02020H0912 — NL — 26.10.2020 — 004.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
AANBEVELING (EU) 2020/912 VAN DE RAAD van 30 juni 2020 (PB L 208I van 1.7.2020, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
L 230 |
26 |
17.7.2020 |
||
L 248 |
26 |
31.7.2020 |
||
L 261 |
83 |
11.8.2020 |
||
L 354 |
19 |
26.10.2020 |
AANBEVELING (EU) 2020/912 VAN DE RAAD
van 30 juni 2020
over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU en de mogelijke opheffing van die beperking
1. Vanaf 22 oktober 2020 zouden de lidstaten voor de ingezetenen van de in bijlage I genoemde derde landen de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU op gecoördineerde wijze geleidelijk moeten opheffen.
Om te bepalen voor welke derde landen de huidige beperking van niet-essentiële reizen naar de EU zou moeten worden opgeheven, dienen de methodiek en de criteria te gelden die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 11 juni 2020 over de derde beoordeling van de toepassing van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU ( 1 ). De criteria houden verband met de epidemiologische situatie, inperkingsmaatregelen, waaronder het houden van afstand, evenals economische en sociale overwegingen, en worden cumulatief toegepast.
2. Wat de epidemiologische situatie betreft, zouden de in bijlage I genoemde derde landen moeten voldoen aan met name de volgende criteria:
3. Om te bepalen of de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU van toepassing is op een onderdaan van een derde land, zou de doorslaggevende factor niet de nationaliteit van die persoon moeten zijn, maar diens verblijf in een derde land waarvoor de beperkingen op niet-essentiële reizen zijn opgeheven.
4. Om de twee weken zou de Raad de lijst van derde landen in bijlage I moeten evalueren — en eventueel actualiseren — na nauw overleg met de Commissie en de ter zake bevoegde EU-agentschappen en -diensten in aansluiting op een algehele beoordeling op basis van de in punt 2 bedoelde methodiek, criteria en informatie.
De reisbeperkingen voor een bepaald derde land dat reeds in bijlage I wordt genoemd, kunnen geheel of gedeeltelijk worden opgeheven of opnieuw worden ingesteld naar aanleiding van wijzigingen in bepaalde van de hierboven genoemde voorwaarden en bijgevolg in de beoordeling van de epidemiologische situatie. Indien de situatie in een derde land snel verslechtert, is een snelle beslissing geboden.
5. Indien er voor een derde land tijdelijke reisbeperkingen blijven gelden, zouden de volgende categorieën personen ongeacht het doel van de reis moeten worden vrijgesteld van de reisbeperking:
burgers van de Unie in de zin van artikel 20, lid 1, VWEU en onderdanen van derde landen die op grond van overeenkomsten tussen de Unie en haar lidstaten, enerzijds, en die derde landen, anderzijds, rechten van vrij verkeer genieten die gelijkwaardig zijn aan die van de burgers van de Unie, alsook hun respectieve familieleden ( 2 );
onderdanen van derde landen die langdurig ingezetene zijn op grond van de richtlijn langdurig ingezetenen ( 3 ) en personen die hun verblijfsrecht aan andere EU-richtlijnen of aan het nationale recht ontlenen of over een nationaal visum voor verblijf van langere duur beschikken, alsook hun respectieve gezinsleden.
De lidstaten kunnen echter passende maatregelen nemen — zoals die personen verplichten tot zelfisolatie of soortgelijke maatregelen bij terugkeer uit een derde land waarvoor de tijdelijke reisbeperking blijft gelden — mits zij aan hun eigen onderdanen dezelfde voorwaarden opleggen.
Daarnaast zouden essentiële reizen moeten worden toegestaan voor de in bijlage II genoemde specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte ( 4 ). De lidstaten kunnen extra veiligheidsmaatregelen invoeren voor deze reizigers, met name wanneer zij vanuit een gebied met een verhoogd risico reizen.
De Raad kan in nauw overleg met de Commissie de lijst van specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte in bijlage II evalueren, op basis van sociale en economische overwegingen en de algehele beoordeling van de evolutie van de epidemiologische situatie op basis van de hierboven bedoelde methodiek, criteria en informatie.
6. Om de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU op te heffen voor de in bijlage I genoemde derde landen, zou ook regelmatig en per geval rekening moeten worden gehouden met wederkerigheid.
7. Een lidstaat zou niet mogen besluiten de beperking van niet-essentiële reizen naar de EU voor een bepaald derde land op te heffen voordat conform deze aanbeveling overleg is gepleegd over het opheffen van de beperking.
8. Ingezetenen van Andorra, Monaco, San Marino en Vaticaanstad/de Heilige Stoel zouden in het kader van deze aanbeveling als ingezetenen van de EU moeten worden beschouwd.
9. Alle lidstaten zouden deze aanbeveling aan alle buitengrenzen moeten uitvoeren.
BIJLAGE I
Derde landen en speciale administratieve regio’s waarvan de ingezetenen niet zouden mogen vallen onder de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU aan de buitengrenzen:
STATEN
AUSTRALIË
JAPAN
NIEUW-ZEELAND
RWANDA
SINGAPORE
ZUID-KOREA
THAILAND
URUGUAY
CHINA ( 5 )
BIJLAGE II
Specifieke categorieën reizigers met een essentiële functie of behoefte:
zorgpersoneel, onderzoekers op het gebied van gezondheid en beroepskrachten uit de ouderenzorg;
grensarbeiders;
seizoenarbeiders in de landbouw;
vervoerspersoneel;
diplomaten, personeel van internationale organisaties en door internationale organisaties uitgenodigde personen wier fysieke aanwezigheid vereist is voor de goede werking van deze organisaties, militair personeel en humanitaire hulpverleners en civielebeschermingspersoneel bij het uitoefenen van hun functie;
passagiers op doorreis;
passagiers die om dwingende gezinsredenen reizen;
zeevarenden;
personen die internationale bescherming behoeven of om andere humanitaire reden reizen;
onderdanen van derde landen die reizen voor studiedoeleinden;
hoogopgeleide werknemers uit derde landen, indien hun indienstneming vanuit economisch oogpunt noodzakelijk is en het werk niet kan worden uitgesteld of in het buitenland kan worden uitgevoerd.
( 1 ) COM(2020) 399 final van 11 juni 2020.
( 2 ) Zoals gedefinieerd in de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
( 3 ) Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PB L 16 van 23.1.2004, blz. 44).
( 4 ) [Zie ook de mededelingen van de Commissie van 16 maart (COM(2020) 115 final) en 11 juni 2020 (COM(2020) 399 final), alsmede de richtsnoeren van 30 maart 2020 (C(2020) 2050).]
( 5 ) Onder voorbehoud van bevestiging van wederkerigheid.