02021R1058 — NL — 01.03.2024 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2021/1058 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 juni 2021

inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds

(PB L 231 van 30.6.2021, blz. 60)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2024/795 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD  van 29 februari 2024

  L 795

1

29.2.2024


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 013, 20.1.2022, blz.  74 (2021/1058)




▼B

VERORDENING (EU) 2021/1058 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 24 juni 2021

inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds



INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

Artikel 2

Taken van het EFRO en het Cohesiefonds

Artikel 3

Specifieke doelstellingen voor het EFRO en het Cohesiefonds

Artikel 4

Thematische concentratie van EFRO-steun

Artikel 5

Toepassingsgebied van de EFRO-steun

Artikel 6

Toepassingsgebied van de steun uit het Cohesiefonds

Artikel 7

Zaken die buiten het toepassingsgebied van het EFRO en het Cohesiefonds worden gelaten

Artikel 8

Indicatoren

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE BEHANDELING VAN BIJZONDERE TERRITORIALE KENMERKEN EN INTERREGIONALE INNOVATIE-INVESTERINGEN

Artikel 9

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling

Artikel 10

Steun voor achterstandsgebieden

Artikel 11

Duurzame stedelijke ontwikkeling

Artikel 12

Stedelijk Europa-initiatief

Artikel 13

Interregionale innovatie-investeringen

Artikel 14

Ultraperifere gebieden

HOOFSTUK III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Overgangsbepalingen

Artikel 16

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 17

Evaluatie

Artikel 18

Inwerkingtreding

BIJLAGE I

GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUT- EN RESULTAATINDICATOREN VOOR HET EFRO EN HET COHESIEFONDS — ARTIKEL 8, LID 1

BIJLAGE II

KERNREEKS VAN PRESTATIE-INDICATOREN VOOR HET EFRO EN HET COHESIEFONDS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, LID 3, VOOR GEBRUIK DOOR DE COMMISSIE IN OVEREENSTEMMING MET HAAR RAPPORTAGEVERPLICHTING OP GROND VAN ARTIKEL 41, LID 3, PUNT H), III), VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT

HOOFDSTUK I

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.  
Deze verordening bepaalt de specifieke doelstellingen en het toepassingsgebied van de steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) met betrekking tot de doelstellingen “investeren in werkgelegenheid en groei” en “Europese territoriale samenwerking” (Interreg), genoemd in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060.
2.  
Deze verordening bepaalt tevens de specifieke doelstellingen en het toepassingsgebied van de steunverstrekking uit het Cohesiefonds met betrekking tot de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”, genoemd in artikel 5, lid 2, punt a), van Verordening (EU) 2021/1060.

Artikel 2

Taken van het EFRO en het Cohesiefonds

1.  
Het EFRO en het Cohesiefonds dragen bij aan de algemene doelstelling van versterking van de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie.
2.  
Het EFRO helpt de verschillen in ontwikkelingsniveau tussen de onderscheiden regio’s binnen de Unie en de achterstand van de kansarme regio’s te verkleinen door deelname aan de structurele aanpassing van regio’s met een ontwikkelingsachterstand en aan de omschakeling van industriegebieden met afnemende economische activiteit, onder meer door duurzame ontwikkeling te bevorderen en milieuproblemen aan te pakken.
3.  
Het Cohesiefonds draagt bij aan projecten inzake milieu en trans-Europese netwerken op het gebied van vervoersinfrastructuur (TEN-T).

Artikel 3

Specifieke doelstellingen voor het EFRO en het Cohesiefonds

1.  

In overeenstemming met de beleidsdoelstellingen die zijn vastgelegd in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 ondersteunt het EFRO de volgende specifieke doelstellingen:

a) 

een concurrerender en slimmer Europa door de bevordering van innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit (BD 1) door:

i) 

het ontwikkelen en versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het invoeren van geavanceerde technologieën;

ii) 

te profiteren van de voordelen van digitalisering voor burgers, bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheden;

iii) 

het versterken van duurzame groei en het concurrentievermogen van kmo’s en het creëren van banen in kmo’s, onder meer door productieve investeringen;

iv) 

het ontwikkelen van vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap;

v) 

het verbeteren van de digitale connectiviteit;

▼M1

vi) 

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) die zijn bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

▼B

b) 

een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit (BD 2) door:

i) 

het bevorderen van energie-efficiëntie en het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen;

ii) 

het bevorderen van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van de daarin vastgelegde duurzaamheidscriteria;

iii) 

het ontwikkelen van slimme energiesystemen, netwerken en opslag buiten het trans-Europees energienetwerk (TEN-E);

iv) 

het bevorderen van klimaatadaptatie en rampenrisicopreventie en -weerbaarheid, rekening houdend met op ecosystemen gebaseerde benaderingen;

v) 

het bevorderen van de toegang tot water en het bevorderen van duurzaam waterbeheer;

vi) 

het bevorderen van de overgang naar een circulaire economie met efficiënt gebruik van hulpbronnen;

vii) 

het verbeteren van de bescherming en het behoud van natuur, biodiversiteit en groene infrastructuur, ook in stedelijke gebieden, en het verminderen van alle vormen van verontreiniging;

viii) 

het bevorderen van duurzame multimodale stedelijke mobiliteit als onderdeel van de overgang naar een koolstofneutrale economie;

▼M1

ix) 

het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstelling die is bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van Verordening (EU) 2024/795.

▼B

c) 

een meer verbonden Europa door vergroting van de mobiliteit (BD 3) door:

i) 

het ontwikkelen van een klimaatbestendige, intelligente, veilige, duurzame en intermodale TEN-T;

ii) 

het ontwikkelen en versterken van duurzame, klimaatbestendige, intelligente en intermodale nationale, regionale en lokale mobiliteit, met inbegrip van verbeterde toegang tot TEN-T en grensoverschrijdende mobiliteit;

d) 

een socialer en inclusiever Europa door uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (BD 4) door:

i) 

het verbeteren van de effectiviteit en de inclusiviteit van de arbeidsmarkten en de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid door het ontwikkelen van sociale infrastructuur en het bevorderen van de sociale economie;

ii) 

het verbeteren van gelijke toegang tot inclusieve en hoogwaardige diensten op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren door het ontwikkelen van toegankelijke infrastructuur, onder meer door het vergroten van de veerkracht van onderwijs en opleiding op afstand en online;

iii) 

het bevorderen van de sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen, waaronder mensen met speciale behoeften, door middel van geïntegreerde acties met betrekking tot onder meer huisvesting en sociale diensten;

iv) 

het bevorderen van de sociaal-economische integratie van onderdanen van derde landen, inclusief migranten, door middel van geïntegreerde acties, met betrekking tot onder meer huisvesting en sociale diensten;

v) 

het garanderen van gelijke toegang tot gezondheidszorg en het veerkrachtiger maken van gezondheidszorgstelsels, met inbegrip van eerstelijnszorg, en het bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar gezins- en gemeenschapsgebonden zorg;

vi) 

het versterken van de rol van cultuur en duurzaam toerisme in economische ontwikkeling, sociale inclusie en sociale innovatie;

e) 

een Europa dat dichter bij de burger staat door bevordering van de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven (BD 5) door:

i) 

het bevorderen van een geïntegreerde en inclusieve sociale, economische en ecologische ontwikkeling, cultuur, natuurlijk erfgoed, duurzaam toerisme en veiligheid in stedelijke gebieden;

ii) 

het bevorderen van een geïntegreerde en inclusieve sociale, economische en ecologische lokale ontwikkeling, cultuur, natuurlijk erfgoed, duurzaam toerisme en veiligheid in niet-stedelijke gebieden.

Steun in het kader van BD 5 wordt verstrekt door middel van territoriale en lokale ontwikkelingsstrategieën, in de vorm als vastgelegd in artikel 28, punten a), b) en c), van Verordening (EU) 2021/1060.

▼M1

1 bis.  
De middelen in het kader de in lid 1, punt a), vi), en punt b), ix), bedoelde specifieke doelstelling worden geprogrammeerd in het kader van specifieke prioriteiten die met de respectieve beleidsdoelstelling overeenstemmen en zijn beperkt tot maximaal 20 % van de initiële nationale toewijzing van het EFRO.

De Commissie betaalt 30 % van de toewijzing aan de in de eerste alinea van dit lid bedoelde prioriteiten zoals vastgesteld in het besluit tot goedkeuring van de programmawijziging als uitzonderlijke eenmalige voorfinanciering naast de jaarlijkse voorfinanciering voor het programma waarin artikel 90, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2021/1060 of artikel 51, leden 2, 3 en 4, van Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) voorziet. Die uitzonderlijke voorfinanciering wordt betaald binnen 60 dagen na de vaststelling van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de programmawijziging, mits de programmawijziging uiterlijk op 31 maart 2025 bij de Commissie is ingediend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1060 en artikel 51, lid 5, van Verordening (EU) 2021/1059 wordt het als uitzonderlijke voorfinanciering betaalde bedrag uiterlijk in het laatste boekjaar in de rekeningen van de Commissie vereffend.

Overeenkomstig artikel 90, lid 6, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt rente die wordt gegenereerd door de uitzonderlijke voorfinanciering op dezelfde wijze voor het betrokken programma worden gebruikt als het EFRO en opgenomen in de rekeningen voor het laatste boekjaar.

Overeenkomstig artikel 97, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 wordt de uitzonderlijke voorfinanciering niet geschorst.

Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EU) 2021/1060 omvat de voorfinanciering die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van de vrij te maken bedragen, de buitengewone voorfinanciering die is betaald.

In afwijking van artikel 112 van Verordening (EU) 2021/1060 bedragen de maximale medefinancieringspercentages voor specifieke prioriteiten die zijn vastgesteld ter ondersteuning van de STEP-doelstellingen 100 %.

▼B

2.  
In het kader van de twee specifieke doelstellingen van lid 1, punt e), kunnen de lidstaten ook concrete acties ondersteunen die in aanmerking komen voor financiering in het kader van de specifieke doelstellingen van de punten a) tot en met d) van dat lid.
3.  
Het Cohesiefonds ondersteunt beleidsdoelstellingen 2 en 3.
4.  

Binnen de in lid 1 genoemde specifieke doelstellingen kan het EFRO of het Cohesiefonds, naargelang het geval, tevens steun verstrekken voor activiteiten in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”, indien deze een van de volgende doelen hebben:

a) 

het vergroten van de capaciteit van programma-autoriteiten;

b) 

het vergroten van de capaciteit van de sectorale of territoriale actoren die belast zijn met de uitvoering van activiteiten die relevant zijn voor de implementatie van het EFRO en het Cohesiefonds, mits dit bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma, of

c) 

het versterken van de samenwerking met partners binnen en buiten een bepaalde lidstaat.

De in punt c) bedoelde samenwerking moet onder meer betrekking hebben op samenwerking met partners uit grensoverschrijdende regio’s, uit niet aan elkaar grenzende regio’s of uit regio’s die zich bevinden op een grondgebied dat onder een Europese groepering voor territoriale samenwerking, een macroregionale of zeebekkenstrategie of een combinatie daarvan valt.

Artikel 4

Thematische concentratie van EFRO-steun

1.  
Wat de programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” betreft, wordt het totaal van de niet voor technische bijstand bestemde EFRO-middelen in elke lidstaat op nationaal niveau of op het niveau van de regiocategorie geconcentreerd overeenkomstig de leden 3 tot en met 9.
2.  
Wat de thematische concentratie van de steun voor lidstaten met ultraperifere gebieden betreft, worden de EFRO-middelen die specifiek aan programma’s voor de ultraperifere gebieden zijn toegewezen en de middelen die aan alle overige gebieden zijn toegewezen, afzonderlijk behandeld.
3.  
De lidstaten kunnen besluiten om aan de thematische concentratie te voldoen op nationaal niveau of op het niveau van de regiocategorie. Elke lidstaat vermeldt zijn keuze in zijn partnerschapsovereenkomst bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2021/1060. Die keuze geldt voor het totaal van de in lid 1 van dit artikel bedoelde EFRO-middelen van die lidstaat voor de gehele programmeringsperiode.
4.  

Met het oog op een thematische concentratie op nationaal niveau worden de lidstaten op basis van hun bruto-nationaalinkomensratio als volgt ingedeeld:

a) 

lidstaten met een bruto nationaal inkomen gelijk aan of groter dan 100 % van het EU-gemiddelde (“groep 1”);

b) 

lidstaten met een bruto nationaal inkomen gelijk aan of groter dan 75 % en kleiner dan 100 % van het EU-gemiddelde (“groep 2”);

c) 

lidstaten met een bruto nationaal inkomen kleiner dan 75 % van het EU-gemiddelde (“groep 3”).

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder de bruto-nationaalinkomensratio verstaan de verhouding tussen het bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking van een lidstaat, gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie in de periode van 2015 tot en met 2017, en het gemiddelde bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in koopkrachtstandaarden van de 27 lidstaten in dezelfde referentieperiode.

De programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor de ultraperifere gebieden worden ingedeeld in groep 3.

De programma’s in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor insulaire lidstaten die steun krijgen uit het Cohesiefonds, worden ingedeeld in groep 3.

5.  

Met het oog op een thematische concentratie op regiocategorieniveau worden de regio’s overeenkomstig artikel 108, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060 per regiocategorie ingedeeld als:

a) 

meer ontwikkelde regio’s;

b) 

overgangsregio’s;

c) 

minder ontwikkelde regio’s.

6.  

De lidstaten moeten op nationaal niveau voldoen aan de volgende vereisten inzake thematische concentratie:

a) 

de lidstaten van groep 1 of meer ontwikkelde regio’s wijzen ten minste 85 % van hun in lid 1 bedoelde EFRO-middelen toe aan BD 1 en BD 2, en ten minste 30 % aan BD 2;

b) 

de lidstaten van groep 2 of overgangsregio’s wijzen ten minste 40 % van hun in lid 1 bedoelde EFRO-middelen toe aan BD 1, en ten minste 30 % aan BD 2;

c) 

de lidstaten van groep 3 of minder ontwikkelde regio’s wijzen ten minste 25 % van hun in lid 1 bedoelde EFRO-middelen toe aan BD 1, en ten minste 30 % aan BD 2.

Indien een lidstaat besluit te voldoen aan de vereisten inzake thematische concentratie op het niveau van de regiocategorieën, zijn de in de eerste alinea van dit lid vermelde drempelwaarden van toepassing op de in lid 1 bedoelde EFRO-middelen, geaggregeerd voor alle regio’s die tot de desbetreffende regiocategorie behoren samen.

7.  
Indien een lidstaat meer dan 50 % van zijn totale niet voor technische bijstand bestemde middelen uit het Cohesiefonds, zoals berekend na de overdracht bedoeld in artikel 110, lid 4, van Verordening (EU) 2021/1060 toewijst aan BD 2, met uitzondering van middelen in het kader van de specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt b), viii), van deze verordening mag de toewijzing boven de 50 % in aanmerking worden genomen bij de berekening of de in lid 6 van dit artikel vastgelegde vereisten inzake thematische concentratie zijn nageleefd.

Indien een lidstaat besluit te voldoen aan de thematische concentratie op het niveau van de regiocategorieën, worden de middelen uit het Cohesiefonds die overeenkomstig de eerste alinea in aanmerking worden genomen in verband met de vereisten inzake thematische concentratie, pro rata toegewezen aan de verschillende regiocategorieën op basis van hun relatieve aandeel in de totale bevolking van de betrokken lidstaat.

De lidstaten bepalen in hun partnerschapsovereenkomst bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) 2021/1060 of de middelen uit het Cohesiefonds in aanmerking zullen worden genomen in verband met de vereisten inzake thematische concentratie voor BD 2.

8.  
De middelen in het kader van de specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt a), v), worden geprogrammeerd in het kader van een specifieke prioriteit.

In afwijking van lid 6 wordt 40 % van deze middelen in aanmerking genomen bij de berekening of de in lid 6 vastgelegde vereisten inzake thematische concentratie voor BD 1 zijn nageleefd.

De middelen die overeenkomstig de tweede alinea van dit lid in aanmerking worden genomen worden in verband met de vereisten inzake thematische concentratie, mogen niet meer bedragen dan 40 % van de in lid 6 vastgelegde minimale vereisten inzake thematische concentratie voor BD 1.

9.  
De middelen in het kader van de specifieke doelstelling bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt b), viii), worden geprogrammeerd in het kader van een specifieke prioriteit.

In afwijking van lid 6 wordt 50 % van dergelijke EFRO-middelen in aanmerking genomen bij de berekening of de in lid 6 vastgelegde vereisten inzake thematische concentratie voor BD 2 zijn nageleefd.

De middelen die overeenkomstig de tweede alinea van dit lid in aanmerking worden genomen in verband met de vereisten inzake thematische concentratie, mogen niet meer bedragen dan 50 % van de in lid 6 vastgelegde minimale vereisten inzake thematische concentratie voor BD 2.

10.  
Aan de in lid 6 van dit artikel genoemde vereisten in verband met thematische concentratie moet worden voldaan tijdens de gehele programmeringsperiode, ook wanneer EFRO-toewijzingen worden overgedragen tussen prioriteiten van een programma of tussen programma’s onderling, evenals bij de tussentijdse evaluatie in overeenstemming met artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060.
11.  
Indien de EFRO-toewijzing met betrekking tot BD 1 of BD 2, of beide, van een bepaald programma wordt verlaagd na een vrijmaking op grond van artikel 105 van Verordening (EU) 2021/1060, of als gevolg van financiële correcties door de Commissie overeenkomstig artikel 104 van die verordening, wordt de naleving van het in lid 6 van dit artikel bedoelde vereiste in verband met thematische concentratie niet opnieuw beoordeeld.
12.  
Dit artikel is niet van toepassing op de aanvullende financiering voor noordelijke dunbevolkte gebieden bedoeld in artikel 110, lid 1, punt e), van Verordening (EU) 2021/1060.

Artikel 5

Toepassingsgebied van de EFRO-steun

1.  

Het EFRO ondersteunt:

a) 

investeringen in infrastructuur;

b) 

activiteiten voor toegepast onderzoek en innovatie, met inbegrip van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en haalbaarheidsstudies;

c) 

investeringen in toegang tot diensten;

d) 

productieve investeringen in kmo’s en investeringen gericht op het behoud van bestaande en het creëren van nieuwe banen;

e) 

apparatuur, software en immateriële activa;

f) 

netwerken, samenwerking, uitwisseling van ervaringen en activiteiten waarbij innovatieclusters betrokken zijn, onder meer tussen bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheidsinstanties;

g) 

informatie, communicatie en studies, en

h) 

technische bijstand.

2.  

Er kan steun worden verstrekt voor productieve investeringen in bedrijven die geen kmo’s zijn, en wel:

a) 

wanneer deze voorzien in samenwerking met kmo’s op het gebied van onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden ondersteund op grond van artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt a), i);

b) 

wanneer er hoofdzakelijk steun wordt verstrekt voor maatregelen ten behoeve van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie als bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt b, i) en ii);

c) 

wanneer zij worden gedaan in kleine midcap- en midcap-ondernemingen in de zin van artikel 2, punten 6 en 7, van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) door middel van financiële instrumenten, of

d) 

wanneer zij worden gedaan in kleine midcap-ondernemingen voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten die worden ondersteund op grond van artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt a), i);

▼M1

e) 

wanneer zij bijdragen aan de specifieke doelstelling in het kader van BD 1 als vastgelegd in artikel 3, lid 1, punt a), vi), of aan de specifieke doelstelling in het kader van BD 2 als vastgelegd in artikel 3, lid 1, punt b), ix), in minder ontwikkelde en overgangsregio’s, alsook in meer ontwikkelde regio’s in lidstaten waarvan het gemiddelde bbp per hoofd van de bevolking lager is dan het EU-27-gemiddelde, gemeten in koopkrachtstandaarden (KKS) en berekend op basis van de cijfers van de Unie voor de periode 2015-2017, waarbij de nadruk blijft liggen op kmo’s.

Punt e) is van toepassing op Interreg-programma’s wanneer het geografische toepassingsgebied van het programma binnen de Unie uitsluitend bestaat uit de in dat punt vermelde categorieën regio’s.

▼B

3.  
Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de specifieke doelstelling in het kader van BD 1 bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt a), iv), verstrekt het EFRO tevens steun voor activiteiten in het kader van opleidingen, een leven lang leren, omscholing en onderwijs.

▼M1

3 bis.  
Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen in het kader van BD 1 als vastgelegd in artikel 3, lid 1, punt a), vi), en van BD 2 in, punt b), ix), van die alinea steunt het EFRO ook activiteiten op het gebied van opleiding, een leven lang leren, omscholing en onderwijs.

▼B

4.  
Om bij te dragen aan de verwezenlijking van de specifieke doelstelling in het kader van BD 2 bedoeld in artikel 3, lid 1, eerste alinea, punt b), iv), en aan de specifieke doelstelling in het kader van BD 4 bedoeld in punt d), v), van die alinea verstrekt het EFRO tevens steun voor de aankoop van goederen die nodig zijn om de gezondheidsstelsels veerkrachtiger en rampbestendiger te maken.
5.  

In het kader van Interreg kan het EFRO ook steun verlenen voor:

a) 

gedeeld gebruik van voorzieningen en personele middelen, en

b) 

het begeleiden van zachte investeringen en andere activiteiten in verband met BD 4 in het kader van het Europees Sociaal Fonds Plus als beschreven in Verordening (EU) 2021/1057.

6.  
Het EFRO kan de financiering van bedrijfskapitaal in kmo’s ondersteunen in de vorm van subsidies, indien strikt noodzakelijk als tijdelijke maatregel om te reageren op uitzonderlijke of ongewone omstandigheden als bedoeld in artikel 20 van Verordening (EU) 2021/1060.
7.  
Indien de Commissie op verzoek van de betrokken lidstaten vaststelt dat aan de in lid 6 vastgelegde vereisten is voldaan, stelt zij een uitvoeringsbesluit vast tot nadere bepaling van de periode waarin de tijdelijke aanvullende steun uit het EFRO is toegestaan.
8.  
De Commissie houdt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de uitvoering van lid 6 en beoordeelt of de tijdelijke aanvullende steun uit het EFRO volstaat om het gebruik van het fonds in reactie op de uitzonderlijke of ongewone omstandigheden te vergemakkelijken. Op basis van haar beoordeling doet de Commissie, indien dit wenselijk wordt geacht, voorstellen tot wijziging van deze verordening, met inbegrip van de vereisten inzake thematische concentratie in artikel 4.
9.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie uitnodigen voor een gestructureerde dialoog over de toepassing van de leden 6, 7 en 8 van dit artikel overeenkomstig artikel 20, lid 3, van Verordening (EU) 2021/1060.

Artikel 6

Toepassingsgebied van de steun uit het Cohesiefonds

1.  

Het Cohesiefonds ondersteunt:

a) 

investeringen in het milieu, met inbegrip van investeringen in verband met duurzame ontwikkeling en energie die milieuvoordelen opleveren, met bijzondere aandacht voor hernieuwbare energie;

b) 

investeringen in TEN-T;

c) 

technische bijstand;

d) 

informatie, communicatie en studies.

De lidstaten zorgen voor een goed evenwicht tussen investeringen uit hoofde van de punten a) en b), op basis van de investerings- en infrastructuurbehoeften van elke lidstaat.

2.  
Het bedrag dat vanuit het Cohesiefonds wordt overgemaakt naar de Connecting Europe Facility wordt gebruikt voor TEN-T-projecten.

Artikel 7

Zaken die buiten het toepassingsgebied van het EFRO en het Cohesiefonds worden gelaten

1.  

Uit het EFRO en het Cohesiefonds wordt geen steun verstrekt voor:

a) 

de ontmanteling of de bouw van kerncentrales;

b) 

investeringen voor het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen als gevolg van activiteiten die vallen onder bijlage I bij Richtlijn 2003/87/EG;

c) 

de productie, verwerking en afzet van tabak en tabaksproducten;

d) 

een onderneming in moeilijkheden als omschreven in artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie, tenzij dit is toegestaan op grond van regels voor de-minimissteun of voor tijdelijke staatssteun die zijn vastgesteld om in te spelen op uitzonderlijke omstandigheden;

e) 

investeringen in luchthaveninfrastructuur, uitgezonderd in ultraperifere gebieden of bestaande regionale luchthavens als omschreven in artikel 2, punt 153, van Verordening (EU) nr. 651/2014, in elk van de volgende gevallen:

i) 

maatregelen ter beperking van de milieueffecten, of

ii) 

de uit ATM-onderzoeksproject voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim voortkomende systemen voor beveiliging-, veiligheid en luchtverkeersbeheer;

f) 

investeringen in het verwijderen van afval op stortplaatsen, behalve;

i) 

in de ultraperifere gebieden uitsluitend in afdoende gemotiveerde gevallen, of

ii) 

investeringen in de ontmanteling, de herontwikkeling of het veilig maken van bestaande stortplaatsen, mits deze investeringen de capaciteit ervan niet vergroten;

g) 

investeringen die de capaciteit van installaties voor de verwerking van restafval vergroten, behalve:

i) 

in de ultraperifere gebieden uitsluitend in afdoende gemotiveerde gevallen;

ii) 

investeringen in technologieën voor de terugwinning van materialen uit restafval met het oog op de circulaire economie;

h) 

investeringen in verband met productie, verwerking, vervoer, distributie, opslag of verbranding van fossiele brandstoffen, behalve:

i) 

voor de vervanging van met vaste fossiele brandstoffen, namelijk steenkool, turf, bruinkool of olieschalie, gestookte verwarmingssystemen door gasgestookte verwarmingssystemen met als doel:

— 
het verbeteren van de status van systemen voor stadsverwarming en -koeling tot “efficiënte stadsverwarming en -koeling” als gedefinieerd in artikel 2, punt 41, van Richtlijn 2012/27/EU;
— 
het verbeteren van de status van warmtekrachtkoppelingsinstallaties tot “hoogrenderende warmtekrachtkoppeling” als gedefinieerd in artikel 2, punt 34, van Richtlijn 2012/27/EU;
— 
investeringen in aardgasgestookte ketels en verwarmingssystemen in woningen en gebouwen ter vervanging van steenkool-, turf-, bruinkool- of olieschalie-installaties;
ii) 

investeringen in de uitbreiding, herbestemming, ombouw of aanpassing van gastransmissie- en distributienetten, op voorwaarde dat deze investeringen de netten gereed maken om hernieuwbare en koolstofarme gassen, zoals waterstof, biomethaan en synthesegas, aan het systeem toe te voegen en dat installaties voor vaste fossiele brandstoffen kunnen worden vervangen;

iii) 

investeringen in:

— 
schone voertuigen in de zin van Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ) voor publieke doeleinden, en
— 
voertuigen, luchtvaartuigen en vaartuigen die zijn ontworpen en gebouwd of aangepast voor gebruik door civielebeschermings- en brandweerdiensten.
2.  

Het totale bedrag aan Uniesteun voor investeringen van de Unie als bedoeld in lid 1, punt h), i) en ii), mag de volgende maxima van de totale toewijzing aan programma’s uit het EFRO en het Cohesiefonds in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” voor de betrokken lidstaat niet overschrijden:

a) 

voor lidstaten met een bruto nationaal inkomen (bni) per hoofd van de bevolking van minder dan 60 % van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking, of voor lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking en een aandeel vaste fossiele brandstoffen in het bruto binnenlands energieverbruik van 25 % of meer, bedraagt het maximum 1,55 %;

b) 

voor andere dan in punt a) bedoelde lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking van minder dan 90 % van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking bedraagt het maximum 1 %;

c) 

voor lidstaten met een bni per hoofd van de bevolking van 90 % of meer van het gemiddelde bni van de EU per hoofd van de bevolking bedraagt het maximum 0,2 %.

3.  
Voor de toepassing van dit artikel wordt het bruto nationaal inkomen per hoofd in een bepaalde lidstaat gemeten in koopkrachtstandaarden en berekend op basis van de cijfers van de Unie in de periode van 2015 tot en met 2017, en wordt het uitgedrukt als een percentage van het gemiddelde bruto nationaal inkomen per hoofd van de bevolking in koopkrachtstandaarden van de 27 lidstaten in dezelfde referentieperiode.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het aandeel vaste fossiele brandstoffen in het energieverbruik verstaan het aandeel van steenkool, bruinkool, turf en olieschalie, gemeten in 2018.

4.  
Concrete acties die op grond van lid 1, punt h), i) en ii), door het EFRO en het Cohesiefonds worden ondersteund, worden uiterlijk 31 december 2025 door de beheerautoriteit geselecteerd. Dergelijke concrete acties worden niet doorgeschoven naar de volgende programmeringsperiode.
5.  
Het Cohesiefonds verstrekt geen steun aan investeringen in huisvesting, tenzij deze verband houden met het bevorderen van energie-efficiëntie of het gebruik van hernieuwbare energie.
6.  
Overzeese landen en gebieden komen niet in aanmerking voor steun uit het EFRO of het Cohesiefonds, maar kunnen deelnemen aan Interreg-programma’s overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad ( 5 ).

Artikel 8

Indicatoren

1.  
Er worden gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren, als vermeld in bijlage I wat het EFRO en het Cohesiefonds betreft, en, waar dat relevant is, programmaspecifieke output- en resultaatindicatoren gebruikt overeenkomstig artikel 16, lid 1, tweede alinea, punt a), artikel 22, lid 3, punt d), ii), en artikel 42, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060.
2.  
Voor de outputindicatoren bedragen de uitgangswaarden nul. De intermediaire streefdoelen voor 2024 en de finale streefdoelen voor 2029 zijn cumulatief.
3.  
In overeenstemming met zijn rapportageverplichting op grond van artikel 41, lid 3, punt h), van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ) (het ”Financieel Reglement”) legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad informatie over de prestaties voor overeenkomstig bijlage II.
4.  
De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 16 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage II te wijzigen om de nodige aanpassingen door te voeren in de informatie over de prestaties die aan het Europees Parlement en de Raad moet worden verstrekt.
5.  
De Commissie beoordeelt hoe bij de uitvoering van het stabiliteits- en groeipact rekening wordt gehouden met het strategische belang van de door het EFRO en het Cohesiefonds medegefinancierde investeringen, en dient een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad.

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE DE BEHANDELING VAN BIJZONDERE TERRITORIALE KENMERKEN EN INTERREGIONALE INNOVATIE-INVESTERINGEN

Artikel 9

Geïntegreerde territoriale ontwikkeling

1.  
Het EFRO kan steun verstrekken voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling in programma’s in het kader van beide doelstellingen genoemd in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) 2021/1060, overeenkomstig de bepalingen van titel III, hoofdstuk II, van die verordening.
2.  
De lidstaten voeren door het EFRO ondersteunde geïntegreerde territoriale ontwikkeling uitsluitend uit in de vormen die zijn bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) 2021/1060.

Artikel 10

Steun voor achterstandsgebieden

Overeenkomstig artikel 174 VWEU besteedt het EFRO bijzondere aandacht aan het aanpakken van de uitdagingen van achterstandsregio’s en -gebieden, met name plattelandsgebieden en gebieden die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen. De lidstaten voorzien, waar nodig, in hun partnerschapsovereenkomsten overeenkomstig artikel 11, eerste alinea, punt i), van Verordening (EU) 2021/1060 in een geïntegreerde benadering om de demografische uitdagingen van die regio’s en gebieden het hoofd te bieden of tegemoet te komen aan hun specifieke behoeften. Een dergelijke geïntegreerde benadering kan een toezegging inzake specifieke financiering voor dat doel omvatten.

Artikel 11

Duurzame stedelijke ontwikkeling

1.  
Om economische, ecologische, klimatologische, demografische en sociale uitdagingen aan te pakken, ondersteunt het EFRO geïntegreerde territoriale ontwikkeling via strategieën voor territoriale of vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling overeenkomstig artikel 29 respectievelijk 32 van Verordening (EU) 2021/1060, die gericht zijn op stedelijke gebieden, met inbegrip van functionele stedelijke gebieden (“duurzame stedelijke ontwikkeling”) in programma’s in het kader van beide in artikel 5, lid 2, van die verordening genoemde doelstellingen.

Bijzondere aandacht wordt besteed aan het aanpakken van milieu- en klimaatuitdagingen, met name de transitie naar een klimaatneutrale economie in 2050, het benutten van het potentieel van digitale technologieën voor innovatiedoeleinden en het ondersteunen van de ontwikkeling van functionele stedelijke gebieden. In dit verband tellen de middelen voor duurzame stedelijke ontwikkeling die zijn geprogrammeerd in het kader van de prioriteiten die overeenstemmen met de beleidsdoelstellingen 1 en 2, mee voor het voldoen aan de vereisten inzake thematische concentratie op grond van artikel 4.

2.  
Ten minste 8 % van de EFRO-middelen op nationaal niveau in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”, anders dan voor technische bijstand, wordt toegewezen aan duurzame stedelijke ontwikkeling, in een of meer van de vormen die zijn bedoeld in artikel 28 van Verordening (EU) 2021/1060.

De betrokken territoriale autoriteiten of instanties selecteren, of worden betrokken bij de selectie van, concrete acties overeenkomstig artikel 29, lid 3, en artikel 32, lid 3, punt d), van Verordening (EU) 2021/1060.

De betrokken programma’s vermelden de geplande bedragen voor dat doel als bedoeld in artikel 22, lid 3, punt d), viii), van Verordening (EU) 2021/1060.

3.  
Aan het vereiste percentage dat moet worden uitgetrokken voor duurzame stedelijke ontwikkeling als bedoeld in lid 2 van dit artikel moet gedurende de gehele programmeringsperiode worden voldaan wanneer EFRO-toewijzingen worden overgedragen tussen de prioriteiten van een programma of tussen programma’s onderling, ook bij de tussentijdse evaluatie conform artikel 18 van Verordening (EU) 2021/1060.
4.  
Indien de EFRO-toewijzing wordt verlaagd na een vrijmaking op grond van artikel 105 van Verordening (EU) 2021/1060 of als gevolg van financiële correcties door de Commissie overeenkomstig artikel 104 van die verordening, wordt niet opnieuw beoordeeld of aan lid 2 van dit artikel is voldaan.

Artikel 12

Stedelijk Europa-initiatief

1.  
Het EFRO ondersteunt het Stedelijk Europa-initiatief, dat door de Commissie wordt uitgevoerd in direct en indirect beheer.

Dit initiatief heeft betrekking op alle stedelijke gebieden, met inbegrip van functionele stedelijke gebieden, en ondersteunt de stedelijke agenda voor de EU, met inbegrip van steun voor de deelname van lokale overheden aan de uit hoofde van de stedelijke agenda voor de EU ontwikkelde thematische partnerschappen.

2.  

Het Stedelijk Europa-initiatief omvat, inzake duurzame stedelijke ontwikkeling, de volgende twee onderdelen:

a) 

ondersteuning van innovatieve acties;

b) 

ondersteuning van capaciteits- en kennisopbouw, territoriale effectbeoordelingen, beleidsontwikkeling en communicatie.

Op verzoek van een of meer lidstaten kan het Stedelijk Europa-initiatief tevens steun verlenen aan intergouvernementele samenwerking in verband met stedelijke aangelegenheden. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan samenwerking die gericht is op capaciteitsopbouw op lokaal niveau met het oog op de verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelen van de VN.

De Commissie dient om de twee jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de ontwikkelingen in verband met het Stedelijk Europa-initiatief.

3.  
Het bestuursmodel van het Stedelijk Europa-initiatief voorziet in de betrokkenheid van lidstaten, regionale en lokale autoriteiten en steden, en zorgt voor adequate coördinatie en complementariteit met het specifieke programma voor duurzame stedelijke ontwikkeling op grond van artikel 3, lid 3, punt b), van Verordening (EU) 2021/1059.

Artikel 13

Interregionale innovatie-investeringen

1.  
Het EFRO verstrekt steun aan het instrument voor interregionale innovatie-investeringen.
2.  
Het instrument voor interregionale innovatie-investeringen ondersteunt de commercialisering en opschaling van interregionale innovatieprojecten die Europese waardeketens kunnen helpen ontwikkelen.
3.  

Het instrument voor interregionale innovatie-investeringen omvat de volgende twee onderdelen, die evenveel steun verstrekken voor:

a) 

financiële ondersteuning en advies voor investeringen in interregionale innovatieprojecten in gedeelde slimmespecialisatiegebieden;

b) 

financiële ondersteuning en advies en capaciteitsopbouw voor het ontwikkelen van waardeketens in minder ontwikkelde regio’s.

4.  
Maximaal 2 % van de middelen kan worden besteed aan leer- en evaluatieactiviteiten om de resultaten van de uit de twee onderdelen gesteunde projecten te benutten en te verspreiden.
5.  
De Commissie voert die investeringen in direct of indirect beheer uit.
6.  
De Commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een groep deskundigen.

De deskundigengroep bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten, regionale autoriteiten en steden, en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, onderzoeksorganisaties en maatschappelijke organisaties. Bij de samenstelling van de deskundigengroep wordt gestreefd naar genderevenwicht.

De deskundigengroep ondersteunt de Commissie bij het opstellen van een werkprogramma voor de lange termijn en bij het opstellen van oproepen tot het indienen van voorstellen.

7.  
Bij de uitvoering van dit instrument zorgt de Commissie voor coördinatie en synergie met andere financieringsprogramma’s en -instrumenten van de Unie en met name met onderdeel “Interreg C” als omschreven in artikel 3, punt 3), van Verordening (EU) 2021/1059.
8.  
Het instrument voor interregionale innovatie-investeringen heeft betrekking op het volledige grondgebied van de Unie.

Derde landen kunnen aan dit instrument deelnemen overeenkomstig de regelingen van de artikelen 16 en 23 van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) (de “Horizon Europa-verordening”).

Artikel 14

Ultraperifere gebieden

1.  
Artikel 4 is niet van toepassing op de specifieke extra toewijzing voor ultraperifere gebieden. Deze specifieke extra toewijzing voor ultraperifere gebieden wordt gebruikt ter compensatie van de extra kosten die in deze gebieden ontstaan als gevolg van één of meer van de in artikel 349 VWEU bedoelde permanente belemmeringen die hun ontwikkeling schaden.
2.  

De in lid 1 van dit artikel bedoelde toewijzing verstrekt steun aan:

a) 

de activiteiten binnen het toepassingsgebied zoals beschreven in artikel 5 van deze verordening;

b) 

in afwijking van artikel 5 van deze verordening, maatregelen met het oog op het dekken van de exploitatiekosten ter compensatie van de extra kosten die in deze gebieden ontstaan als gevolg van één of meer van de in artikel 349 VWEU bedoelde permanente belemmeringen die hun ontwikkeling schaden.

De in lid 1 van dit artikel bedoelde toewijzing mag tevens worden gebruikt voor uitgaven ter compensatie van de uitvoering van openbaredienstverplichtingen en -contracten in de ultraperifere gebieden.

3.  

Uit de in lid 1 van dit artikel bedoelde toewijzing wordt geen steun verstrekt voor:

a) 

concrete acties in verband met producten vermeld in bijlage I bij het VWEU;

b) 

steunmaatregelen voor personenvervoer die zijn toegestaan uit hoofde van artikel 107, lid 2, punt a), VWEU;

c) 

belastingvrijstellingen en vrijstelling van sociale lasten;

d) 

openbaredienstverplichtingen die niet worden vervuld door ondernemingen, maar door de staat middels zijn overheidsgezag.

4.  
►C1  In afwijking van artikel 5, lid 1, punt d), kan het EFRO steun verstrekken aan productieve investeringen in ondernemingen in ultraperifere gebieden, ongeacht de omvang van die ondernemingen. ◄

HOOFDSTUK III

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 15

Overgangsbepalingen

De Verordeningen (EU) nr. 1300/2013 en (EU) nr. 1301/2013 en handelingen die op grond daarvan zijn vastgesteld, blijven van toepassing op programma’s en concrete acties die steun krijgen uit het EFRO of het Cohesiefonds in de programmeringsperiode 2014-2020.

Artikel 16

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 8, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 1 juli 2021.
3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 8, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
Een overeenkomstig artikel 8, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en aan de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 17

Evaluatie

Het Europees Parlement en de Raad evalueren deze verordening uiterlijk 31 december 2027, overeenkomstig artikel 177 VWEU.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

GEMEENSCHAPPELIJKE OUTPUT- EN RESULTAATINDICATOREN VOOR HET EFRO EN HET COHESIEFONDS — ARTIKEL 8, LID 1 ( 8 )



Tabel 1

Gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren voor het EFRO (“investeren in werkgelegenheid en groei” en Interreg) en het Cohesiefonds ()

Beleidsdoelstelling

Specifieke doelstelling

Output

Resultaten

(1)

(2)

(3)

(4)

1.  Een concurrerender en slimmer Europa door de bevordering van innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit (BD 1)

i)  Ontwikkelen en versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het invoeren van geavanceerde technologieën

RCO (2) 01 — Ondersteunde ondernemingen (waarvan: micro-, klein, middelgroot, groot)* (3)

RCO 02 — Ondernemingen ondersteund door subsidies*

RCR (4) 01 — Banen gecreëerd in ondersteunde entiteiten*

RCR 102 — Onderzoeksbanen gecreëerd in ondersteunde entiteiten*

 

RCO 03 — Ondernemingen ondersteund door financieringsinstrumenten*

RCO 04 — Ondernemingen met niet-financiële steun*

RCO 05 — Ondersteunde nieuwe ondernemingen*

RCO 06 — Onderzoekers werkzaam in ondersteunde onderzoeksfaciliteiten

RCO 07 — Onderzoeksorganisaties die deelnemen aan gezamenlijke onderzoeksprojecten

RCR 02 — Particuliere investeringen voor gelijke delen als overheidssteun (waarvan: subsidies, financieringsinstrumenten)* (3)

RCR 03 — Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) die product- of procesinnovatie introduceren*

RCR 04 — Kmo’s die innovatie op het gebied van marketing of bedrijfsorganisatie introduceren*

 

RCO 08 — Nominale waarde van onderzoeks- en innovatieapparatuur

RCO 10 — Ondernemingen die samenwerken met onderzoeksorganisaties

RCO 96 – Interregionale investeringen voor innovatie in projecten van de Unie*

RCR 05 — Kmo’s die intern innoveren*

RCR 06 — Ingediende octrooiaanvragen*

RCR 07 — Handelsmerkaanvragen en modelaanvragen*

RCR 08 — Publicaties resulterend uit ondersteunde projecten

ii)  Profiteren van de voordelen van digitalisering voor burgers, bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheden

RCO 13 — Waarde van digitale diensten, producten en processen die voor ondernemingen zijn ontwikkeld*

RCO 14 — Openbare instellingen ondersteund om digitale diensten, producten en processen te ontwikkelen*

RCR 11 — Gebruikers van nieuwe en verbeterde openbare digitale diensten, producten en processen*

RCR 12 — Gebruikers van nieuwe en verbeterde digitale diensten, producten en processen die door ondernemingen zijn ontwikkeld*

RCR 13 — Ondernemingen die een hoge digitale intensiteit bereiken*

iii)  Versterken van duurzame groei en het concurrentievermogen van kmo’s en het creëren van banen in kmo’s, onder meer door productieve investeringen

RCO 15 — Gecreëerde opstartcapaciteit*

RCO 103 — Ondersteunde sterk groeiende ondernemingen*

RCR 17 — Nieuwe ondernemingen die op de markt overleven*

RCR 18 — Kmo’s die na de opstart de diensten van starterscentra gebruiken*

RCR 19 — Ondernemingen met een hogere omzet*

RCR 25 — Kmo’s met een hogere toegevoegde waarde per werknemer*

iv)  Ontwikkelen van vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap

RCO 16 — Deelnames van institutionele belanghebbenden aan een ondernemingsgezind ontdekkingsproces

RCO 101 — Kmo’s die investeren in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap*

RCR 97 — Ondersteunde leerplaatsen in kmo’s

RCR 98 — Kmo-personeel dat een opleiding in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap voltooit (naar type vaardigheid: technisch, management, ondernemerschap, groen, overig) (3)*

v)  Verbeteren van de digitale connectiviteit

RCO 41 — Extra woningen met toegang tot breedband met zeer hoge capaciteit

RCO 42 — Extra ondernemingen met toegang tot breedband met zeer hoge capaciteit

RCR 53 — Woningen met breedbandaansluiting op een netwerk met zeer hoge capaciteit

RCR 54 — Ondernemingen met breedbandaansluiting op een netwerk met zeer hoge capaciteit

▼M1

vi)  het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795

Elke VRK die is opgenomen voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) RCO125 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in digitale technologieën en deeptech-innovatie RCO126 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in schone en hulpbronnenefficiënte technologieën RCO127 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in biotechnologieën [Deze indicatoren moeten worden gerapporteerd als subsets van RCO01-RCO04]

Alle RCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv)

▼B

2.  Een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit (BD 2)

i)  Bevorderen van energie-efficiëntie en verminderen van de uitstoot van broeikasgassen

RCO 18 — Woningen met verbeterde energieprestatie

RCO 19 — Openbare gebouwen met verbeterde energieprestatie

RCO 20 — Nieuw aangelegde of verbeterde leidingen van de stadsverwarmings- en stadskoelingsnetten

RCO 104 — Aantal hoogrenderende warmtekrachtkoppelingseenheden

RCO 123 — Woningen die gebruikmaken van aardgasgestookte ketels en verwarmingssystemen ter vervanging van installaties op basis van vaste fossiele brandstoffen

RCR 26 — Jaarlijks primair energieverbruik (waarvan: woningen, openbare gebouwen, ondernemingen, andere) (3)

RCR 29 — Geraamde uitstoot van broeikasgassen*

RCR 105 — Geraamde broeikasgasemissies door ketels en verwarmingssystemen die zijn omgebouwd van vaste fossiele brandstoffen naar gas

ii)  Bevorderen van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van de daarin vastgelegde duurzaamheidscriteria

RCO 22 — Extra productiecapaciteit voor hernieuwbare energie (waarvan: elektriciteit, thermisch) (3)*

RCO 97 — Ondersteunde hernieuwbare-energiegemeenschappen*

RCR 31 — Totale geproduceerde hernieuwbare energie (waarvan: elektriciteit, thermisch) (3)*

RCR 32 — Extra operationeel vermogen geïnstalleerd voor hernieuwbare energie*

iii)  Ontwikkelen van slimme energiesystemen, netwerken en opslag buiten het trans-Europees energienetwerk (TEN-E)

RCO 23 — Digitale beheerssystemen voor slimme energiesystemen

RCO 105 — Oplossingen voor elektriciteitsopslag

RCO 124 — Nieuw aangelegde of verbeterde leidingen van de gastransmissie- en distributienetten

RCR 33 — Gebruikers die zijn aangesloten op slimme energiesystemen

RCR 34 — Uitrol van projecten voor slimme energiesystemen

iv)  Bevorderen van klimaatadaptatie en rampenrisicopreventie en -weerbaarheid, rekening houdend met op ecosystemen gebaseerde benaderingen

RCO 24 — Investeringen in nieuwe of verbeterde systemen voor monitoring, paraatheid, waarschuwing en respons bij natuurrampen*

RCO 122 — Investeringen in nieuwe of verbeterde systemen voor monitoring, paraatheid, waarschuwing en respons met betrekking tot niet-klimaatgerelateerde natuurlijke risico’s en risico’s in verband met menselijke activiteiten

RCO 25 — Nieuw aangelegde of geconsolideerde bescherming van kuststroken, rivier- en meeroevers tegen overstromingen

RCO 106 — Nieuw aangelegde of geconsolideerde bescherming tegen aardverschuivingen

RCO 26 — Groene infrastructuur aangelegd of verbeterd met het oog op klimaatadaptatie*

RCO 27 — Nationale en subnationale strategieën inzake klimaatadaptatie*

RCO 28 — Gebied dat valt onder maatregelen ter bescherming tegen natuurbranden

RCO 121 — Gebied dat valt onder maatregelen ter bescherming tegen klimaatgerelateerde natuurrampen (andere dan overstromingen en natuurbranden)

RCR 35 — Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen overstromingen

RCR 36 — Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen natuurbranden

RCR 37 — Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen klimaatgerelateerde natuurrampen (andere dan overstromingen of natuurbranden)

RCR 96 — Inwoners die profiteren van maatregelen ter bescherming tegen niet-klimaatgerelateerde natuurrisico’s en risico’s in verband met menselijke activiteiten*

v)  Bevorderen van de toegang tot water en van duurzaam waterbeheer

RCO 30 — Lengte van de nieuwe of verbeterde pijpleidingen voor de leidingnetten van openbare watervoorziening

RCO 31 — Lengte van de nieuwe of verbeterde pijpleidingen voor het openbaar netwerk voor de opvang van afvalwater

RCO 32 — Nieuwe of verbeterde capaciteit voor afvalwaterbehandeling

RCR 41 — Inwoners aangesloten op verbeterde installaties voor openbare watervoorziening

RCR 42 — Inwoners ten minste aangesloten op openbare installaties voor secundaire afvalwaterbehandeling

RCR 43 — Waterverlies in leidingnetten van openbare watervoorziening

vi)  Bevorderen van de overgang naar een circulaire economie met efficiënt gebruik van hulpbronnen

RCO 34 — Extra capaciteit voor afvalrecycling

RCO 107 — Investeringen in installaties voor gescheiden afvalinzameling

RCO 119 — Voor hergebruik voorbereid afval

RCR 103 — Gescheiden ingezameld afval

RCR 47 — Gerecycled afval

RCR 48 — Afval gebruikt als grondstof

vii)  Verbeteren van de bescherming en het behoud van natuur, biodiversiteit en groene infrastructuur, ook in stedelijke gebieden, en verminderen van alle vormen van verontreiniging

RCO 36 — Groene infrastructuur die wordt ondersteund voor andere doeleinden dan klimaatadaptatie

RCO 37 — Oppervlakte van Natura 2000-gebieden die vallen onder beschermings- en herstelmaatregelen

RCO 38 — Oppervlakte van ondersteunde gesaneerde bodem

RCO 39 — Gebied bestreken door geïnstalleerde systemen voor monitoring van luchtverontreiniging

RCR 50 — Inwoners die profiteren van maatregelen voor luchtkwaliteit*

RCR 95 — Inwoners die toegang hebben tot nieuwe of verbeterde groene infrastructuur*

RCR 52 — Gesaneerde bodem gebruikt voor groengebieden, sociale huisvesting, economisch of ander gebruik

viii)  Bevorderen van duurzame multimodale stedelijke mobiliteit als onderdeel van de overgang naar een koolstofneutrale economie

RCO 55 — Lengte van nieuwe tram- en metrolijnen

RCO 56 — Lengte van heraangelegde of gemoderniseerde tram- en metrolijnen

RCO 57 — Capaciteit van milieuvriendelijk rollend materieel voor openbaar vervoer*

RCO 58 — Ondersteunde specifieke fietsinfrastructuur*

RCO 59 — Infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (tankstations/oplaadpunten)*

RCO 60 — Steden en gemeenten met nieuwe of gemoderniseerde gedigitaliseerde stadsvervoerssystemen

RCR 62 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuw of gemoderniseerd openbaar vervoer

RCR 63 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde tram- en metrolijnen

RCR 64 — Jaarlijks aantal gebruikers van specifieke fietsinfrastructuur

▼M1

ix)  het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van Verordening (EU) 2024/795

Elke VRK die is opgenomen voor specifieke doelstellingen i), iii), iv) en vi) onder beleidsdoelstelling 1 RCO125 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in digitale technologieën en deeptech-innovatie RCO126 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in schone en hulpbronnenefficiënte technologieën RCO127 Ondernemingen: Ondernemingen die steun ontvangen, voornamelijk in verband met productieve investeringen in biotechnologieën [Deze indicatoren moeten worden gerapporteerd als subsets van RCO01-RCO04]

Alle RCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

▼B

3.  Een meer verbonden Europa door vergroting van de mobiliteit (BD 3)

i)  Ontwikkelen van een klimaatbestendige, intelligente, veilige, duurzame en intermodale TEN-T

RCO 43 — Lengte van nieuwe of verbeterde wegen — TEN-T (5)

RCO 45 — Lengte van heraangelegde of gemoderniseerde wegen — TEN-T

RCO 108 – Lengte van wegen met nieuwe of gemoderniseerde verkeersbeheersystemen – TEN-T

RCO 47 — Lengte van nieuwe of verbeterde spoorwegen — TEN-T

RCO 49 — Lengte van heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen — TEN-T

RCO 51 — Lengte van nieuwe, verbeterde of gemoderniseerde binnenwaterwegen — TEN-T

RCO 109 — Lengte van spoorwegen uitgerust met het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer in werking — TEN-T

RCR 55 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuw aangelegde, heraangelegde, verbeterde of gemoderniseerde wegen

RCR 56 — Tijdwinst dankzij verbeterde wegeninfrastructuur

RCR 101 — Tijdwinst dankzij verbeterde spoorweginfrastructuur

RCR 58 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuw aangelegde, verbeterde, heraangelegde, of gemoderniseerde spoorwegen

RCR 59 — Vrachtvervoer per spoor

RCR 60 — Vrachtvervoer over binnenwateren

ii)  Ontwikkelen en versterken van duurzame, klimaatbestendige, intelligente en intermodale nationale, regionale en lokale mobiliteit, met inbegrip van verbeterde toegang tot TEN-T en grensoverschrijdende mobiliteit

RCO 44 — Lengte van nieuwe of verbeterde wegen — niet TEN-T

RCO 46 — Lengte van heraangelegde of gemoderniseerde wegen — niet TEN-T

RCO 110 — Lengte van wegen met nieuwe of gemoderniseerde verkeersbeheersystemen — niet TEN-T

RCO 48 — Lengte van nieuwe of verbeterde spoorwegen — niet TEN-T

RCO 50 — Lengte van heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen — niet TEN-T

RCO 111 — Lengte van spoorwegen uitgerust met het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer in werking — niet TEN-T

RCO 52 — Lengte van nieuwe of gemoderniseerde binnenwaterwegen — niet TEN-T

RCO 53 — Nieuwe of gemoderniseerde spoorwegstations en treinhaltes*

RCO 54 — Nieuwe of gemoderniseerde intermodale verbindingen*

4.  Een socialer en inclusiever Europa door uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (BD 4)

i)  Verbeteren van de effectiviteit en de inclusiviteit van de arbeidsmarkten en de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid door het ontwikkelen van sociale infrastructuur en het bevorderen van de sociale economie

RCO 61 — Oppervlakte van nieuwe of gemoderniseerde faciliteiten voor diensten voor arbeidsvoorziening

RCR 65 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde faciliteiten voor diensten voor arbeidsvoorziening

ii)  Verbeteren van gelijke toegang tot inclusieve en hoogwaardige diensten op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren door het ontwikkelen van toegankelijke infrastructuur, onder meer door het vergroten van de veerkracht van onderwijs en opleiding op afstand en online

RCO 66 — Klaslokaalcapaciteit van nieuwe of gemoderniseerde kinderopvangvoorzieningen

RCO 67 — Klaslokaalcapaciteit voor nieuwe of gemoderniseerde onderwijsvoorzieningen

RCR 70 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde kinderopvangvoorzieningen

RCR 71 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde onderwijsvoorzieningen

iii)  Bevorderen van de sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen, waaronder mensen met speciale behoeften, door middel van geïntegreerde acties, waaronder huisvesting en sociale diensten

RCO 65 — Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde sociale huisvesting*

RCO 113 — Inwoners die vallen onder projecten in het kader van geïntegreerde acties voor sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen*

RCR 67 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde sociale huisvesting

iv)  Bevorderen van de sociaal-economische integratie van onderdanen van derde landen, inclusief migranten, door middel van geïntegreerde acties, met inbegrip van huisvesting en sociale diensten

RCO 63 — Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde voorzieningen voor tijdelijke opvang

RCR 66 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde voorzieningen voor tijdelijke opvang

v)  Garanderen van gelijke toegang tot gezondheidszorg en veerkrachtiger maken van gezondheidszorgstelsels, met inbegrip van eerstelijnszorg, en bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar gezins- en gemeenschapsgebonden zorg

RCO 69 — Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorzieningen

RCO 70 — Capaciteit van nieuwe of gemoderniseerde sociale-zorgvoorzieningen (andere dan huisvesting)

RCR 72 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde diensten voor digitale gezondheidszorg

RCR 73 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorzieningen

RCR 74 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde sociale-zorgvoorzieningen

vi)  Versterken van de rol van cultuur en duurzaam toerisme in economische ontwikkeling, sociale inclusie en sociale innovatie

RCO 77 — Aantal ondersteunde culturele en toeristische plaatsen*

RCR 77 — Bezoekers van ondersteunde culturele en toeristische plaatsen*

5.  Een Europa dat dichter bij de burger staat door bevordering van de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven (BD 5)

i)  Bevorderen van een geïntegreerde en inclusieve sociale, economische en ecologische ontwikkeling, cultuur, natuurlijk erfgoed, duurzaam toerisme en veiligheid in stedelijke gebieden

RCO 74 — Inwoners die vallen onder projecten in het kader van strategieën voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling*

RCO 75 — Ondersteunde strategieën voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling*

RCO 76 — Geïntegreerde projecten voor territoriale ontwikkeling

RCO 80 — Ondersteunde strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling*

RCO 112 — Belanghebbenden die betrokken zijn bij de voorbereiding en uitvoering van strategieën voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling

RCO 114 — Gecreëerde of herstelde open ruimte in stedelijke gebieden*

 

ii)  Bevorderen van een geïntegreerde en inclusieve sociale, economische en ecologische lokale ontwikkeling, cultuur, natuurlijk erfgoed, duurzaam toerisme en veiligheid in niet-stedelijke gebieden

(1)   

Ter wille van de presentatie zijn de gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren gegroepeerd onder, maar niet beperkt tot, een specifieke doelstelling in het kader van een beleidsdoelstelling. Met name voor beleidsdoelstelling 5 kan gebruik worden gemaakt van de voor de beleidsdoelstellingen 1 tot en met 4 genoemde relevante gemeenschappelijke indicatoren. Daarnaast kunnen, ten behoeve van een volledig beeld van de verwachte en de werkelijke prestaties van de programma’s, de gemeenschappelijke indicatoren aangeduid met *, voor zover zij relevant zijn, worden gebruikt voor specifieke doelstellingen die vallen onder de beleidsdoelstellingen 1 tot en met 4.

(2)   

RCO: REGIO gemeenschappelijke outputindicator (REGIO Common Output Indicator).

(3)   

Uitsplitsing wordt alleen gevraagd voor rapportage, niet voor programmering.

(4)   

RCR: REGIO gemeenschappelijke resultaatindicator (REGIO Common Result Indicator).

(5)   

Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).



Tabel 2

Extra gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren voor het EFRO voor Interreg

Voor Interreg specifieke indicatoren

RCO 81 — Deelnames aan gezamenlijke grensoverschrijdende acties

RCO 115 — Gezamenlijk georganiseerde grensoverschrijdende openbare evenementen

RCO 82 — Deelnames aan gezamenlijke acties ter bevordering van gendergelijkheid, gelijke kansen en sociale inclusie

RCO 83 — Gezamenlijk ontwikkelde strategieën en actieplannen

RCO 84 — Gezamenlijk ontwikkelde en in projecten uitgevoerde proefprojecten

RCO 116 — Gezamenlijk ontwikkelde oplossingen

RCO 85 — Deelnames aan gezamenlijke opleidingsactiviteiten

RCO 117 — Oplossingen voor geconstateerde grensoverschrijdende juridische of administratieve belemmeringen

RCO 86 — Ondertekende gezamenlijke administratieve of juridische overeenkomsten

RCO 87 — Organisaties die grensoverschrijdend samenwerken

RCO 118 — Organisaties die samenwerken voor het meerlagig bestuur van macroregionale strategieën

RCO 90 — Projecten voor grensoverschrijdende innovatienetwerken

RCO 120 — Projecten die grensoverschrijdende samenwerking ondersteunen met het oog op de ontwikkeling van verbindingen tussen stad en platteland

RCR 79 — Gezamenlijke strategieën en actieplannen ondernomen door organisaties

RCR 104 — Oplossingen ondernomen of opgeschaald door organisaties

RCR 81 — Voltooiingen van gezamenlijke opleidingsactiviteiten

RCR 82 — Grensoverschrijdende juridische of administratieve belemmeringen die zijn verminderd of opgelost

RCR 83 — Personen die onder ondertekende gezamenlijke administratieve of juridische overeenkomsten vallen

RCR 84 — Organisaties die grensoverschrijdend samenwerken na voltooiing van het project

RCR 85 — Deelnames aan gezamenlijke grensoverschrijdende acties na voltooiing van het project




BIJLAGE II

KERNREEKS VAN PRESTATIE-INDICATOREN VOOR HET EFRO EN HET COHESIEFONDS ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, LID 3, VOOR GEBRUIK DOOR DE COMMISSIE IN OVEREENSTEMMING MET HAAR RAPPORTAGEVERPLICHTING OP GROND VAN ARTIKEL 41, LID 3, PUNT H), III), VAN HET FINANCIEEL REGLEMENT



Beleidsdoelstelling

Specifieke doelstelling

Output

Resultaten

(1)

(2)

(3)

(4)

1.  Een concurrerender en slimmer Europa door bevordering van innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit (BD 1)

i)  Ontwikkelen en versterken van de onderzoeks- en innovatiecapaciteit en invoeren van geavanceerde technologieën

CCO (1) 01 — Ondernemingen die worden ondersteund om te innoveren

CCO 02 — Onderzoekers werkzaam in ondersteunde onderzoeksfaciliteiten

CCR (2) 01 — Kleine en middelgrote ondernemingen (3) (kmo’s) die innovatie op het gebied van producten, processen, marketing of bedrijfsorganisatie introduceren

ii)  Profiteren van de voordelen van digitalisering voor burgers, bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheden

CCO 03 — Ondernemingen en openbare instellingen die worden ondersteund om digitale producten, diensten en processen te ontwikkelen

CCR 02 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of verbeterde digitale producten, diensten en processen

iii)  Versterken van duurzame groei en het concurrentievermogen van kmo’s en het creëren van banen in kmo’s, onder meer door productieve investeringen

CCO 04 — Kmo’s die worden ondersteund met het oog op het versterken van de groei en het concurrentievermogen

CCR 03 — Aantal banen gecreëerd in ondernemingen die worden ondersteund

iv)  Ontwikkelen van vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap

CCO 05 — Kmo’s die investeren in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap

CCR 04 — Personeelsleden van kmo’s die opleidingen voltooien in vaardigheden voor slimme specialisatie, industriële transitie en ondernemerschap

v)  Verbeteren van de digitale connectiviteit

CCO 13 — Extra aantal woningen en ondernemingen met toegang tot breedband met zeer hoge capaciteit

CCR 12 — Extra aantal woningen en ondernemingen met breedbandaansluiting op een netwerk met zeer hoge capaciteit

▼M1

vi)  het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van Verordening (EU) 2024/795

Alle CCO’s vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

Alle CCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

▼B

2.  Een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit (BD 2)

i)  Bevorderen van energie-efficiëntie en verminderen van de uitstoot van broeikasgassen

CCO 06 — Investeringen in maatregelen om de energieprestatie te verbeteren

CCR 05 — Besparingen in het jaarlijks primair energieverbruik

ii)  Bevorderen van hernieuwbare energie overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001, met inbegrip van de daarin vastgelegde duurzaamheidscriteria

CCO 07 — Extra productiecapaciteit voor hernieuwbare energie

CCR 06 — Extra geproduceerde hernieuwbare energie

iii)  Ontwikkelen van slimme energiesystemen, netwerken en opslag buiten het trans-Europees energienetwerk (TEN-E)

CCO 08 — Digitale beheersystemen voor slimme energiesystemen

CCR 07 — Extra aantal gebruikers die zijn aangesloten op slimme energiesystemen

iv)  Bevorderen van klimaatadaptatie en rampenrisicopreventie en -weerbaarheid, rekening houdend met op ecosystemen gebaseerde benaderingen

CCO 09 – Investeringen in nieuwe of verbeterde systemen voor monitoring, paraatheid, waarschuwing en respons bij rampen

CCR 08 – Extra aantal inwoners die profiteren van beschermingsmaatregelen tegen overstromingen, natuurbranden en andere klimaatgerelateerde natuurrampen

v)  Bevorderen van de toegang tot water en van duurzaam waterbeheer

CCO 10 — Nieuwe of verbeterde capaciteit voor afvalwaterbehandeling

CCR 09 — Extra aantal inwoners die ten minste aangesloten zijn op een installatie voor secundaire afvalwaterbehandeling

vi)  Bevorderen van de overgang naar een circulaire economie met efficiënt gebruik van hulpbronnen

CCO 11 — Nieuwe of verbeterde capaciteit voor afvalrecycling

CCR 10 — Extra hoeveelheid gerecycled afval

vii)  Verbeteren van de bescherming en het behoud van natuur, biodiversiteit en groene infrastructuur, ook in stedelijke gebieden, en verminderen van alle vormen van verontreiniging

CCO 12 — Oppervlakte van groene infrastructuur

CCR 11 — Inwoners die profiteren van maatregelen voor luchtkwaliteit

viii)  Bevorderen van duurzame multimodale stedelijke mobiliteit als onderdeel van de overgang naar een koolstofneutrale economie

CCO 16 — Uitbreiding en modernisering van tram- en metrolijnen

CCR 15 — Jaarlijks aantal gebruikers bediend door nieuwe en gemoderniseerde tram- en metrolijnen

▼M1

ix)  het ondersteunen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de STEP-doelstellingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), ii), van Verordening (EU) 2024/795

Alle CCO’s vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

Alle CCR vermeld voor specifieke doelstellingen i), iii) en iv) onder beleidsdoelstelling 1

▼B

3.  Een meer verbonden Europa door vergroting van de mobiliteit (BD 3)

i)  Ontwikkelen van een klimaatbestendige, intelligente, veilige, duurzame en intermodale TEN-T

CCO 14 — Wegen TEN-T: nieuwe, verbeterde, heraangelegde of gemoderniseerde wegen

CCO 15 — Spoorwegen TEN-T: nieuwe, verbeterde, heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen

CCR 13 — Tijdwinst dankzij verbeterde wegeninfrastructuur

CCR 14 — Jaarlijks aantal passagiers bediend door verbeterd spoorvervoer

ii)  Ontwikkelen en versterken van duurzame, klimaatbestendige, intelligente en intermodale nationale, regionale en lokale mobiliteit, met inbegrip van een verbeterde toegang tot TEN-T en grensoverschrijdende mobiliteit

CCO 22 — Wegen — niet TEN-T: nieuwe, verbeterde, heraangelegde of gemoderniseerde wegen

CCO 23 — Spoorwegen — niet TEN-T: nieuwe, verbeterde, heraangelegde of gemoderniseerde spoorwegen

4.  Een socialer en inclusiever Europa door uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (BD 4)

i)  Verbeteren van de effectiviteit en de inclusiviteit van de arbeidsmarkten en de toegang tot hoogwaardige werkgelegenheid door het ontwikkelen van sociale infrastructuur en het bevorderen van de sociale economie

CCO 17 – Oppervlakte van nieuwe of gemoderniseerde faciliteiten voor diensten voor arbeidsvoorziening

CCR 16 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde faciliteiten voor diensten voor arbeidsvoorziening

ii)  Verbeteren van gelijke toegang tot inclusieve en hoogwaardige diensten op het gebied van onderwijs, opleiding en een leven lang leren door het ontwikkelen van toegankelijke infrastructuur, onder meer door het vergroten van de veerkracht van onderwijs en opleiding op afstand en online

CCO 18 — Nieuwe of gemoderniseerde capaciteit voor kinderopvang- en onderwijsvoorzieningen

CCR 17 — Jaarlijks aantal gebruikers bediend door nieuwe of gemoderniseerde kinderopvang- en onderwijsvoorzieningen

iii)  Bevorderen van de sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen, waaronder mensen met speciale behoeften, door middel van geïntegreerde acties, waaronder huisvesting en sociale diensten

CCO 19 — Nieuwe of gemoderniseerde capaciteit voor voorzieningen voor sociale huisvesting

CCO 25 — Inwoners die vallen onder projecten in het kader van geïntegreerde acties voor sociaal-economische inclusie van gemarginaliseerde gemeenschappen, huishoudens met een laag inkomen en achterstandsgroepen*

CCR 18 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde voorzieningen voor sociale huisvesting

iv)  Bevorderen van de sociaal-economische integratie van onderdanen van derde landen, inclusief migranten, door middel van geïntegreerde acties, met inbegrip van huisvesting en sociale diensten

CCO 26 — Nieuwe of gemoderniseerde capaciteit voor voorzieningen voor tijdelijke opvang

CCR 20 — Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde voorzieningen voor tijdelijke opvang

v)  Garanderen van gelijke toegang tot gezondheidszorg en veerkrachtiger maken van gezondheidszorgstelsels, met inbegrip van eerstelijnszorg, en bevorderen van de overgang van institutionele zorg naar gezins- en gemeenschapsgebonden zorg

CCO 20 — Nieuwe of gemoderniseerde capaciteit voor gezondheidszorgvoorzieningen

CCR 19 – Jaarlijks aantal gebruikers van nieuwe of gemoderniseerde gezondheidszorgvoorzieningen

vi)  Versterken van de rol van cultuur en duurzaam toerisme in economische ontwikkeling, sociale inclusie en sociale innovatie

CCO 24 — Ondersteunde culturele en toeristische locaties

CCR 21 — Bezoekers van ondersteunde culturele en toeristische locaties

5.  Een Europa dat dichter bij de burger staat door bevordering van de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven (BD 5)

i)  Bevorderen van een geïntegreerde en inclusieve sociale, economische en ecologische ontwikkeling, cultuur, natuurlijk erfgoed, duurzaam toerisme en veiligheid in stedelijke gebieden

CCO 21 — Inwoners die vallen onder strategieën voor geïntegreerde territoriale ontwikkeling

 

ii)  Bevorderen van een geïntegreerde en inclusieve sociale, economische en ecologische lokale ontwikkeling, cultuur, natuurlijk erfgoed, duurzaam toerisme en veiligheid in niet-stedelijke gebieden

(1)   

CCO: REGIO gemeenschappelijke kernoutput.

(2)   

CCR: REGIO gemeenschappelijk kernresultaat.

(3)   

Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).



( 1 ) Verordening (EU) 2024/795 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot oprichting van het platform voor strategische technologieën voor Europa (“STEP”) en tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG en Verordeningen (EU) 2021/1058, (EU) 2021/1056, (EU) 2021/1057, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) 2021/1060, (EU) 2021/523, (EU) 2021/695, (EU) 2021/697 en (EU) 2021/241 (PB L, 2024/795, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/795/oj).

( 2 ) Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en door externe financieringsinstrumenten (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 94).

( 3 ) Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — Het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).

( 4 ) Richtlijn 2009/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen (PB L 120 van 15.5.2009, blz. 5).

( 5 ) Verordening (EU) 2021/1059 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 betreffende specifieke bepalingen voor de doelstelling “Europese territoriale samenwerking” (Interreg) ondersteund door het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en financieringsinstrumenten voor extern optreden (zie bladzijde 94 van dit Publicatieblad).

( 6 ) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

( 7 ) Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1).

( 8 ) Om te worden gebruikt, wat de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” en Interreg betreft, overeenkomstig artikel 16, lid 1, tweede alinea, punt a), en artikel 41, lid 2, punt b), van Verordening (EU) 2021/1060 (GB-verordening) en, wat de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei” betreft, overeenkomstig artikel 22, lid 3, punt d), ii), van Verordening (EU) 2021/1060 (GB-verordening) en, wat Interreg betreft, overeenkomstig artikel 22, lid 4, punt e), ii), van Verordening (EU) 2021/1059 (Interreg).