02020R1001 — NL — 01.01.2024 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1001 VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2020

tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de werking van het moderniseringsfonds ter ondersteuning van investeringen met het oog op de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in bepaalde lidstaten

(PB L 221 van 10.7.2020, blz. 107)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/2606 VAN DE COMMISSIE  van 22 november 2023

  L 

1

23.11.2023




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1001 VAN DE COMMISSIE

van 9 juli 2020

tot vaststelling van nadere bepalingen voor de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de werking van het moderniseringsfonds ter ondersteuning van investeringen met het oog op de modernisering van de energiesystemen en de verbetering van de energie-efficiëntie in bepaalde lidstaten



HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld voor de werking van het moderniseringsfonds wat betreft:

a) 

de indiening van voorstellen voor de financiering van investeringen;

b) 

de beoordeling van prioritaire investeringen en niet-prioritaire investeringen;

c) 

het beheer en de uitbetaling van middelen uit het moderniseringsfonds, alsook de verrichting van die betaling;

d) 

de samenstelling en werking van het investeringscomité voor het moderniseringsfonds („het investeringscomité”);

e) 

monitoring, verslaglegging, evaluatie en audit;

f) 

informatie en transparantie.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) 

„begunstigde lidstaat”: een lidstaat die in bijlage II ter bij Richtlijn 2003/87/EG is opgenomen;

2) 

„niet-prioritaire investering”: een investering die niet valt onder een van de in artikel 10 quinquies, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG genoemde gebieden;

3) 

„niet-prioritair kleinschalig project”: een niet-prioritaire investering waarvoor staatssteun is verleend voor een totaalbedrag dat voldoet aan de criteria van de-minimissteun overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EU) nr. 1407/2013 ( 1 );

4) 

„prioritaire investering”: een investering die valt onder ten minste één van de in artikel 10 quinquies, lid 2, van Richtlijn 2003/87/EG genoemde gebieden;

5) 

„regeling”: een investeringsvoorstel dat aan de volgende criteria voldoet:

a) 

zij omvat een samenhangend geheel van prioriteiten die binnen de doelstellingen van het moderniseringsfonds passen, en kan vanwege de kenmerken van de projecten binnen de regeling als een prioritaire of een niet-prioritaire investering worden aangemerkt;

b) 

zij heeft een looptijd van meer dan een jaar;

c) 

zij heeft een nationaal of regionaal toepassingsgebied, en

d) 

zij is bedoeld om steun te verlenen aan meer dan één publieke of particuliere persoon of entiteit die verantwoordelijk is voor ofwel het initiëren, ofwel het initiëren en uitvoeren, van de projecten in het kader van de regeling;

▼M1

6) 

„grootschalige regeling”: een regeling waarvoor de totale aangevraagde steun uit het moderniseringsfonds meer dan 100 000 000  EUR bedraagt;

7) 

„grootschalig project”: een andere investering dan een regeling waarvoor de totale aangevraagde steun uit het moderniseringsfonds meer dan 70 000 000  EUR bedraagt;

8) 

„categorie van middelen”: een van de volgende categorieën middelen die voor een begunstigde lidstaat beschikbaar zijn:

a) 

middelen uit de veiling van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG;

b) 

middelen uit de veiling van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 1, vierde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG;

c) 

middelen uit de veiling van emissierechten die overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG aan het moderniseringsfonds zijn overgedragen;

9) 

„subcategorie van middelen”: een van de volgende subcategorieën middelen uit de veiling van emissierechten die overeenkomstig artikel 10, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG aan het moderniseringsfonds zijn overgedragen:

a) 

middelen die vóór 31 december 2027 worden gegenereerd;

b) 

middelen die tussen 31 december 2027 en 30 december 2028 worden gegenereerd;

c) 

middelen die na 30 december 2028 worden gegenereerd.

▼B

HOOFDSTUK II

FINANCIERING VAN INVESTERINGEN

▼M1 —————

▼B

Artikel 4

Indiening van investeringsvoorstellen

1.  
Begunstigde lidstaten kunnen op elk moment in de loop van een kalenderjaar investeringsvoorstellen indienen bij ►M1  de Europese Investeringsbank (EIB) ◄ en het investeringscomité.

Bij de indiening van investeringsvoorstellen verstrekken de begunstigde lidstaten de in bijlage I genoemde informatie.

De begunstigde lidstaat geeft aan of het voorstel een prioritaire investering of een niet-prioritaire investering betreft.

2.  
Wanneer een investering betrekking heeft op een regeling, dient de begunstigde lidstaat een voorstel in overeenkomstig lid 1 en vermeldt hij het bedrag dat als eerste uitbetaling voor de regeling wordt aangevraagd.

Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de eerste uitbetaling aan de regeling in overeenstemming met artikel 8, lid 1, is voor elke latere betaling een afzonderlijk voorstel van de begunstigde lidstaat vereist, waarin het uit te betalen bedrag wordt gespecificeerd en, in voorkomend geval, bijgewerkte informatie over de regeling wordt verstrekt.

▼M1

2 bis.  
Wanneer een investering betrekking heeft op een grootschalig project, dient de begunstigde lidstaat een voorstel in overeenkomstig lid 1.

Bij de indiening van dat voorstel vermeldt de begunstigde lidstaat het bedrag dat als eerste uitbetaling voor het grootschalige project wordt aangevraagd en dient hij een tijdschema voor de uitvoering van het project en een bijbehorend uitbetalingsschema in.

Nadat de Commissie een besluit heeft genomen over de eerste uitbetaling aan het grootschalige project in overeenstemming met artikel 8, lid 1, is voor elke latere betaling een afzonderlijk voorstel van de begunstigde lidstaat vereist, waarin het uit te betalen bedrag wordt gespecificeerd en, in voorkomend geval, bijgewerkte informatie over het grootschalige project wordt verstrekt. Daarnaast verstrekt de begunstigde lidstaat informatie over de uitvoering van het project ten opzichte van het ingediende tijdschema voor de uitvoering.

2 ter.  
De begunstigde lidstaten raadplegen de relevante belanghebbenden over de ontwerpinvesteringsvoorstellen voor grootschalige projecten en grootschalige regelingen, in overeenstemming met de toepasselijke Unie- of nationale bepalingen inzake de bescherming van vertrouwelijke informatie. De begunstigde lidstaten stellen redelijke termijnen vast waarbinnen de relevante belanghebbenden worden geïnformeerd en hun standpunten kenbaar kunnen maken voordat de investeringsvoorstellen bij de EIB worden ingediend.

▼B

3.  
Wanneer de begunstigde lidstaat in eenzelfde halfjaarlijkse uitbetalingscyclus verschillende voorstellen ter beoordeling indient, moet hij een rangorde voor de beoordeling van prioritaire investeringen en een rangorde voor de beoordeling van niet-prioritaire investeringen opgeven. Als de lidstaat geen rangorde opgeeft, beoordeelt de EIB of, in voorkomend geval, het investeringscomité, de voorstellen volgens de datum van indiening.
4.  
Een voorstel met betrekking tot een niet-prioritair kleinschalig project kan enkel als onderdeel van een regeling worden ingediend.
5.  
De begunstigde lidstaat vraagt niet om financiering uit het moderniseringsfonds voor investeringen die door een ander instrument van de Unie of de lidstaat worden gefinancierd.

Artikel 5

Beschikbare middelen

1.  
Vier weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité, informeert de EIB de begunstigde lidstaat, het investeringscomité en de Commissie over de middelen die voor die lidstaat ter beschikking staan om investeringen uit het moderniseringsfonds te financieren („staat van de beschikbare middelen”).

▼M1

De staat van de beschikbare middelen omvat, in voorkomend geval, de categorieën en subcategorieën van de voor de begunstigde lidstaat beschikbare middelen.

▼B

2.  

►M1  Voor elke categorie en subcategorie van middelen omvat de staat van de beschikbare middelen de volgende informatie: ◄

a) 

het beschikbare bedrag bij de EIB, met uitzondering van bedragen die overeenkomstig artikel 9 reeds aan de lidstaat zijn uitbetaald maar waarvan de betaling nog niet is verricht, en met uitzondering van de kosten van de EIB die in de in artikel 12, lid 3, bedoelde overeenkomst zijn vermeld;

b) 

de aan beëindigde investeringen uitbetaalde bedragen die een aanvulling vormen op de voor de begunstigde lidstaat beschikbare middelen in het moderniseringsfonds, in overeenstemming met het in artikel 10, lid 2, bedoelde besluit van de Commissie.

3.  
De uiterste termijn voor de staat van de beschikbare middelen is de laatste dag van de kalendermaand die voorafgaat aan de datum van de informatieoverdracht uit hoofde van lid 1.
4.  
Onverminderd de leden 1 tot en met 3, kan de begunstigde lidstaat de EIB op elk moment om informatie verzoeken over het voor die lidstaat beschikbare bedrag bij de EIB.

Artikel 6

Bevestiging van prioritaire investeringen

1.  
Investeringsvoorstellen die door de begunstigde lidstaten als prioritaire investeringen zijn ingediend, worden door de EIB beoordeeld in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar, indien de voorstellen ten minste zes weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend.

Indien de voorstellen later dan zes weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, maar ten minste zes weken voor de tweede halfjaarlijkse vergadering van het comité, worden zij beoordeeld in de tweede halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar.

Indien zij later dan zes weken voor de tweede in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, worden zij in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het daaropvolgende kalenderjaar beoordeeld.

2.  
De EIB kan de begunstigde lidstaat om de informatie of documenten verzoeken die zij noodzakelijk acht om de investering te beoordelen, op voorwaarde dat dergelijke informatie of documenten vereist zijn uit hoofde van bijlage I. De EIB vraagt de informatie of de documenten zonder onnodige vertraging op. Indien de begunstigde lidstaat de opgevraagde informatie of documenten minder dan zes weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité verstrekt, kan de EIB de beoordeling van het voorstel uitstellen tot de volgende halfjaarlijkse uitbetalingscyclus.
3.  
Indien de EIB van oordeel is dat het voorstel een niet-prioritaire investering betreft, brengt zij de begunstigde lidstaat hiervan binnen vier weken na de indiening van het voorstel op de hoogte, en licht zij de redenen voor die conclusie toe. In dat geval wordt het voorstel beoordeeld in overeenstemming met de in artikel 7 opgenomen vereisten en termijnen.
4.  
Indien het voorstel niet voldoet aan artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG of de vereisten uit hoofde van deze verordening, bezorgt de EIB het voorstel binnen vier weken na de indiening terug aan de begunstigde lidstaat, en licht zij de redenen voor die conclusie toe. De EIB brengt het investeringscomité onverwijld op de hoogte.
5.  
De beoordeling van het voorstel omvat de verificatie van de kosten van de voorgestelde investering, tenzij de evenredigheid van het bedrag aan ontvangen steun reeds door de Commissie is geverifieerd in het kader van de desbetreffende staatssteunprocedure.
6.  
De EIB beoordeelt het voorstel met inachtneming van het toepasselijke Unierecht.
7.  

De EIB kan bevestigen dat het voorstel een prioritaire investering is, als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de begunstigde lidstaat heeft aangetoond dat de investering voldoet aan de vereisten uit hoofde van artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG en valt onder ten minste één van de in artikel 10 quinquies, lid 2, van die richtlijn opgenomen gebieden;

▼M1

b) 

de begunstigde lidstaat beschikt over voldoende middelen in de betrokken categorie of subcategorie van middelen op grond van de in artikel 5, lid 1, bedoelde staat van de beschikbare middelen, na aftrek van eventuele bedragen die moeten worden uitbetaald voor investeringen die reeds overeenkomstig lid 9 van dit artikel zijn bevestigd;

▼B

c) 

de begunstigde lidstaat heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat het investeringsvoorstel voldoet aan een van de volgende vereisten:

— 
de Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de staatssteun;

▼M1

— 
het voorstel is vrijgesteld van de verplichte aanmelding van staatssteun overeenkomstig de toepasselijke staatssteunregels;

▼B

— 
het voorstel vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU;

▼M1

c bis) 

de begunstigde lidstaat heeft indien nodig aangetoond dat de investering in overeenstemming is met artikel 10 septies van Richtlijn 2003/87/EG;

▼B

d) 

de begunstigde lidstaat heeft schriftelijk bevestigd dat de investering voldoet aan alle andere toepasselijke vereisten van het nationale en Unierecht;

e) 

de door de begunstigde lidstaat verstrekte informatie over de bijdragen uit andere nationale en Unie-instrumenten bevestigt dat de uit het moderniseringsfonds aangevraagde bedragen niet zijn bedoeld om kosten voor de investering te dekken die reeds door een ander nationaal of Unie-instrument zijn gefinancierd;

▼M1

f) 

wanneer een voorstel betrekking heeft op een regeling, bedraagt de looptijd van de regeling niet meer dan vijf jaar. Deze voorwaarde belet de begunstigde lidstaat niet een nieuw investeringsvoorstel in te dienen voor de voortzetting van de regeling overeenkomstig artikel 4.

▼M1

8.  

Wanneer een voorstel betrekking heeft op een latere uitbetaling voor een regeling of een grootschalig project die of dat voorafgaand aan de eerste uitbetaling door de EIB in overeenstemming met lid 9 is bevestigd, en de regeling of het grootschalige project niet is gewijzigd, kan de EIB het voorstel als prioritaire investering bevestigen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de investering voldoet aan de vereisten van lid 7, punten b) en c);

b) 

de investering voldoet aan het vereiste van lid 7, punt c bis), met uitzondering van de regelingen die vóór 5 juni 2023 door de EIB overeenkomstig lid 9 zijn bevestigd;

c) 

de begunstigde lidstaat verstrekt informatie over de uitvoering van de regeling of het grootschalige project overeenkomstig punt 4.2 van bijlage I.

▼B

9.  
De EIB neemt ten laatste twee weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité een besluit over de bevestiging van het voorstel als prioritaire investering.

De EIB brengt de betrokken begunstigde lidstaat en de Commissie onverwijld op de hoogte van het in de eerste alinea bedoelde besluit.

10.  
Ten laatste een week voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité, brengt de EIB het investeringscomité op de hoogte van de investeringsvoorstellen van elke begunstigde lidstaat die overeenkomstig lid 9 van dit artikel zijn bevestigd als prioritaire investeringen, en het voor elke investering uit te betalen bedrag.

▼M1

11.  
Een investeringsvoorstel dat aanzienlijk overlapt met een eerder voorstel dat de EIB niet heeft bevestigd, is niet-ontvankelijk.

▼B

Artikel 7

Aanbevelingen met betrekking tot niet-prioritaire investeringen

1.  
De investeringsvoorstellen die door de begunstigde lidstaten als niet-prioritaire investeringen zijn ingediend, worden door het investeringscomité beoordeeld in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar, indien de voorstellen ten minste tien weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend.

Indien de voorstellen later dan tien weken voor de eerste in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, maar ten minste tien weken voor de tweede halfjaarlijkse vergadering van het comité, worden zij beoordeeld in de tweede halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het kalenderjaar.

Indien zij later dan tien weken voor de tweede in artikel 11, lid 1, bedoelde halfjaarlijkse vergadering van het investeringscomité zijn ingediend, worden zij in de eerste halfjaarlijkse uitbetalingscyclus van het daaropvolgende kalenderjaar beoordeeld.

2.  
Ten laatste twee weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité, verricht de EIB een technische en financiële zorgvuldigheidsbeoordeling van het voorstel, met inbegrip van een beoordeling van de verwachte emissiereducties.
3.  
De EIB kan de begunstigde lidstaat om de informatie of documenten verzoeken die zij noodzakelijk acht om de technische en financiële zorgvuldigheidsbeoordeling uit te voeren, op voorwaarde dat dergelijke informatie of documenten vereist zijn uit hoofde van bijlage I. De EIB vraagt de informatie of de documenten zonder onnodige vertraging op. Indien de begunstigde lidstaat de opgevraagde informatie of documenten minder dan tien weken voor de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering van het investeringscomité verstrekt, kan de EIB de voltooiing van de zorgvuldigheidsbeoordeling uitstellen tot de volgende halfjaarlijkse uitbetalingscyclus.
4.  
De financiële zorgvuldigheidsbeoordeling door de EIB omvat de verificatie van de kosten van de voorgestelde investering, tenzij de evenredigheid van het bedrag aan ontvangen steun reeds door de Commissie is geverifieerd in het kader van de desbetreffende staatssteunprocedure.
5.  
De EIB verricht de zorgvuldigheidsbeoordeling met inachtneming van het toepasselijke Unierecht.
6.  
De zorgvuldigheidsbeoordeling door de EIB gaat vergezeld van een verklaring van de vertegenwoordiger van de EIB over de goedkeuring van de financiering van het investeringsvoorstel. De EIB bezorgt het investeringscomité onverwijld de resultaten van de zorgvuldigheidsbeoordeling.
7.  

Het investeringscomité kan een aanbeveling uitbrengen over de financiering van het investeringsproject als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de begunstigde lidstaat heeft aangetoond dat de investering voldoet aan de vereisten uit hoofde van artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG;

▼M1

b) 

de begunstigde lidstaat beschikt over voldoende middelen in de betrokken categorie of subcategorie van middelen op grond van de in artikel 5, lid 1, bedoelde staat van de beschikbare middelen, na aftrek van eventuele bedragen die moeten worden uitbetaald in overeenstemming met de in artikel 6, lid 10, gespecificeerde informatie, en op basis van de overeenkomstig lid 9 van dit artikel reeds uitgebrachte aanbevelingen;

▼B

c) 

►M1  wanneer de voorgestelde investering moet worden gefinancierd uit de opbrengsten van de veiling van de in artikel 10, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde emissierechten of van emissierechten die overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 4, van die richtlijn naar het moderniseringsfonds zijn overgedragen, bedraagt het aandeel van de aan prioritaire investeringen toegewezen middelen ten minste 80 % van de inkomsten uit de in artikel 10, lid 1, derde alinea, bedoelde emissierechten en de overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 4, van die richtlijn naar het moderniseringsfonds overgedragen emissierechten, die door de begunstigde lidstaat worden gebruikt, met inbegrip van de volgende middelen: ◄

— 
middelen die al voor prioritaire en niet-prioritaire investeringen zijn uitbetaald;
— 
middelen die op grond van de in artikel 6, lid 10, bedoelde informatie nog moeten worden uitbetaald;
— 
middelen die overeenkomstig de aanbevelingen die uit hoofde van lid 9 zijn uitgebracht, nog moeten worden uitbetaald;
— 
middelen die voor het onder beoordeling zijnde investeringsvoorstel zijn aangevraagd;

▼M1

c bis) 

wanneer de voorgestelde investering moet worden gefinancierd uit de opbrengsten van de veiling van de in artikel 10, lid 1, vierde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde emissierechten, bedraagt het aandeel van de aan prioritaire investeringen toegewezen middelen ten minste 90 % van de inkomsten uit de in artikel 10, lid 1, vierde alinea, bedoelde emissierechten, die door de begunstigde lidstaat worden gebruikt, met inbegrip van de volgende middelen:

— 
middelen die al voor prioritaire en niet-prioritaire investeringen zijn uitbetaald;
— 
middelen die op grond van de in artikel 6, lid 10, bedoelde informatie nog moeten worden uitbetaald;
— 
middelen die overeenkomstig een aanbeveling die uit hoofde van lid 9 is uitgebracht, nog moeten worden uitbetaald;
— 
middelen die voor het onder beoordeling zijnde investeringsvoorstel zijn aangevraagd;

▼B

d) 

de financiering is in overeenstemming met artikel 10 quinquies, lid 6, tweede alinea, vierde zin, van Richtlijn 2003/87/EG;

e) 

de begunstigde lidstaat heeft bewijsmateriaal verstrekt waaruit blijkt dat het investeringsvoorstel voldoet aan alle onderstaande vereisten:

— 
de Commissie heeft haar goedkeuring gehecht aan de staatssteun;

▼M1

— 
het voorstel is vrijgesteld van de verplichte aanmelding van staatssteun overeenkomstig de toepasselijke staatssteunregels;

▼B

— 
het voorstel vormt geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU;

▼M1

e bis) 

de begunstigde lidstaat heeft indien nodig aangetoond dat de investering in overeenstemming is met artikel 10 septies van Richtlijn 2003/87/EG;

▼B

f) 

de begunstigde lidstaat heeft schriftelijk bevestigd dat de investering voldoet aan alle andere toepasselijke vereisten van het nationale en Unierecht;

g) 

de door de begunstigde lidstaat verstrekte informatie over de bijdragen uit andere nationale en Unie-instrumenten bevestigt dat de uit het moderniseringsfonds aangevraagde bedragen niet zijn bedoeld om kosten voor de investering te dekken die reeds door een ander nationaal of Unie-instrument zijn gefinancierd;

▼M1

h) 

wanneer een voorstel betrekking heeft op een regeling, bedraagt de looptijd van de regeling niet meer dan vijf jaar. Deze voorwaarde belet de begunstigde lidstaat niet een nieuw investeringsvoorstel in te dienen voor de voortzetting van de regeling.

▼M1

8.  

Wanneer een voorstel betrekking heeft op een latere uitbetaling voor een regeling of een grootschalig project waarvoor het investeringscomité, in overeenstemming met lid 9, financiering heeft aanbevolen voorafgaand aan de eerste uitbetaling, en de regeling of het grootschalige project niet is gewijzigd, kan het investeringscomité het voorstel voor financiering aanbevelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) 

de investering voldoet aan de vereisten van lid 7, punten b) tot en met e);

b) 

de investering voldoet aan het vereiste van lid 7, punt e bis), behalve in het geval van regelingen waarvoor het investeringscomité vóór 5 juni 2023 financiering heeft aanbevolen overeenkomstig lid 9;

c) 

de begunstigde lidstaat verstrekt informatie over de uitvoering van de regeling of het grootschalige project overeenkomstig punt 4.2 van bijlage I.

▼B

9.  
Het investeringscomité brengt tijdens de in artikel 11, lid 1, bedoelde vergadering een aanbeveling over het investeringsvoorstel uit, en vermeldt daarin het bedrag van de steun uit het moderniseringsfonds, de redenen voor zijn conclusie en mogelijke suggesties over passende financieringsinstrumenten.
10.  
Indien het investeringscomité besluit om de financiering van de investering niet aan te bevelen, licht het de redenen voor die conclusie toe. In dat geval krijgt de investering geen steun uit het moderniseringsfonds. De betrokken lidstaat kan het investeringsvoorstel herzien, teneinde de bevindingen van het investeringscomité in acht te nemen, en kan een nieuw investeringsvoorstel indienen in een volgende halfjaarlijkse uitbetalingscyclus.

▼M1

11.  
Een investeringsvoorstel dat aanzienlijk overlapt met een eerder voorstel dat niet door het investeringscomité voor financiering is aanbevolen, is niet-ontvankelijk.

▼B

Artikel 8

Uitbetalingsbesluit van de Commissie

1.  
Na de in artikel 11, lid 1, van deze verordening bedoelde vergadering neemt de Commissie zonder onnodige vertraging het in artikel 10 quinquies, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde besluit aan, en vermeldt zij daarin het bedrag dat uit het moderniseringsfonds moet worden uitbetaald voor elke investering die door de EIB als prioritaire investering is bevestigd of door het investeringscomité voor financiering is aanbevolen („uitbetalingsbesluit”).

In een uitbetalingsbesluit met betrekking tot middelen uit het moderniseringsfonds voor een regeling moet het bedrag van de eerste uitbetaling of, in voorkomend geval, een eventuele latere uitbetaling, worden vermeld.

▼M1

2.  
De Commissie stelt de betrokken begunstigde lidstaat in kennis van het uitbetalingsbesluit en brengt de EIB, het investeringscomité en, in voorkomend geval, de niet-begunstigde lidstaat waar de bij de investering betrokken aangrenzende grensregio van de Unie gelegen is, daarvan op de hoogte.

▼B

Artikel 9

Verrichting van betalingen

De EIB stort het desbetreffende bedrag aan steun uit het moderniseringsfonds uiterlijk 30 dagen na de datum van het uitbetalingsbesluit door aan de begunstigde lidstaat.

▼M1

Artikel 10

Beëindigde investeringen

1.  

Op grond van het jaarverslag dat door de begunstigde lidstaat overeenkomstig artikel 13 wordt ingediend, wordt een investering geacht te zijn beëindigd in elk van de volgende gevallen:

a) 

de begunstigde lidstaat of de beheersautoriteit van de regeling is binnen twee jaar na de laatste overdracht van middelen door de EIB uit hoofde van artikel 9 geen juridische verbintenis aangegaan met de indiener van het project of met een van de eindbegunstigden van de regeling om de investering te financieren;

b) 

de begunstigde lidstaat of de beheersautoriteit van de regeling heeft gedurende meer dan twee jaar na het aangaan van de juridische verbintenis met de indiener van het project of met een van de eindbegunstigden van de regeling om de investering te financieren, geen steun voor de investering verleend, tenzij de begunstigde lidstaat kan aantonen dat de investering wordt uitgevoerd en dat de steun binnen een redelijke termijn zal worden verleend.

2.  
Bij het overeenkomstig artikel 8 vastgestelde besluit wijzigt de Commissie het reeds voor de beëindigde investering uitbetaalde bedrag door er het bedrag van af te trekken dat, indien de investering overeenkomstig lid 1, punt a), wordt beëindigd, nog niet wettelijk is vastgelegd of, indien de investering overeenkomstig lid 1, punt b), wordt beëindigd, nog niet is toegekend. Elk bedrag van deze aard wordt bijgeteld bij de middelen in het moderniseringsfonds die ter beschikking staan van de betreffende lidstaat in overeenstemming met artikel 5, lid 2, punt b), en wordt verrekend met toekomstige betalingen door de EIB aan de betrokken lidstaat uit hoofde van artikel 9. De Commissie stelt de EIB in kennis van de noodzaak om dit bedrag te compenseren.
3.  
Onverminderd lid 1 van dit artikel kan de begunstigde lidstaat, vóór het einde van de uiterste termijn van de staat van de beschikbare middelen zoals vastgelegd in artikel 5, lid 3, de Commissie in kennis stellen van een beëindigde investering, en verzoeken om een wijziging van het uitbetalingsbesluit in overeenstemming met lid 2 van dit artikel. Dit verzoek kan betrekking hebben op de bedragen die nog niet wettelijk zijn vastgelegd of nog niet zijn betaald aan de indiener van het project of de eindbegunstigden van de steun uit het moderniseringsfonds, evenals de reeds aan de indiener van het project of de eindbegunstigden van de steun uit het moderniseringsfonds betaalde bedragen die echter vervolgens door de begunstigde lidstaat werden teruggevorderd. De begunstigde lidstaat verstrekt de bewijsstukken die het verzoek rechtvaardigen.

Lid 2 is van toepassing op de wijziging van het uitbetalingsbesluit, de verhoging van de middelen in het moderniseringsfonds die voor de betreffende lidstaat beschikbaar zijn, en de verrekening van het bedrag dat aan het fonds wordt teruggestort met toekomstige betalingen van de EIB aan de lidstaat.

▼B

Artikel 11

Werking van het investeringscomité

1.  
Het investeringscomité komt tweemaal per jaar bijeen, uiterlijk op 15 juli en op 15 december. Zodra de datum van de vergadering bekend is, deelt het secretariaat van het investeringscomité deze mee aan de lidstaten.
2.  
Tenzij het comité een aanbeveling uitbrengt overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 7, van Richtlijn 2003/87/EG, tweede alinea, eerste en tweede zin, is het quorum bereikt wanneer ten minste de helft van de vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten, alle vertegenwoordigers van de niet-begunstigde lidstaten, en de vertegenwoordigers van de Commissie en van de EIB aanwezig zijn.
3.  
De niet-begunstigde lidstaten kiezen drie vertegenwoordigers in het investeringscomité aan de hand van een stemming die alle kandidaten omvat. Elke niet-begunstigde lidstaat kan één kandidaat voorstellen. De drie kandidaten met de meeste stemmen zijn verkozen. Wanneer twee of meer kandidaten evenveel stemmen hebben gehaald, en bijgevolg meer dan drie kandidaten zouden worden verkozen, wordt de stemming hervat, met inbegrip van alle kandidaten behalve de kandidaat of de kandidaten die de meeste stemmen hebben gehaald, alsook, indien nodig, de kandidaat of de kandidaten met de op één na meeste stemmen.

▼M1

3 bis.  
Wanneer een investeringsvoorstel uitsluitend moet worden gefinancierd uit de opbrengsten van de veiling van de in artikel 10, lid 1, derde alinea, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde emissierechten of van de emissierechten die overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 4, van die richtlijn naar het moderniseringsfonds zijn overgedragen, zijn alleen de in deel A van bijlage II ter bij Richtlijn 2003/87/EG vermelde vertegenwoordigers van de begunstigde lidstaten gerechtigd om te beraadslagen en te stemmen.
3 ter.  
Wanneer een investeringsvoorstel betrekking heeft op een aangrenzende grensregio van de Unie in een niet-begunstigde lidstaat die in het investeringscomité is vertegenwoordigd, en de vertegenwoordiger van de EIB de financiering van dat investeringsvoorstel niet goedkeurt, is de vertegenwoordiger van die niet-begunstigde lidstaat niet gerechtigd om over het voorstel te stemmen.

▼B

4.  
De leden van het investeringscomité mogen geen financiële of andere belangen hebben in sectoren die in aanmerking komen voor steun uit het moderniseringsfonds, noch direct noch indirect, waardoor hun onpartijdigheid in het gedrang zou kunnen komen of dit objectief gezien zo kan worden waargenomen. Zij handelen in het algemeen belang en op onafhankelijke wijze. Zij leggen voordat zij hun ambt in het investeringscomité opnemen een belangenverklaring af, en werken hun verklaringen bij telkens wanneer zich een relevante wijziging voordoet.
5.  
De EIB biedt administratieve en logistieke steun aan het investeringscomité (het secretariaat), met inbegrip van steun bij het beheer van een website die aan het moderniseringsfonds is gewijd.
6.  

Op voorstel van de bevoegde dienst van de Commissie stelt het investeringscomité zijn reglement van orde vast, waarin met name de volgende procedures worden vastgelegd:

a) 

de benoeming van leden en waarnemende leden in het investeringscomité, en hun plaatsvervangers;

b) 

de organisatie van de vergaderingen van het investeringscomité;

c) 

nadere bepalingen met betrekking tot belangenconflicten, met inbegrip van een model voor de belangenverklaring.

7.  
De leden van het investeringscomité ontvangen geen vergoeding of terugbetaling van hun kosten in verband met hun deelname aan de werkzaamheden van het comité.

Artikel 12

Richtsnoeren voor het beheer van activa en overeenkomst met de EIB

▼M1

1.  
De EIB ontwikkelt richtsnoeren voor het beheer van activa om de opbrengsten uit het moderniseringsfonds te beheren, teneinde ervoor te zorgen dat die opbrengsten worden beheerd in overeenstemming met de doelstellingen van Richtlijn 2003/87/EG en de interne voorschriften van de EIB.

▼B

2.  

Na raadpleging van de lidstaten sluit de Commissie een overeenkomst met de EIB, waarin de specifieke voorwaarden worden vastgesteld voor de uitoefening van taken in verband met de uitvoering van het moderniseringsfonds door de EIB. Die voorwaarden hebben betrekking op de volgende taken:

a) 

de veiling en tegeldemaking van de emissierechten die bestemd zijn voor het moderniseringsfonds, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie ( 2 );

b) 

het beheer van de opbrengsten uit het moderniseringsfonds;

c) 

de bevestiging van prioritaire investeringen uit hoofde van artikel 6 en de uitvoering van de zorgvuldigheidsbeoordeling van niet-prioritaire projectvoorstellen uit hoofde van artikel 7;

d) 

het verzorgen van het secretariaat van het investeringscomité, met inbegrip van het beheer van een website die aan het moderniseringsfonds is gewijd;

e) 

de voorbereiding van ontwerpverslagen van het investeringscomité uit hoofde van artikel 14.

3.  
In de in lid 2 bedoelde overeenkomst wordt het mechanisme gespecificeerd voor de dekking van de kosten van de EIB voor de uitvoering van haar taken. In het mechanisme voor de dekking van de kosten in verband met de bevestiging van prioritaire investeringen en de uitvoering van de zorgvuldigheidsbeoordeling bij niet-prioritaire investeringen moet rekening worden gehouden met het aantal en de complexiteit van de voorstellen die door elke begunstigde lidstaat worden ingediend. De kosten van de EIB voor het verrichten van haar taken worden gefinancierd uit de in artikel 5, lid 2, onder a), bedoelde middelen die voor elke begunstigde lidstaat beschikbaar zijn. De EIB brengt aan de Commissie en de lidstaten verslag uit over de voltooiing van haar taken uit hoofde van de overeenkomst en de daaraan verbonden kosten.

HOOFDSTUK III

MONITORING, VERSLAGLEGGING, EVALUATIE EN AUDIT

Artikel 13

▼M1

Monitoring, rapportage en planning door de begunstigde lidstaten

▼B

1.  
De begunstigde lidstaten monitoren de uitvoering van de investeringen die uit het moderniseringsfonds worden gefinancierd. Uiterlijk op 30 april dienen de begunstigde lidstaten bij de Commissie een jaarverslag over het voorgaande jaar in, dat de in bijlage II vermelde informatie bevat.

▼M1

2.  
Het in lid 1 bedoelde jaarverslag gaat vergezeld van een overzicht van de investeringen waarvoor de begunstigde lidstaat voornemens is in de komende twee kalenderjaren investeringsvoorstellen in te dienen, met vooruitzichten tot 2030, alsmede van bijgewerkte informatie over investeringen die in een eerder overzicht zijn opgenomen.

▼M1

3.  
Het in lid 2 bedoelde overzicht en, voor zover mogelijk, de in lid 2 bedoelde vooruitzichten tot 2030 bevatten de in bijlage III vermelde informatie.
4.  
De informatie in het in lid 2 bedoelde overzicht is niet bindend voor de begunstigde lidstaat die overeenkomstig artikel 4 een investeringsvoorstel indient.
5.  
De begunstigde lidstaten zorgen ervoor dat de relevante belanghebbenden worden geraadpleegd over het in lid 2 bedoelde ontwerpoverzicht. De begunstigde lidstaten stellen redelijke termijnen vast waarbinnen de relevante belanghebbenden worden geïnformeerd en hun standpunten kenbaar kunnen maken voordat het overzicht bij de Commissie wordt ingediend.

Artikel 13 bis

Monitoring en rapportage door niet-begunstigde lidstaten met betrekking tot investeringen waarbij aangrenzende grensregio’s van de Unie betrokken zijn

Wanneer de begunstigde lidstaat de hem toegewezen middelen gebruikt om investeringen te financieren waarbij aangrenzende grensregio’s van de Unie betrokken zijn, verstrekt de niet-begunstigde lidstaat waarin die regio is gelegen, de begunstigde lidstaat alle informatie en bewijsstukken die de begunstigde lidstaat nodig heeft om te voldoen aan artikel 13.

▼B

Artikel 14

Verslaglegging door het investeringscomité

1.  

Het in artikel 10 quinquies, lid 11, eerste zin, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde jaarverslag van het investeringscomité omvat de volgende informatie:

▼M1

a) 

het aantal ontvangen en het aantal bevestigde investeringsvoorstellen, inclusief vermelding van het investeringsgebied en de overeenkomstige bedragen;

b) 

het aantal uitgebrachte aanbevelingen, samenvattende conclusies van elke aanbeveling en de bedragen van de aanbevolen investeringen;

▼B

c) 

een overzicht van de belangrijkste conclusies met betrekking tot de voorgestelde investeringen op basis van de technische en financiële zorgvuldigheidsbeoordeling door de EIB;

d) 

de praktische ervaring met betrekking tot procedurele aspecten bij het uitbrengen van de aanbevelingen;

▼M1

e) 

de belangrijkste gegevens en conclusies met betrekking tot de jaarverslagen die de begunstigde lidstaten overeenkomstig artikel 13, lid 1, hebben ingediend.

▼B

2.  
Op basis van een door de EIB voorbereid ontwerp, neemt het investeringscomité uiterlijk op ►M1  15 november ◄ het definitieve verslag over het voorgaande jaar aan; het legt dit onverwijld voor aan de Commissie.

Artikel 15

Evaluatie van het fonds

1.  

De in artikel 10 quinquies, lid 11, tweede zin, van Richtlijn 2003/87/EG bedoelde evaluatie door de Commissie omvat de volgende gebieden:

a) 

de bevestiging van prioritaire investeringen door de EIB;

b) 

de beoordeling van niet-prioritaire investeringen door het investeringscomité;

c) 

de financiering en monitoring van investeringen door de begunstigde lidstaten;

d) 

relevante procedurele aspecten met betrekking tot de uitvoering van het moderniseringsfonds.

▼M1 —————

▼B

2.  
Aan het einde van de uitvoering van het moderniseringsfonds verricht de Commissie een eindevaluatie. Zij beoordeelt daarbij met name de geboekte vooruitgang ten opzichte van de doelstellingen van het fonds als bepaald in artikel 10 quinquies, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2003/87/EG.
3.  
De Commissie maakt de resultaten van de evaluatie openbaar.

Artikel 16

Audits en de bescherming van de financiële belangen van het fonds

1.  
►M1  De EIB stelt voor ieder boekjaar, dat loopt van 1 januari tot en met 31 december, de jaarrekening van het moderniseringsfonds op. ◄ Die jaarrekening wordt onderworpen aan externe controle door een onafhankelijke accountant.
2.  

De lidstaten dienen bij de Commissie de volgende staten in:

a) 

de niet-gecontroleerde financiële staten van het moderniseringsfonds over het voorgaande boekjaar, uiterlijk op 31 maart;

b) 

de gecontroleerde financiële staten van het moderniseringsfonds over het voorgaande boekjaar, uiterlijk op 30 april.

3.  
De in de leden 1 en 2 bedoelde rekeningen en financiële staten worden opgesteld overeenkomstig de internationale standaarden voor overheidsboekhouding (IPSAS).

▼M1

4.  
De begunstigde lidstaten zorgen ervoor dat om de twee jaar een audit wordt uitgevoerd van het gebruik van de bedragen uit het moderniseringsfonds die door de begunstigde lidstaat of beheersautoriteit van de regeling zijn betaald aan de indiener van het project of de eindbegunstigden van de steun uit het moderniseringsfonds. De begunstigde lidstaat verstrekt het auditverslag onverwijld aan de Commissie en de EIB.

▼B

5.  
Voor de toepassing van de leden 1 en 2, houden de begunstigde lidstaten, de indieners van projecten en beheersautoriteiten van regelingen, contractanten en subcontractanten die middelen uit het moderniseringsfonds hebben ontvangen, alle ondersteunende documenten en informatie met betrekking tot de betalingen of gemaakte uitgaven ter beschikking gedurende een periode van vijf jaar na ontvangst van de laatste betaling voor een project of regeling.
6.  
De begunstigde lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde activiteiten, de financiële belangen van het moderniseringsfonds via de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, terugvordering van de onverschuldigd betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende bestuurlijke en financiële sancties. Terugvorderingen worden uitgevoerd overeenkomstig de wetgeving van de begunstigde lidstaten.

Voor eventuele teruggevorderde bedragen verzoekt de begunstigde lidstaat om een wijziging van het uitbetalingsbesluit overeenkomstig artikel 10, lid 3.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Informatie, communicatie en publiciteit

▼M1

1.  
De begunstigde lidstaten stellen op de websites van de relevante diensten binnen hun administraties informatie ter beschikking over de investeringen die in het kader van deze verordening worden ondersteund, teneinde de bevolking te informeren over de rol en de doelstellingen van het moderniseringsfonds. Deze informatie omvat een passend label overeenkomstig artikel 30 quaterdecies, leden 1 en 2, van Richtlijn 2003/87/EG.
2.  
De begunstigde lidstaten zorgen ervoor dat de eindontvangers van de steun uit het moderniseringsfonds voldoen aan de in artikel 30 quaterdecies van Richtlijn 2003/87/EG vastgestelde vereisten inzake de zichtbaarheid van financiering uit de veilingopbrengsten van het EU-ETS. Daartoe nemen de begunstigde lidstaten of de beheersautoriteiten van de regeling de desbetreffende verplichtingen op in de overeenkomsten met de eindbegunstigden van de steun uit het moderniseringsfonds en zien zij toe op de naleving van die verplichtingen, onder meer door het reclamemateriaal dat de eindbegunstigden gebruiken, te controleren.

▼M1 —————

▼B

4.  
De begunstigde lidstaten en de Commissie voeren informatie-, communicatie- en promotieacties uit met betrekking tot de steun en resultaten van het moderniseringsfonds. Dergelijke acties vergemakkelijken de uitwisseling van ervaring, kennis en beste praktijken met betrekking tot het ontwerp, de voorbereiding en de uitvoering van investeringen in het kader van het moderniseringsfonds.

Artikel 18

Transparantie

1.  

Onverminderd lid 2 zorgt het secretariaat van het investeringscomité ervoor dat de volgende informatie op de website van het moderniseringsfonds wordt geplaatst:

a) 

de namen van de leden en waarnemende leden in het investeringscomité, en hun banden en belangen;

b) 

de curricula vitae en de belangenverklaringen van de leden van het investeringscomité;

c) 

de bevestigingen van de EIB met betrekking tot prioritaire investeringen;

d) 

de aanbevelingen van het investeringscomité met betrekking tot niet-prioritaire investeringen;

e) 

de uitbetalingsbesluiten van de Commissie;

f) 

de jaarverslagen die uit hoofde van artikel 13 door de begunstigde lidstaten zijn ingediend;

g) 

de jaarverslagen die uit hoofde van artikel 14 door het investeringscomité zijn ingediend;

h) 

de evaluatie van het moderniseringsfonds door de Commissie uit hoofde van artikel 15.

2.  
De lidstaten, de Commissie en de EIB geven geen vertrouwelijke informatie vrij die is opgenomen in documenten, informatie of ander materiaal dat door hen of door derden is ingediend in verband met de uitvoering van het moderniseringsfonds.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE I

Bij de EIB en het investeringscomité in te dienen informatie over de investeringsvoorstellen

1.    Alle investeringsvoorstellen

1.1. 

specificatie van het investeringsgebied overeenkomstig artikel 10 quinquies, lid 1 of 2, van Richtlijn 2003/87/EG, in voorkomend geval;

1.2. 

algemene beschrijving van de investering, met inbegrip van de doelstellingen en beoogde begunstigde(n), technologie (indien van toepassing), capaciteit (indien van toepassing) en geraamde looptijd van de investering;

1.3. 

informatie over of aan de investering een keurmerk of een kwaliteitslabel krachtens de wetgeving van de Unie is toegekend na een positieve beoordeling in rechtstreeks beheerde financieringsregelingen;

1.4. 

motivering voor de steun uit het moderniseringsfonds, met inbegrip van een bevestiging van de overeenstemming van de investering met artikel 10 quinquies, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG;

1.5. 

opgave van de uit het moderniseringsfonds te dekken kosten en bevestiging dat de kosten noodzakelijk zijn om de doelstellingen van het moderniseringsfonds te verwezenlijken;

1.6. 

beschrijving van het/de gebruikte steuninstrument(en);

1.7. 

gevraagd bedrag aan financiering uit het moderniseringsfonds, in voorkomend geval met vermelding van de categorie of categorieën en de subcategorie of subcategorieën van de middelen die bestemd zijn voor de financiering van de voorgestelde investering;

1.8. 

bijdrage(n) uit andere nationale en Unie-instrumenten;

1.9. 

bestaan van staatssteun (in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), en vermelding van de volgende gegevens, voor zover van toepassing:

a) 

verwijzing naar de goedkeuring van de nationale steunmaatregel door de Commissie;

b) 

verwijzing waaronder de maatregel met groepsvrijstelling is geregistreerd (staatssteunnummer toegekend door het elektronische aanmeldingssysteem van de Commissie);

c) 

verwachte datum voor de aanmelding van de steunmaatregel bij de Commissie;

1.10. 

verklaring van de lidstaat dat het toepasselijke recht van de Unie en de lidstaten wordt nageleefd;

1.11. 

wanneer de investering betrekking heeft op de rechtvaardige transitie in koolstofafhankelijke regio’s in de begunstigde lidstaat, informatie over de samenhang met en de bijdrage aan de relevante acties die de lidstaat heeft opgenomen in zijn territoriale plan voor een rechtvaardige transitie overeenkomstig artikel 8, lid 2, eerste alinea, punt k), van Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ), in voorkomend geval;

1.12. 

schatting van de hoeveelheid bespaarde broeikasgasemissies in tCO2 en de onderliggende aannamen waarop de raming is gebaseerd;

1.13. 

schatting van de emissiereductiekosten in EUR/tCO2 en de onderliggende aannamen waarop de raming is gebaseerd;

1.14. 

informatie over de vraag of de investering was opgenomen in een voorafgaand overzicht van investeringen overeenkomstig artikel 13, lid 3, en zo ja, welk overzicht;

1.15. 

voor grootschalige projecten en grootschalige regelingen: informatie over de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden.

1.16. 

vanaf 1 januari 2025, bewijs van de lidstaat dat de investering in overeenstemming is met artikel 10 septies van Richtlijn 2003/87/EG, indien nodig.

2.    Aanvullende informatie over regelingen

2.1. 

naam van de beheersautoriteit;

2.2. 

vermelding of het voorstel betrekking heeft op een bestaande regeling;

2.3. 

totaal volume van de regeling.

3.    Bijkomende informatie over andere voorstellen dan regelingen

3.1. 

naam van de indiener van het project;

3.2. 

locatie van het project;

3.3. 

totale investeringskosten;

3.4. 

ontwikkelingsfase van het project (van haalbaarheidsstudie tot operationele fase);

3.5. 

tijdschema en beschrijving van de verwachte mijlpalen tot aan de voltooiing van het project;

3.6. 

lijst van te verkrijgen of reeds verkregen verplichte vergunningen;

3.7. 

verwachte datum van aanvang van het project.

4.    Aanvullende informatie over grootschalige projecten of over bestaande regelingen

4.1. 

eerste indiening van een grootschalig project: uitvoeringsschema en bijbehorend uitbetalingsschema;

4.2. 

latere uitbetalingen — informatie over de stand van uitvoering:

a) 

voor regelingen: informatie over oproepen tot het indienen van voorstellen, selectie van projecten, overeenkomsten met de eindbegunstigden van steun uit het moderniseringsfonds, overdrachten aan de eindbegunstigden, naargelang het geval. Wanneer geen vooruitgang is geboekt of aanzienlijke vertragingen zijn opgetreden sinds het vorige uitbetalingsbesluit, informatie over de redenen voor dit gebrek aan vooruitgang of deze aanzienlijke vertragingen, en eventueel een tijdschema voor corrigerende maatregelen en de uitvoering;

b) 

voor grootschalige projecten: informatie over mijlpalen die zijn bereikt sinds het vorige uitbetalingsbesluit. In voorkomend geval: vastgestelde of verwachte veranderingen in de in aanmerking komende kosten, toegepaste technologie(en) of de resultaten van de investering. Wanneer geen vooruitgang is geboekt of aanzienlijke vertragingen zijn opgetreden sinds het vorige uitbetalingsbesluit, informatie over de redenen voor dit gebrek aan vooruitgang of deze aanzienlijke vertragingen, en eventueel een tijdschema voor corrigerende maatregelen en de uitvoering.

5.    Bijkomende informatie over niet-prioritaire voorstellen

5.1. 

kwantitatieve gegevens over de ontwikkelings- en operationele fasen, met inbegrip van de bijdrage van het voorstel aan de doelstellingen van het moderniseringsfonds, het beleidskader voor klimaat en energie 2030 van de Unie en de Overeenkomst van Parijs;

5.2. 

gecertificeerde financiële prognoses, met inbegrip van geplande financiële bijdragen uit particuliere bronnen;

5.3. 

beschrijving van andere gerichte prestatie-indicatoren, zoals gevraagd door de EIB;

5.4. 

andere relevante informatie in verband met de indiener van het project, de investering, de algemene marktomstandigheden en milieukwesties;

5.5. 

voor regelingen: informatie over een representatief project in het kader van de regeling;

5.6. 

haalbaarheidsstudie.




BIJLAGE II

Door de begunstigde lidstaat te verstrekken informatie in het jaarverslag voor de Commissie

1.    Overzicht van de investeringen

1.1. 

aantal investeringen dat tot nu toe uit het moderniseringsfonds is gefinancierd;

1.2. 

aantal lopende, voltooide en beëindigde investeringen;

1.3. 

totale verhouding van de financiering voor prioritaire investeringen ten opzichte van eventuele niet-prioritaire investeringen in de begunstigde lidstaat.

2.    Informatie over elke investering

2.1. 

totale investeringskosten/totale volume van de regeling (met en zonder btw) (EUR);

2.2. 

totale geplande steun uit het moderniseringsfonds voor de investering (EUR);

2.3. 

totale bevestigde/aanbevolen steun uit het moderniseringsfonds voor de investering (EUR);

2.4. 

totaalbedrag gedekt door een juridische verbintenis tussen de begunstigde lidstaat/beheersautoriteit en de indiener van het project/eindbegunstigden van steun uit het moderniseringsfonds (afsluitdatum: 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van het verslag) (voor regelingen: geaggregeerd cijfer);

2.5. 

totaalbedrag betaald door de begunstigde lidstaat/beheersautoriteit van de regeling aan de indiener van het project/eindbegunstigden van steun uit het moderniseringsfonds (afsluitdatum: 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van het verslag) (voor regelingen: geaggregeerd cijfer);

2.6. 

bedragen die door de begunstigde lidstaat zijn teruggevorderd van de indiener van het project of de beheersautoriteit van de regeling, en de datum van de terugvordering;

2.7. 

beoordeling van de toegevoegde waarde van de investering in termen van energie-efficiëntie en modernisering van het energiesysteem, met inbegrip van informatie over (voor regelingen: geaggregeerde cijfers):

a) 

de bespaarde energie in MWh:

— 
tegen 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van het verslag;
— 
de verwachte cumulatieve hoeveelheid aan het einde van de looptijd van de investering;
b) 

de bespaarde broeikasgasemissies in tCO2:

— 
tegen 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van het verslag;
— 
de verwachte cumulatieve hoeveelheid aan het einde van de looptijd van de investering;
c) 

de geïnstalleerde extra capaciteit voor hernieuwbare energie, indien van toepassing:

— 
tegen 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van het verslag;
— 
de verwachte cumulatieve hoeveelheid aan het einde van de looptijd van de investering;
d) 

emissiereductiekosten in EUR/tCO2 (indien van toepassing, afhankelijk van het type investering):

— 
tegen 31 december van het jaar voorafgaand aan de indiening van het verslag;
— 
verwachte hoeveelheid gedurende de looptijd van de investering;
2.8. 

bevestiging dat de investering is opgenomen in een voorafgaand overzicht van investeringen overeenkomstig artikel 13, lid 2, en zo ja, welk overzicht.

3.    Bijkomende informatie over de uitvoering van investeringen

3.1. 

mijlpalen die sinds het vorige jaarverslag zijn bereikt; (bijvoorbeeld, in het geval van regelingen, informatie over oproepen tot het indienen van voorstellen, selectie van projecten en overeenkomsten met de eindbegunstigden van steun uit het moderniseringsfonds);

3.2. 

voor andere investeringen dan regelingen: verwachte datum van aanvang;

3.3. 

vastgestelde of verwachte vertragingen bij de uitvoering;

3.4. 

voor andere investeringen dan regelingen: vastgestelde of verwachte veranderingen in de in aanmerking komende kosten, toegepaste technologie(en) of de resultaten van een investering.

4.    Bijkomende informatie over niet-prioritaire investeringen

4.1. 

bevestiging van medefinanciering uit particuliere bronnen.

5.    Aanvullende informatie over de audits en de bescherming van de financiële belangen van het moderniseringsfonds

5.1. 

samenvatting van de resultaten van de op nationaal niveau uitgevoerde audits.

6.    Bijkomende informatie over de betrokkenheid van belanghebbenden

6.1. 

voor grootschalige projecten en grootschalige regelingen, wanneer voor het eerst verslag wordt uitgebracht over het project of de regeling: overzicht van de uitgevoerde raadpleging.

▼M1




BIJLAGE III

Door de begunstigde lidstaat te verstrekken informatie in het overzicht van de investeringen die gepland zijn voor de komende twee kalenderjaren en, indien mogelijk, de vooruitzichten tot 2030

1. Informatie over elke investering:

1.1. 

de naam van de indiener van het project of van de beheersautoriteit van de regeling;

1.2. 

de specifieke locatie van de investering of het geografische toepassingsgebied van de regeling;

1.3. 

een raming van de totale kosten van de investering;

1.4. 

het domein en een beknopte beschrijving van de investering;

1.5. 

de stand van de eventuele staatssteunbeoordeling met betrekking tot de investering, indien van toepassing;

1.6. 

een raming van de financiering uit het moderniseringsfonds en een overzicht van de geplande financieringsvoorstellen;

1.7. 

informatie over het verband tussen de investering en het geïntegreerde nationale energie- en klimaatplan waarvan kennis is gegeven overeenkomstig artikel 3, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1999, met name met betrekking tot de nationale doelstellingen, streefcijfers, beleidslijnen en maatregelen en de benodigde investeringen, zoals gespecificeerd in artikel 3, lid 2, punten b) en c), van die verordening;

1.8. 

informatie over of aan de investering een keurmerk of een kwaliteitslabel krachtens de wetgeving van de Unie is toegekend na een positieve beoordeling in rechtstreeks beheerde financieringsregelingen.

2. Informatie over de resultaten van de raadpleging van belanghebbenden met betrekking tot het ontwerpoverzicht van de in artikel 13, lid 5, bedoelde investeringen, met inbegrip van informatie over het tijdschema en de vorm van de raadpleging, de typen geraadpleegde belanghebbenden, het aantal ontvangen antwoorden en een samenvatting van de antwoorden.



( 1 ) Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PB L 352 van 24.12.2013, blz. 1).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie van 12 november 2010 inzake de tijdstippen, het beheer en andere aspecten van de veiling van broeikasgasemissierechten overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap (PB L 302 van 18.11.2010, blz. 1).

( 3 ) Verordening (EU) 2021/1056 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 tot oprichting van het Fonds voor een rechtvaardige transitie (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 1).