02021R1173 — NL — 19.07.2021 — 000.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2021/1173 VAN DE RAAD

van 13 juli 2021

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1488

(PB L 256 van 19.7.2021, blz. 3)


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 116, 4.5.2023, blz.  29 ((EU) 2021/1173)




▼B

VERORDENING (EU) 2021/1173 VAN DE RAAD

van 13 juli 2021

tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing en tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1488



Artikel 1

Oprichting

1.  
Voor de uitvoering van het initiatief betreffende Europese high-performance computing wordt voor de periode tot en met 31 december 2033 een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) (de “Gemeenschappelijke Onderneming Europese high-performance computing”, hierna “de gemeenschappelijke onderneming” genoemd) opgericht.
2.  
Teneinde rekening te houden met de looptijd van het MFK 2021-2027 en de looptijd van Horizon Europa, het programma Digitaal Europa en de Connecting Europe Facility, worden oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen in het kader van deze verordening tot en met 31 december 2027 uitgeschreven. In met redenen omklede gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen worden uitgeschreven tot en met 31 december 2028.
3.  
De gemeenschappelijke onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. In elke lidstaat bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.
4.  
De zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd in Luxemburg.
5.  
De statuten van de gemeenschappelijke onderneming (“de statuten”) zijn in de bijlage opgenomen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 

“opleveringstest”: een test die wordt uitgevoerd om te bepalen of een EuroHPC-supercomputer voldoet aan de vereisten van de systeemspecificatie;

2) 

“toegangstijd”: de rekentijd van een supercomputer die ter beschikking wordt gesteld aan een gebruiker of groep gebruikers om hun computerprogramma’s uit te voeren;

3) 

“verbonden entiteit”: een juridische entiteit als gedefinieerd in artikel 187, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046;

4) 

“expertisecentrum op het gebied van high-performance computing”: een na een openbare en vergelijkende oproep tot het indienen van voorstellen geselecteerd samenwerkingsproject ter bevordering van het gebruik van toekomstige uiterst prestatiegerichte computercapaciteiten waarmee gebruikersgemeenschappen in samenwerking met andere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing bestaande parallelle codes kunnen opschalen om exaschaal- en extreme schaalprestaties te bereiken;

5) 

“medeontwerp”: een collectieve benadering van technologieleveranciers en -gebruikers die betrokken zijn bij een collaboratief en iteratief ontwerpproces voor de ontwikkeling van nieuwe technologie, toepassingen en systemen;

6) 

“belangenconflict”: een situatie waarbij een financiële actor of een andere persoon als bedoeld in artikel 61 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 betrokken is;

7) 

“samenstellende entiteit”: de entiteit waaruit een particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming bestaat, op grond van de statuten van elk particulier lid;

8) 

“consortium van particuliere partners”: een vereniging van juridische entiteiten van de Unie die samen met de gemeenschappelijke onderneming een supercomputer van industriële kwaliteit verwerft; een of meer van die particuliere partners kunnen behoren tot de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming;

9) 

“EuroHPC-supercomputer”: elk computersysteem waarvan de gemeenschappelijke onderneming volledig eigenaar is of waarvan zij mede-eigenaar is samen met andere deelnemende staten, of een consortium van particuliere partners; het kan gaan om een klassieke supercomputer (hoogwaardige supercomputer, industriële supercomputer of midrange-supercomputer), een hybride klassieke kwantumcomputer, een kwantumcomputer of een kwantumsimulator;

10) 

“exaschaal”: een prestatieniveau waarop het mogelijk is tien tot de achttiende macht berekeningen per seconde (of 1 exaflop) uit te voeren;

11) 

“hoogwaardige supercomputer”: een computersysteem van wereldklasse dat is ontwikkeld met de meest geavanceerde technologie die op een bepaald moment beschikbaar is en ten minste prestaties op exaschaal of hoger (d.w.z. post-exaschaal) levert voor toepassingen waarmee complexere problemen worden aangepakt;

12) 

“gastconsortium”: een groep deelnemende staten of een consortium van particuliere partners die hebben toegezegd bij te dragen aan de verwerving en exploitatie van een EuroHPC-supercomputer, inclusief organisaties die die deelnemende staten vertegenwoordigen;

13) 

“gastentiteit”: een juridische entiteit die beschikt over voorzieningen om een EuroHPC-supercomputer in onder te brengen en te exploiteren, en die is gevestigd in een deelnemende staat die een lidstaat is;

14) 

“hypergeconnecteerd”: beschikkend over een communicatiecapaciteit voor het overdragen van gegevens met 1 terabit per seconde (d.w.z. tien tot de twaalfde macht bits per seconde) of meer;

15) 

“industriële supercomputer”: minstens een midrange-supercomputer die speciaal is ontworpen om te voldoen aan eisen inzake beveiliging, vertrouwelijkheid en gegevensintegriteit voor industriële gebruikers die strenger zijn dan eisen voor wetenschappelijk gebruik;

16) 

“bijdragen in natura aan indirecte acties” die uit Horizon Europa worden gefinancierd: bijdragen van de deelnemende staat of de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming of hun samenstellende entiteiten of verbonden entiteiten, bestaande uit de in aanmerking komende kosten die zij maken bij de uitvoering van indirecte acties, verminderd met de bijdrage van die gemeenschappelijke onderneming, van de deelnemende staten van die gemeenschappelijke onderneming en van elke andere bijdrage van de Unie aan die kosten;

17) 

“bijdragen in natura aan acties” die uit het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility worden gefinancierd: bijdragen van de deelnemende staat of de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming of hun samenstellende entiteiten of verbonden entiteiten, bestaande uit de in aanmerking komende kosten die zij maken bij de uitvoering van een deel van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming, verminderd met de bijdrage van die gemeenschappelijke onderneming, van de deelnemende staten van die gemeenschappelijke onderneming en van elke andere bijdrage van de Unie aan die kosten;

18) 

“midrange-supercomputer”: een supercomputer van wereldklasse waarvan het prestatieniveau ten hoogste één orde lager ligt dan dat van een hoogwaardige supercomputer;

19) 

“nationaal HPC-kenniscentrum”: een juridische entiteit of een consortium van juridische entiteiten, die of dat gevestigd is in een deelnemende staat en verbonden is met een nationaal supercomputingcentrum van die deelnemende staat, die of dat gebruikers uit het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, de academische wereld en overheidsdiensten op verzoek toegang verleent tot de supercomputers en tot de recentste HPC-technologieën, -instrumenten, -toepassingen en -diensten, en die of dat expertise, vaardigheden, opleiding, netwerkactiviteiten en voorlichting biedt;

20) 

“waarnemende staat”: een land dat in aanmerking komt voor deelname aan acties van de gemeenschappelijke onderneming die uit Horizon Europa of uit het programma Digitaal Europa worden gefinancierd, maar dat geen deelnemende staat is;

21) 

“deelnemende staat”: een land dat lid is van de gemeenschappelijke onderneming;

22) 

“prestatieniveau”: het aantal zwevendekommabewerkingen per seconde (flops) dat een supercomputer kan uitvoeren;

23) 

“particulier lid”: elk lid van de gemeenschappelijke onderneming dat niet de Unie of een deelnemende staat is;

24) 

“kwantumcomputer”: een computer die de wetten van de kwantummechanica benut om bepaalde specifieke vraagstukken op te lossen en daarbij minder rekenkracht gebruikt dan klassieke computers;

25) 

“kwantumsimulator”: een in hoge mate regelbaar kwantumtoestel waarmee inzicht kan worden verkregen in de eigenschappen van complexe kwantumsystemen of waarmee specifieke rekenvraagstukken kunnen worden opgelost die niet met klassieke computers kunnen worden opgelost;

26) 

“beveiliging van de toeleveringsketen” van een EuroHPC-supercomputer: de maatregelen die bij de selectie van iedere leverancier van die supercomputer moeten worden genomen om de beschikbaarheid van componenten, technologieën, systemen en knowhow die nodig zijn voor de verwerving en exploitatie van die supercomputer, te waarborgen; dit zijn onder meer maatregelen ter beperking van de risico’s in verband met eventuele verstoringen van de levering van dergelijke componenten, technologieën en systemen, met inbegrip van prijswijzigingen, lagere prestaties of alternatieve toeleveringsbronnen; de beveiliging van de toeleveringsketen heeft betrekking op de volledige levensduur van de EuroHPC-supercomputer;

27) 

“strategische onderzoeks- en innovatieagenda”: het document dat de looptijd van Horizon Europa bestrijkt, waarin de belangrijkste prioriteiten en de essentiële technologieën en innovaties worden vermeld die nodig zijn om de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken;

28) 

“strategisch meerjarenprogramma”: een document met daarin een strategie voor alle activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming;

29) 

“supercomputing”: gegevensverwerking op prestatieniveaus die de grootschalige integratie van individuele computerelementen, met inbegrip van kwantumcomponenten, vereist voor het oplossen van problemen die niet met standaardcomputersystemen kunnen worden aangepakt;

30) 

“totale kosten van eigendom” van een EuroHPC-supercomputer: de verwervingskosten plus de exploitatiekosten, met inbegrip van onderhoud, totdat de eigendom van de supercomputer wordt overgedragen naar de gastentiteit of de supercomputer wordt verkocht of totdat de supercomputer buiten gebruik wordt gesteld zonder overdracht van eigendom;

31) 

“werkprogramma”: het document als bedoeld in artikel 2, punt 25), van Verordening (EU) 2021/695 of, indien relevant, het document dat ook dient als werkprogramma als bedoeld in artikel 24 van Verordening (EU) 2021/694 of artikel 19 van Verordening (EU) 2021/1153.

Artikel 3

Opdracht en doelstellingen

1.  
De gemeenschappelijke onderneming heeft als opdracht: in de Unie een wereldwijd toonaangevend ecosysteem van gefedereerde, beveiligde en hypergeconnecteerde supercomputing-, kwantumcomputing-, diensten- en data-infrastructuur te ontwikkelen, uit te rollen, uit te breiden en in stand te houden; de ontwikkeling en invoering te ondersteunen van vraag- en gebruikersgestuurde innovatieve en concurrerende supercomputingsystemen op basis van een toeleveringsketen die zorgt voor componenten, technologieën en kennis, die het risico op verstoringen beperkt, en die de ontwikkeling mogelijk maakt van een breed scala aan toepassingen die voor die systemen zijn geoptimaliseerd, en het gebruik van die supercomputinginfrastructuur uit te breiden tot een groot aantal publieke en particuliere gebruikers, en de dubbele transitie alsook de ontwikkeling van sleutelvaardigheden voor de Europese wetenschap en industrie te ondersteunen.
2.  

De gemeenschappelijke onderneming heeft de volgende algemene doelstellingen:

a) 

bijdragen aan de uitvoering van Verordening (EU) 2021/695, en met name artikel 3 daarvan, wetenschappelijke, economische, ecologische, technologische en maatschappelijke impact creëren met de investeringen van de Unie in onderzoek en innovatie, teneinde de wetenschappelijke en technologische basis van de Unie te versterken, de strategische prioriteiten van de Unie te verwezenlijken en bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen en het beleid van de Unie, en bijdragen aan de aanpak van wereldwijde uitdagingen, onder meer door de duurzameontwikkelingsdoelstellingen na te streven aan de hand van de beginselen van Agenda 2030 van de Verenigde Naties en de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering ( 1 );

b) 

zorgen voor nauwe samenwerking en coördinatie met andere Europese partnerschappen, onder meer door middel van gezamenlijke oproepen, en streven naar synergieën met relevante activiteiten en programma’s op het niveau van de Unie en op nationaal en regionaal niveau, in het bijzonder met die welke de uitrol van innovatieve oplossingen, onderwijs en regionale ontwikkeling ondersteunen, indien van toepassing;

c) 

in de Unie een geïntegreerde, vraaggerichte, gebruikersgestuurde en hypergeconnecteerde supercomputing- en data-infrastructuur van wereldklasse ontwikkelen, uitrollen, uitbreiden en in stand houden;

d) 

de hypergeconnecteerde supercomputing- en data-infrastructuur federeren en die verbinden met de Europese dataruimten en het Europese cloud-ecosysteem voor de levering van computer- en datadiensten aan een groot aantal publieke en particuliere gebruikers in Europa;

e) 

wetenschappelijke excellentie bevorderen en ondersteuning verlenen aan de toepassing en het systematische gebruik van onderzoeks- en innovatieresultaten die in de Unie worden gegenereerd;

f) 

verdergaan met de ontwikkeling en ondersteuning van een in Europa breed verspreid uiterst concurrerend en innovatief supercomputing- en data-ecosysteem dat bijdraagt aan het wetenschappelijk en digitaal leiderschap van de Unie, en dat in staat is computertechnologieën en -architecturen autonoom te produceren en te integreren in toonaangevende computersystemen, alsook geavanceerde toepassingen die geoptimaliseerd zijn voor die systemen;

g) 

het gebruik van supercomputerdiensten en de ontwikkeling van de belangrijkste vaardigheden die de Europese wetenschap en industrie nodig hebben, uitbreiden.

3.  
De gemeenschappelijke onderneming behartigt de belangen van de Unie bij de aankoop van supercomputers en ondersteunt de ontwikkeling en invoering van HPC-technologieën, -systemen en -toepassingen. Zij maakt een benadering van medeontwerp mogelijk voor de verwerving van supercomputers van wereldklasse en waarborgt tegelijk de beveiliging van de toeleveringsketen van verworven technologieën en systemen. Zij draagt bij tot de strategische autonomie van de Unie, ondersteunt de ontwikkeling van technologieën en toepassingen die de Europese toeleveringsketen van high-performance computing versterken en bevordert de integratie ervan in supercomputingsystemen die voorzien in een groot aantal wetenschappelijke, maatschappelijke, ecologische en industriële behoeften.

Artikel 4

Activiteitenpijlers

1.  

De gemeenschappelijke onderneming geeft uitvoering aan haar in artikel 3 bedoelde opdracht en doet dat overeenkomstig de volgende activiteitenpijlers:

a) 

de pijler Administratie, bestaande uit de algemene activiteiten in verband met de exploitatie en het beheer van de gemeenschappelijke onderneming;

b) 

de pijler Infrastructuur, bestaande uit de activiteiten voor de verwerving, uitrol, upgrade en exploitatie van de beveiligde, hypergeconnecteerde supercomputing-, kwantumcomputing- en data-infrastructuur van wereldklasse, met inbegrip van de bevordering van de toepassing en het systematische gebruik van in de Unie gegenereerde onderzoeks- en innovatieresultaten;

c) 

de pijler Federatie van supercomputingdiensten, bestaande uit alle activiteiten om de onderzoeks- en wetenschapswereld, het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, en de overheidssector in de gehele Unie toegang te verlenen tot gefedereerde beveiligde middelen en diensten voor supercomputing en data, vooral in samenwerking met PRACE en Géant; die activiteiten omvatten:

i) 

ondersteuning van de interconnectie van de middelen op het gebied van high-performance computing, kwantumcomputing en data die geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming of die op vrijwillige basis ter beschikking worden gesteld door de deelnemende staten;

ii) 

ondersteuning van de interconnectie van de data-infrastructuren voor supercomputing en kwantumcomputing met de gemeenschappelijke Europese dataruimten van de Unie en gefedereerde beveiligde cloud- en data-infrastructuren;

iii) 

ondersteuning van de ontwikkeling, verwerving en exploitatie van een platform voor naadloze federatie en beveiligde dienstverlening op het gebied van diensten- en data-infrastructuren voor super- en kwantumcomputing, waarbij één enkel contactpunt wordt opgezet voor alle supercomputing- of datadiensten die door de gemeenschappelijke onderneming worden beheerd, zodat alle gebruikers één aanspreekpunt hebben;

d) 

de pijler Technologie, bestaande uit ambitieuze onderzoeks- en innovatieactiviteiten om in heel Europa een concurrerend en innovatief supercomputing-ecosysteem van wereldklasse te ontwikkelen, gericht op hardware- en softwaretechnologieën, en de integratie daarvan in computersystemen, die de gehele wetenschappelijke en industriële waardeketen bestrijken, teneinde bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie; de nadruk zal ook liggen op energie-efficiënte HPC-technologieën, waarmee wordt bijgedragen tot ecologische duurzaamheid; die activiteiten hebben onder meer betrekking op:

i) 

energiezuinige componenten voor microverwerking, interconnectiecomponenten, systeemarchitectuur en aanverwante technologieën zoals nieuwe algoritmen, softwarecodes, instrumenten en omgevingen;

ii) 

nieuwe computerparadigma’s en de integratie daarvan door middel van medeontwerp in toonaangevende supercomputingsystemen; die technologieën worden gekoppeld aan de ontwikkeling, verwerving en uitrol van hoogwaardige supercomputers, waaronder kwantumcomputers, en infrastructuren;

iii) 

technologieën en systemen voor de interconnectie en exploitatie van klassieke supercomputingsystemen met andere, vaak complementaire computertechnologieën zoals kwantumcomputing of andere opkomende computingtechnologieën, die zorgen voor de doeltreffende werking ervan;

iv) 

nieuwe algoritmen en softwaretechnologieën die aanzienlijk betere prestaties opleveren;

e) 

de pijler Toepassing, bestaande uit activiteiten voor het tot stand brengen en in stand houden van Europese excellentie op het gebied van belangrijke toepassingen en codes voor computing en data ten behoeve van de wetenschap, het bedrijfsleven, waaronder kleine en middelgrote ondernemingen, en de overheidssector; die activiteiten hebben onder meer betrekking op:

i) 

toepassingen, waaronder nieuwe algoritmen en softwareontwikkelingen, voor publieke en particuliere gebruikers waarbij profijt wordt getrokken van de resultaten en capaciteiten van hoogwaardige supercomputers en de convergentie daarvan met geavanceerde digitale technologieën, zoals artificiële intelligentie, high-performance data-analyse en cloudtechnologieën, door middel van medeontwerp, ontwikkeling en optimalisatie van grootschalige en opkomende leidendemarktcodes en -toepassingen op basis van HPC;

ii) 

ondersteuning van onder meer expertisecentra op het gebied van high-performance computing voor toepassingen en grootschalige demonstratiemodellen op basis van high-performance computing en proefopstellingen voor big datatoepassingen en geavanceerde digitale diensten in een breed scala van de wetenschappelijke, de publieke en de industriële sector;

f) 

de pijler Uitbreiding van het gebruik en de vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van capaciteiten en vaardigheden die excellentie op het gebied van supercomputing, kwantumcomputing en datagebruik stimuleren, waarbij wordt gekeken naar synergieën met andere programma’s en instrumenten, en met name het programma Digitaal Europa, waarbij het wetenschappelijke en industriële gebruik van supercomputingmiddelen en datatoepassingen wordt uitgebreid, en waarbij de industriële toegang tot en het industriële gebruik van supercomputer- en data-infrastructuren worden bevorderd voor innovatie die is aangepast aan de industriële behoeften, alsook ervoor zorgen dat Europa beschikt over een goed geïnformeerde toonaangevende wetenschappelijke gemeenschap en geschoolde arbeidskrachten voor wetenschappelijk leiderschap en de digitale transformatie van de industrie en de overheidsdiensten, onder meer door nationale HPC-kenniscentra en expertisecentra op het gebied van high-performance computing te ondersteunen en netwerken te laten vormen;

g) 

de pijler Internationale samenwerking, in overeenstemming met de doelstellingen van het externe beleid en de internationale verbintenissen van de Unie activiteiten definiëren en uitvoeren — en daaraan deelnemen — die relevant zijn voor de bevordering van internationale samenwerking op het gebied van supercomputing om mondiale wetenschappelijke en maatschappelijke kwesties op te lossen en tegelijkertijd het concurrentievermogen van het Europese ecosysteem voor voorziening en gebruik op het gebied van high-performance computing te bevorderen.

2.  
Naast de in lid 1 bedoelde activiteiten kan de gemeenschappelijke onderneming worden belast met de uitvoering van aanvullende taken in geval van cumulatieve, aanvullende of gecombineerde financiering tussen programma’s van de Unie in overeenstemming met het desbetreffende werkprogramma van de Commissie.

Artikel 5

Financiële bijdrage van de Unie

1.  

De financiële bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van EER-kredieten, bedraagt tot 3 081 300 000  EUR, inclusief 92 000 000  EUR voor administratieve kosten, op voorwaarde dat dat bedrag ten minste gelijk is aan de bijdrage van de deelnemende staten, en is als volgt verdeeld:

a) 

tot 900 000 000  EUR uit Horizon Europa;

b) 

tot 1 981 300 000  EUR uit het programma Digitaal Europa;

c) 

tot 200 000 000  EUR uit de Connecting Europe Facility.

2.  
De in lid 1 bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie aan de respectieve programma’s zijn toegewezen.
3.  
Extra middelen van de Unie ter aanvulling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage kunnen aan de gemeenschappelijke onderneming worden toegekend ter ondersteuning van de in artikel 4 bedoelde activiteitenpijlers, met uitzondering van de in artikel 4, lid 1, punt a), bedoelde activiteiten.
4.  
Uit programma’s van de Unie gefinancierde bijdragen die betrekking hebben op aanvullende activiteiten en die overeenkomstig lid 3 aan de gemeenschappelijke onderneming worden toegekend, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de maximale financiële bijdrage van de Unie.
5.  
Extra Uniemiddelen ter aanvulling van de in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdrage kunnen uit de met Horizon Europa, het programma Digitaal Europa of de Connecting Europe Facility geassocieerde derde landen aan de gemeenschappelijke onderneming worden toegewezen overeenkomstig hun respectieve associatieovereenkomsten. Die extra Uniemiddelen laten de in artikel 7, lid 1, bedoelde bijdrage van de deelnemende staten onverlet, tenzij de deelnemende staten anders overeenkomen.
6.  
De in lid 1, punt a), van dit artikel genoemde financiële bijdrage van de Unie wordt gebruikt voor de gemeenschappelijke onderneming om financiële steun te verlenen aan indirecte acties als omschreven in artikel 2, punt 43), van Verordening (EU) 2021/695, overeenkomstig de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming.
7.  
De in lid 1, punt b), genoemde financiële bijdrage van de Unie wordt gebruikt voor capaciteitsopbouw in de hele Unie, bijvoorbeeld voor de verwerving, upgrade en exploitatie van high-performance computers, kwantumcomputers of kwantumsimulatoren, de federatie van HPC-, kwantumcomputing- en data-infrastructuur en de uitbreiding van het gebruik ervan, en de ontwikkeling van gespecialiseerde vaardigheden en opleiding.
8.  
De in lid 1, punt c), genoemde financiële bijdrage van de Unie wordt gebruikt voor de interconnectie van de HPC-middelen en databronnen en de totstandbrenging van een geïntegreerde pan-Europese hypergeconnecteerde HPC- en data-infrastructuur.

Artikel 6

Overige bijdragen van de Unie

Bijdragen afkomstig van programma’s van de Unie die niet in artikel 5, lid 1, worden genoemd en die door de Unie worden medegefinancierd in het kader van een door een van de deelnemende staten die een lidstaat is uitgevoerd programma, worden niet in aanmerking genomen bij de berekening van de in artikel 5 genoemde maximale financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 7

Bijdragen van andere leden dan de Unie

1.  
De deelnemende staten leveren een totale bijdrage die in verhouding staat tot de in artikel 5, lid 1, genoemde bijdrage van de Unie. De deelnemende staten spreken onderling af welke collectieve bijdrage zij leveren en hoe zij die leveren. Dit doet geen afbreuk aan het vermogen van elke deelnemende staat om zijn nationale financiële bijdrage vast te stellen, overeenkomstig artikel 8.
2.  
De particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming leveren bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming ten belope van ten minste 900 000 000  EUR of zorgen ervoor dat hun samenstellende entiteiten en verbonden entiteiten die bijdragen leveren.
3.  
De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdragen bestaan uit bijdragen als bedoeld in artikel 15 van de statuten.
4.  
De in artikel 15, lid 3, punt f), van de statuten bedoelde bijdragen kunnen door elke deelnemende staat worden geleverd aan in die deelnemende staat gevestigde begunstigden. De deelnemende staten kunnen de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aanvullen binnen het toepasselijke maximale vergoedingspercentage dat is vastgesteld in artikel 34 van Verordening (EU) 2021/695, in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/694 en in artikel 14 van Verordening (EU) 2021/1153. Die bijdragen laten de regels inzake staatssteun onverlet.
5.  
De leden van de gemeenschappelijke onderneming, met uitzondering van de Unie, brengen jaarlijks uiterlijk op 31 januari verslag uit aan de raad van bestuur als bepaald in artikel 15 van de statuten, over de hoogte van de bijdragen die zij in elk van de voorgaande begrotingsjaren overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel hebben geleverd.
6.  
►C1  Voor de raming van de in artikel 15, lid 3, punten b) tot en met g), van de statuten ◄ bedoelde bijdragen worden de kosten vastgesteld overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betreffende entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de entiteit is gevestigd en overeenkomstig de van toepassing zijnde internationale boekhoudnormen en internationale normen voor financiële verslaglegging (IFRS). De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor die is aangewezen door de betrokken entiteit, of door de auditinstanties van de deelnemende staten. De waarderingsmethode kan door de gemeenschappelijke onderneming worden geverifieerd indien er onduidelijkheid voortvloeit uit de certificering. Mocht er nog onduidelijkheid zijn, dan kan de gemeenschappelijke onderneming een audit van de waarderingsmethode uitvoeren.
7.  

De Commissie kan de financiële bijdrage van de Unie aan de gemeenschappelijke onderneming beëindigen, evenredig verlagen of schorsen, of de in artikel 23 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure inleiden in de volgende gevallen:

a) 

indien de gemeenschappelijke onderneming niet voldoet aan de voorwaarden voor de bijdrage van de Unie, of

b) 

indien de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten of verbonden entiteiten geen bijdrage leveren, slechts gedeeltelijk bijdragen of de termijnen voor de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijdrage niet in acht nemen, of

c) 

naar aanleiding van de in artikel 24 bedoelde evaluaties.

Het besluit van de Commissie om de financiële bijdrage van de Unie te beëindigen, evenredig te verlagen of te schorsen laat de terugbetaling van in aanmerking komende kosten die door andere leden dan de Unie zijn gemaakt voordat het besluit ter kennis van de gemeenschappelijke onderneming is gebracht, onverlet.

Artikel 8

Beheer van de bijdragen van de deelnemende staten

1.  
Elke deelnemende staat verstrekt een indicatie van het bedrag van hun nationale financiële bijdragen aan indirecte acties dat hij voor de gemeenschappelijke onderneming toezegt. De toezegging wordt jaarlijks aan de gemeenschappelijke onderneming gedaan voordat het werkprogramma wordt aangenomen.

Aanvullend op de criteria van artikel 22 van Verordening (EU) 2021/695, artikel 18 van Verordening (EU) 2021/694 of artikel 11 van Verordening 2021/1153, kunnen in een bijlage bij het werkprogramma criteria betreffende de deelname van nationale juridische entiteiten worden opgenomen.

Elke deelnemende staat vertrouwt de beoordeling van de voorstellen aan de gemeenschappelijke onderneming toe overeenkomstig de regels van Horizon Europa.

De selectie van de voorstellen geschiedt op basis van de ranglijst van de beoordelingscommissie. De raad van bestuur kan in naar behoren gemotiveerde gevallen van de lijst afwijken zoals bepaald in het werkprogramma om de algemene samenhang van de portefeuillebenadering te bewaken.

Elke deelnemende staat heeft op basis van zijn nationale strategische prioriteiten een vetorecht over alle kwesties die betrekking hebben op het gebruik van zijn eigen nationale financiële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor aanvragers die in de betrokken deelnemende staat zijn gevestigd.

2.  
Elke deelnemende staat sluit een of meer administratieve overeenkomsten met de gemeenschappelijke onderneming tot vaststelling van het coördinatiemechanisme voor de betaling van en de verslaglegging over bijdragen aan in die deelnemende staat gevestigde aanvragers. Een dergelijke overeenkomst bevat het betalingsschema, de betalingsvoorwaarden en de verslagleggings- en auditvoorschriften.

Elke deelnemende staat streeft ernaar zijn betalingsschema, verslaglegging en audits te synchroniseren met die van de gemeenschappelijke onderneming en zijn kostensubsidiabiliteitsregels af te stemmen op de regels van Horizon Europa.

3.  
In de in lid 2 bedoelde overeenkomst kan een deelnemende staat bepalen dat hij de betaling van zijn bijdrage aan de begunstigden toevertrouwt aan de gemeenschappelijke onderneming. Na de selectie van de voorstellen legt de deelnemende staat het voor de betalingen benodigde bedrag vast. De auditinstanties van de deelnemende staat kunnen een audit uitvoeren van de nationale bijdrage van hun eigen staat.

Artikel 9

Gastentiteit

1.  
De EuroHPC-supercomputers worden geplaatst in een deelnemende staat die een lidstaat is. Een deelnemende staat waar reeds een hoogwaardige of midrange-EuroHPC-supercomputer is ondergebracht, komt gedurende minstens vijf jaar na de selectiedatum van een vorige oproep tot het indienen van blijken van belangstelling niet in aanmerking om deel nemen aan een nieuwe oproep tot het indienen van blijken van belangstelling met betrekking tot de volgende generatie van die supercomputers. Indien het de verwerving van een kwantumcomputer of kwantumsimulator betreft, of de upgrade van een EuroHPC-supercomputer met kwantumversnellers, wordt die termijn verkort tot twee jaar.
2.  
Voor de in de artikelen 11, 12 en 14 bedoelde EuroHPC-supercomputers kan de gastentiteit een deelnemende staat vertegenwoordigen die een lidstaat of een gastconsortium is. De gastentiteit en de bevoegde autoriteiten van de staat/staten die deelneemt/deelnemen in een gastconsortium sluiten daartoe een overeenkomst.
3.  
De gemeenschappelijke onderneming vertrouwt de exploitatie van elke afzonderlijke EuroHPC-supercomputer die volledig eigendom is van de gemeenschappelijke onderneming of die mede-eigendom is overeenkomstig de artikelen 11, 12 en 14, toe aan een gastentiteit.
4.  
Gastentiteiten als bedoeld in lid 2 van dit artikel worden geselecteerd overeenkomstig lid 5 van dit artikel en de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.
5.  

Na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling worden de gastentiteit als bedoeld in lid 2 van dit artikel en desbetreffende deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of het desbetreffende gastconsortium door de raad van bestuur geselecteerd via een eerlijk en transparant proces op basis van onder meer de volgende criteria:

a) 

overeenstemming met de algemene systeemspecificaties die in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling zijn gedefinieerd;

b) 

de totale kosten van de eigendom van de EuroHPC-supercomputer, met inbegrip van een nauwkeurige raming en een methode voor de verificatie van de exploitatiekosten van die supercomputer gedurende de levensduur ervan;

c) 

de ervaring waarover de gastentiteit beschikt met betrekking tot het installeren en exploiteren van soortgelijke systemen;

d) 

de kwaliteit van de fysieke en IT-infrastructuur van de gastfaciliteit, alsmede de beveiliging daarvan en de connectiviteit met de rest van de Unie;

e) 

de kwaliteit van de dienstverlening aan de gebruikers, in het bijzonder de capaciteit te voldoen aan de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau die deel uitmaakt van de documenten van de selectieprocedure;

f) 

verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat de lidstaat waar de gastentiteit is gevestigd of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten van het gastconsortium zich ertoe verbinden de totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputer die niet onder de in artikel 5 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 6 bedoelde andere bijdragen van de Unie vallen, te dragen totdat de eigendom ervan door de gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen aan die gastentiteit of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld indien de eigendom niet wordt overgedragen.

6.  

Met het oog op de verwerving en de exploitatie van de in artikel 13 bedoelde industriële EuroHPC-supercomputers of partities van EuroHPC-supercomputers sluit de gastentiteit een overeenkomst met een consortium van particuliere partners;

Het onderbrengen van een industriële EuroHPC-supercomputer voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) 

overeenkomstig artikel 13 vertrouwt de gemeenschappelijke onderneming de exploitatie van elke afzonderlijke industriële EuroHPC-supercomputer waarvan zij mede-eigenaar is, toe aan een gastentiteit;

b) 

gastentiteiten worden geselecteerd overeenkomstig lid 5 van dit artikel en de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming;

c) 

na een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling worden de gastentiteit en haar geassocieerde consortium van particuliere partners door de raad van bestuur geselecteerd volgens een eerlijk en transparant proces dat onder meer gebaseerd is op het volgende:

i) 

de criteria van lid 5, punten a) tot en met e), van dit artikel, en

ii) 

de verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat het consortium van particuliere partners zich ertoe verbindt het deel van de totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputer dat niet onder de in artikel 5 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 6 bedoelde andere bijdragen van de Unie valt, te dragen.

7.  
De geselecteerde gastentiteit kan, met voorafgaande toestemming van de Commissie, andere deelnemende staten of een consortium van particuliere partners uitnodigen om zich bij het gastconsortium aan te sluiten. De financiële bijdrage of bijdrage in natura of enige andere verbintenis van de toetredende deelnemende staten of particuliere leden heeft geen invloed op de financiële bijdrage van de Unie en de overeenkomstige eigendomsrechten en het percentage toegangstijd dat aan de Unie is toegewezen met betrekking tot die EuroHPC-supercomputer als omschreven in de artikelen 11, 12, 13 en 14.

Artikel 10

Onderbrengingsovereenkomst

1.  
De gemeenschappelijke onderneming sluit een onderbrengingsovereenkomst met elke geselecteerde gastentiteit voordat de procedure voor de verwerving van een EuroHPC-supercomputer van start gaat.
2.  

In de onderbrengingsovereenkomst worden met name de volgende elementen met betrekking tot de EuroHPC-supercomputers vastgesteld:

a) 

de tijdens de procedure betreffende de verwerving van de supercomputer geldende rechten en plichten, met inbegrip van de opleveringstests van de supercomputer;

b) 

de aansprakelijkheidsvoorwaarden voor de exploitatie van de supercomputer;

c) 

de kwaliteit van de dienstverlening die aan de gebruikers wordt aangeboden bij de exploitatie van de supercomputer, zoals vastgesteld in de overeenkomst inzake het dienstverleningsniveau;

d) 

de plannen inzake de energie-efficiëntie en ecologische duurzaamheid van de supercomputer;

e) 

de toegangsvoorwaarden voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de supercomputer, zoals door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 17 vastgesteld;

f) 

de rapportageregels met betrekking tot de toegangstijden;

g) 

het aandeel van de totale kosten van eigendom dat als gevolg van een regeling van de gastentiteit zal worden gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium;

h) 

de voorwaarden voor de in artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 7, artikel 13, lid 6, en artikel 14, lid 6, bedoelde overdracht van eigendom, in geval van EuroHPC-supercomputers met inbegrip van bepalingen voor de berekening van hun restwaarde en voor de buitengebruikstelling ervan;

i) 

de verplichting van de gastentiteit om toegang tot de EuroHPC-supercomputers te verlenen, waarbij zij zorgt voor de beveiliging van de supercomputers alsmede de bescherming van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679, de bescherming van de privacy en elektronische communicatie overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG, de bescherming van bedrijfsgeheimen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2016/943 en de bescherming van de vertrouwelijkheid van andere gegevens die onder de geheimhoudingsplicht vallen;

j) 

de verplichting van de gastentiteit om een gecertificeerde auditprocedure in te stellen met betrekking tot de exploitatiekosten van de EuroHPC-supercomputer en de toegangstijden van de gebruikers;

k) 

de verplichting van de gastentiteit om uiterlijk op 31 januari van elk jaar aan de raad van bestuur een auditverslag en gegevens over het gebruik van de toegangstijd in het voorgaande begrotingsjaar te verstrekken;

l) 

de specifieke voorwaarden die gelden wanneer de gastentiteit een EuroHPC-supercomputer voor industrieel gebruik exploiteert.

3.  
Op de onderbrengingsovereenkomst is het recht van de Unie van toepassing, aangevuld door het recht van de lidstaat waar de gastentiteit is gevestigd voor aangelegenheden die niet onder deze verordening of andere rechtshandelingen van de Unie vallen.
4.  
De onderbrengingsovereenkomst bevat een arbitragebeding in de zin van artikel 272 VWEU, waarbij aan het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegdheid wordt verleend voor alle aangelegenheden die onder de onderbrengingsovereenkomst vallen.
5.  
Nadat de onderbrengingsovereenkomst is gesloten, en onverminderd lid 2 van dit artikel, leidt de gemeenschappelijke onderneming, ondersteund door de geselecteerde gastentiteit, de procedures in voor de verwerving van de EuroHPC-supercomputer in overeenstemming met de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.
6.  
Voor midrange-supercomputers geldt dat, nadat de onderbrengingsovereenkomst is gesloten, de gemeenschappelijke onderneming of de gastentiteit namens beide overeenkomstsluitende partijen de procedures inleidt voor de verwerving van de EuroHPC-supercomputer in overeenstemming met de in artikel 19 bedoelde financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 11

Verwerving en eigendom van de hoogwaardige supercomputers

1.  
De gemeenschappelijke onderneming verwerft de hoogwaardige supercomputers en is er eigenaar van.
2.  
De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 50 % van de verwervingskosten plus tot 50 % van de exploitatiekosten van de hoogwaardige supercomputers.

Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de hoogwaardige supercomputers wordt gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium, eventueel aangevuld met de in artikel 6 bedoelde bijdragen.

3.  
De keuze van de leverancier van de hoogwaardige supercomputer geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.
4.  
De gemeenschappelijke onderneming kan optreden als eerste gebruiker en hoogwaardige supercomputers verwerven waarin vraaggerichte, gebruikersgestuurde en concurrerende technologieën zijn geïntegreerd die hoofdzakelijk in de Unie zijn ontwikkeld.
5.  
De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de hoogwaardige supercomputers aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.
6.  
Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vijf jaar na de geslaagde opleveringstest door de gemeenschappelijke onderneming van de in een gastentiteit geïnstalleerde hoogwaardige supercomputers besluiten de eigendom van de hoogwaardige supercomputer aan de respectieve gastentiteit over te dragen, de hoogwaardige supercomputer aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. In geval van overdracht van eigendom van een hoogwaardige supercomputer vergoedt de gastentiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. Indien de eigendom niet wordt overgedragen aan de gastentiteit maar er tot buitengebruikstelling is besloten, worden de daaraan verbonden kosten gelijkelijk verdeeld tussen de gemeenschappelijke onderneming en de gastentiteit. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een hoogwaardige supercomputer of na de verkoop of de buitengebruikstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 12

Verwerving en eigendom van kwantumcomputers en kwantumsimulatoren

1.  
De gemeenschappelijke onderneming verwerft kwantumcomputers en kwantumsimulatoren, variërend van proefprojecten en experimentele systemen tot prototypen en operationele systemen als op zichzelf staande machines of in hybride opstelling met hoogwaardige of midrange-HPC-machines en toegankelijk via de cloud, en is er eigenaar van.
2.  
De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 50 % van de verwervingskosten plus tot 50 % van de exploitatiekosten van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren.

Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren wordt gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium, eventueel aangevuld met de in artikel 6 bedoelde bijdragen.

3.  
De keuze van de leverancier van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.
4.  
De gemeenschappelijke onderneming kan optreden als eerste gebruiker en kwantumcomputers en kwantumsimulatoren verwerven waarin technologieën zijn geïntegreerd die hoofdzakelijk in de Unie zijn ontwikkeld.
5.  
De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de kwantumcomputers en kwantumsimulatoren aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.
6.  
De kwantumcomputers en kwantumsimulatoren worden geplaatst in een gastentiteit van een EuroHPC-supercomputer of een supercomputingcentrum in de Unie.
7.  
Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vier jaar na de geslaagde opleveringstest van de in een gastentiteit geïnstalleerde kwantumcomputer of kwantumsimulator besluiten de eigendom van de kwantumcomputer of kwantumsimulator aan die gastentiteit over te dragen, de kwantumcomputer of kwantumsimulator aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. In geval van overdracht van eigendom van een kwantumcomputer of kwantumsimulator vergoedt de gastentiteit de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. Indien de eigendom niet wordt overgedragen aan de gastentiteit maar er tot buitengebruikstelling is besloten, worden de daaraan verbonden kosten gelijkelijk verdeeld tussen de gemeenschappelijke onderneming en de gastentiteit. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een kwantumcomputer of kwantumsimulator of na de verkoop of de buitengebruikstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 13

Verwerving en eigendom van industriële EuroHPC-supercomputers

1.  
De gemeenschappelijke onderneming verwerft samen met een consortium van particuliere partners ten minste midrange-supercomputers of partities van EuroHPC-supercomputers die hoofdzakelijk bestemd zijn voor gebruik door de industrie, en is er eigenaar van, of mede-eigenaar samen met een consortium van particuliere partners.
2.  
De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 35 % van de verwervingskosten van de EuroHPC-supercomputers of van de partities ervan. De resterende totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputers of van de partities van de EuroHPC-supercomputers worden gedragen door het consortium van particuliere partners.
3.  
De keuze van de leverancier van een industriële EuroHPC-supercomputer geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.
4.  
De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de industriële EuroHPC-supercomputers aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.
5.  
De EuroHPC-supercomputers of de partities van EuroHPC-supercomputers voor industrieel gebruik worden ondergebracht in een gastentiteit van een EuroHPC-supercomputer.
6.  
Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, kan de raad van bestuur ten vroegste vier jaar na de geslaagde opleveringstest door de gemeenschappelijke onderneming van de in een gastentiteit geïnstalleerde EuroHPC-supercomputers besluiten, in samenspraak met het consortium van particuliere partners, de eigendom van de EuroHPC-supercomputer aan het consortium van particuliere partners over te dragen, de EuroHPC-supercomputer aan een andere entiteit te verkopen of die buiten gebruik te stellen. In geval van overdracht van eigendom van een EuroHPC-supercomputer vergoedt het consortium van particuliere partners de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen EuroHPC-supercomputer. Indien er geen overdracht van eigendom aan het consortium van particuliere partners plaatsvindt, maar er een besluit tot buitengebruikstelling wordt genomen, worden de desbetreffende kosten gedragen door het consortium van particuliere partners. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een EuroHPC-supercomputer of na de verkoop of de buitengebruikstelling ervan worden gemaakt.

Artikel 14

Verwerving en eigendom van de midrange-supercomputers

1.  
De gemeenschappelijke onderneming verwerft samen met de aanbestedende diensten van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of met de aanbestedende diensten van de deelnemende staten in het gastconsortium, de midrange-supercomputers en is er mede-eigenaar van.
2.  
De in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dekt tot 35 % van de verwervingskosten plus tot 35 % van de exploitatiekosten van de midrange-supercomputers. Het resterende deel van de totale kosten van eigendom van de midrange-supercomputers wordt gedragen door de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of door de deelnemende staten in het gastconsortium, eventueel aangevuld met de in artikel 6 bedoelde bijdragen.
3.  
De keuze van de leverancier van een midrange-supercomputer geschiedt op basis van een bestek dat rekening houdt met de gebruikerseisen en de algemene systeemspecificaties die de geselecteerde gastentiteit in haar aanmelding voor de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling heeft opgegeven. Bij de keuze wordt tevens rekening gehouden met de beveiliging van de toeleveringsketen.
4.  
De gemeenschappelijke onderneming kan optreden als eerste gebruiker en midrange-supercomputers verwerven waarin vraaggerichte, gebruikersgestuurde en concurrerende technologieën zijn geïntegreerd die hoofdzakelijk in de Unie zijn ontwikkeld.
5.  
De raad van bestuur kan, om naar behoren gemotiveerde veiligheidsredenen, in het werkprogramma besluiten de deelname van leveranciers aan de verwerving van de midrange-supercomputers aan vereisten te onderwerpen overeenkomstig artikel 12, lid 6, van Verordening (EU) 2021/694 of om de deelname van leveranciers te beperken om veiligheidsredenen of voor acties die rechtstreeks verband houden met de strategische autonomie van de Unie, overeenkomstig artikel 18, lid 4, van die verordening.
6.  
Onverminderd de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming als vermeld in artikel 23, lid 4, van de statuten, wordt het deel van de eigendom van de supercomputer waarvan de gemeenschappelijke onderneming eigenaar is aan de gastentiteit overgedragen nadat de supercomputer volledig is afgeschreven. De gastentiteit vergoedt de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputer. De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van de midrange-supercomputer worden gemaakt.

Artikel 15

Upgraden van supercomputers

1.  
De gemeenschappelijke onderneming kan een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling uitschrijven voor het upgraden van de EuroHPC-supercomputers waarvan ze eigenaar of mede-eigenaar is. De maximale EU-bijdrage aan dergelijke upgrades mag voor de periode 2021-2027 niet meer bedragen dan 150 miljoen EUR.
2.  
Gastentiteiten kunnen ten vroegste één jaar en uiterlijk drie jaar na de datum van selectie van de gastentiteit van de EuroHPC-supercomputer reageren op die oproep tot het indienen van blijken van belangstelling. Een EuroHPC-supercomputer kan slechts eenmaal geüpgraded worden.
3.  

De gastentiteit wordt door de raad van bestuur geselecteerd middels een eerlijke en transparante procedure op basis van onder meer de volgende criteria:

a) 

rechtvaardiging van de upgrade;

b) 

compatibiliteit met de oorspronkelijke EuroHPC-supercomputer;

c) 

grotere exploitatiecapaciteit van de EuroHPC-supercomputer;

d) 

verstrekking van een passend bewijsstuk waaruit blijkt dat de lidstaat waar de gastentiteit is gevestigd of de bevoegde autoriteiten van de deelnemende staten van het gastconsortium zich ertoe verbinden de upgradekosten van de EuroHPC-supercomputer die niet onder de in artikel 5 bedoelde bijdrage van de Unie of in artikel 6 bedoelde andere bijdragen van de Unie vallen, te dragen totdat de eigendom ervan door de gemeenschappelijke onderneming wordt overgedragen aan die gastentiteit of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld indien de eigendom niet wordt overgedragen.

4.  
De gemeenschappelijke onderneming verwerft samen met de aanbestedende diensten van de deelnemende staat waar de geselecteerde gastentiteit is gevestigd of met de aanbestedende diensten van de deelnemende staten in het geselecteerde gastconsortium, de upgrade van de supercomputer en is er eigenaar van onder dezelfde eigendomsvoorwaarden als van de oorspronkelijke EuroHPC-supercomputer.
5.  
De financiële bijdrage van de Unie voor de upgrade dekt tot 35 % van de verwervingskosten van de upgrade, afgeschreven over de verwachte resterende levensduur van de oorspronkelijke supercomputer, plus tot 35 % van de extra exploitatiekosten. De totale upgradekosten bedragen niet meer dan 30 % van de totale verwervingskosten van de oorspronkelijke EuroHPC-supercomputer.
6.  
Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot de geüpgradede EuroHPC-supercomputer blijft gedurende de hele levensduur van de machine ongewijzigd. Indien de upgrade een verhoging van de capaciteit met zich meebrengt, moet de extra toegangstijd rechtstreeks evenredig zijn met de financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 16

Gebruik van EuroHPC-supercomputers

1.  
Onverminderd artikel 17, lid 9, staat het gebruik van EuroHPC-supercomputers open voor gebruikers uit de openbare en de particuliere sector en is het in de eerste plaats gericht op civiele toepassingen. Met uitzondering van de industriële EuroHPC-supercomputers is het gebruik ervan hoofdzakelijk bedoeld voor onderzoeks- en innovatiedoeleinden in het kader van overheidsfinancieringsprogramma’s, voor overheidstoepassingen en voor particuliere innovatieactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, waar passend.
2.  
De raad van bestuur stelt de algemene toegangsvoorwaarden voor het gebruik van de EuroHPC- supercomputers overeenkomstig artikel 17 vast en kan specifieke toegangsvoorwaarden vaststellen voor verschillende soorten gebruikers of toepassingen. De beveiliging en de kwaliteit van de dienstverlening zijn dezelfde voor alle gebruikers binnen elke gebruikerscategorie, met uitzondering van de industriële EuroHPC-supercomputers, waarvan de beveiliging en de kwaliteit van de dienst moeten voldoen aan industriële eisen, overeenkomstig artikel 13, lid 1.
3.  
Gebruikers die in een lidstaat of in een met Horizon 2020 geassocieerd derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, krijgen toegang tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de supercomputers die zijn verworven door de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC die is opgericht bij Verordening (EU) 2018/1488.
4.  
Gebruikers die in een lidstaat of in een met Digitaal Europa of Horizon Europa geassocieerd derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, krijgen toegang tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot EuroHPC-supercomputers die na 2020 zijn verworven.
5.  
In naar behoren gemotiveerde gevallen besluit de raad van bestuur, rekening houdend met de belangen van de Unie, om entiteiten die in een derde land verblijven, daar zijn gevestigd of zich daar bevinden, en internationale organisaties toegangstijd tot EuroHPC-supercomputers te verlenen.

Artikel 17

Toewijzing van toegangstijd van de Unie tot de EuroHPC-supercomputers

1.  
Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke hoogwaardige en kwantum-EuroHPC-supercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de totale kosten van eigendom van de EuroHPC-supercomputer en bedraagt dus maximaal 50 % van de totale toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputer.
2.  
Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke midrange-EuroHPC-supercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de verwervings- en exploitatiekosten van de supercomputer en bedraagt maximaal 35 % van de totale toegangstijd tot de supercomputer.
3.  
Het aandeel van de toegangstijd van de Unie tot elke industriële EuroHPC-supercomputer is rechtstreeks evenredig aan de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie aan de verwervingskosten van de supercomputer en bedraagt maximaal 35 % van de totale toegangstijd tot de supercomputer.
4.  
Deelnemende staten waar een gastentiteit is gevestigd of deelnemende staten van een gastconsortium krijgen de resterende toegangstijd tot elke EuroHPC-supercomputer toegewezen. In geval van een gastconsortium spreken de deelnemende staten onderling af hoe de toegangstijd tot de supercomputer wordt verdeeld.
5.  
De raad van bestuur stelt de toegangsrechten vast voor het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers.
6.  
Het gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers is kosteloos voor de in artikel 16, lid 4, bedoelde gebruikers uit de openbare sector. Het is ook gratis voor toepassingen van industriële gebruikers in het kader van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die uit de programma’s Horizon Europa of Digitaal Europa worden gefinancierd, alsook voor toepassingen waaraan in het kader van de programma’s Horizon Europa of Digitaal Europa een excellentiekeur is toegekend, en voor particuliere innovatieactiviteiten van kleine en middelgrote ondernemingen, waar passend. Als leidend beginsel wordt de toewijzing van toegangstijd voor dergelijke activiteiten gebaseerd op een eerlijk en transparant proces van collegiale toetsing dat door de raad van bestuur wordt vastgesteld na permanente oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling die door de gemeenschappelijke onderneming worden uitgeschreven.
7.  
Met uitzondering van gebruikers van kleine en middelgrote ondernemingen die particuliere innovatieactiviteiten ontplooien, hanteren andere gebruikers een open wetenschappelijke benadering voor de verspreiding van kennis die is verworven via toegang tot de supercomputers van de gemeenschappelijke onderneming, in overeenstemming met artikel 14 van Verordening (EU) 2021/695. De raad van bestuur stelt de toepasselijke regels inzake open wetenschap nader vast.
8.  
De raad van bestuur stelt specifieke regels vast voor toegangsvoorwaarden die afwijken van de in lid 6 bedoelde leidende beginselen. Die betreffen de toewijzing van toegangstijd voor projecten en activiteiten die als strategisch voor de Unie worden beschouwd.
9.  
Op verzoek van de Unie verleent de uitvoerend directeur rechtstreekse toegang tot de EuroHPC-supercomputers voor initiatieven die de Unie essentieel acht voor het verlenen van gezondheidsgerelateerde, klimaatgerelateerde of andere cruciale noodhulpdiensten van algemeen belang, en in nood- en crisissituaties of in gevallen die de Unie essentieel acht voor haar veiligheid en defensie. De modaliteiten en voorwaarden voor het verlenen van die toegang worden bepaald in de door de raad van bestuur vastgestelde toegangsvoorwaarden.
10.  
De raad van bestuur stelt de voorwaarden vast die van toepassing zijn op industrieel gebruik teneinde toegang te verschaffen tot het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot beveiligde HPC-middelen en databronnen voor andere toepassingen dan die welke in lid 6 zijn gespecificeerd.
11.  

De raad van bestuur controleert op gezette tijden het aandeel van de Unie in de toegangstijd per deelnemende staat en per gebruikerscategorie, ook voor commerciële doeleinden. De raad van bestuur kan onder meer besluiten:

a) 

de toegangstijden per activiteiten- of gebruikerscategorie opnieuw aan te passen met het oog op een optimale benutting van de capaciteiten van de EuroHPC-supercomputers;

b) 

voorstellen te doen voor aanvullende steunmaatregelen om gebruikers billijke toegangsmogelijkheden te bieden, met de bedoeling hun vaardigheden en deskundigheid op het gebied van HPC-systemen te versterken.

Artikel 18

Toegangstijd van de Unie tot EuroHPC-supercomputers voor commerciële doeleinden

1.  
Voor alle industriële gebruikers voor commerciële doeleinden gelden specifieke voorwaarden wat betreft het aandeel van de Unie in de toegangstijd. Die dienst voor commercieel gebruik is een dienst met betaling op basis van gebruik, tegen marktprijzen. Het niveau van de vergoeding wordt vastgesteld door de raad van bestuur.
2.  
De vergoedingen in het kader van het commerciële gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd zijn inkomsten voor de begroting van de gemeenschappelijke onderneming en worden gebruikt voor de financiering van de exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming.
3.  
De aan commerciële diensten toegewezen toegangstijd bedraagt niet meer dan 20 % van de totale toegangstijd van de Unie voor elke EuroHPC-supercomputer. De raad van bestuur beslist over de toewijzing van de toegangstijd van de Unie voor de gebruikers van commerciële diensten, rekening houdend met de resultaten van de controle bedoeld in artikel 17, lid 11.
4.  
De kwaliteit van commerciële diensten is gelijk voor alle gebruikers.

Artikel 19

Financiële regels

1.  
De gemeenschappelijke onderneming stelt haar specifieke financiële regels vast overeenkomstig artikel 71 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046.
2.  
De financiële regels worden bekendgemaakt op de website van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 20

Personeel

1.  
Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (“het Statuut”) en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie (“de Regeling”), vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad ( 2 ), en de door de instellingen van de Europese Unie gezamenlijk vastgestelde regelingen ter uitvoering van het Statuut en de Regeling, zijn van toepassing op het personeel van de gemeenschappelijke onderneming.
2.  
De raad van bestuur oefent, ten aanzien van het personeel van de gemeenschappelijke onderneming, de bevoegdheden uit die bij het Statuut worden verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag alsmede de bevoegdheden die bij de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden worden verleend aan het tot het aangaan van arbeidsovereenkomsten bevoegde gezag (“de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”).
3.  
Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut stelt de raad van bestuur, op grond van artikel 2, lid 1, van het Statuut en van artikel 6 van de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit vast om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur kan die bevoegdheden op zijn beurt delegeren.
4.  
Indien uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur besluiten om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en elke daaropvolgende door hem verleende subdelegatie van die bevoegdheden tijdelijk te schorsen. In dergelijke gevallen oefent de raad van bestuur de bevoegdheden tot aanstelling zelf uit of worden die gedelegeerd aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de gemeenschappelijke onderneming dan de uitvoerend directeur.
5.  
De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende bepalingen vast voor de tenuitvoerlegging van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.
6.  
De personele middelen worden vastgesteld in de personeelsformatie van de gemeenschappelijke onderneming, waarin overeenkomstig de jaarlijkse begroting het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, en het aantal arbeidscontractanten, uitgedrukt in voltijdequivalenten, is aangegeven.
7.  
Het personeel van de gemeenschappelijke onderneming bestaat uit tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten.
8.  
Alle personeelskosten komen ten laste van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 21

Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs

1.  
De gemeenschappelijke onderneming kan gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs inzetten die niet in dienst zijn van de gemeenschappelijke onderneming. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdequivalenten, wordt toegevoegd aan de in artikel 20, lid 6, bedoelde informatie over personele middelen, overeenkomstig de jaarlijkse begroting.
2.  
De raad van bestuur stelt een besluit vast betreffende de regels voor detachering van nationale deskundigen bij de gemeenschappelijke onderneming en de inzet van stagiairs.

Artikel 22

Voorrechten en immuniteiten

Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, gehecht aan het VEU en het VWEU, is van toepassing op de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel.

Artikel 23

Aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming

1.  
De contractuele aansprakelijkheid van de gemeenschappelijke onderneming wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie van toepassing is.
2.  
In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt.
3.  
Elke betaling door de gemeenschappelijke onderneming in verband met de aansprakelijkheid als bedoeld in de leden 1 en 2 en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de gemeenschappelijke onderneming en worden door haar middelen gedekt.
4.  
De gemeenschappelijke onderneming is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.
5.  
De gemeenschappelijke onderneming is niet aansprakelijk voor schade die voortvloeit uit de acties van de gastentiteit met betrekking tot de exploitatie door de gastentiteit van de supercomputers die eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC.

Artikel 24

Toezicht en evaluatie

1.  
Er wordt voortdurend toezicht gehouden op de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en die worden regelmatig getoetst overeenkomstig haar financiële regels, om te zorgen voor een zo groot mogelijke impact en excellentie en voor een zo doeltreffend en efficiënt mogelijk gebruik van de middelen. De resultaten van het toezicht en de periodieke toetsingen worden meegenomen in het toezicht op Europese partnerschappen en de evaluaties van de gemeenschappelijke onderneming als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa, als bedoeld in de artikelen 50 en 52 van Verordening (EU) 2021/695.
2.  
De gemeenschappelijke onderneming organiseert het doorlopend toezicht op haar uitvoerende en beheeractiviteiten en periodieke toetsingen van de outputs, resultaten en effecten van de overeenkomstig artikel 50 van en bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695 uitgevoerde projecten.
3.  
Evaluaties van de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen worden tijdig uitgevoerd zodat zij kunnen worden meegenomen in de tussentijdse evaluatie en eindevaluatie van Horizon Europa en in de besluitvorming over het programma, zoals bepaald in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.
4.  
De Commissie verricht een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa, als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695. De tussentijdse evaluatie wordt met de hulp van onafhankelijke deskundigen en volgens een transparante procedure uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering van Horizon Europa beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van Horizon Europa is begonnen. Bij de evaluaties wordt nagegaan hoe de gemeenschappelijke onderneming haar opdracht vervult overeenkomstig haar economische, technologische, wetenschappelijke, maatschappelijke en beleidsdoelstellingen, en haar klimaatgerelateerde doelstellingen, en worden de doeltreffendheid, efficiëntie, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de Unie van haar activiteiten in het kader van Horizon Europa geëvalueerd, en wordt er gekeken naar haar synergieën en complementariteit met relevante Europese, nationale en, indien relevant, regionale initiatieven, inclusief synergieën met andere onderdelen van Horizon Europa, zoals taken, clusters of thematische of specifieke programma’s. De evaluaties houden rekening met de standpunten van de belanghebbenden, zowel op Europees als op nationaal niveau, en omvatten indien relevant ook een beoordeling van de wetenschappelijke, maatschappelijke, economische en beleidsrelevante langetermijneffecten van de gemeenschappelijke onderneming. Zij omvatten tevens een beoordeling van de meest doeltreffende beleidsinterventiemethode voor toekomstige acties, alsook van de relevantie en samenhang van een eventuele verlenging van de gemeenschappelijke onderneming in het totale landschap van Europese partnerschappen en de beleidsprioriteiten ervan.
5.  
Op basis van de conclusies van de in lid 4 van dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 7, lid 7, of andere passende maatregelen treffen.
6.  
De Commissie kan, met de hulp van externe onafhankelijke deskundigen die op basis van een transparant proces zijn geselecteerd, thema’s of onderwerpen van strategisch belang nader evalueren om de door de gemeenschappelijke onderneming geboekte vooruitgang in de richting van haar doelstellingen te onderzoeken, de factoren die bijdragen aan de uitvoering van de activiteiten in kaart te brengen, en beste praktijken vast te stellen. Door die nadere evaluaties uit te voeren, houdt de Commissie ten volle rekening met de administratieve gevolgen voor de gemeenschappelijke onderneming.
7.  
De gemeenschappelijke onderneming verricht periodieke toetsingen van haar activiteiten waarvan de resultaten worden verwerkt in de tussentijdse evaluatie en de eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.
8.  
De resultaten van periodieke toetsingen en evaluaties zullen gebruikt worden voor de ontbinding of eventuele verlenging van de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig bijlage III bij Verordening (EU) 2021/695. Binnen zes maanden na de ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, maar niet later dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 23 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de gemeenschappelijke onderneming. De resultaten van die eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.
9.  
De Commissie maakt de resultaten van de evaluaties van de gemeenschappelijke onderneming, waaronder de conclusies uit de evaluatie en de opmerkingen van de Commissie, openbaar en deelt ze mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s als onderdeel van de evaluaties van Horizon Europa als bedoeld in artikel 52 van Verordening (EU) 2021/695.

Artikel 25

Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijk recht

1.  

Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen:

a) 

op grond van alle arbitragebedingen in door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten of contracten of in haar besluiten;

b) 

in geschillen over vergoeding van schade die door personeelsleden van de gemeenschappelijke onderneming wordt veroorzaakt bij de uitoefening van hun taken;

c) 

in elk geschil tussen de gemeenschappelijke onderneming en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het Statuut of de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie.

2.  
In alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of bij andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van de lidstaat waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming zich bevindt, van toepassing.

Artikel 26

Klachten bij de Europese Ombudsman

Tegen besluiten van de gemeenschappelijke onderneming ter uitvoering van deze verordening kan een klacht bij de Europese Ombudsman worden ingediend overeenkomstig artikel 228 VWEU.

Artikel 27

Ex-postaudits

1.  
Ex-postaudits van uitgaven voor uit de begroting van Horizon Europa gefinancierde acties worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 53 van Verordening (EU) 2021/695 als onderdeel van de indirecte acties van Horizon Europa, met name in overeenstemming met de in artikel 53, lid 2, van die verordening bedoelde auditstrategie.
2.  
Ex-postaudits van uitgaven voor uit de begroting van het programma Digitaal Europa gefinancierde activiteiten worden door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerd overeenkomstig artikel 27 van Verordening (EU) 2021/694.
3.  
Ex-postaudits van uitgaven voor uit de begroting van de Connecting Europe Facility gefinancierde activiteiten worden door de gemeenschappelijke onderneming uitgevoerd overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) 2021/1153 als onderdeel van de acties van de Connecting Europe Facility.

Artikel 28

Bescherming van de financiële belangen van de leden

1.  
De gemeenschappelijke onderneming verleent de personeelsleden van de Commissie en andere door de betrokken gemeenschappelijke onderneming of door de Commissie gemachtigde personen, alsmede de Europese Rekenkamer of, voor de in artikel 8, lid 3, bedoelde audit, de auditinstanties van de deelnemende staten, toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die nodig is voor het uitvoeren van hun audits.
2.  
OLAF en het EOM kunnen overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad ( 3 ) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) onderzoeken uitvoeren, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst, een besluit of een contract dat overeenkomstig deze verordening wordt gefinancierd.
3.  
Onverminderd de leden 1 en 2 van dit artikel bevatten de overeenkomsten, besluiten en contracten die voortvloeien uit de toepassing van deze verordening, bepalingen die de Commissie, de betrokken gemeenschappelijke onderneming, de Europese Rekenkamer, het EOM en OLAF en, met het oog op de in artikel 8, lid 3, bedoelde audit, de auditinstanties van de deelnemende staten, uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits, controles en inspecties ter plaatse binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten.
4.  
De gemeenschappelijke onderneming zorgt ervoor, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.
5.  
De gemeenschappelijke onderneming treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) ( 5 ). De gemeenschappelijke onderneming neemt de nodige maatregelen om interne onderzoeken door OLAF te vergemakkelijken.

Artikel 29

Vertrouwelijkheid

De gemeenschappelijke onderneming beschermt gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming zou kunnen schaden.

Artikel 30

Transparantie

Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) is van toepassing op de documenten in bezit van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 31

Verwerking van persoonsgegevens

Wanneer voor de toepassing van deze verordening de verwerking van persoonsgegevens is vereist, worden die verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ).

Artikel 32

Toegang tot resultaten en informatie over voorstellen

1.  
De gemeenschappelijke onderneming verleent de instellingen, organen en instanties van de Unie, evenals de autoriteiten van de deelnemende staten, toegang tot alle informatie met betrekking tot de indirecte acties die zij financiert. Die informatie omvat de resultaten die zijn behaald door de begunstigden die deelnemen aan indirecte acties van de gemeenschappelijke onderneming of alle andere informatie die nodig wordt geacht voor de ontwikkeling, uitvoering, controle en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie. Die toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet-commercieel en niet-competitief gebruik en voldoen aan de geldende vertrouwelijkheidsregels.
2.  
Met het oog op de ontwikkeling, uitvoering, controle en evaluatie van het beleid of de programma’s van de Unie verstrekt de gemeenschappelijke onderneming de informatie in ingediende voorstellen aan de Commissie. Dit geldt mutatis mutandis voor deelnemende staten met betrekking tot voorstellen die op hun grondgebied gevestigde aanvragers omvatten, beperkt tot niet-commercieel en niet-competitief gebruik en in overeenstemming met de toepasselijke vertrouwelijkheidsregels.

Artikel 33

Regels voor deelname en verspreiding van toepassing op uit Horizon Europa gefinancierde indirecte acties

1.  
Verordening (EU) 2021/695 is van toepassing op de indirecte acties die door de gemeenschappelijke onderneming in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd. Overeenkomstig die verordening wordt de gemeenschappelijke onderneming aangemerkt als een financieringsorgaan en verleent zij financiële steun aan indirecte acties zoals vastgelegd in artikel 1 van de statuten.
2.  
Verordening (EU) 2021/695 is tevens van toepassing op de indirecte acties die worden gefinancierd met de in artikel 15, lid 3, punt f), van de statuten bedoelde bijdragen van de deelnemende staat.

Artikel 34

Vergoedingspercentages

Voor indirecte acties die in het kader van Horizon Europa worden gefinancierd, kan, in afwijking van artikel 34 van Verordening (EU) 2021/695, en voor activiteiten die in het kader van het programma Digitaal Europa worden gefinancierd, de gemeenschappelijke onderneming verschillende vergoedingspercentages toepassen voor de financiering van de Unie in het kader van een actie, afhankelijk van het soort deelnemer, namelijk kleine en middelgrote ondernemingen, en het soort actie. De vergoedingspercentages worden vermeld in het werkprogramma.

Artikel 35

Regels van toepassing op in het kader van de Connecting Europe Facility gefinancierde activiteiten

Verordening (EU) 2021/1153 is van toepassing op de activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming in het kader van de Connecting Europe Facility worden gefinancierd.

Artikel 36

Regels van toepassing op in het kader van Digitaal Europa gefinancierde activiteiten

Verordening (EU) 2021/694 is van toepassing op de activiteiten die door de gemeenschappelijke onderneming in het kader van de het programma Digitaal Europa worden gefinancierd.

Artikel 37

Ondersteuning door de gastlidstaat

Tussen de gemeenschappelijke onderneming en de lidstaat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende door die staat aan de gemeenschappelijke onderneming verleende voorrechten, immuniteiten en andere ondersteuning.

Artikel 38

Intrekking

1.  
Onverminderd de acties die zijn geïnitieerd in het kader van Verordening (EU) 2018/1488, met inbegrip van jaarlijkse uitvoeringsplannen en financiële verplichtingen in verband met die acties, wordt Verordening (EU) 2018/1488 ingetrokken.

De acties die op grond van de artikelen 10, 11, 13 en 14 van Verordening (EU) 2018/1488 en de artikelen 6 en 7 van de aan die verordening gehechte statuten zijn geïnitieerd, blijven van toepassing totdat zij zijn voltooid en voor zover nodig.

Acties die voortvloeien uit oproepen tot het indienen van voorstellen en oproepen tot het indienen van offertes waarin wordt voorzien in jaarlijkse uitvoeringsplannen die zijn vastgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488, worden eveneens aangemerkt als acties geïnitieerd uit hoofde van die verordening.

2.  
Verwijzingen naar Verordening (EU) 2018/1488 worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 39

Overgangsbepalingen

1.  
Deze verordening heeft geen gevolgen voor de rechten en verplichtingen van personeel dat op grond van Verordening (EU) 2018/1488 in dienst is genomen. Daartoe blijven de arbeidsovereenkomsten van het personeel krachtens deze verordening van toepassing op grond van het Statuut en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.
2.  
De uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488 benoemde uitvoerend directeur wordt met ingang van de datum waarop deze verordening in werking treedt, voor de resterende looptijd van de ambtstermijn belast met de in deze verordening voorziene taken van de uitvoerend directeur. De overige contractvoorwaarden blijven ongewijzigd.
3.  
Tenzij tussen de leden anders is overeengekomen, worden alle rechten en verplichtingen, met inbegrip van activa, schulden of passiva van de leden die op grond van Verordening (EU) 2018/1488 worden aangehouden, overgedragen aan de leden op grond van deze verordening.
4.  
De raad van bestuur stelt op zijn eerste vergadering na de inwerkingtreding van deze verordening een lijst vast van besluiten die zijn vastgesteld uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488 en die uit hoofde van deze verordening van toepassing blijven. Alle ongebruikte kredieten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488 worden overgedragen aan de bij deze verordening opgerichte gemeenschappelijke onderneming.
5.  
Alle rechten en verplichtingen, met inbegrip van activa, schulden en passiva van de gemeenschappelijke onderneming en alle ongebruikte kredieten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1488, worden overgedragen aan de uit hoofde van deze verordening opgerichte gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 40

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE

STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING EUROPESE HIGH-PERFORMANCE COMPUTING

Artikel 1

Taken

De gemeenschappelijke onderneming voert de volgende taken uit:

a) 

publieke en private middelen bijeenbrengen voor de financiering van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming;

b) 

ondersteuning bieden voor de tenuitvoerlegging van de opdracht, de doelstellingen en de activiteitenpijlers van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze verordening; die activiteiten worden gefinancierd met middelen uit de begroting van de Unie in het kader van Verordening (EU) 2021/695 tot vaststelling van Horizon Europa, Verordening (EU) 2021/694 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa en Verordening (EU) 2021/1153 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility, overeenkomstig het toepassingsgebied van hun respectieve verordeningen, alsook met bijdragen van de betrokken deelnemende staten aan de gemeenschappelijke onderneming; daartoe lanceert de gemeenschappelijke onderneming oproepen tot het indienen van voorstellen, aanbestedingen en alle andere instrumenten of procedures waarin Horizon Europa, het programma Digitaal Europa en de Connecting Europe Facility voorzien;

c) 

de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling voor het onderbrengen of upgraden van EuroHPC-supercomputers uitschrijven en beheren, en de ontvangen offertes beoordelen, met de steun van onafhankelijke externe deskundigen;

d) 

de gastentiteit van de EuroHPC-supercomputers op een eerlijke, open en transparante manier selecteren overeenkomstig artikel 9 van deze verordening;

e) 

overeenkomstig artikel 10 van deze verordening een onderbrengingsovereenkomst sluiten met de gastentiteit voor de exploitatie en het onderhoud van de EuroHPC-supercomputers en toezien op de naleving van de onderbrengingsovereenkomst, met inbegrip van de opleveringstest van de verworven supercomputers;

f) 

algemene en specifieke voorwaarden voor de toekenning van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers formuleren en toezicht houden op de toegang tot die supercomputers overeenkomstig artikel 17 van deze verordening;

g) 

ervoor zorgen dat haar concrete acties bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon Europa, de strategische meerjarenplanning, regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage, en andere vereisten van dat programma, zoals de uitvoering van het kader voor feedback op gemeenschappelijk beleid;

h) 

open oproepen tot het indienen van voorstellen uitschrijven en financiering toekennen aan indirecte acties overeenkomstig Verordening (EU) 2021/695 en binnen de grenzen van de beschikbare middelen, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies;

i) 

open oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen uitschrijven en middelen toekennen overeenkomstig Verordening (EU) 2021/694 en Verordening (EU) 2021/1153, binnen de grenzen van de beschikbare middelen;

j) 

toezicht houden op de uitvoering van de acties en subsidieovereenkomsten en aanbestedingscontracten beheren;

k) 

de doeltreffendheid van het initiatief inzake Europese high-performance computing waarborgen, op basis van een reeks passende maatregelen;

l) 

toezicht houden op de algehele voortgang in de richting van de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming;

m) 

hechte samenwerking ontwikkelen en voor coördinatie zorgen met activiteiten, organisaties en belanghebbenden op EU- en nationaal niveau, zodat synergieën ontstaan en de resultaten van onderzoek en innovatie op het gebied van high-performance computing beter worden benut;

n) 

hechte samenwerking ontwikkelen en zorgen voor coördinatie met andere Europese partnerschappen en operationele synergieën in gemeenschappelijke backoffice-functies met andere gemeenschappelijke ondernemingen;

o) 

het strategisch meerjarenprogramma vaststellen, de bijbehorende jaarlijkse werkprogramma’s voor de uitvoering ervan opstellen en uitvoeren, en eventuele noodzakelijke aanpassingen aan het strategisch meerjarenprogramma aanbrengen;

p) 

activiteiten voor voorlichting, communicatie, exploitatie en informatieverspreiding verrichten door het mutatis mutandis toepassen van artikel 51 van Verordening (EU) 2021/695, en het beschikbaar en toegankelijk maken in een gemeenschappelijke elektronische Horizon Europa-gegevensbank van uitvoerige informatie over de resultaten van oproepen tot het indienen van voorstellen;

q) 

alle andere taken uitvoeren die nodig zijn om de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde doelstellingen te bereiken.

Artikel 2

Leden

1.  

De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende leden:

a) 

de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie;

b) 

België, Bulgarije, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Ierland, IJsland, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Spanje, Tsjechië, Zweden;

c) 

Montenegro, Noord-Macedonië, Zwitserland en Turkije, op voorwaarde dat die derde landen betrokken zijn bij ten minste één van de in artikel 5, lid 1, bedoelde relevante programma’s van deze verordening;

d) 

na aanvaarding van deze statuten door middel van een verklaring van aanvaarding, het ETP4HPC (European Technology Platform for High Performance Computing), een vereniging naar Nederlands recht met zetel in Amsterdam (Nederland) en de vereniging DAIRO (“Data, AI and Robotics”), een vereniging naar Belgisch recht met zetel in Brussel (België).

2.  
Elke deelnemende staat benoemt zijn vertegenwoordiger in de raad van bestuur en wijst de nationale entiteit/entiteiten aan die zal/zullen voldoen aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 3

Wijziging van het lidmaatschap

1.  
Op voorwaarde dat ze een bijdrage leveren overeenkomstig artikel 7 van deze verordening of bijdragen aan de in artikel 15 van deze statuten bedoelde financiering om de opdracht en doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 3 van deze verordening te verwezenlijken, kunnen lidstaten van de Europese Unie of met Horizon Europa of Digitaal Europa geassocieerde derde landen die niet zijn opgenomen in artikel 2, lid 1, punt b), van deze statuten een aanvraag indienen om lid te worden van de gemeenschappelijke onderneming.
2.  
Elke aanvraag tot lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming van een lidstaat of een met Horizon Europa of Digitaal Europa geassocieerd derde land wordt gericht aan de raad van bestuur. De kandidaat-lidstaten verstrekken een schriftelijke aanvaarding van deze statuten en van alle andere bepalingen die het functioneren van de gemeenschappelijke onderneming regelen. De kandidaten motiveren ook waarom ze lid willen worden van de gemeenschappelijke onderneming en geven aan hoe hun nationale supercomputerstrategie is afgestemd op de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming. De raad van bestuur beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de kandidaat voor het verwezenlijken van de opdracht en de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming, en kan om verduidelijkingen met betrekking tot de kandidatuur vragen alvorens een besluit over de aanvraag te nemen.

▼C1

3.  
Elke juridische entiteit die niet is opgenomen in artikel 2, lid 1, punt d), van deze statuten, die gevestigd is in een lidstaat en die onderzoek en innovatie in een lidstaat direct of indirect ondersteunt, kan een verzoek indienen om particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming te worden overeenkomstig lid 4 van dit artikel, op voorwaarde dat zij bijdraagt aan de financiering als bedoeld in artikel 15 van deze statuten om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde opdracht en doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken en dat zij deze statuten aanvaardt.

▼B

4.  
Aanvragen om particulier lid van de gemeenschappelijke onderneming te worden overeenkomstig lid 3 worden gericht tot de raad van bestuur. De raad van bestuur beoordeelt de aanvraag, rekening houdend met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de aanvrager voor het verwezenlijken van de opdracht en doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming en neemt een besluit over de aanvraag.
5.  
Elk lid kan zijn lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming opzeggen. Die opzegging wordt zes maanden na de kennisgeving aan de uitvoerend directeur, die de andere leden van de raad van bestuur en de particuliere leden in kennis stelt van de opzegging, onherroepelijk van kracht. Vanaf de datum van opzegging wordt het voormalige lid ontheven van alle andere verplichtingen dan die welke door de gemeenschappelijke onderneming zijn goedgekeurd en aangegaan voordat het lid kennis had gegeven van de opzegging van zijn lidmaatschap.
6.  
Elk particulier lid stelt de gemeenschappelijke onderneming eenmaal per jaar in kennis van eventuele belangrijke wijzigingen in zijn samenstelling. Indien de Commissie van oordeel is dat de wijziging in de samenstelling de belangen van de Unie of de gemeenschappelijke onderneming waarschijnlijk schaadt om redenen van veiligheid, kan zij de raad van bestuur voorstellen het lidmaatschap van het betrokken particulier lid te beëindigen. De beëindiging wordt onherroepelijk van kracht binnen zes maanden na het besluit van de raad van bestuur of op de in dat besluit vermelde datum, indien die datum eerder valt.
7.  
Het lidmaatschap van de gemeenschappelijke onderneming kan niet op een derde partij worden overgedragen zonder voorafgaande toestemming van de raad van bestuur.
8.  
Onmiddellijk na elke wijziging van het lidmaatschap op grond van dit artikel, maakt de gemeenschappelijke onderneming op haar website een geactualiseerde ledenlijst en de datum van die wijziging bekend.

Artikel 4

Organen van de gemeenschappelijke onderneming

1.  

De gemeenschappelijke onderneming bestaat uit de volgende organen:

a) 

de raad van bestuur;

b) 

de uitvoerend directeur;

c) 

het industrieel en wetenschappelijk adviescomité, bestaande uit de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur.

2.  
Bij de uitvoering van zijn taken streeft elk orgaan van de gemeenschappelijke onderneming uitsluitend de in deze verordening vastgestelde doelstellingen na en treedt het alleen op binnen het kader van de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming waarvoor het is opgericht.

Artikel 5

Samenstelling van de raad van bestuur

1.  
De raad van bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de Commissie, namens de Unie, en van de deelnemende staten.
2.  
De Commissie en elke deelnemende staat benoemen één vertegenwoordiger in de raad van bestuur.

Artikel 6

Werking van de raad van bestuur

1.  
De vertegenwoordigers van de leden van de raad van bestuur doen hun uiterste best om tot een consensus te komen. Als er geen consensus kan worden bereikt, wordt overgegaan tot stemming.
2.  
De Unie heeft een aandeel van 50 % in de stemmen. De stemmen van de Unie zijn ondeelbaar.
3.  
Voor de in artikel 7, lid 3, van deze statuten vermelde taken wordt de overige 50 % van de stemrechten gelijkmatig over alle deelnemende staten verdeeld.

Voor de toepassing van dit lid neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid die bestaat uit de stem van de Unie en ten minste 50 % van alle stemmen van de deelnemende staten, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

4.  
Voor de in artikel 7, lid 4, van deze statuten vermelde taken, met uitzondering van de taken vermeld in de punten f), g) en h), behoort de overige 50 % van de stemrechten tot de deelnemende staten die lidstaten zijn.

Voor de toepassing van dit lid worden besluiten van de raad van bestuur met gekwalificeerde meerderheid genomen. De gekwalificeerde meerderheid wordt geacht te zijn bereikt indien zij de Unie omvat en ten minste 55 % van de lidstaten zijnde deelnemende staten waarvan de bevolking ten minste 65 % van de totale bevolking van die staten uitmaakt. Om de bevolkingsaantallen te bepalen, worden de aantallen in bijlage III bij Besluit 2009/937/EU van de Raad ( 8 ) gebruikt.

5.  
Voor de in artikel 7, lid 4, punten f), g) en h), van deze statuten vermelde taken en voor elke EuroHPC-supercomputer worden de stemrechten van de deelnemende staten verdeeld in verhouding tot hun toegezegde financiële bijdragen en hun bijdragen in natura aan die supercomputer, totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de gastentiteit overeenkomstig artikel 9, lid 3, van deze verordening, of totdat de supercomputer wordt verkocht of buiten gebruik wordt gesteld; de bijdragen in natura worden slechts in aanmerking genomen indien zij vooraf zijn gecertificeerd door een onafhankelijke deskundige of auditor.

Voor de toepassing van dit lid neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid die ten minste 75 % van alle stemmen uitmaakt, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

6.  
Voor de in artikel 7, leden 5, 6 en 7, van deze statuten vermelde taken worden besluiten van de raad van bestuur in twee fasen genomen.

In de eerste fase wordt de overige 50 % van de stemrechten gelijkmatig over alle deelnemende staten verdeeld. De raad van bestuur neemt besluiten met een meerderheid die bestaat uit de stem van de Unie en ten minste 55 % van alle stemmen van de deelnemende staten, met inbegrip van de stemmen van de niet-aanwezige leden.

In de tweede fase beslist de raad van bestuur met gekwalificeerde meerderheid van stemmen als bedoeld in lid 4 van dit artikel.

7.  
Onverminderd de voorgaande leden behouden landen die lid waren van de bij Verordening (EU) 2018/1488 opgerichte gemeenschappelijke onderneming en hebben bijgedragen aan de verwerving of exploitatie van de door de bij die verordening opgerichte gemeenschappelijke onderneming EuroHPC verworven supercomputers, maar die niet langer lid zijn van de gemeenschappelijke onderneming EuroHPC, uitsluitend stemrecht wat betreft besluiten met betrekking tot die supercomputers overeenkomstig artikel 6, lid 5, en artikel 7, lid 5, van de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming EuroHPC, die als bijlage bij Verordening (EU) 2018/1488 zijn gevoegd.
8.  
De raad van bestuur kiest een voorzitter voor een periode van twee jaar. Het mandaat van de voorzitter kan slechts eenmaal worden verlengd, na een besluit van de raad van bestuur.
9.  
De vicevoorzitter van de raad van bestuur is de vertegenwoordiger van de Commissie en vervangt zo nodig de voorzitter.
10.  
De raad van bestuur belegt ten minste tweemaal per jaar een gewone vergadering. De raad van bestuur kan buitengewone vergaderingen beleggen op verzoek van de Commissie, van een meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende staten, van de voorzitter, of van de uitvoerend directeur, overeenkomstig artikel 15, lid 5, van deze statuten. De vergaderingen van de raad van bestuur worden bijeengeroepen door zijn voorzitter en vinden gewoonlijk plaats waar de zetel van de gemeenschappelijke onderneming is gevestigd.

De uitvoerend directeur is gerechtigd om deel te nemen aan de vergaderingen en de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. De raad van bestuur kan per geval andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemers bij te wonen.

Elke waarnemende staat mag een afgevaardigde in de raad van bestuur benoemen, die alle relevante documenten ontvangt en mag deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur, tenzij de raad van bestuur daar per geval anders over beslist. Die afgevaardigden hebben geen stemrecht, waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 29 van deze verordening en zijn onderworpen aan de regels inzake belangenconflicten.

11.  
De vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen die zij verrichten in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur.
12.  
De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast en maakt dit bekend. Dat reglement voorziet in specifieke procedures om belangenconflicten te identificeren en te voorkomen en de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie te waarborgen.
13.  
De voorzitters van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur van de gemeenschappelijke onderneming worden uitgenodigd om, wanneer punten worden besproken die onder hun taken vallen, de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar ze hebben geen stemrecht. Zij waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 29 van deze verordening en zijn onderworpen aan de regels inzake belangenconflicten.
14.  
De voorzitters van de particuliere leden van de gemeenschappelijke onderneming worden uitgenodigd om de vergaderingen van de raad van bestuur als waarnemers bij te wonen en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar ze hebben geen stemrecht. Zij waarborgen de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie overeenkomstig artikel 29 van deze verordening en zijn onderworpen aan de regels inzake belangenconflicten.

Artikel 7

Taken van de raad van bestuur

1.  
De raad van bestuur draagt de algemene verantwoordelijkheid voor de strategische oriëntatie en de werkzaamheden van de gemeenschappelijke onderneming, en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten. Hij zorgt ervoor dat de beginselen van eerlijkheid en transparantie naar behoren worden nagekomen bij de toewijzing van overheidsmiddelen.
2.  
De Commissie streeft, in het kader van haar rol in de raad van bestuur, naar coördinatie tussen de activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming en de relevante activiteiten van de financieringsprogramma’s van de Unie teneinde synergieën te bevorderen bij de ontwikkeling van een geïntegreerd supercomputer- en data-infrastructuurecosysteem en bij de vaststelling van de prioriteiten van gezamenlijk onderzoek.
3.  

De raad van bestuur voert met name de volgende algemene administratieve taken van de gemeenschappelijke onderneming uit:

a) 

nieuwe lidmaatschapsaanvragen beoordelen, aanvaarden of afwijzen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van deze statuten;

b) 

beslissen over de beëindiging van het lidmaatschap van leden van de gemeenschappelijke onderneming die hun verplichtingen niet nakomen;

c) 

de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming bespreken en goedkeuren overeenkomstig artikel 19 van deze verordening;

d) 

de jaarlijkse administratieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming bespreken en goedkeuren, met inbegrip van de daarmee overeenstemmende personeelsformatie waarin, uitgedrukt in voltijdequivalenten, het aantal tijdelijke ambten per functiegroep en per rang, het aantal arbeidscontractanten en het aantal gedetacheerde nationale deskundigen is aangegeven;

e) 

de uitvoerend directeur benoemen, ontslaan, zijn ambtstermijn verlengen, hem adviseren en toezicht houden op zijn prestaties;

f) 

het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bespreken en goedkeuren, met inbegrip van de in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde, daarmee verband houdende uitgaven;

g) 

de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uitoefenen met betrekking tot het personeel, overeenkomstig artikel 20 van deze verordening;

h) 

waar passend uitvoeringsregels voor het Statuut en de Regeling vaststellen overeenkomstig artikel 20, lid 3, van deze verordening;

i) 

waar passend regels vaststellen voor de detachering van nationale deskundigen naar de gemeenschappelijke onderneming en voor het inzetten van stagiairs overeenkomstig artikel 21, lid 2, van deze verordening;

j) 

waar passend adviesgroepen oprichten als aanvulling op de organen van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 4 van deze statuten;

k) 

regels en specifieke criteria vaststellen voor de selectie, de benoeming en het ontslag van de leden van de overeenkomstig punt j) opgerichte adviesgroepen, met inbegrip van overwegingen betreffende gender- en geografische diversiteit, en het door die adviesgroepen autonoom vastgestelde reglement van orde goedkeuren;

l) 

de organisatiestructuur van het programmabureau bespreken en goedkeuren, na een aanbeveling van de uitvoerend directeur;

m) 

waar passend door leden van de gemeenschappelijke onderneming gedane verzoeken tot wijziging van deze verordening voorleggen aan de Commissie;

n) 

de algemene en specifieke toegangsvoorwaarden voor het gebruik van het aandeel van de Unie in de toegangstijd tot de EuroHPC-supercomputers formuleren overeenkomstig artikel 17 van deze verordening;

o) 

de hoogte van de vergoeding voor de commerciële diensten als bedoeld in artikel 18 van deze verordening vaststellen, en beslissen over de toewijzing van toegangstijd aan die diensten;

p) 

het communicatiebeleid van de gemeenschappelijke onderneming bespreken en goedkeuren op aanbeveling van de uitvoerend directeur;

q) 

de verantwoordelijkheid dragen voor elke taak die niet specifiek aan een bepaald orgaan van de gemeenschappelijke onderneming is toegewezen; de raad van bestuur kan dergelijke taken aan elk orgaan van de gemeenschappelijke onderneming toewijzen.

4.  

De raad van bestuur voert met name de volgende taken in verband met de verwerving en exploitatie van de EuroHPC-supercomputers en de gegenereerde inkomsten als bedoeld in artikel 16 van deze verordening uit:

a) 

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de verwerving van EuroHPC-supercomputers als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

b) 

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma dat verband houdt met de verwerving van EuroHPC-supercomputers en de selectie van gastentiteiten en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

c) 

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkprogramma;

d) 

de selectie goedkeuren van de gastentiteiten voor de EuroHPC-supercomputers die zijn geselecteerd aan de hand van een eerlijk, open en transparant proces overeenkomstig artikel 9 van deze verordening;

e) 

jaarlijks beslissen over het gebruik van de inkomsten uit de vergoedingen voor commerciële diensten als bedoeld in artikel 18 van deze verordening;

f) 

het uitschrijven van aanbestedingen goedkeuren, overeenkomstig het jaarlijkse werkprogramma;

g) 

de voor financiering geselecteerde inschrijvingen goedkeuren;

h) 

beslissen over de mogelijke overdracht van eigendom van de EuroHPC-supercomputers aan een gastentiteit, de verkoop ervan aan een andere entiteit of het buiten gebruik stellen ervan, overeenkomstig artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 7, en artikel 14, lid 6, van deze verordening;

i) 

beslissen over de mogelijke overdracht van eigendom van de EuroHPC-supercomputers aan een consortium van particuliere partners, de verkoop ervan aan een andere entiteit of het buiten gebruik stellen ervan, overeenkomstig artikel 13, lid 6, van deze verordening.

5.  

De raad van bestuur voert met name de volgende taken uit in verband met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten en de activiteiten inzake datagebruik en vaardigheden van de gemeenschappelijke onderneming:

a) 

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de onderzoeks- en innovatieactiviteiten als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten, aan het begin van het initiatief bespreken en goedkeuren en het indien nodig gedurende de looptijd van Horizon Europa wijzigen; het strategisch meerjarenprogramma vermeldt onder meer de andere Europese partnerschappen waarmee de gemeenschappelijke onderneming een formele en regelmatige samenwerking tot stand brengt, alsmede mogelijkheden voor synergieën tussen de acties van de gemeenschappelijke onderneming en nationale of regionale initiatieven en beleidsmaatregelen, op basis van door de deelnemende staten ontvangen informatie;

b) 

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma bespreken en goedkeuren dat betrekking heeft op de onderzoeks- en innovatieactiviteiten en de overeenkomstige uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten, met het oog op de uitvoering van het strategisch meerjarenprogramma, met inbegrip van de inhoud van de oproepen tot het indienen van voorstellen, het toepasselijke financieringspercentage per onderwerp van de oproep en de daarmee verband houdende regels voor indienings-, evaluatie-, selectie-, gunnings- en beroepsprocedures;

c) 

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen goedkeuren overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d) 

de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren op basis van de aanbeveling van de uitvoerend directeur, op grond van artikel 8 van deze verordening;

e) 

verantwoordelijkheid dragen voor het nauwlettend en tijdig monitoren van de voortgang van het onderzoeks- en innovatieprogramma en de afzonderlijke acties van de gemeenschappelijke onderneming met betrekking tot de prioriteiten van de Commissie en het strategisch meerjarenprogramma, en waar nodig corrigerende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke onderneming haar doelstellingen bereikt.

6.  

De raad van bestuur voert met name de volgende taken in verband met de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding van de gemeenschappelijke onderneming uit:

a) 

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

b) 

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma dat verband houdt met de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en -verbreding en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

c) 

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen goedkeuren overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d) 

de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren op basis van de aanbeveling van de uitvoerend directeur.

7.  

De raad van bestuur voert met name de volgende taken uit met betrekking tot de federatie en connectiviteit van de HPC- en data-infrastructuuractiviteiten, alsook met betrekking tot de internationale samenwerkingsactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming:

a) 

het gedeelte van het strategisch meerjarenprogramma dat verband houdt met de federatie en connectiviteit van de HPC- en data-infrastructuuractiviteiten en de internationale samenwerking als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

b) 

het gedeelte van het jaarlijkse werkprogramma dat verband houdt met de federatie en connectiviteit van de HPC- en data-infrastructuuractiviteiten en met de internationale samenwerking en de daarmee verband houdende uitgavenramingen als bedoeld in artikel 18, lid 4, van deze statuten bespreken en goedkeuren;

c) 

het uitschrijven van oproepen tot het indienen van voorstellen en aanbestedingen goedkeuren overeenkomstig het jaarlijkse werkplan;

d) 

de lijst met voor financiering aangewezen acties goedkeuren op basis van de aanbeveling van de uitvoerend directeur.

Artikel 8

Benoeming, ontslag of verlenging van de ambtstermijn van de uitvoerend directeur

1.  
De Commissie stelt na raadpleging van de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de Unie een lijst van kandidaten voor de functie van uitvoerend directeur voor. Met het oog op die raadpleging benoemen de andere leden van de gemeenschappelijke onderneming dan de Unie in onderlinge overeenstemming zowel hun vertegenwoordigers als een waarnemer namens de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur wordt na een openbare en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur aangesteld uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten.

2.  
De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van de gemeenschappelijke onderneming overeenkomstig artikel 2, punt a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de gemeenschappelijke onderneming vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3.  
De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vier jaar. Aan het einde van die periode beoordeelt de Commissie, eventueel gezamenlijk met de andere leden dan de Unie, het functioneren van de uitvoerend directeur en evalueert zij de toekomstige taken en uitdagingen van de gemeenschappelijke onderneming.
4.  
De raad van bestuur kan op voorstel van de Commissie, die rekening houdt met de in lid 3 bedoelde beoordeling, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen voor een periode van ten hoogste vier jaar.
5.  
Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt.
6.  
De uitvoerend directeur kan alleen worden ontslagen na een besluit daartoe van de raad van bestuur op grond van artikel 7, lid 3, punt e), van deze statuten, handelend op voorstel van de Commissie, eventueel gezamenlijk met de andere leden dan de Unie.
7.  
De Commissie kan een ambtenaar van de Commissie aanstellen om als tijdelijk uitvoerend directeur op te treden en de aan de uitvoerend directeur opgedragen taken uit te voeren voor elke periode waarin de functie van uitvoerend directeur vacant is.

Artikel 9

Taken van de uitvoerend directeur

1.  
De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de gemeenschappelijke onderneming, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur.
2.  
De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de gemeenschappelijke onderneming. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur en verricht zijn of haar taken in alle onafhankelijkheid binnen de grenzen van de hem of haar verleende bevoegdheden.
3.  
De uitvoerend directeur voert de begroting van de gemeenschappelijke onderneming uit.
4.  

De uitvoerend directeur voert met name de volgende taken onafhankelijk uit:

a) 

het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 18, lid 1, van deze statuten ter bespreking en goedkeuring aan de raad van bestuur voorleggen;

b) 

de jaarlijkse ontwerpbegroting opstellen, met inbegrip van de daarmee overeenkomende personeelsformatie, en die ter bespreking en goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en daarbij het aantal tijdelijke ambten per rang en functiegroep aangeven, alsook het aantal arbeidscontractanten en gedetacheerde nationale deskundigen, uitgedrukt in voltijdequivalenten;

c) 

het ontwerp van jaarlijks werkprogramma opstellen en dit ter bespreking en goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur, en in dat programma een omschrijving geven van het toepassingsgebied van de oproepen tot het indienen van voorstellen, de oproepen tot het indienen van blijken van belangstelling en de aanbestedingen die nodig zijn om het onderzoeks- en innovatieactiviteitenprogramma, het aanbestedingsprogramma, het activiteitenprogramma inzake capaciteitsopbouw en -verbreding, en het activiteitenprogramma inzake federatie, connectiviteit en internationale samenwerking die door het industrieel en wetenschappelijk adviescomité zijn voorgesteld, uit te voeren, alsmede de daarmee verband houdende, door de deelnemende staten en de Commissie voorgestelde uitgavenramingen;

d) 

de jaarrekening voor advies voorleggen aan de raad van bestuur;

e) 

het geconsolideerde jaarlijks activiteitenverslag opstellen, met inbegrip van de informatie over de overeenkomstige uitgaven, en dit ter goedkeuring voorleggen aan de raad van bestuur;

f) 

namens de gemeenschappelijke onderneming individuele subsidieovereenkomsten, -contracten en -besluiten ondertekenen;

g) 

aanbestedingscontracten ondertekenen;

h) 

toezicht houden op de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers die eigendom zijn van of worden gefinancierd door de gemeenschappelijke onderneming, met inbegrip van de toewijzing van het aandeel van de Unie in de toegangstijd, de naleving van de toegangsrechten voor gebruikers uit de academische wereld en het bedrijfsleven, alsook de kwaliteit van de dienstverlening;

i) 

het communicatiebeleid van de gemeenschappelijke onderneming aan de raad van bestuur voorstellen;

j) 

instaan voor de organisatie van, de leiding over en het toezicht op de werkzaamheden en het personeel van de gemeenschappelijke onderneming binnen de grenzen van de bevoegdheidsdelegatie door de raad van bestuur zoals bepaald in artikel 20, lid 2, van deze verordening;

k) 

een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen, toezien op de werking ervan en elke ingrijpende wijziging daarvan aan de raad van bestuur melden;

l) 

erover waken dat risicoanalyses en risicobeheer worden toegepast;

m) 

indien van toepassing zorg dragen voor het tot stand brengen van interne auditcapaciteit bij de gemeenschappelijke onderneming;

n) 

toegangstijd toewijzen voor nood- en crisissituaties, in overeenstemming met het door de raad van bestuur vastgestelde toegangsbeleid;

o) 

alle andere maatregelen nemen die nodig zijn voor de beoordeling van de voortgang die de gemeenschappelijke onderneming boekt bij de verwezenlijking van haar doelstellingen, zoals vastgesteld in artikel 3 van deze verordening;

p) 

alle andere taken uitvoeren die door de raad van bestuur aan de uitvoerend directeur zijn toevertrouwd of gedelegeerd.

5.  

De uitvoerend directeur zet een programmabureau op voor de uitvoering, onder zijn of haar verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau bestaat uit het personeel van de gemeenschappelijke onderneming en voert met name de volgende taken uit:

a) 

bijstand verlenen bij het opzetten en beheren van een geschikt boekhoudsysteem in overeenstemming met de financiële regels als bedoeld in artikel 19 van deze verordening;

b) 

het beheer voeren over de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde oproepen tot het indienen van voorstellen en over de subsidieovereenkomsten en -besluiten;

c) 

het beheer voeren over de in het jaarlijkse werkprogramma vastgestelde aanbestedingen en de contracten;

d) 

het beheer voeren over het proces voor de selectie van de gastentiteiten en de onderbrengingsovereenkomsten;

e) 

de leden en de andere organen van de gemeenschappelijke onderneming alle relevante informatie en de nodige ondersteuning geven zodat zij hun taken kunnen vervullen, en aan hun specifieke verzoeken voldoen;

f) 

fungeren als het secretariaat van de organen van de gemeenschappelijke onderneming en assistentie verlenen aan de door de raad van bestuur opgerichte adviesgroepen.

Artikel 10

Samenstelling van het industrieel en wetenschappelijk adviescomité

1.  
Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité bestaat uit een adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en een adviesgroep inzake infrastructuur.
2.  
De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie bestaat uit maximaal twaalf leden, waarvan er maximaal zes door de particuliere leden worden benoemd, rekening houdend met hun toezeggingen aan de gemeenschappelijke onderneming, en maximaal zes door de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt k), van deze statuten.
3.  
In de adviesgroep voor onderzoek en innovatie kunnen maximaal zes waarnemers zetelen die door de deelnemende staten worden voorgedragen en door de raad van bestuur worden benoemd.
4.  
De adviesgroep inzake infrastructuur bestaat uit twaalf leden. De raad van bestuur benoemt de leden van de adviesgroep inzake infrastructuur, overeenkomstig artikel 7, lid 3, punt k), van deze statuten.
5.  
De leden van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en van de adviesgroep inzake infrastructuur worden benoemd voor een periode van ten hoogste twee jaar, die eenmaal kan worden verlengd.
6.  
De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie en de adviesgroep inzake infrastructuur komen ten minste eenmaal per jaar bijeen om hun activiteiten te coördineren.

Artikel 11

Werking van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie

1.  
De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.
2.  
De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd worden door een of meer leden.
3.  
De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie kiest haar voorzitter.
4.  
De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de benoeming van de samenstellende entiteiten die de adviesgroep vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 12

Werking van de adviesgroep inzake infrastructuur

1.  
De adviesgroep inzake infrastructuur komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.
2.  
De adviesgroep inzake infrastructuur kan zo nodig werkgroepen instellen die algemeen gecoördineerd worden door een of meer leden.
3.  
De adviesgroep inzake infrastructuur kiest haar voorzitter.
4.  
De adviesgroep inzake infrastructuur stelt haar reglement van orde vast, met daarin onder meer de benoeming van de samenstellende entiteiten die de adviesgroep vertegenwoordigen, alsook de duur van hun benoeming.

Artikel 13

Taken van de adviesgroep inzake onderzoek en innovatie

1.  

De adviesgroep inzake onderzoek en innovatie:

a) 

stelt haar bijdrage aan het in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde ontwerp van strategisch meerjarenprogramma met betrekking tot onderzoeks- en innovatieactiviteiten op en herziet dat geregeld, overeenkomstig de ontwikkeling van de wetenschappelijke en industriële vraag;

b) 

organiseert openbare raadplegingen die openstaan voor alle publieke en particuliere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing en kwantumcomputing, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma en de daarmee verband houdende ontwerpactiviteiten van het werkprogramma voor onderzoek en innovatie voor een bepaald jaar.

2.  

Het in lid 1 bedoelde ontwerp van strategisch meerjarenprogramma omvat:

a) 

de strategische onderzoeks- en innovatieagenda met de onderzoeks- en innovatieprioriteiten voor de ontwikkeling en invoering van technologieën en toepassingen voor eindgebruikers voor high-performance computing op verschillende toepassingsgebieden, teneinde de ontwikkeling van een geïntegreerd HPC-, kwantumcomputing- en data-ecosysteem in de Unie te ondersteunen, de veerkracht van de Unie te vergroten en nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen te helpen creëren, evenals maatregelen om de ontwikkeling en invoering van Europese technologie te bevorderen;

b) 

potentiële internationale samenwerkingsactiviteiten op het gebied van onderzoek en innovatie die waarde toevoegen en van wederzijds belang zijn;

c) 

prioriteiten op het gebied van opleiding en onderwijs om te voorzien in kerncompetenties en de vaardigheidskloof op het gebied van HPC- en kwantumcomputingtechnologieën en -toepassingen aan te pakken, met name voor de industrie.

Artikel 14

Taken van de adviesgroep inzake infrastructuur

1.  

De adviesgroep inzake infrastructuur verstrekt advies aan de raad van bestuur voor de verwerving en de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers. De adviesgroep doet daartoe het volgende:

a) 

zij stelt haar bijdrage aan het in artikel 18, lid 1, van deze statuten bedoelde ontwerp van strategisch meerjarenprogramma met betrekking tot de aanschaf van EuroHPC supercomputers, capaciteitsopbouw en -verbreding op en herziet dat geregeld, overeenkomstig de ontwikkeling van de wetenschappelijke en industriële vraag;

b) 

zij organiseert openbare raadplegingen die openstaan voor alle publieke en particuliere belanghebbenden op het gebied van high-performance computing, inclusief kwantumcomputing, om hen te informeren en feedback in te winnen over het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma voor de verwerving en de exploitatie van de EuroHPC-supercomputers en de daarmee verband houdende ontwerpactiviteiten van het werkprogramma voor een bepaald jaar.

2.  

De in lid 1 bedoelde bijdrage aan het ontwerp van strategisch meerjarenprogramma omvat:

a) 

de aankoop van EuroHPC-supercomputers, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de planning van de verwerving, de vereiste capaciteitsuitbreiding, de betrokken soorten toepassingen en gebruikersgemeenschappen, de relevante gebruikerseisen en passende systeemarchitectuur, de gebruikerseisen en de architectuur van de infrastructuur;

b) 

de federatie en interconnectie van die infrastructuur, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met de integratie met nationale HPC- of kwantumcomputinginfrastructuren, en de architectuur van de hypergeconnecteerde en gefedereerde infrastructuur, en

c) 

capaciteitsopbouw, inclusief de nationale HPC-kenniscentra en verbredings- en opleidingsactiviteiten voor eindgebruikers, alsmede mogelijkheden om de invoering en het gebruik van Europese technologische oplossingen, met name door de nationale HPC-kenniscentra, te bevorderen.

Artikel 15

Financieringsbronnen

1.  
De gemeenschappelijke onderneming wordt gezamenlijk door haar leden gefinancierd door middel van in tranches betaalde financiële bijdragen en bijdragen in natura als bedoeld in de leden 2 en 3.
2.  
De administratieve kosten van de gemeenschappelijke onderneming bedragen niet meer dan 92 000 000  EUR en worden gedekt door de financiële bijdragen als bedoeld in artikel 5, lid 1, van deze verordening.

Indien een deel van de bijdrage van de Unie voor de administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan het ter beschikking worden gesteld om de exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming te dekken.

3.  

De exploitatiekosten van de gemeenschappelijke onderneming worden gedekt door:

a) 

de financiële bijdrage van de Unie;

b) 

financiële bijdragen van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een gastconsortium aan de gemeenschappelijke onderneming — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — voor de verwerving van de hoogwaardige EuroHPC-supercomputers of kwantummachines en voor de exploitatie ervan totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de gastentiteit of totdat ze worden verkocht of buiten gebruik worden gesteld overeenkomstig artikel 11, lid 5, en artikel 12, lid 7, van deze verordening, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

c) 

bijdragen in natura van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een gastconsortium — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — bestaande uit de exploitatiekosten van de EuroHPC-supercomputers die eigendom zijn van de gemeenschappelijke onderneming, die door de gastentiteiten zijn gemaakt, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

d) 

financiële bijdragen van de deelnemende staat waar de gastentiteit is gevestigd of van de deelnemende staten in een gastconsortium — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — bestaande uit de gemaakte kosten voor de verwerving, samen met de gemeenschappelijke onderneming, van de midrange-EuroHPC-supercomputers, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten;

e) 

financiële bijdragen van een consortium van particuliere partners, bestaande uit de kosten die zijn gemaakt voor de verwerving en exploitatie, samen met de gemeenschappelijke onderneming, van de industriële EuroHPC-supercomputers, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten, totdat de eigendom ervan wordt overgedragen aan de gastentiteit of totdat ze worden verkocht of buiten gebruik worden gesteld overeenkomstig artikel 13, lid 6, van deze verordening;

f) 

financiële bijdragen van deelnemende staten aan de in aanmerking komende kosten die in die deelnemende staten gevestigde begunstigden maken — waaronder de bijdragen van de Unie die worden aangemerkt als bijdragen van de deelnemende staat op grond van artikel 15, lid 3, van Verordening (EU) 2021/695 — bij het verrichten van indirecte acties die overeenstemmen met de onderzoeks- en innovatieagenda, als aanvulling op de vergoeding van die kosten door de gemeenschappelijke onderneming, verminderd met de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming en alle andere bijdragen van de Unie aan die kosten. Die bijdragen laten de regels inzake staatssteun onverlet;

▼C1

g) 

bijdragen in natura van de particuliere leden of hun samenstellende en verbonden entiteiten als omschreven in artikel 2, punten 16) en 17), van deze verordening.

▼B

4.  

De in de begroting van de gemeenschappelijke onderneming opgenomen middelen bestaan uit de volgende bijdragen:

a) 

de financiële bijdragen van de Unie aan de administratieve kosten;

b) 

de financiële bijdragen van de leden aan de exploitatiekosten;

c) 

alle door de gemeenschappelijke onderneming gegenereerde inkomsten;

d) 

alle andere financiële bijdragen, middelen en inkomsten;

e) 

de interesten op de bijdragen die aan de gemeenschappelijke onderneming zijn betaald, gelden als inkomsten.

5.  
Wanneer een lid van de gemeenschappelijke onderneming zijn verplichtingen in verband met zijn financiële bijdrage niet nakomt, maakt de uitvoerend directeur daarvan schriftelijk melding en stelt hij een redelijke termijn vast waarbinnen de betalingsachterstand moet worden weggewerkt. Indien de betalingsachterstand niet binnen die termijn is weggewerkt, roept de uitvoerend directeur een vergadering van de raad van bestuur bijeen om te besluiten of het lidmaatschap van het desbetreffende lid moet worden ingetrokken, dan wel of andere maatregelen moeten worden genomen tot het lid zijn verbintenissen wel nakomt. Het stemrecht van het lid dat in gebreke blijft, wordt geschorst totdat het zijn betalingsachterstand heeft weggewerkt. De gemeenschappelijke onderneming en haar leden zijn niet verplicht de financiële bijdrage van de in gebreke blijvende leden te dekken.
6.  
Alle middelen en activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming zijn bedoeld om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen te bereiken.
7.  
De gemeenschappelijke onderneming is eigenaar van alle activa die door haar zijn gegenereerd of aan haar zijn overgedragen voor de verwezenlijking van de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen. Dit heeft geen betrekking op de EuroHPC-supercomputers waarvan de gemeenschappelijke onderneming de eigendom aan een gastentiteit heeft overgedragen overeenkomstig artikel 11, lid 5, artikel 12, lid 7, artikel 13, lid 6, en artikel 14, lid 6, van deze verordening.
8.  
Behalve bij ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming, worden de inkomsten, voor zover zij meer bedragen dan de uitgaven, niet aan de leden van de gemeenschappelijke onderneming uitbetaald.

Artikel 16

Financiële verbintenissen

De financiële verbintenissen van de gemeenschappelijke onderneming mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden. De Commissie kan meerjarige verbintenissen aangaan.

Artikel 17

Begrotingsjaar

Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

Artikel 18

Operationele en financiële planning

1.  
In het strategisch meerjarenprogramma wordt gespecificeerd wat de strategie en de plannen zijn om de in artikel 3 van deze verordening vastgestelde doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming te verwezenlijken. Het omvat de verwerving van: supercomputers; de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, met inbegrip van de strategische onderzoeks- en innovatieagenda; de activiteiten inzake capaciteitsopbouw en –verbreding, en inzake federatie, connectiviteit en internationale samenwerking. Het omvat ook de van de deelnemende staten en de Commissie ontvangen meerjarige financiële vooruitzichten.
2.  
De particuliere leden stellen de strategische onderzoeks- en innovatieagenda op en leggen die voor aan de adviesgroep voor onderzoek en innovatie.
3.  
Het industrieel en wetenschappelijk adviescomité consolideert het strategisch meerjarenprogramma en legt het voor aan de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur baseert zich hierop om het jaarlijks werkprogramma op te stellen.
4.  
Het ontwerp van jaarlijks werkprogramma omvat de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de aanbestedingsactiviteiten, de activiteiten voor capaciteitsopbouw en -verbreding, de activiteiten inzake federatie, connectiviteit en internationale samenwerking, de administratieve werkzaamheden en de overeenkomstige uitgavenramingen voor het volgende jaar.
5.  
De uitvoerend directeur legt de in artikel 8, lid 2, van deze verordening bedoelde administratieve overeenkomsten ter ondersteuning van de uitgavenramingen voor aan de raad van bestuur.
6.  
Het jaarlijkse werkprogramma wordt aan het einde van het jaar vóór de uitvoering ervan goedgekeurd. Het jaarlijkse werkprogramma wordt openbaar gemaakt.
7.  
De uitvoerend directeur stelt de jaarlijkse ontwerpbegroting voor het volgende jaar op en legt die ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur.
8.  
De begroting voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het jaar vóór de uitvoering ervan goedgekeurd door de raad van bestuur.
9.  
De jaarlijkse begroting wordt aangepast aan de hoogte van de financiële bijdrage van de Unie die in de algemene begroting van de Unie is vastgesteld.

Artikel 19

Operationele en financiële verslaglegging

1.  

De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van zijn of haar taken in overeenstemming met de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming als bedoeld in artikel 19 van deze verordening. Het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bevat informatie over onder meer de volgende zaken:

a) 

onderzoek, innovatie en andere uitgevoerde acties en de bijbehorende uitgaven;

b) 

de verwerving en exploitatie van infrastructuur, met inbegrip van het gebruik van en de toegang tot de infrastructuur, zoals de door elke deelnemende staat daadwerkelijk gebruikte toegangstijden;

c) 

de ingediende voorstellen en inschrijvingen, met inbegrip van een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land;

d) 

de voor financiering geselecteerde indirecte acties, met een uitsplitsing per type deelnemer (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land, met vermelding van de bijdragen van de gemeenschappelijke onderneming aan de afzonderlijke deelnemers en acties;

e) 

de voor financiering geselecteerde inschrijvingen, met een uitsplitsing per type contractant (waaronder kleine en middelgrote ondernemingen) en per land, met vermelding van de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan de afzonderlijke contractanten en aanbestedingsactiviteiten;

f) 

het resultaat van de aanbestedingsactiviteiten;

g) 

vorderingen in de richting van de verwezenlijking van de in artikel 3 van deze verordening omschreven doelstellingen, en voorstellen voor verdere noodzakelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van die doelstellingen.

2.  
De rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming zendt de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer overeenkomstig de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.
3.  
De uitvoerend directeur zendt het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer overeenkomstig de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.
4.  
De kwijtingsprocedure wordt uitgevoerd overeenkomstig de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 20

Interne audit

1.  
De intern controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de gemeenschappelijke onderneming dezelfde bevoegdheden uit als die welke hij met betrekking tot de Commissie uitoefent.
2.  
De gemeenschappelijke onderneming is in staat haar eigen interne audit uit te voeren.

Artikel 21

Aansprakelijkheid van leden en verzekering

1.  
De financiële aansprakelijkheid van de leden van de gemeenschappelijke onderneming voor de schulden van de gemeenschappelijke onderneming is beperkt tot hun financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming.
2.  
De gemeenschappelijke onderneming sluit de nodige verzekeringen af en houdt die aan.

Artikel 22

Belangenconflicten

1.  
De gemeenschappelijke onderneming, haar organen en haar personeel vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten.
2.  
De raad van bestuur stelt regels vast voor het voorkomen en beheersen van belangenconflicten met betrekking tot de personen die zitting hebben in de raad van bestuur en in de andere organen of groepen van de gemeenschappelijke onderneming.

Artikel 23

Ontbinding

1.  
De gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening vastgelegde periode.
2.  
Behalve in het in lid 1 genoemde geval, wordt de ontbindingsprocedure automatisch in werking gesteld als de Unie zich terugtrekt of alle andere leden dan de Unie zich terugtrekken uit de gemeenschappelijke onderneming.
3.  
Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de gemeenschappelijke onderneming benoemt de raad van bestuur een of meer vereffenaars die handelen volgens de door de raad van bestuur genomen besluiten.
4.  
Wanneer de gemeenschappelijke onderneming wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. De supercomputers die de gemeenschappelijke onderneming in eigendom heeft, worden overgedragen aan de respectieve gastentiteiten of aan het consortium van particuliere partners, verkocht of buiten gebruik gesteld bij besluit van de raad van bestuur en in overeenstemming met de onderbrengingsovereenkomst. De leden van de gemeenschappelijke onderneming zijn niet aansprakelijk voor eventuele kosten die na de overdracht van eigendom van een supercomputer of de verkoop of buitengebruikstelling ervan worden gemaakt. In geval van overdracht van eigendom vergoeden de gastentiteit of het consortium van particuliere partners de gemeenschappelijke onderneming de restwaarde van de overgedragen supercomputers. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdragen aan de gemeenschappelijke onderneming. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de algemene begroting van de Unie.
5.  
Er wordt een ad-hoc procedure ingesteld om een passende afwikkeling te verzekeren van alle door de gemeenschappelijke onderneming gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de duur die van het bestaan van de gemeenschappelijke onderneming overschrijdt.



( 1 ) PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

( 2 ) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

( 3 ) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

( 4 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

( 5 ) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

( 6 ) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

( 7 ) Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

( 8 ) Besluit 2009/937/EU van de Raad van 1 december 2009 houdende vaststelling van zijn reglement van orde (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 35).