegen klimaatverandering Indicator voor verbetering van de weerbaarheid van de landbouwsector I.10 Bijdragen aan de matiging van de klimaatverandering: Broeikasgasemissies door de landbouw I.11 Een betere koolstofvastlegging: Organische koolstof in de bodem in landbouwgrond I.12 Meer duurzame energie in de landbouw: Duurzame productie van hernieuwbare energie door land- en bosbouw |
|
R.12 Aanpassing aan klimaatverandering: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen ter verbetering van de aanpassing aan klimaatverandering R.13PR Lagere emissies in de veehouderijsector: Aandeel grootvee-eenheden (GVE) vallend onder ondersteunde verbintenissen voor de reductie van emissies van broeikasgassen en/of ammoniak, met inbegrip van mestbeheer R.14PR Koolstofopslag in bodems en biomassa: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen om emissies te verminderen, of koolstofopslag te behouden of te verbeteren (met inbegrip van blijvend grasland, blijvende teelten met blijvende groene bedekking, landbouwgrond in wetlands en veengebied) R.15 Hernieuwbare energie uit landbouw, bosbouw en andere hernieuwbare bronnen: Ondersteunde investeringen in productiecapaciteit voor hernieuwbare energie, onder meer uit biologische bronnen (in MW) R16 Klimaatgerelateerde investeringen: Aandeel landbouwbedrijven dat GLB-investeringssteun ontvangt als bijdrage aan matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, en aan de productie van hernieuwbare energie of biomaterialen R.17 PR Bebost land: Areaal dat wordt ondersteund voor bebossing, agrobosbouw en herstel, met inbegrip van uitsplitsingen R.18 Investeringssteun voor de bosbouwsector: Totale investeringen ter verbetering van de prestaties van de bosbouwsector |
Bevordering van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verminderen |
I.13 Minder bodemerosie: Percentage landbouwgrond onderhevig aan matige tot ernstige bodemerosie I.14 Een betere luchtkwaliteit: Ammoniakemissies door landbouw I.15 Verbeteren van de waterkwaliteit: Brutonutriëntenbalans op landbouwgrond I.16 Minder nutriëntenlekkage: Nitraten in grondwater — Percentage grondwaterstations met een nitraatconcentratie van meer dan 50 mg/l krachtens Richtlijn 91/676/EEG I.17 Minder druk op de watervoorraad: Wateronttrekkingsindex-plus (WEI+) I.18 Duurzaam en verminderd gebruik van pesticiden: Risico’s, gebruik en effecten van pesticiden |
|
R.19PR Verbetering en bescherming van de bodem: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen die gunstig zijn voor bodembeheer om bodemkwaliteit en biota te verbeteren (zoals minder grondbewerking, bodembedekking met gewassen, vruchtwisseling met peulgewassen) R.20PR Een betere luchtkwaliteit: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen om de ammoniakemissies te verminderen R.21PR Bescherming van de waterkwaliteit: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen voor de kwaliteit van waterlichamen R.22PR Duurzaam nutriëntenbeheer: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen in verband met verbeterd nutriëntenbeheer R.23PR Duurzaam watergebruik: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen ter verbetering van de waterbalans R.24PR Duurzaam en verminderd gebruik van pesticiden: Percentage oppervlakte gebruikt landbouwareaal (OGL) krachtens ondersteunde specifieke verbintenissen die leiden tot een duurzaam gebruik van pesticiden ter vermindering van de risico’s en effecten van pesticiden zoals de uitspoeling van pesticiden R.25 Milieuprestaties in de veehouderijsector: Percentage grootvee-eenheden (GVE’s) vallend onder ondersteunde verbintenissen om de ecologische duurzaamheid te verbeteren R.26 Investeringen met betrekking tot natuurlijke hulpbronnen: Percentage landbouwbedrijven dat GLB-steun voor productieve en niet-productieve investeringen ontvangt in verband met zorg voor natuurlijke hulpbronnen R.27 Milieu- of klimaatgerelateerde prestaties door investeringen in plattelandsgebieden: Aantal verrichtingen dat bijdraagt aan doelstellingen inzake milieuduurzaamheid, en het bereiken van matiging van en aanpassing aan klimaatverandering in plattelandsgebieden R.28 Milieu- of klimaatgerelateerde prestaties door kennis en innovatie: Aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan door het GLB ondersteunde operationele groepen in het kader van het Europees innovatiepartnerschap (EIP) profiteert in verband met milieu- of klimaatgerelateerde prestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie |
Helpen het biodiversiteitsverlies tot staan te brengen en om te buigen, ecosysteemdiensten versterken, en habitats en landschappen in stand te houden |
I.19 Grotere populaties akker- en weidelandvogels: Akkervogelindex (Farmland Bird Index) I.20 Betere biodiversiteitsbescherming: Percentage soorten en habitats van communautair belang dat verband houdt met landbouw met stabiele of stijgende trends, uitgesplitst naar het percentage wilde bestuivers (1) I.21 Betere ecosysteemdienstverlening: Aandeel landbouwgrond met landschapselementen I.22 Meer agrobiodiversiteit in landbouwsystemen: diversiteit in gewassen |
|
R.29PR Ontwikkeling van biologische landbouw: Percentage oppervlakte cultuurland (OCG) dat door het GLB wordt ondersteund ten behoeve van biologische landbouw, met een uitsplitsing tussen voortzetting van of omschakeling naar biologische landbouw R.30PR Ondersteuning van duurzaam bosbeheer: Percentage bos vallend onder verbintenissen ter ondersteuning van bosbescherming en het beheer van ecosysteemdiensten R.31PR Instandhouding van habitats en soorten: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen ter ondersteuning van biodiversiteitsbehoud en -herstel, met inbegrip van landbouwpraktijken met een hoge natuurwaarde R.32 Met biodiversiteit verband houdende investeringen: Percentage landbouwbedrijven dat GLB-investeringssteun ontvangt als bijdrage aan biodiversiteit R.33 Verbetering van het Natura 2000-beheer: Percentage van het totale Natura 2000-gebied vallend onder ondersteunde verbintenissen R.34PR Behoud van landschapselementen: Percentage gebruikt landbouwareaal (OGL) vallend onder ondersteunde verbintenissen voor het beheer van landschapselementen, met inbegrip van hagen en bomen R.35 Behoud van bijenkasten: Aandeel bijenkasten dat door het GLB wordt ondersteund |
Het aantrekken en behouden van jonge landbouwers en andere nieuwe landbouwers en bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden |
I.23 Aantrekken van jonge landbouwers: Ontwikkeling van het aantal nieuwe bedrijfsleiders en het aantal jonge nieuwe bedrijfsleiders, uitgesplitst naar geslacht |
|
R.36PR Generatievernieuwing: Aantal jonge landbouwers dat een landbouwbedrijf kan starten dankzij steun van het GLB, uitgesplitst naar geslacht |
Bevordering van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw |
I.24 Bijdragen aan banen in plattelandsgebieden: Ontwikkeling van de arbeidsparticipatie in rurale gebieden, uitgesplitst naar geslacht I.25 Bijdragen aan groei in plattelandsgebieden: Ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking in plattelandsgebieden I.26 Een eerlijker GLB: Verdeling van GLB-steun I.27 Bevordering van plattelandsinclusie: Ontwikkeling van de armoede-index in plattelandsgebieden |
|
R.37 Groei en banen in plattelandsgebieden: Nieuwe in GLB-projecten ondersteunde banen R.38 Dekking van Leader: Percentage van de plattelandsbevolking vallend onder plaatselijke-ontwikkelingsstrategieën R.39 Ontwikkeling van de plattelandseconomie: Aantal met GLB-steun ontwikkelde plattelandsbedrijven, inclusief bio-economiebedrijven R.40 Slimme transitie van de plattelandseconomie: Aantal ondersteunde “slimme dorpen”-strategieën R.41PR Aansluiting van het platteland van Europa: Aandeel van de plattelandsbevolking dat betere toegang tot diensten en infrastructuur door GLB-steun geniet R.42 Bevordering van de sociale inclusie: Aantal personen dat onder ondersteunde projecten voor sociale inclusie valt |
Beter inspelen door de EU-landbouw op de maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, verminderen van de voedselverspilling, en verbetering van het dierenwelzijn, alsook bestrijding van antimicrobiële resistentie |
I.28 Beperking van het gebruik van antimicrobiële stoffen bij landbouwhuisdieren: verkoop/gebruik van antimicrobiële middelen voor voedselproducerende dieren I.29 Inspelen op de vraag van de consument naar hoogwaardige levensmiddelen: Waarde van de onder Unie-kwaliteitsregelingen vallende productie en biologische productie |
|
R.43PR Beperking van het gebruik van antimicrobiële middelen: Aandeel grootvee-eenheden (GVE) vallend onder ondersteunde acties om het gebruik van antimicrobiële middelen te beperken (preventie/reductie) R.44PR Een beter dierenwelzijn: Aandeel grootvee-eenheden (GVE) vallend onder ondersteunde acties ter verbetering van dierenwelzijn |
(1)
De trends voor bestuivers worden beoordeeld aan de hand van toepasselijke Uniemaatregelen voor bestuiversindicatoren, meer in het bijzonder een bestuiversindicator en andere maatregelen, die op basis van het EU-initiatief inzake bestuivers (mededeling van de Commissie van 1 juni 2018) zijn vastgesteld in het governancekader van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 (mededeling van de Commissie van 20 mei 2020). |
Jaarlijkse prestatiegoedkeuring — OUTPUT
Interventietypes en bijbehorende outputindicatoren. ( 22 )
Interventietypes |
Outputindicatoren (1) |
Samenwerking (artikel 77) |
O.1 Aantal projecten van operationele groepen in het kader van het Europees innovatiepartnerschap(EIP) |
Kennisuitwisseling en verspreiding van informatie (artikel 78) |
O.2 Aantal adviesacties of eenheden bedoeld om innovatiesteun te verlenen voor de voorbereiding of uitvoering van projecten van operationele groepen in het kader van het Europees innovatiepartnerschap (EIP) |
Horizontale indicator |
O.3 MOAantal begunstigden van GLB-steun |
Basisinkomenssteun (artikel 21) |
O.4 Aantal hectaren waarvoor basisinkomenssteun geldt |
Betaling voor kleine landbouwers (artikel 28) |
O.5 Aantal begunstigden of hectaren waarvoor betalingen voor kleine landbouwers gelden |
Aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers (c30) |
O.6 Aantal hectaren waarvoor aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers geldt |
Herverdelende inkomenssteun (artikel 29) |
O.7 Aantal hectaren waarvoor herverdelende inkomenssteun geldt |
Ecoregelingen(artikel 31) |
O.8 Aantal hectaren of grootvee-eenheden waarvoor ecoregelingen gelden |
Instrumenten voor isicobeheer (artikel 76) |
O.9 Aantal eenheden vallend onder ondersteunde GLB-risicobeheerinstrumenten |
Gekoppelde inkomenssteun (artikel 32) |
O.10 Aantal hectaren waarvoor gekoppelde inkomenssteun wordt ontvangen |
O.11 Aantal dieren waarvoor gekoppelde inkomenssteun wordt ontvangen |
|
Natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen (artikel 71) |
O.12 Aantal hectaren waarvoor steun wordt ontvangen voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkingen, uitgesplitst naar gebiedstype |
Gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten (artikel 72) |
O.13 Aantal hectaren waarvoor steun uit hoofde van Natura 2000 of Richtlijn 2000/60/EG wordt ontvangen |
Milieu-, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen (artikel 70) |
O.14 Aantal hectaren (exclusief bosbouw) of aantal andere eenheden waarvoor milieu- of klimaatgerelateerde verbintenissen gelden die verder strekken dan de verplichte vereisten |
O.15 Aantal hectaren (bosbouw) of aantal andere eenheden waarvoor milieu- of klimaatgerelateerde verbintenissen gelden die verder strekken dan de verplichte vereisten |
|
O.16 Aantal hectaren of aantal andere eenheden waarvoor onderhoudsverbintenissen gelden ten faveure van bebossing en agrobosbouw |
|
O.17 Aantal hectaren of aantal andere eenheden waarvoor steun voor biologische landbouw wordt ontvangen |
|
|
O.18 Aantal grootvee-eenheden (GVE) waarvoor steun voor dierenwelzijn, diergezondheid of verhoogde bioveiligheidsmaatregelen wordt ontvangen |
O.19 Aantal verrichtingen of eenheden ter ondersteuning van genetische hulpbronnen |
|
Investeringen (artikelen 73 en 74) |
O.20 Aantal ondersteunde productieve investeringsverrichtingen of -eenheden op het landbouwbedrijf |
O.21 Aantal ondersteunde niet-productieve investeringsverrichtingen of -eenheden op het landbouwbedrijf |
|
O.22 Aantal ondersteunde productieve investeringsverrichtingen of -eenheden in infrastructuur |
|
O.23 Aantal ondersteunde niet-productieve investeringsverrichtingen of -eenheden buiten het landbouwbedrijf |
|
O.24 Aantal ondersteunde productieve investeringsverrichtingen of -eenheden buiten het landbouwbedrijf |
|
Vestiging van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers en het opstarten van plattelandsbedrijven (artikel 75) |
O.25 Aantal jonge landbouwers dat vestigingssteun ontvangt |
O.26 Aantal nieuwe landbouwers dat vestigingssteun ontvangt (andere dan de onder O.25 gemelde jonge landbouwers) |
|
O.27 Aantal plattelandsbedrijven dat opstartsteun ontvangt |
|
Samenwerking (artikel 77) |
O.28 Aantal gesteunde producentengroeperingen- en producentenorganisaties |
O.29 Aantal begunstigden dat steun ontvangt om deel te nemen aan officiële kwaliteitsregelingen in het kader van het Elfpo |
|
O.30 Aantal ondersteunde verrichtingen of eenheden voor generatievernieuwing (exclusief vestigingssteun) |
|
O.31 Aantal ondersteunde plaatselijke-ontwikkelingsstrategieën (Leader) of voorbereidende acties |
|
O.32 Aantal overige ondersteunde samenwerkingsverrichtingen of -eenheden (met uitzondering van EIP gerapporteerd onder O.1) |
|
Kennisuitwisseling en verspreiding van informatie (artikel 78) |
O.33 Aantal ondersteunde opleidings-, advies- en bewustmakingsacties of -eenheden |
Horizontale indicator |
O.34MO Aantal hectaren met milieupraktijken (samenvattende-indicator voor fysieke oppervlakte vallend onder conditionaliteit, ecoregelingen, milieu- en klimaatbeheerverbintenissen voor land- en bosbouw) |
Interventietypes in bepaalde sectoren (artikel 47) |
O.35 Aantal ondersteunde operationele programma’s |
Interventietypes in de wijnsector (artikel 58) |
O.36 Aantal in de wijnsector ondersteunde acties of eenheden |
Interventietypes in de bijenteeltsector (artikel 55) |
O.37 Aantal acties of eenheden voor instandhouding of verbetering van de bijenteelt |
(1)
Uitsluitend voor monitoring gebruikte outputindicatoren worden aangegeven met MO. |
CONTEXTINDICATOREN
|
Indicatornummer |
Contextindicator |
Bevolking |
C.01 |
Totale bevolkingsaantal |
C.02 |
Bevolkingsdichtheid |
|
C.03 |
Leeftijdsopbouw van de bevolking |
|
Totale oppervlakte |
C.04 |
Totale oppervlakte |
C.05 |
Bodembedekking |
|
Arbeidsmarkt |
C.06 |
Arbeidsparticipatie in plattelandsgebieden |
C.07 |
Werkloosheid in plattelandsgebieden |
|
C.08 |
Werkgelegenheid (per sector, per regio, per economische activiteit) |
|
Economie |
C.09 |
Bbp per inwoner |
C.10 |
Armoedecijfer |
|
C.11 |
Bruto toegevoerde waarde per sector en per type regio, in de landbouw en voor primaire producenten |
|
Landbouwbedrijven en landbouwers |
C.12 |
Landbouwbedrijven (boerderijen) |
C.13 |
Arbeidskrachten op de boerderij |
|
C.14 |
Leeftijdsopbouw van bedrijfsleiders |
|
C.15 |
Agrarische opleiding van bedrijfsleiders |
|
C.16 |
Nieuwe bedrijfsleiders en jonge nieuwe bedrijfsleiders |
|
Landbouwgrond |
C.17 |
Gebruikt landbouwareaal |
C.18 |
Irrigeerbare land |
|
C.19 |
Landbouw in Natura 2000-gebieden |
|
C.20 |
Gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen |
|
C.21 |
Landbouwgrond met landschapselementen |
|
C.22 |
Diversiteit in gewassen |
|
Vee |
C.23 |
Grootvee-eenheden |
C.24 |
Veebezetting |
|
Landbouw- en landbouwbedrijf-inkomen |
C.25 |
Agrarisch factorinkomen |
C.26 |
Vergelijking van landbouwinkomen met niet-agrarische arbeidskosten |
|
C.27 |
Landbouwbedrijf-inkomen naar landbouwtype, regio, grootte van het bedrijf, in gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen |
|
C.28 |
Bruto-investeringen in vaste activa in de landbouw |
|
Landbouwproductiviteit |
C.29 |
Totale factorproductiviteit in landbouw |
C.30 |
Arbeidsproductiviteit in landbouw, bosbouw en levensmiddelenindustrie |
|
Handel in landbouwproducten |
C.31 |
Invoer en uitvoer van landbouwproducten |
Andere winstgevende werkzaamheden |
C.32 |
Toeristische infrastructuur |
Landbouwpraktijken |
C.33 |
Landbouwareaal met biologische landbouw |
C.34 |
Landbouwintensiteit |
|
C.35 |
Waarde van de onder kwaliteitsregelingen van de Unie vallende productie en van biologische productie |
|
Biodiversiteit |
C.36 |
Akkervogelindex |
C.37 |
Percentage soorten en habitats van communautair belang met betrekking tot landbouw met stabiele of stijgende trends |
|
Water |
C.38 |
Watergebruik in landbouw |
C.39 |
Waterkwaliteit |
|
Brutonutriëntenbalans — stikstof |
||
Brutonutriëntenbalans — fosfor |
||
Nitraten in grondwater |
||
Bodem |
C.40 |
Organische koolstof in de bodem in landbouwgrond |
C.41 |
Bodemerosie door water |
|
Energie |
C.42 |
Duurzame productie van hernieuwbare energie door land- en bosbouw |
C.43 |
Energiegebruik in landbouw, bosbouw en voedingsindustrie |
|
Klimaat |
C.44 |
Broeikasgasemissies door landbouw |
C.45 |
Indicator voor verbetering van de weerbaarheid van de landbouwsector |
|
C.46 |
Direct landbouwverlies toegeschreven aan rampen |
|
Lucht |
C.47 |
Ammoniakemissies door landbouw |
Volksgezondheid |
C.48 |
Verkoop/gebruik van antimicrobiële middelen voor voedselproducerende dieren |
C.49 |
Risico’s, gebruik en effecten van pesticiden |
BIJLAGE II
BINNENLANDSE STEUN IN HET KADER VAN DE WTO KRACHTENS ARTIKEL 10
Interventietype |
Referentie in deze verordening |
Punt van bijlage 2 bij de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw (“groene doos”) |
Basisinkomenssteun |
Titel III, hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdeling 2 |
5 (als de uitvoering niet op betalingsrechten is gebaseerd) 6 (als de uitvoering op betalingsrechten is gebaseerd) |
Herverdelende inkomenssteun |
Artikel 29 |
5 (als de uitvoering van de gerelateerde basisinkomenssteun niet op betalingsrechten is gebaseerd) 6 (als de uitvoering van de gerelateerde basisinkomenssteun op betalingsrechten is gebaseerd) |
Aanvullende inkomenssteun voor jonge landbouwers |
Artikel 30 |
5 (als de uitvoering van de gerelateerde basisinkomenssteun niet op betalingsrechten is gebaseerd) 6 (als de uitvoering van de gerelateerde basisinkomenssteun op betalingsrechten is gebaseerd) |
Regelingen voor klimaat, milieu en dierenwelzijn (ecoregelingen) |
Artikel 31, lid 7, eerste alinea, punt a) |
5 (als de uitvoering van de gerelateerde basisinkomenssteun niet op betalingsrechten is gebaseerd) 6 (als de uitvoering van de gerelateerde basisinkomenssteun op betalingsrechten is gebaseerd) |
Regelingen voor het klimaat, het milieu en dierenwelzijn (ecoregelingen) |
Artikel 31, lid 7, eerste alinea, punt b) |
12 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - investeringen in materiële en immateriële activa, onderzoek en experimentele en innovatieve productiemethodes en andere acties, op gebieden als: |
Artikel 47, lid 1, punt a) |
2, 11 of 12 |
— bodembehoud, met inbegrip van de verhoging van het koolstofgehalte in de bodem en de verbetering van de bodemstructuur, en de vermindering van verontreinigende stoffen |
Artikel 47, lid 1, punt a), i) |
12 |
— een beter gebruik en een goede beheer van water, onder meer als het om besparing, behoud en drainage van water gaat |
Artikel 47, lid 1, punt a), ii) |
12 |
— voorkoming van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden en stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van variëteiten, rassen en beheerspraktijken die aan de veranderende klimaatomstandigheden zijn aangepast |
Artikel 47, lid 1, punt a), iii) |
12 |
— grotere energiebesparingen, meer energie-efficiëntie en een groter gebruik van hernieuwbare energie |
Artikel 47, lid 1, punt a), iv) |
11 of 12 |
— ecologische verpakking, uitsluitend in onderzoek en experimentele productie |
Artikel 47, lid 1, punt a), v) |
2 |
— bioveiligheid, gezondheid en welzijn van dieren |
Artikel 47, lid 1, punt a), vi) |
12 |
— lagere emissies en minder afvalstoffen, een beter gebruik van bijproducten, met inbegrip van hergebruik en valorisatie daarvan, en afvalbeheer |
Artikel 47, lid 1, punt a), vii) |
11 of 12 |
— een betere weerstand tegen plagen en minder aan het gebruik van pesticiden gepaarde risico’s en effecten, onder meer via geïntegreerde plaagbestrijdingsstechnieken |
Artikel 47, lid 1, punt a), viii) |
2, 11 of 12 |
— een betere weerstand tegen dierziekten en een lager gebruik van diergeneesmiddelen, waaronder antibiotica |
Artikel 47, lid 1, punt a), ix) |
2 |
— aanleg en behoud van habitats die gunstig zijn voor de biodiversiteit |
Artikel 47, lid 1, punt a), x) |
12 |
— een betere productkwaliteit |
Artikel 47, lid 1, punt a), xi) |
2 |
— betere genetische hulpbronnen |
Artikel 47, lid 1, punt a), xii) |
2 |
— verbetering van de arbeidsvoorwaarden en waarborging van het nakomen van werkgeversverplichtingen en van vereisten voor gezondheid en de veiligheid op de werkplek overeenkomstig de Richtlijnen 89/391/EEG, 2009/104/EG en (EU) 2019/1152 |
Artikel 47, lid 1, punt a), xiii) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - adviesdiensten en technische ondersteuning |
Artikel 47, lid 1, punt b) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - opleiding en uitwisseling van beste praktijken |
Artikel 47, lid 1, punt c) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - biologische of geïntegreerde productie |
Artikel 47, lid 1, punt d) |
12 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - acties om de duurzaamheid en efficiëntie van het vervoer en de opslag te verbeteren |
Artikel 47, lid 1, punt e) |
11, 12 of 2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - afzetbevordering, communicatie en marketing |
Artikel 47, lid 1, punt f) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren - kwaliteitsregelingen |
Artikel 47, lid 1, punt g) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — traceerbaarheids- en certificeringssystemen |
Artikel 47, lid 1, punt h) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — aanpassing aan en matiging van klimaatverandering |
Artikel 47, lid 1, punt i) |
11, 2 of 12 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — onderlinge fondsen |
Artikel 47, lid 2, punt a) |
7 of 2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — investeringen in materiële en immateriële activa |
Artikel 47, lid 2, punt b) |
11 of 2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — herbeplanting van boom- of olijfgaarden |
Artikel 47, lid 2, punt d) |
8 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — herstel van de veestapel om gezondheidsredenen of wegens verliezen als gevolg van natuurrampen |
Artikel 47, lid 2, punt e) |
8 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — coaching |
Artikel 47, lid 2, punt j) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — uitvoering en beheer van fytosanitaire vereisten van derde landen |
Artikel 47, lid 2, punt k) |
2 |
Groenten en fruit, hop, olijfolie en tafelolijven, en andere in artikel 42, punt f), genoemde sectoren — communicatieacties |
Artikel 47, lid 2, punt l) |
2 |
Bijenteelt — adviesdiensten, technische bijstand, opleiding, voorlichting van en uitwisseling van beste praktijken |
Artikel 55, lid 1, punt a) |
2 |
Bijenteelt — investeringen in materiële en immateriële activa, alsmede andere acties, waaronder acties met het oog op: bestrijding van vijanden van de bijenvolken en ziekten in de bijenteelt |
Artikel 55, lid 1, punt b), i) |
11 of 12 of 2 |
Bijenteelt — investeringen in materiële en immateriële activa, alsmede andere acties, waaronder acties met het oog op: voorkoming van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden, ontwikkeling en gebruik van beheerspraktijken |
Artikel 55, lid 1, punt b), ii) |
11 of 12 of 2 |
Bijenteelt — ondersteuning van laboratoria |
Artikel 55, lid 1, punt c) |
2 |
Bijenteelt — onderzoeksprogramma’s |
Artikel 55, lid 1, punt e) |
2 |
Bijenteelt — afzetbevordering, communicatie en marketing |
Artikel 55, lid 1, punt f) |
2 |
Bijenteelt — verbetering van de productkwaliteit |
Artikel 55, lid 1, punt g) |
2 |
Wijn — herstructurering en omschakeling |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt a) |
8, 11 of 12 |
Wijn — investeringen in materiële en immateriële activa |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt b) |
11 |
Wijn — materiële en immateriële investeringen in innovatie |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt e) |
11 |
Wijn — adviesdiensten |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt h) |
2 |
Wijn - voorlichtingsacties |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt h) |
2 |
Wijn - bevordering van wijntoerisme |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt i) |
2 |
Wijn - verbetering van de marktkennis |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt j) |
2 |
Wijn — Afzetbevordering en communicatie |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt k) |
2 |
Wijn — administratieve kosten van onderlinge fondsen |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt l) |
2 |
Wijn — investeringen ter vergroting van de duurzaamheid |
Artikel 58, lid 1, eerste alinea, punt m) |
11 of 12 of 2 |
Milieu-, klimaatgerelateerde en andere beheersverbintenissen |
Artikel 70 |
12 |
Natuurlijke beperkingen of andere gebiedsspecifieke beperkingen |
Artikel 71 |
13 |
Gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde verplichte vereisten |
Artikel 72 |
12 |
Investeringen |
Artikel 73 |
11 of 8 |
Investeringen in irrigatie |
Artikel 74 |
11 |
Samenwerking |
Artikel 77 |
2 |
Kennisuitwisseling en verspreiding van informatie |
Artikel 78 |
2 |
BIJLAGE III
REGELS INZAKE CONDITIONALITEIT KRACHTENS ARTIKEL 12
RBE: uit de regelgeving voortvloeiende beheerseis
GLMC: normen voor een goede landbouw- en milieuconditie van grond
Gebieden |
Belangrijkste punt |
Eisen en normen |
Belangrijkste doelstelling van de norm |
|
Klimaat en milieu |
Klimaatverandering (matiging van en aanpassing aan) |
GLMC 1 |
Instandhouding van blijvend grasland op basis van een verhouding blijvend grasland ten opzichte van het landbouwareaal op nationaal, regionaal, subregionaal niveau of op het niveau van groepen bedrijven of individuele bedrijven, dit alles ten opzichte van het referentiejaar 2018. Maximale daling van 5 % ten opzichte van het referentiejaar. |
Algemene waarborg tegen omschakeling naar andere landbouwtoepassingen met het oog op het behoud van de koolstofvoorraad |
GLMC 2 |
Bescherming van wetlands en veengebieden (1) |
Bescherming van koolstofrijke bodems |
||
GLMC 3 |
Verbod op het verbranden van stoppels, behalve om fytosanitaire redenen |
Handhaving van organisch bodemmateriaal |
||
|
Water |
RBE 1 |
Richtlijn 2000/60/EG van 23 oktober 2000 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1): artikel 11, lid 3, punt e), alsook punth) met betrekking tot verplichte vereisten ter beheersing van diffuse bronnen van vervuiling door fosfaten |
|
|
|
RBE 2 |
Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreinigingen door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1): Artikelen 4 en 5 |
|
GLMC 4 |
Aanleg van bufferstroken langs waterlopen (2) |
Bescherming van waterlopen tegen vervuiling en afvloeiing |
||
|
Bodem (bescherming en kwaliteit) |
GLMC 5 |
Bodembewerkingsbeheer, ter vermindering van het risico van bodemdegradatie en erosie, onder meerdoor rekening te houden met de hellingshoek |
Minimaal grondbeheer op basis van de specifieke omstandigheden ter plaatse om erosie tegen te gaan |
GLMC 6 |
Minimale bodembedekking om in de meest kwetsbare perioden kale grond te voorkomen (3) |
Bescherming van bodems in de meest kwetsbare periodes |
||
GLMC 7 |
Vruchtwisseling op bouwland, met uitzondering van gewassen die onder water groeien (4) |
Behoud van het bodempotentieel |
||
|
Biodiversiteit en landschap (bescherming en kwaliteit) |
RBE 3 |
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7): Artikel 3, lid 1, artikel 3, lid 2, punt b), en artikel 4, leden 1, 2 en 4 |
|
RBE 4 |
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7): Artikel 6, leden 1 en 2 |
|
||
|
|
GLMC 8 |
— Minimumaandeel landbouwareaal dat gewijd is aan niet-productieve oppervlakten of elementen (5) — — Minimumaandeel van ten minste 4 % van het bouwland op bedrijfsniveau dat bestemd is voor niet-productieve gebieden en elementen, met inbegrip van braakliggend land. — Ingeval een landbouwer zich er in het kader van een uitgebreide ecoregeling overeenkomstig artikel 31, lid 6, toe verbindt ten minste 7 % van zijn bouwland te bestemmen voor niet-productieve arealen of elementen, braakliggend land inbegrepen, wordt het aan de naleving van deze GLMC-norm toe te rekenen aandeel beperkt tot 3 %. — Minimumaandeel van ten minste 7 % van het bouwland op bedrijfsniveau indien dit ook vanggewassen of stikstofbindende gewassen omvat die geteeld worden zonder gebruikmaking van gewasbeschermingsmiddelen, waarvan 3 % braak ligt of niet-productieve elementen zijn. De lidstaten dienen voor vanggewassen de wegingsfactor 0,3 te hanteren. — Behoud van landschapselementen — Verbod op het snoeien van heggen en bomen in de vogelbroedperiode — Facultatief, maatregelen om invasieve plantensoorten te voorkomen |
Instandhouding van niet-productieve kenmerken en oppervlakte ter verbetering van de biodiversiteit op boerderijen |
|
|
GLMC 9 |
Verbod op het omzetten en ploegen van blijvend grasland dat is aangewezen als ecologisch kwetsbaar blijvend grasland in Natura 2000-gebieden |
Bescherming van habitats en soorten |
Volksgezondheid en gezondheid van planten |
Voedselveiligheid |
RBE 5 |
Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1): Artikelen 14 en 15, artikel 17, lid 1 (6), en artikelen 18, 19 en 20 |
|
|
|
RBE 6 |
Richtlijn 96/22/EG van de Raad van 29 april 1996 betreffende het verbod op het gebruik, in de veehouderij, van bepaalde stoffen met hormonale werking en van bepaalde stoffen met thyreostatische werking, alsmede van β-agonisten, en tot intrekking van Richtlijnen 81/602/EEG, 88/146/EEG en 88/299/EEG (PB L 125 van 23.5.1996, blz. 3): Artikel 3, punten a), b), d) en e), en artikelen 4, 5 en 7 |
|
Gewasbeschermingsmiddelen |
RBE 7 |
Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1): artikel 55, eerste en tweede zin |
|
|
|
|
RBE 8 |
Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71): |
|
|
|
|
Artikel 5, lid 2, en artikel 8, leden 1 tot en 5 Artikel 12 met betrekking tot beperkingen op het gebruik van pesticiden in op basis van Richtlijn2000/60/EG en Natura 2000-wetgeving omschreven gebieden. Artikel 13, leden 1 en 3, inzake de hantering en opslag van pesticiden en de verwijdering van resten. |
|
Dierenwelzijn |
Dierenwelzijn |
RBE 9 |
Richtlijn 2008/119/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van kalveren (PB L 10 van 15.1.2009, blz. 7): Artikelen 3 en 4 |
|
RBE 10 |
Richtlijn 2008/120/EG van de Raad van 18 december 2008 tot vaststelling van minimumnormen ter bescherming van varkens (PB L 47 van 18.2.2009, blz. 5): Artikelen 3 en 4 |
|
||
RBE 11 |
Richtlijn 98/58/EG van de Raad van 20 juli 1998 inzake de bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren (PB L 221 van 8.8.1998, blz. 23): Artikel 4 |
|
||
(1)
De lidstaten kunnen in hun strategische GLB-plannen bepalen dat deze GLMC pas van toepassing is vanaf claimjaar 2024 of 2025. In dat geval tonen de lidstaten aan dat het uitstel noodzakelijk is om het beheersysteem volgens een gedetailleerde planning te kunnen opzetten. Bij de vaststelling van de GLMC 2-norm zorgen de lidstaten ervoor dat op de betrokken grond een landbouwactiviteit kan worden gehandhaafd op basis waarvan de grond als landbouwareaal kan worden aangemerkt.
(2)
In de bufferstroken langs waterlopen in het kader van deze GLMC-norm mag, als algemene regel en overeenkomstig het recht van de Unie, over een breedte van minimaal 3 meter geen gebruik van pesticiden en meststoffen worden gemaakt. In gebieden waar ontwaterings- en irrigatiesloten van betekenis aanwezig zijn, kunnen de lidstaten, indien dit voor het gebied in kwestie naar behoren gerechtvaardigd is, de minimumbreedte aanpassen in overeenstemming met de specifieke plaatselijke omstandigheden.
(3)
De lidstaten kunnen in naar behoren gemotiveerde gevallen de minimumnormen voor de betrokken gebieden aanpassen naargelang de kortere vegetatieperiode als gevolg van de lange en strenge de winterperiode.
(4)
Vruchtwisseling houdt in dat ten minste eenmaal per jaar op perceelniveau van gewas wordt gewisseld (meerjarige gewassen, grassen en andere kruidachtige voedergewassen, en braakliggend land uitgezonderd), de naar behoren beheerde secundaire teelten daarbij inbegrepen. Ingeval de landbouwmethoden en agroklimatologische omstandigheden in een gebied divers zijn, kunnen de lidstaten andere soorten verbeterde vruchtwisseling met peulgewassen of gewasdiversificatie toestaan, gericht op verbetering en behoud van het bodempotentieel overeenkomstig de doelstellingen van deze GLMC-norm. De lidstaten kunnen de volgende bedrijven vrijstellen van de verplichting krachtens deze norm: a) ingeval meer dan 75 % van het bouwland gebruikt wordt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, braak ligt, gebruikt wordt voor de teelt van vlinderbloemige gewassen, of voor een combinatie daarvan; b) ingeval meer dan 75 % van het subsidiabele landbouwareaal blijvend grasland is, gebruikt wordt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of gedurende een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus wordt beplant met gewassen die onder water staan, of gebruikt wordt voor een combinatie daarvan, of c) met een oppervlakte bouwland van maximaal 10 hectare. De lidstaten kunnen om grote monoculturen te voorkomen een maximum instellen voor oppervlaktes met één gewas. Landbouwers die gecertificeerd zijn overeenkomstig Verordening (EU) 2018/848 worden verondersteld aan deze GLMC-norm te voldoen.
(5)
De lidstaten kunnen de volgende bedrijven van de verplichting uit hoofde van dit streepje vrijstellen: a) ingeval meer dan 75 % van het bouwland gebruikt wordt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen, braak ligt, gebruikt wordt voor de teelt van vlinderbloemige gewassen, of voor een combinatie daarvan; b) ingeval meer dan 75 % van het subsidiabele landbouwareaal blijvend grasland is, gebruikt wordt voor de productie van grassen of andere kruidachtige voedergewassen of gedurende een aanzienlijk deel van het jaar of een aanzienlijk deel van de gewascyclus wordt beplant met gewassen die onder water staan, of gebruikt wordt voor een combinatie daarvan, of c) met een oppervlakte bouwland van maximaal 10 hectare. Lidstaten waar meer dan 50 % van de totale landoppervlakte bebost is, kunnen bedrijven die zijn gelegen in gebieden die door de lidstaten als gebieden met natuurlijke handicaps zijn aangewezen overeenkomstig artikel 32, lid 1, punt a) of punt b), van Verordening (EU) nr. 1305/2013, uitsluiten van de verplichting verplichting uit hoofde van dit streepje, mits meer dan 50 % van de landoppervlakte van de in de tweede zin van dit lid bedoelde eenheid bebost is en de verhouding van bosbouwgrond tot landbouwgrond hoger is dan 3:1. Het bosbouwareaal en de verhouding van bosbouwgrond tot landbouwgrond worden beoordeeld op een oppervlakteniveau gelijkwaardig aan LAU2, of op het niveau van een andere duidelijk afgebakende eenheid die één duidelijk aaneensluitend geografisch gebied met een soortgelijke landbouwconditie bestrijkt.
(6)
Zoals uitgevoerd bij met name: — Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 470/2009 en de bijlage bij Verordening (EG) nr. 37/2010, — Verordening (EG) nr. 852/2004: artikel 4, lid 1, en bijlage I, deel A (II 4 (g, h, j), 5 (f, h), 6; III 8 (a, b, d, e), 9 (a, c)), — Verordening (EG) nr. 853/2004: artikel 3, lid 1, bijlage III, afdeling IX, hoofdstuk I (I-1 b, c, d, e; I-2 a (i, ii, iii), b (i, ii), c; I-3; I-4; I-5; II-A 1, 2, 3, 4; II-B 1(a, d), 2, 4 (a, b)), bijlage III, afdeling X, hoofdstuk I(1), — Verordening (EG) nr. 183/2005: artikel 5, leden 1, 5 en 6, bijlage I, deel A (I-4 e, g; II-2 a, b, e), en bijlage III (onder het kopje “VOEDERING”, punt 1 getiteld “Opslag”, eerste en laatste zin, en punt 2 getiteld “Distributie”, derde zin), en — Verordening (EG) nr. 396/2005: artikel 18. |
BIJLAGE IV
REGELS INZAKE SOCIALE CONDITIONALITEIT KRACHTENS ARTIKEL 14
Gebieden |
Toepasselijke wetgeving |
Relevante bepalingen |
Eisen |
Werkgelegenheid |
Transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden Richtlijn (EU) 2019/1152 |
Artikel 3 |
Arbeidsvoorwaarden moeten schriftelijk worden verstrekt (“arbeidsovereenkomst”) |
Artikel 4 |
Werkgelegenheid in de landbouw moet worden geregeld in een arbeidsovereenkomst |
||
Artikel 5 |
De arbeidsovereenkomst moet binnen de eerste zeven werkdagen worden opgesteld |
||
Artikel 6 |
Wijzigingen in de arbeidsrelatie moeten schriftelijk worden vastgelegd |
||
Artikel 8 |
Proeftijd |
||
Artikel 10 |
Voorwaarden met betrekking tot de minimale voorspelbaarheid van het werk |
||
Artikel 13 |
Verplichte opleiding |
||
Veiligheid en gezondheid |
Maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers Richtlijn 89/391/EEG |
Artikel 5 |
Algemene bepaling houdende verplichting van de werkgever om te zorgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers |
Artikel 6 |
Algemene verplichting van de werkgevers om de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid, met inbegrip van risicopreventie en voorlichting en opleiding. |
||
Artikel 7 |
Beschermings- en preventiediensten: voor gezondheids- en veiligheidsactiviteiten aan te wijzen werknemer(s) of te betrekken externe dienst. |
||
Artikel 8 |
Werkgever neemt maatregelen met betrekking tot eerste hulp, brandbestrijding en evacuatie van werknemers. |
||
Artikel 9 |
Verplichtingen van werkgevers met betrekking tot de beoordeling van risico’s, beschermende maatregelen en beschermingsmiddelen, registratie en melding van arbeidsongevallen |
||
Artikel 10 |
Voorlichting van werknemers over veiligheids- en gezondheidsrisico’s en beschermende en preventieve maatregelen |
||
Artikel 11 |
Raadpleging en deelneming van de werknemers aan de behandeling van alle vraagstukken die betrekking hebben op de veiligheid en de gezondheid op het werk |
||
Artikel 12 |
De werkgever moet ervoor zorgen dat de werknemers een voldoende veiligheids- en gezondheidsopleiding krijgen |
||
|
Minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid bij het gebruik door werknemers van arbeidsmiddelen Richtlijn 2009/104/EG |
Artikel 3 |
Algemene verplichtingen om ervoor te zorgen dat de arbeidsmiddelen geschikt zijn voor het door de werknemers uit te voeren werk zonder gevaar voor de veiligheid of de gezondheid. |
Artikel 4 |
Regels met betrekking tot arbeidsmiddelen: moeten in overeenstemming zijn met de richtlijn en vastgestelde minimumvoorschriften en adequaat worden gehandhaafd |
||
Artikel 5 |
Keuring van arbeidsmiddelen — na aflevering te keuren middelen en periodieke keuringen door bevoegde personen |
||
Artikel 6 |
Het gebruik van arbeidsmiddelen met een specifiek gevaar moet voorbehouden blijven aan werknemers die met dat gebruik belast zijn en alle reparaties, ombouwingen en onderhoud moeten worden uitgevoerd door werknemers die daartoe een specifieke bekwaamheid bezitten |
||
Artikel 7 |
Ergonomie en gezondheid op het werk |
||
Artikel 8 |
Werknemers beschikken over voldoende informatie en, in voorkomend geval, over gebruiksaanwijzingen van arbeidsmiddelen |
||
Artikel 9 |
Werknemers krijgen een adequate opleiding |
BIJLAGE V
TOEWIJZINGEN AAN DE LIDSTATEN VOOR RECHTSTREEKSE BETALINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 87, LID 1, EERSTE ALINEA
(lopende prijzen in EUR) |
|||||
Kalenderjaar |
►M2 2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 en daaropvolgende jaren |
België |
471 996 006 |
469 703 014 |
469 703 014 |
467 410 022 |
494 925 924 |
Bulgarije |
808 258 686 |
816 888 275 |
825 517 864 |
834 147 452 |
834 147 452 |
Tsjechië |
823 533 615 |
823 533 615 |
823 533 615 |
802 159 932 |
844 907 297 |
Denemarken |
806 313 404 |
817 524 179 |
814 937 077 |
817 524 179 |
862 367 277 |
Duitsland |
4 424 125 913 |
4 374 968 959 |
4 301 233 527 |
4 178 341 140 |
4 915 695 459 |
Estland |
196 436 567 |
199 297 294 |
202 158 021 |
205 018 748 |
205 018 748 |
Ierland |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
Griekenland |
1 886 490 039 |
1 886 490 039 |
1 886 490 039 |
1 886 490 039 |
2 075 656 043 |
Spanje |
4 874 879 750 |
4 882 179 366 |
4 889 478 982 |
4 896 778 599 |
4 896 778 599 |
Frankrijk |
6 736 440 037 |
6 736 440 037 |
6 736 440 037 |
6 736 440 037 |
7 285 000 537 |
Kroatië |
374 770 237 |
374 770 237 |
374 770 237 |
374 770 237 |
374 770 237 |
Italië |
3 496 243 863 |
3 496 243 863 |
3 496 243 863 |
3 496 243 863 |
3 622 529 155 |
Cyprus |
47 647 540 |
47 647 540 |
47 647 540 |
47 647 540 |
47 647 540 |
Letland |
331 043 657 |
334 864 681 |
339 685 706 |
344 506 729 |
363 483 744 |
Litouwen |
587 064 372 |
595 613 853 |
604 163 335 |
612 712 816 |
612 712 816 |
Luxemburg |
32 747 827 |
32 747 827 |
32 747 827 |
32 747 827 |
32 747 827 |
Hongarije |
1 347 402 452 |
1 347 402 452 |
1 347 402 452 |
1 347 402 452 |
1 243 185 165 |
Malta |
9 590 135 |
9 590 135 |
9 590 135 |
9 590 135 |
4 594 021 |
Nederland |
609 237 340 |
579 591 503 |
550 477 666 |
521 282 629 |
717 382 327 |
Oostenrijk |
677 581 846 |
677 581 846 |
677 581 846 |
677 581 846 |
677 581 846 |
Polen |
3 488 417 133 |
3 519 600 956 |
3 550 784 779 |
3 581 968 602 |
3 185 968 140 |
Portugal |
698 619 128 |
707 403 166 |
716 187 204 |
724 971 242 |
639 971 242 |
Roemenië |
1 897 051 311 |
1 924 609 371 |
1 952 167 430 |
1 979 725 489 |
2 029 595 196 |
Slovenië |
131 530 052 |
131 530 052 |
131 530 052 |
131 530 052 |
131 530 052 |
Slowakije |
394 892 166 |
397 751 933 |
400 605 131 |
402 456 080 |
407 456 080 |
Finland |
519 350 246 |
521 168 786 |
522 987 325 |
524 805 865 |
524 805 865 |
Zweden |
686 131 966 |
686 360 116 |
686 588 267 |
686 816 417 |
686 816 417 ◄ |
BIJLAGE VI
LIJST VAN PRODUCTEN BEDOELD IN ARTIKEL 42, PUNT F)
GN-code |
Omschrijving |
ex 01 01 |
Levende paarden, ezels, muildieren en muilezels: |
|
– paarden |
0101 21 00 |
– – fokdieren van zuiver ras (1): |
0101 29 |
– – andere: |
0101 29 10 |
– – – slachtpaarden |
0101 29 90 |
– – – andere |
0101 30 00 |
– ezels |
0101 90 00 |
– andere |
ex 01 03 |
Levende varkens: |
0103 10 00 |
– fokdieren van zuiver ras (2) |
ex 01 06 |
Andere levende dieren: |
0106 14 10 |
– tamme konijnen |
ex 0106 19 00 |
– – andere: rendieren en herten |
0106 33 00 |
– – struisvogels; emoes (Dromaius novaehollandiae) |
0106 39 10 |
– – – duiven |
0106 39 80 |
– – – andere vogels |
ex 0205 00 |
Vlees van paarden, vers, gekoeld of bevroren |
ex 02 08 |
Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren: |
ex 0208 10 10 |
– – van tamme konijnen |
ex 0208 90 10 |
– – van tamme duiven |
ex 0208 90 30 |
– – van wild (met uitzondering van konijnen of hazen) |
ex 0208 90 60 |
– – van rendieren |
ex 04 07 |
Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt: |
0407 19 90 |
– broedeieren, andere dan van pluimvee |
0407 29 90 |
– andere verse eieren, andere dan van pluimvee |
0407 90 90 |
– andere eieren, andere dan van pluimvee |
0701 |
Aardappelen, vers of gekoeld |
ex 07 13 |
Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten): |
ex 0713 10 |
– erwten (Pisum sativum): |
0713 10 90 |
– – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 20 00 |
– kekers: |
|
– – andere dan voor zaaidoeleinden |
|
– bonen (Vigna spp., Phaseolus spp.): |
ex 0713 31 00 |
– – bonen van de soort Vigna mungo (L) Hepper of Vigna radiata (L) Wilczek: |
|
– – – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 32 00 |
– – bonen van de soort Phaseolus angularis of Vigna angularis (adzukibonen): |
|
– – – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 33 |
– – bonen van de soort Phaseolus vulgaris: |
0713 33 90 |
– – – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 34 00 |
– – bambarabonen (Vigna subterranea of Voandzeia subterranea) |
|
– – – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 35 00 |
– – koeienerwten (Vigna unguiculata): |
|
– – – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 39 00 |
– – andere: |
|
– – – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 40 00 |
– linzen: |
|
– – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 50 00 |
– tuinbonen (Vicia faba var. Major), paardenbonen (Vicia faba var. equina) en duivenbonen (Vicia faba var. minor): |
|
– – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 60 00 |
– struikerwten (Cajanus cajan): |
|
– – andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 0713 90 00 |
– andere: |
|
– – andere dan voor zaaidoeleinden |
1201 90 00 |
Sojabonen, ook indien gebroken, andere dan zaaigoed |
1202 41 00 |
Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, in de dop, andere dan zaaigoed |
1202 42 00 |
Grondnoten, niet gebrand of op andere wijze door verhitting bereid, ook indien gedopt of gebroken, andere dan zaaigoed |
1203 00 00 |
Kopra |
1204 00 90 |
Lijnzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1205 10 90 |
Kool- en raapzaad met een laag gehalte aan erucazuur, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1205 90 00 |
Ander kool- en raapzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1206 00 91 |
Zonnebloempitten, gedopt; grijs/wit gestreept, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |
1206 00 99 |
Andere zonnebloempitten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |
1207 29 00 |
Katoenzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1207 40 90 |
Sesamzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1207 50 90 |
Mosterdzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1207 60 00 |
– saffloerzaad (Carthamus tinctorius) |
1207 91 90 |
Maanzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
1207 99 91 |
Hennepzaad, ook indien gebroken, ander dan voor zaaidoeleinden |
ex 1207 99 96 |
Andere oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken, andere dan voor zaaidoeleinden |
ex 1209 29 50 |
– – – Lupinezaad, ander dan voor zaaidoeleinden |
ex 12 11 |
Planten, plantendelen, zaden en vruchten, van de soort hoofdzakelijk gebruikt in de reukwerkindustrie, in de geneeskunde of voor insecten- of parasietenbestrijding of voor dergelijke doeleinden, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm, behalve de producten onder GN-code ex 1211 90 86 in deel IX |
1212 94 00 |
Cichoreiwortels |
ex 12 14 |
Koolrapen, voederbieten, voederwortels, hooi, luzerne, klaver, hanenkammetjes (esparcette), mergkool, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, ook indien in pellets: |
ex 1214 10 00 |
– luzernemeel en luzerne in pellets: |
|
– – – met uitzondering van kunstmatig door middel van een warmtebehandeling gedroogde luzerne of anders gedroogde en vermalen luzerne |
ex 1214 90 |
– andere: |
1214 90 10 |
– – mangelwortels (voederbieten), voederrapen en andere voederwortels |
ex 1214 90 90 |
– – andere, met uitzondering van: |
|
– – – hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke en dergelijke voedergewassen, kunstmatig door warmte gedroogd, anders dan hooi en voederkool en producten bevattende hooi |
|
– – – hanenkammetjes (esparcette), klaver, lupine, wikke, honingklaver, zaailathyrus en rolklaver, anders gedroogd en vermalen |
ex 22 06 |
Andere gegiste dranken (bijvoorbeeld appelwijn, perenwijn, honigdrank); mengsels van gegiste dranken en mengsels van gegiste dranken met alcoholvrije dranken, elders genoemd noch elders onder begrepen: |
ex 2206 00 31 tot en met ex 2206 00 89 |
– gegiste dranken andere dan piquette |
5201 |
Katoen, niet gekaard en niet gekamd |
(1)
Indeling onder deze onderverdeling is onderworpen aan de voorwaarden vastgesteld in de desbetreffende Uniebepalingen (zie Verordening (EU) 2016/1012 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 van de Commissie van 17 februari 2015 tot vaststelling van voorschriften overeenkomstig de Richtlijnen 90/427/EEG en 2009/156/EG van de Raad met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (verordening paardenpaspoort) (PB L 59 van 3.3.2015, blz. 1).
(2)
Verordening (EU) 2016/1012. |
BIJLAGE VII
TOEWIJZINGEN AAN DE LIDSTATEN (PER BEGROTINGSJAAR) VOOR INTERVENTIETYPES IN DE WIJNSECTOR ALS BEDOELD IN ARTIKEL 88, LID 1
|
EUR (lopende prijzen) |
Bulgarije |
25 721 000 |
Tsjechië |
4 954 000 |
Duitsland |
37 381 000 |
Griekenland |
23 030 000 |
Spanje |
202 147 000 |
Frankrijk |
269 628 000 |
Kroatië |
10 410 000 |
Italië |
323 883 000 |
Cyprus |
4 465 000 |
Litouwen |
43 000 |
Hongarije |
27 970 000 |
Oostenrijk |
13 155 000 |
Portugal |
62 670 000 |
Roemenië |
45 844 000 |
Slovenië |
4 849 000 |
Slowakije |
4 887 000 |
BIJLAGE VIII
TOEWIJZINGEN AAN DE LIDSTATEN VOOR KATOEN BEDOELD IN ARTIKEL 87, LID 1, TWEEDE ALINEA
(lopende prijzen in EUR) |
|||||
Kalenderjaar |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 en daaropvolgende jaren |
Bulgarije |
2 557 820 |
2 557 820 |
2 557 820 |
2 557 820 |
2 557 820 |
Griekenland |
183 996 000 |
183 996 000 |
183 996 000 |
183 996 000 |
183 996 000 |
Spanje |
59 690 640 |
59 690 640 |
59 690 640 |
59 690 640 |
59 690 640 |
Portugal |
177 589 |
177 589 |
177 589 |
177 589 |
177 589 |
BIJLAGE IX
TOEWIJZINGEN AAN DE LIDSTATEN VOOR RECHTSTREEKSE BETALINGEN ZONDER KATOEN EN VÓÓR DE OVERHEVELINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 87, LID 1, DERDE ALINEA
(lopende prijzen in EUR) |
|||||
Kalenderjaar |
►M2 2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 en daaropvolgende jaren |
België |
471 996 006 |
469 703 014 |
469 703 014 |
467 410 022 |
494 925 924 |
Bulgarije |
805 700 866 |
814 330 455 |
822 960 044 |
831 589 632 |
831 589 632 |
Tsjechië |
823 533 615 |
823 533 615 |
823 533 615 |
802 159 932 |
844 907 297 |
Denemarken |
806 313 404 |
817 524 179 |
814 937 077 |
817 524 179 |
862 367 277 |
Duitsland |
4 424 125 913 |
4 374 968 959 |
4 301 233 527 |
4 178 341 140 |
4 915 695 459 |
Estland |
196 436 567 |
199 297 294 |
202 158 021 |
205 018 748 |
205 018 748 |
Ierland |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
1 186 281 996 |
Griekenland |
1 702 494 039 |
1 702 494 039 |
1 702 494 039 |
1 702 494 039 |
1 891 660 043 |
Spanje |
4 815 189 110 |
4 822 488 726 |
4 829 788 342 |
4 837 087 959 |
4 837 087 959 |
Frankrijk |
6 736 440 037 |
6 736 440 037 |
6 736 440 037 |
6 736 440 037 |
7 285 000 537 |
Kroatië |
374 770 237 |
374 770 237 |
374 770 237 |
374 770 237 |
374 770 237 |
Italië |
3 496 243 863 |
3 496 243 863 |
3 496 243 863 |
3 496 243 863 |
3 622 529 155 |
Cyprus |
47 647 540 |
47 647 540 |
47 647 540 |
47 647 540 |
47 647 540 |
Letland |
331 043 657 |
334 864 681 |
339 685 706 |
344 506 729 |
363 483 744 |
Litouwen |
587 064 372 |
595 613 853 |
604 163 335 |
612 712 816 |
612 712 816 |
Luxemburg |
32 747 827 |
32 747 827 |
32 747 827 |
32 747 827 |
32 747 827 |
Hongarije |
1 347 402 452 |
1 347 402 452 |
1 347 402 452 |
1 347 402 452 |
1 243 185 165 |
Malta |
9 590 135 |
9 590 135 |
9 590 135 |
9 590 135 |
4 594 021 |
Nederland |
609 237 340 |
579 591 503 |
550 477 666 |
521 282 629 |
717 382 327 |
Oostenrijk |
677 581 846 |
677 581 846 |
677 581 846 |
677 581 846 |
677 581 846 |
Polen |
3 488 417 133 |
3 519 600 956 |
3 550 784 779 |
3 581 968 602 |
3 185 968 140 |
Portugal |
698 441 539 |
707 225 577 |
716 009 615 |
724 793 653 |
639 793 653 |
Roemenië |
1 897 051 311 |
1 924 609 371 |
1 952 167 430 |
1 979 725 489 |
2 029 595 196 |
Slovenië |
131 530 052 |
131 530 052 |
131 530 052 |
131 530 052 |
131 530 052 |
Slowakije |
399 892 166 |
402 751 933 |
405 605 131 |
407 456 080 |
407 456 080 |
Finland |
519 350 246 |
521 168 786 |
522 987 325 |
524 805 865 |
524 805 865 |
Zweden |
686 131 966 |
686 360 116 |
686 588 267 |
686 816 417 |
686 816 417 ◄ |
BIJLAGE X
TOEWIJZINGEN AAN DE LIDSTATEN (PER BEGROTINGSJAAR) VOOR INTERVENTIETYPES IN DE BIJENTEELTSECTOR ALS BEDOELD IN ARTIKEL 88, LID 2
|
EUR (lopende prijzen) |
België |
422 967 |
Bulgarije |
2 063 885 |
Tsjechië |
2 121 528 |
Denemarken |
295 539 |
Duitsland |
2 790 875 |
Estland |
140 473 |
Ierland |
61 640 |
Griekenland |
6 162 645 |
Spanje |
9 559 944 |
Frankrijk |
6 419 062 |
Kroatië |
1 913 290 |
Italië |
5 166 537 |
Cyprus |
169 653 |
Letland |
328 804 |
Litouwen |
549 828 |
Luxemburg |
30 621 |
Hongarije |
4 271 227 |
Malta |
14 137 |
Nederland |
295 172 |
Oostenrijk |
1 477 188 |
Polen |
5 024 968 |
Portugal |
2 204 232 |
Roemenië |
6 081 630 |
Slovenië |
649 455 |
Slowakije |
999 973 |
Finland |
196 182 |
Zweden |
588 545 |
BIJLAGE XI
IN ARTIKEL 89, LID 3, BEDOELDE UITSPLITSING VAN DE STEUN VAN DE UNIE VOOR INTERVENTIETYPES VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING (2023 TOT EN MET 2027)
(lopende prijzen, in EUR) |
||||||
Lidstaat |
2023 |
►M2 2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Totaal 2023-2027 |
België |
105 730 894 |
105 730 812 |
108 023 804 |
108 023 804 |
110 316 796 |
537 826 110 |
Bulgarije |
282 979 644 |
282 162 644 |
282 162 644 |
282 162 644 |
282 162 644 |
1 411 630 220 |
Tsjechië |
267 027 708 |
280 561 390 |
280 561 390 |
280 561 390 |
301 935 073 |
1 410 646 952 |
Denemarken |
155 982 060 |
131 987 933 |
120 777 158 |
123 364 260 |
120 777 158 |
652 888 569 |
Duitsland |
1 485 615 738 |
1 583 929 284 |
1 633 086 238 |
1 706 821 670 |
1 829 714 057 |
8 239 166 987 |
Estland |
88 031 648 |
88 016 648 |
88 016 648 |
88 016 648 |
88 016 648 |
440 098 240 |
Ierland |
311 641 628 |
311 640 628 |
311 640 628 |
311 640 628 |
311 640 628 |
1 558 204 140 |
Griekenland |
651 491 600 |
746 119 604 |
746 119 604 |
746 119 604 |
746 119 604 |
3 635 970 016 |
Spanje |
1 081 552 825 |
1 080 382 825 |
1 080 382 825 |
1 080 382 825 |
1 080 382 825 |
5 403 084 125 |
Frankrijk |
2 007 185 070 |
2 008 000 570 |
2 008 000 570 |
2 008 000 570 |
2 008 000 570 |
10 039 187 350 |
Kroatië |
268 849 401 |
297 307 401 |
297 307 401 |
297 307 401 |
297 307 401 |
1 458 079 005 |
Italië |
1 355 321 375 |
1 476 206 667 |
1 476 206 667 |
1 476 206 667 |
1 476 206 667 |
7 260 148 043 |
Cyprus |
23 770 514 |
23 770 514 |
23 770 514 |
23 770 514 |
23 770 514 |
118 852 570 |
Letland |
142 745 173 |
135 677 801 |
135 942 597 |
136 207 392 |
136 472 188 |
687 045 151 |
Litouwen |
195 495 162 |
195 495 162 |
195 495 162 |
195 495 162 |
195 495 162 |
977 475 810 |
Luxemburg |
11 626 644 |
12 310 644 |
12 310 644 |
12 310 644 |
12 310 644 |
60 869 220 |
Hongarije |
384 539 149 |
312 651 862 |
312 651 862 |
312 651 862 |
312 651 862 |
1 635 146 596 |
Malta |
19 334 497 |
14 988 383 |
14 988 383 |
14 988 383 |
14 988 383 |
79 288 028 |
Nederland |
180 985 369 |
181 413 356 |
211 059 193 |
240 173 030 |
269 368 067 |
1 082 999 015 |
Oostenrijk |
520 024 752 |
520 024 752 |
520 024 752 |
520 024 752 |
520 024 752 |
2 600 123 760 |
Polen |
1 004 581 539 |
924 001 077 |
924 001 077 |
924 001 077 |
924 001 077 |
4 700 585 847 |
Portugal |
455 630 620 |
455 550 620 |
455 550 620 |
455 550 620 |
455 550 620 |
2 277 833 100 |
Roemenië |
967 049 892 |
1 016 919 599 |
1 016 919 599 |
1 016 919 599 |
1 016 919 599 |
5 034 728 288 |
Slovenië |
110 170 192 |
110 170 192 |
110 170 192 |
110 170 192 |
110 170 192 |
550 850 960 |
Slowakije |
260 599 909 |
264 077 909 |
264 077 909 |
264 077 909 |
264 077 909 |
1 316 911 545 |
Finland |
354 551 956 |
354 549 956 |
354 549 956 |
354 549 956 |
354 549 956 |
1 772 751 780 |
Zweden |
211 889 741 |
211 889 741 |
211 889 741 |
211 889 741 |
211 889 741 |
1 059 448 705 |
Totaal EU-27 |
12 904 404 700 |
13 125 537 974 |
13 195 687 778 |
13 301 388 944 |
13 474 820 736 |
66 001 840 132 |
Technische bijstand (0,25%) |
30 272 220 |
30 272 220 |
30 272 220 |
30 272 220 |
30 272 220 |
151 361 100 |
Totaal |
12 934 676 920 |
13 155 810 194 |
13 225 959 998 |
13 331 661 164 |
13 505 092 956 |
66 153 201 232 ◄ |
BIJLAGE XII
MIMIMUMBEDRAGEN UITGETROKKEN VOOR DE IN ARTIKEL 6, LID 1, PUNT G), BEDOELDE SPECIFIEKE DOELSTELLING
(lopende prijzen, in EUR) |
|||||
Kalenderjaar |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 en daaropvolgende jaren |
België |
14 847 778 |
14 847 778 |
14 847 778 |
14 847 778 |
14 847 778 |
Bulgarije |
24 176 548 |
24 435 436 |
24 694 323 |
24 953 211 |
24 953 211 |
Tsjechië |
25 648 419 |
25 648 419 |
25 648 419 |
25 648 419 |
25 648 419 |
Denemarken |
25 871 018 |
25 871 018 |
25 871 018 |
25 871 018 |
25 871 018 |
Duitsland |
147 470 864 |
147 470 864 |
147 470 864 |
147 470 864 |
147 470 864 |
Estland |
5 893 097 |
5 978 919 |
6 064 741 |
6 150 562 |
6 150 562 |
Ierland |
35 588 460 |
35 588 460 |
35 588 460 |
35 588 460 |
35 588 460 |
Griekenland |
56 749 801 |
56 749 801 |
56 749 801 |
56 749 801 |
56 749 801 |
Spanje |
144 455 673 |
144 674 662 |
144 893 650 |
145 112 639 |
145 112 639 |
Frankrijk |
218 550 016 |
218 550 016 |
218 550 016 |
218 550 016 |
218 550 016 |
Kroatië |
11 243 107 |
11 243 107 |
11 243 107 |
11 243 107 |
11 243 107 |
Italië |
108 855 875 |
108 855 875 |
108 855 875 |
108 855 875 |
108 855 875 |
Cyprus |
1 429 426 |
1 429 426 |
1 429 426 |
1 429 426 |
1 429 426 |
Letland |
10 476 789 |
10 629 363 |
10 781 938 |
10 934 512 |
10 934 512 |
Litouwen |
17 611 931 |
17 868 416 |
18 124 900 |
18 381 384 |
18 381 384 |
Luxemburg |
982 435 |
982 435 |
982 435 |
982 435 |
982 435 |
Hongarije |
37 295 555 |
37 295 555 |
37 295 555 |
37 295 555 |
37 295 555 |
Malta |
137 821 |
137 821 |
137 821 |
137 821 |
137 821 |
Nederland |
21 521 470 |
21 521 470 |
21 521 470 |
21 521 470 |
21 521 470 |
Oostenrijk |
20 327 455 |
20 327 455 |
20 327 455 |
20 327 455 |
20 327 455 |
Polen |
92 772 500 |
93 708 015 |
94 643 530 |
95 579 044 |
95 579 044 |
Portugal |
18 403 246 |
18 666 767 |
18 930 288 |
19 193 810 |
19 193 810 |
Roemenië |
58 407 631 |
59 234 372 |
60 061 114 |
60 887 856 |
60 887 856 |
Slovenië |
3 945 902 |
3 945 902 |
3 945 902 |
3 945 902 |
3 945 902 |
Slowakije |
12 026 832 |
12 172 635 |
12 318 439 |
12 464 242 |
12 464 242 |
Finland |
15 580 507 |
15 635 064 |
15 689 620 |
15 744 176 |
15 744 176 |
Zweden |
20 583 959 |
20 590 803 |
20 597 648 |
20 604 493 |
20 604 493 |
BIJLAGE XIII
WETGEVINGSHANDELINGEN VAN DE UNIE BETREFFENDE MILIEU EN KLIMAAT AAN DE DOELSTELLINGEN WAARVAN DE STRATEGISCHE GLB-PLANNEN VAN DE LIDSTATEN ZOUDEN MOETEN BIJDRAGEN, EN WAARMEE ZE ZOUDEN MOETEN STROKEN, KRACHTENS DE ARTIKELEN 108, 109 EN 115
BIJLAGE XIV
VERSLAGLEGGING OP BASIS VAN EEN KERNREEKS VAN INDICATOREN KRACHTENS ARTIKEL 142
Indicatoren voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo)
Doelstellingen |
Kernreeks van indicatoren |
Het bieden van steun met het oog op een leefbaar bedrijfsinkomen en veerkracht van de landbouwsector in de hele Unie, ten behoeve van een grotere voedselzekerheid op lange termijn, van een meer diverse landbouw en van een economisch duurzame landbouwproductie in de Unie |
O.3 Aantal begunstigden van GLB-steun C.25 Agrarisch factorinkomen R.6 Herverdeling naar kleinere landbouwbedrijven: Percentage aanvullende rechtstreekse betalingen per hectare voor in aanmerking komende landbouwbedrijven onder de gemiddelde omvang van landbouwbedrijven (ten opzichte van het gemiddelde) |
Vergroting van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven op zowel korte als lange termijn, onder meer door meer aandacht voor onderzoek, technologie en digitalisering |
R.9 Modernisering van landbouwbedrijven: Percentage landbouwbedrijven dat investeringssteun voor herstructurering en modernisering ontvangt, onder meer ter verbetering van de hulpbronnenefficiëntie |
Verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen |
R.10 Betere organisatie van de voorzieningsketen: Aandeel landbouwbedrijven dat deelneemt aan producentengroeperingen, producentenorganisaties, lokale markten, korte toeleveringsketens en kwaliteitsregelingen die worden ondersteund door het GLB |
Bijdragen tot matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen, en duurzame energie te bevorderen |
I.10 Bijdragen aan de matiging van klimaatverandering: Broeikasgasemissies door de landbouw R.14 Koolstofvastlegging in bodems en biomassa: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde verbintenissen om emissies te beperken of koolstofopslag te behouden of te verbeteren (met inbegrip van blijvend grasland, blijvende teelten met blijvende groene bedekking, landbouwgrond in wetlands en veengebied) R.17 Bebost land: Areaal dat wordt ondersteund voor bebossing, agrobosbouw en herstel, met inbegrip van uitsplitsingen |
Bevordering van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door verlaging van de afhankelijkheid van chemische middelen |
O.34 Aantal hectaren met milieupraktijken (samenvattende indicator inzake fysieke oppervlakte vallend onder conditionaliteit, ecoregelingen, milieu- en klimaatbeheerverbintenissen voor land- en bosbouw) I.15 Verbeteren van de waterkwaliteit: Brutonutriëntenbalans op landbouwgrond I.16 Beperken van nutriëntenlekkage: Nitraten in grondwater – Percentage grondwaterstations met een nitraatconcentratie van meer dan 50 mg/l volgens Richtlijn 91/676/EEG I.18 Duurzaam en verminderd gebruik van pesticiden: Risico’s, gebruik en effecten van pesticiden R.19 Verbetering en bescherming van de bodem: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde verbintenissen die gunstig zijn voor bodembeheer om bodemkwaliteit en biota te verbeteren (zoals minder grondbewerking, bodembedekking met gewassen, vruchtwisseling met peulgewassen) R.20 Verbeteren van de luchtkwaliteit: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde verbintenissen om de emissie van ammoniak te verminderen R.21 Beschermen van de waterkwaliteit: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde verbintenissen voor de kwaliteit van waterlichamen R.22 Duurzaam nutriëntenbeheer: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde verbintenissen in verband met verbeterd nutriëntenbeheer R.24 Duurzaam en verminderd gebruik van pesticiden: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde specifieke verbintenissen die leiden tot een duurzaam gebruik van pesticiden ter vermindering van de risico’s en effecten van pesticiden zoals de uitspoeling van pesticiden |
Bijdragen tot het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten en tot de instandhouding van habitats en landschappen |
C.33 Landbouwareaal met biologische landbouw I.21 Betere verlening van ecosysteemdiensten: Aandeel landbouwgrond met landschapselementen R.29 Ontwikkeling van biologische landbouw: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) dat door het GLB wordt ondersteund ten behoeve van biologische landbouw, met een uitsplitsing tussen voortzetting van of omschakeling naar biologische landbouw R.34 Behoud van landschapselementen: Percentage gebruikt landbouwareaal (GLA) vallend onder ondersteunde verbintenissen voor het beheer van landschapselementen, met inbegrip van hagen en bomen |
Het aantrekken en behouden van jonge landbouwers en nieuwe landbouwers en bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden |
R.36 Generatievernieuwing: Aantal jonge landbouwers dat dat ondersteund wordt bij het starten van een landbouwbedrijf door het GLB, uitgesplitst naar geslacht |
Bevordering van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw |
R.37 Groei en banen in plattelandsgebieden: Nieuwe banen ondersteund in GLB-projecten R.38 Dekking van Leader: Percentage van de plattelandsbevolking vallend onder plaatselijke-ontwikkelingsstrategieën R.41 Aansluiting van het platteland van Europa: Aandeel van de plattelandsbevolking dat betere toegang tot diensten en infrastructuur door GLB-steun geniet |
Beter inspelen door de EU-landbouw op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, verminderen van de voedselverspilling, en verbetering van het dierenwelzijn alsook bestrijding van antimicrobiële resistentie |
I.28 Beperking van het gebruik van antimicrobiële stoffen bij landbouwhuisdieren: verkoop/gebruik van antimicrobiële middelen voor voedselproducerende dieren R.43 Beperking van het gebruik van antimicrobiële middelen: Aandeel grootvee-eenheden (GVE) vallend onder ondersteunde acties om het gebruik van antimicrobiële middelen te beperken (preventie/reductie) R.44 Verbeteren van dierenwelzijn: Aandeel grootvee-eenheden (GVE) vallend onder ondersteunde acties ter verbetering van dierenwelzijn |
Modernisering van landbouw en plattelandsgebieden door kennisstimulering en -deling, innovatie en digitalisering in de landbouw en plattelandsgebieden en door bevordering van de benutting daarvan door landbouwers via betere toegang tot onderzoek, innovatie, kennisuitwisseling en scholing |
R.1 Verbetering van prestaties door kennis en innovatie: Aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan door het GLB ondersteunde operationele groepen in het kader van het Europees innovatiepartnerschap (EIP) profiteert om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren |
( 1 ) Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1).
( 2 ) Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80).
( 3 ) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).
( 4 ) Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 487).
( 5 ) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
( 6 ) Richtlijn 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2008 betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (PB L 152 van 11.6.2008, blz. 1).
( 7 ) Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1).
( 8 ) Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).
( 9 ) Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
( 10 ) Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
( 11 ) PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.
( 12 ) Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG van de Raad en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij („Fokkerijverordening”) (PB L 171 van 29.6.2016, blz. 66).
( 13 ) Verordening (EU) 2020/741 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 2020 inzake minimumeisen voor hergebruik van water (PB L 177 van 5.6.2020, blz. 32).
( 14 ) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 -2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
( 15 ) Verordening (EU) 2021/783 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1293/2013 (PB L 172 van 17.5.2021, blz. 53).
( 16 ) Verordening (EU) 2021/817 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2021 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs en opleiding, jeugd en sport, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1288/2013 (PB L 189 van 28.5.2021, blz. 1).
( 17 ) Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).
( 18 ) Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
( 19 ) Verordening (EG) nr. 1217/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot oprichting van een boekhoudkundig informatienet betreffende de inkomens en de bedrijfseconomische positie van de landbouwbedrijven in de Europese Gemeenschap (PB L 328 van 15.12.2009, blz.27).
( 20 ) Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
( 21 ) Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PB L 437 van 28.12.2020, blz. 1).
( 22 ) Jaarlijks meegedeelde gegevens voor hun gedeclareerde uitgaven.