02017R0039 — NL — 01.08.2023 — 005.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/39 VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2016

tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen

(PB L 005 van 10.1.2017, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1983 VAN DE COMMISSIE  van 28 november 2019

  L 308

82

29.11.2019

►M2

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/1239 VAN DE COMMISSIE  van 17 juni 2020

  L 284

3

1.9.2020

►M3

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/246 VAN DE COMMISSIE  van 13 december 2021

  L 41

8

22.2.2022

►M4

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/102 VAN DE COMMISSIE  van 11 januari 2023

  L 12

1

13.1.2023

►M5

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2023/1449 VAN DE COMMISSIE  van 12 juni 2023

  L 179

5

14.7.2023




▼B

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/39 VAN DE COMMISSIE

van 3 november 2016

tot vaststelling van toepassingsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft Uniesteun voor de verstrekking van groenten, fruit, bananen en melk in onderwijsinstellingen



Artikel 1

Toepassingsgebied en definitie

1.  
Bij deze verordening worden uitvoeringsbepalingen voor de Verordeningen (EU) nr. 1308/2013 en (EU) nr. 1370/2013 vastgesteld wat betreft Uniesteun voor de verstrekking en de distributie van groenten en fruit, verwerkte producten op basis van groenten en fruit en verse producten van de bananensector (hierna „schoolgroenten en -fruit” genoemd) en van melk en zuivelproducten (hierna „schoolmelk” genoemd) aan kinderen in onderwijsinstellingen, voor begeleidende educatieve maatregelen en voor bepaalde aanverwante kosten in het kader van de in artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 bedoelde regeling (hierna „de schoolregeling” genoemd).
2.  
Voor de toepassing van de schoolregeling wordt onder „schooljaar” de periode van 1 augustus tot en met 31 juli van het volgende jaar verstaan.

Artikel 2

Strategieën van de lidstaten

1.  

In de in artikel 23, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 en artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 bedoelde strategie van de lidstaten worden de volgende elementen opgenomen:

a) 

het administratieve niveau waarop de schoolregeling zal worden uitgevoerd;

b) 

de behoeften waarin de schoolregeling moet voorzien, en de prioriteitenorde daarvan;

c) 

de resultaten die met de schoolregeling moeten worden bereikt en de indicatoren om de verwezenlijking daarvan te meten;

d) 

de uitgangssituatie ten opzichte waarvan de vooruitgang bij de verwezenlijking van de resultaten zal worden gemeten, op basis van beschikbare gegevens;

e) 

het geraamde budget voor de belangrijkste elementen van de schoolregeling wat schoolgroenten en -fruit en schoolmelk betreft, en het budget voor elementen die betrekking hebben op de hele schoolregeling;

f) 

de doelgroep;

g) 

de lijst van de producten die in het kader van de schoolregeling zullen worden verstrekt, per productgroep als vermeld in artikel 23, leden 3, 4 en 5, en, indien van toepassing, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

h) 

als de producten niet gratis ter beschikking worden gesteld in het kader van de schoolregeling, de regelingen om ervoor te zorgen dat het bedrag van de Uniesteun naar behoren wordt verrekend in de prijs van die producten;

i) 

als standaardschalen van eenheidskosten, forfaitaire financiering en/of vaste bedragen worden toegestaan, de eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode voor de bepaling daarvan; als een op kosten gebaseerd systeem wordt gebruikt, de regelingen voor de beoordeling van de redelijkheid van de kosten die de steunaanvragers indienen;

j) 

de doelstellingen en de inhoud van de begeleidende educatieve maatregelen;

k) 

de procedures om de desbetreffende autoriteiten en belanghebbenden bij een en ander te betrekken;

l) 

de procedures om in het kader van de schoolregeling leveranciers van producten, materialen en diensten te selecteren;

m) 

de maatregelen om bekendheid te geven aan de steun die de Unie in het kader van de schoolregeling biedt.

2.  

De lidstaten verstrekken de Commissie op verzoek de volgende informatie, voor zover die niet in de strategie is opgenomen:

a) 

de criteria voor de keuze van de producten die in het kader van de schoolregeling zullen worden verstrekt en de prioriteit of prioriteiten als bedoeld in artikel 23, lid 11, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

b) 

de regelingen voor de levering en/of distributie van de producten, onder meer wat betreft de subsidiabele kosten, de beoogde frequentie en het tijdschema van de distributie en, als wordt toegestaan dat de producten samen met de gewone schoolmaaltijden worden gedistribueerd, de maatregelen die worden genomen om te voldoen aan artikel 11 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40;

c) 

als voor de producten, materialen en diensten die in het kader van de schoolregeling ter beschikking worden gesteld, door de begunstigden te betalen maximumprijzen worden vastgesteld, de eerlijke, billijke en controleerbare berekeningsmethode voor de bepaling daarvan;

d) 

het bedrag van de nationale steun, als voor de schoolregeling naast de Uniesteun ook nationale steun wordt verleend;

e) 

als bestaande nationale regelingen worden uitgebreid of doeltreffender worden gemaakt door gebruik te maken van Uniesteun in het kader van de schoolregeling, de regelingen om ervoor te zorgen dat de schoolregeling toegevoegde waarde biedt;

▼M5

e bis) 

wanneer de lidstaten besluiten voorschotten te betalen overeenkomstig artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ), het maximumbedrag van het voorschot, uitgedrukt in een percentage van de steun waarop de steunaanvragers recht hebben, en de regelingen voor de toekenning van het voorschot;

▼B

f) 

wanneer producten als bedoeld in artikel 23, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden verdeeld, de regelingen om ervoor te zorgen dat de Uniesteun slechts wordt betaald voor het melkbestanddeel van die producten en niet hoger is dan het in artikel 5, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1370/2013 bedoelde bedrag;

g) 

de structuren, regelingen en formulieren voor de monitoring en evaluatie van de schoolregeling overeenkomstig artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 en voor de controles overeenkomstig de artikelen 9 en 10 van de onderhavige verordening.

3.  
De Commissie maakt de strategieën van de lidstaten bekend.

Artikel 3

Verzoek van de lidstaten om Uniesteun

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari van elk jaar hun verzoek om Uniesteun voor het volgende schooljaar in en actualiseren, indien nodig, het verzoek om Uniesteun voor het lopende schooljaar. Het verzoek bevat de volgende informatie:

a) 

informatie met betrekking tot het volgende schooljaar:

▼M4

i) 

de indicatieve toewijzing van de steun voor schoolgroenten en -fruit en voor schoolmelk als vastgesteld in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/106 van de Commissie ( 2 ),

▼B

ii) 

de bereidheid om een deel van de indicatieve toewijzing voor schoolgroenten en -fruit of voor schoolmelk over te dragen naar de andere indicatieve toewijzing, tot het maximumpercentage als bedoeld in artikel 23 bis, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1308/2013, en het percentage en het bedrag van de overdracht,

iii) 

de bereidheid om meer dan de indicatieve toewijzing voor schoolgroenten en -fruit en/of voor schoolmelk te gebruiken en het maximale aanvullende bedrag waarom wordt verzocht voor het geval er een aanvullende toewijzing beschikbaar is,

iv) 

het bedrag van de indicatieve toewijzing waarom niet wordt verzocht, indien de lidstaat niet het volledige bedrag van de indicatieve toewijzing voor schoolgroenten en -fruit en/of voor schoolmelk wenst te gebruiken,

v) 

het totaalbedrag waarom voor schoolgroenten en -fruit en voor schoolmelk wordt verzocht;

b) 

informatie met betrekking tot het lopende schooljaar:

i) 

de overdracht tussen de definitieve toewijzingen als bedoeld in artikel 23 bis, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013,

ii) 

indien de lidstaat geen gebruik wenst te maken van het volledige bedrag van de definitieve toewijzing van de steun voor schoolgroenten en -fruit en/of voor schoolmelk voor het lopende schooljaar, het bedrag waarom niet zal verzocht voor schoolgroenten en -fruit en/of voor schoolmelk,

iii) 

de bereidheid om meer te gebruiken dan het volledige bedrag van de definitieve toewijzing van de steun voor schoolgroenten en -fruit en/of voor schoolmelk die voor het lopende schooljaar voor de lidstaat ter beschikking is gesteld, voor het geval er een aanvullende toewijzing beschikbaar is.

De in dit artikel bedoelde bedragen worden uitgedrukt in euro.

▼M5

Artikel 3 bis

Door de steunaanvragers ingediende aanvragen voor voorschotten op steun

1.  
De lidstaten die besluiten om overeenkomstig artikel 44, lid 3 ter, van Verordening (EU) 2021/2116 voorschotten op steun te betalen, stellen de vorm, de inhoud, de frequentie en de termijn van de door de steunaanvragers ingediende aanvragen voor voorschotten op steun vast.
2.  
De lidstaten specificeren de documenten die ter staving van de aanvragen voor voorschotten op steun moeten worden ingediend, met inbegrip van de documenten die nodig zijn voor de berekening van het bedrag waarop de aanvragers recht hebben.

▼B

Artikel 4

Steunaanvragen van steunaanvragers

1.  
De lidstaten bepalen de vorm, de inhoud en de frequentie van de steunaanvragen overeenkomstig hun strategie en de voorschriften van de leden 2 tot en met 6.

▼M5

1bis.  
Steunaanvragers dienen een steunaanvraag in, ook wanneer een voorschot is betaald, om te verzoeken om terugbetaling van de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoering van de activiteiten in het kader van de schoolregeling. De steunaanvraag mag pas worden ingediend nadat de activiteiten waarop de steunaanvraag betrekking heeft, volledig zijn uitgevoerd.

▼B

2.  

De steunaanvragen betreffende de verstrekking en de distributie van producten bevatten ten minste de volgende informatie:

a) 

de hoeveelheden gedistribueerde producten per productgroep als bedoeld in artikel 23, leden 3, 4 en 5, en, indien van toepassing, lid 7, van Verordening (EU) nr. 1308/2013;

b) 

de identificatie van de aanvrager en de naam en het adres of het unieke identificatienummer van de onderwijsinstelling of -instantie waaraan die hoeveelheden gedistribueerd zijn;

c) 

het aantal kinderen dat aan het begin van het schooljaar in het schoolregister van de betrokken onderwijsinstelling(en) is ingeschreven en tijdens de periode waarop de steunaanvraag betrekking heeft, recht heeft op de onder de schoolregeling vallende producten.

▼M5

2bis.  
Wanneer een voorschot is betaald, bevat de steunaanvraag informatie over het bedrag van dat voorschot.

▼B

3.  
De steunaanvragen betreffende de verstrekking en de distributie van producten en betreffende begeleidende educatieve maatregelen kunnen een periode bestrijken gaande van twee weken tot het hele schooljaar.
4.  
De steunaanvragen worden ingediend binnen drie maanden na afloop van de periode waarop zij betrekking hebben of, in het geval van steunaanvragen betreffende monitoring, evaluatie en publiciteit, binnen drie maanden na de datum waarop het materiaal of de dienst is geleverd.
5.  

Als de in de lid 4 bedoelde termijn met minder dan zestig kalenderdagen wordt overschreden, wordt de steun betaald, maar gekort met:

a) 

5 % indien de termijn met 1 tot 30 kalenderdagen wordt overschreden;

b) 

10 % indien de termijn met 31 tot 60 kalenderdagen wordt overschreden.

Wordt de termijn met meer dan zestig kalenderdagen overschreden, dan wordt de steun per extra dag nog eens met 1 % verlaagd, berekend over het saldo.

▼M5

6.  

De lidstaten specificeren de ter staving van steunaanvragen in te dienen documenten. De in de steunaanvragen gevraagde bedragen worden ten minste gestaafd met bewijsstukken waaruit het volgende blijkt:

a) 

dat de hoeveelheden zijn geleverd of gedistribueerd en/of de materialen of diensten zijn geleverd in het kader van de schoolregeling, en

b) 

indien de lidstaat gebruikmaakt van een op kosten gebaseerd systeem, de prijs van de verstrekte, gedistribueerde of geleverde producten, materialen of diensten, samen met een ontvangstbewijs of een bewijs van betaling of gelijkwaardig.

Als de steunaanvragen betrekking hebben op begeleidende educatieve maatregelen, monitoring, evaluatie of publiciteit, bevatten de bewijsstukken ook de financiële opsplitsing per activiteit en nadere gegevens over aanverwante kosten.

Artikel 5

Betaling van de steun, met inbegrip van voorschotten op die steun

1.  
Voorschotten op de steun worden door de bevoegde autoriteit slechts betaald na indiening van een aanvraag overeenkomstig artikel 3 bis van de onderhavige verordening en, indien de in artikel 15 ter van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie ( 3 ) bedoelde zekerheid moet worden gesteld, van de bewijsstukken voor het stellen van de zekerheid, tenzij de bevoegde autoriteit reeds over het bewijs beschikt dat de zekerheid is gesteld.
2.  
Steun voor de terugbetaling van de kosten voor de uitvoering van de schoolregeling wordt door de bevoegde autoriteit slechts betaald na indiening van een aanvraag die vergezeld gaat van de vereiste bewijsstukken overeenkomstig artikel 4. De bevoegde autoriteit betaalt de steun binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van de steunaanvraag, behalve wanneer een administratief onderzoek is ingesteld.

Wanneer een voorschot is betaald, is de betaling van de steun gelijk aan het verschil tussen het bedrag van de te betalen steun en het bedrag van het betaalde voorschot.

▼B

Artikel 6

Overdrachten tussen toewijzingen

1.  
Overdrachten tussen de indicatieve toewijzingen overeenkomstig artikel 23 bis, lid 4, onder a), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden gedaan in het verzoek om Uniesteun als bedoeld in artikel 3 van de onderhavige verordening.

▼M5

2.  
Overdrachten tussen definitieve toewijzingen overeenkomstig artikel 23 bis, lid 4, derde alinea, punt b), van Verordening (EU) nr. 1308/2013 worden, wanneer geen overdrachten tussen indicatieve toewijzingen zijn verricht, gemeld in het in artikel 3 van deze verordening bedoelde verzoek om Uniesteun of in de in de tweede alinea van dit lid bedoelde kennisgeving.

Lidstaten die overdrachten van definitieve toewijzingen verrichten na 31 januari overeenkomstig de eerste alinea van dit lid, stellen de Commissie daarvan uiterlijk op 31 augustus na het betrokken schooljaar in kennis.

▼B

Artikel 7

Herverdeling van de Uniesteun

1.  
Op basis van de bedragen aan Uniesteun waarom op grond van artikel 3 van deze verordening is verzocht, herverdeelt de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1370/2013 indicatieve toewijzingen of delen daarvan waarom niet is verzocht.

Voor de productgroep van waaruit een lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 1, een overdracht naar de andere productgroep heeft gedaan, wordt aan die lidstaat geen aanvullend bedrag toegekend.

Als een lidstaat geen verzoek op grond van artikel 3 indient, worden de indicatieve toewijzingen van die lidstaat beschouwd als toewijzingen waarom niet is verzocht.

2.  
De Commissie kan definitieve toewijzingen of delen daarvan waarom voor het lopende schooljaar niet is verzocht en die zijn meegedeeld overeenkomstig artikel 3, onder b), herverdelen over de lidstaten die te kennen hebben gegeven dat zij meer dan hun definitieve toewijzingen willen gebruiken.

Voor de productgroep van waaruit een lidstaat overeenkomstig artikel 6, lid 2, een overdracht naar de andere productgroep heeft gedaan, wordt aan die lidstaat geen aanvullend bedrag toegekend.

De herverdeling vindt plaats binnen de toewijzing voor schoolgroenten en -fruit of binnen de toewijzing voor schoolmelk, op basis van de indicatieve toewijzingen van de lidstaten die een verzoek hebben ingediend. In voorkomend geval mogen bedragen waarom de lidstaten niet binnen dezelfde toewijzing hebben verzocht, worden verdeeld over de lidstaten die om aanvullende bedragen voor de andere toewijzing hebben verzocht.

▼M1

3.  
Voor de berekening van het bedrag van de indicatieve toewijzing dat overeenkomstig lid 1 aan een andere lidstaat kan worden toegewezen, wordt uitgegaan van het niveau waarop die lidstaat de definitief toegewezen Uniesteun voor schoolgroenten en ‐fruit, respectievelijk schoolmelk in het vorige schooljaar heeft benut. Rekening houdend met de overeenkomstig artikel 10 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie ( 4 ) aan de Commissie toegezonden uitgavendeclaraties die betrekking hebben op uitgaven die tot en met 31 december van het jaar vóór de indiening van het verzoek om Uniesteun zijn verricht, wordt het bedrag van de definitieve toewijzing berekend als volgt:
a) 

wanneer de definitieve toewijzing voor 50 % of minder is benut, wordt geen aanvullende toewijzing toegekend;

b) 

wanneer de definitieve toewijzing voor meer dan 50 %, maar niet meer dan 75 % is benut, bedraagt de maximale aanvullende toewijzing niet meer dan 50 % van de indicatieve toewijzing;

c) 

wanneer de definitieve toewijzing voor meer dan 75 % is benut, geldt geen bovengrens voor de maximale aanvullende toewijzing.

De in de eerste alinea beschreven berekening is niet van toepassing op lidstaten die de schoolregeling of een van de bestanddelen daarvan voor het eerst toepassen tijdens de eerste twee jaar van de toepassing van die regeling.

▼M2

Artikel 8

Monitoring en evaluatie

1.  
Bij de in artikel 9 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 bedoelde monitoring wordt uitgegaan van de gegevens die voortvloeien uit de beheers- en controleverplichtingen, met inbegrip van die welke in de artikelen 4 en 5 van de onderhavige verordening zijn vastgesteld.

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 januari van het kalenderjaar volgend op het einde van het betrokken schooljaar hun jaarlijkse monitoringverslag als bedoeld in artikel 9, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 in bij de Commissie.

De lidstaten dienen uiterlijk op 31 oktober van het kalenderjaar volgend op het einde van het betrokken schooljaar hun jaarlijkse controleverslag inzake de verrichte controles ter plaatse en de bevindingen daarvan, als bedoeld in artikel 9, lid 4, van die gedelegeerde verordening, in bij de Commissie.

2.  
Het evaluatieverslag of, indien een lidstaat de schoolregeling op regionaal niveau uitvoert, het overeenkomstige aantal evaluatieverslagen, als bedoeld in artikel 9, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40, heeft betrekking op de uitvoering van de schoolregeling tijdens de eerste vijf schooljaren van elke periode waarop de overeenkomstig artikel 23, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 op nationaal of regionaal niveau vastgestelde strategie betrekking heeft.

De lidstaten dienen hun evaluatieverslag of -verslagen uiterlijk op 1 maart van het kalenderjaar volgend op het einde van die vijf schooljaren in bij de Commissie. De eerste evaluatieverslagen worden uiterlijk op 1 maart 2023 ingediend.

De minimumeisen voor de vorm en inhoud van het evaluatieverslag of de evaluatieverslagen zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening. De lidstaten zorgen ervoor dat hun bij de Commissie ingediende verslag of verslagen geen persoonsgegevens bevatten.

3.  
De Commissie publiceert de overeenkomstig lid 1, tweede alinea, en lid 2, tweede alinea, ingediende jaarlijkse monitoringverslagen en evaluatieverslagen.

▼B

Artikel 9

Administratieve controles

▼M5

1.  
De lidstaten treffen alle nodige maatregelen om aan deze verordening te voldoen. Deze maatregelen bestaan onder meer uit een systematische administratieve controle van alle steunaanvragen als bedoeld in artikel 3 bis en steunaanvragen als bedoeld in artikel 4, voorafgaand aan de betaling. De lidstaten controleren voor elke aanvraag een representatieve steekproef van de bewijsstukken die samen met de steunaanvraag zijn ingediend.

▼M5 —————

▼B

3.  
De administratieve controles die worden verricht met betrekking tot de steun die wordt gevraagd voor monitoring, evaluatie, publiciteit en begeleidende educatieve maatregelen, omvatten de controle van de verstrekking van het materiaal of de diensten en van de waarachtigheid van de uitgaven waarvoor steun wordt gevraagd.

▼M5

4.  
Als het gaat om steun voor de verstrekking en de distributie van producten en voor begeleidende educatieve maatregelen, worden de administratieve controles van steunaanvragen als bedoeld in artikel 4 aangevuld met controles ter plaatse overeenkomstig artikel 10.

▼B

Artikel 10

Controles ter plaatse

▼M3

1.  

De controles ter plaatse omvatten met name een verificatie van:

a) 

de in artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 bedoelde boekhouding, door bevestiging en aanvulling van de administratieve controles met relevante documentatie, waaronder de financiële bescheiden, zoals aankoop- en verkoopfacturen, leveringsnota’s en bankafschriften of andere betalingsbewijzen, en de desbetreffende boekhoudingsbescheiden;

b) 

het gebruik van de producten overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1308/2013, Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 en de onderhavige verordening;

c) 

de uitvoering van begeleidende educatieve maatregelen ter ondersteuning van de distributie van producten, wanneer de controle ter plaatse wordt verricht in de lokalen van de onderwijsinstelling of wanneer de controle ter plaatse betrekking heeft op steun die is aangevraagd voor begeleidende educatieve maatregelen;

d) 

het gebruik van geschikte publiciteitsinstrumenten, wanneer de controle ter plaatse in de lokalen van de onderwijsinstelling wordt verricht.

▼B

2.  
►M2  De controles ter plaatse worden verricht gedurende het schooljaar waarop zij betrekking hebben (periode N), en/of gedurende de daaropvolgende periode van negen maanden (periode N+1). ◄

De controles ter plaatse kunnen worden verricht tijdens de uitvoering van de begeleidende educatieve maatregelen.

Een controle ter plaatse wordt als voltooid beschouwd zodra het desbetreffende, in lid 6 bedoelde controleverslag is voorgelegd.

3.  
Het totale aantal controles ter plaatse heeft, ten aanzien van elk schooljaar, betrekking op ten minste 5 % van de op nationaal niveau gevraagde steun en op ten minste 5 % van alle steunaanvragers die producten verstrekken en distribueren en begeleidende educatieve maatregelen uitvoeren.

In lidstaten met minder dan honderd steunaanvragers worden controles ter plaatse verricht in de lokalen van minstens vijf aanvragers.

In lidstaten met minder dan vijf steunaanvragers worden controles ter plaatse verricht in de lokalen van alle aanvragers.

Wanneer een andere aanvrager dan een onderwijsinstelling steun voor de verstrekking en de distributie van producten aanvraagt, wordt de in de lokalen van die aanvrager verrichte controle ter plaatse aangevuld met controles ter plaatse in de lokalen van minstens twee onderwijsinstellingen of van minstens 1 % van de onderwijsinstellingen waarvoor de aanvrager boekhouding voert overeenkomstig artikel 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40, indien dit laatste een groter aantal oplevert.

Wanneer de aanvrager steun voor begeleidende educatieve maatregelen aanvraagt, mogen de controles ter plaatse in de lokalen van de aanvrager op basis van een risicoanalyse worden vervangen door controles ter plaatse op de plaatsen waar de begeleidende maatregelen worden uitgevoerd. De lidstaten stellen het niveau van deze controles ter plaatse vast op basis van een risicoanalyse.

4.  
De bevoegde autoriteit selecteert op basis van een risicoanalyse de ter plaatse te controleren steunaanvragers.

Daarbij houdt de bevoegde autoriteit met name rekening met:

a) 

de verschillende geografische gebieden;

b) 

het zich herhaaldelijk voordoen van fouten en de bevindingen van in de vorige jaren verrichte controles;

c) 

het betrokken steunbedrag;

d) 

het soort aanvragers;

e) 

indien van toepassing, het soort begeleidende educatieve maatregel.

5.  
Een aankondiging vooraf waarbij de aankondigingstermijn strikt beperkt blijft tot de noodzakelijke minimumduur, mag worden gedaan mits het doel van de controles hierdoor niet wordt geschaad.
6.  
De bevoegde controleautoriteit stelt over elke controle ter plaatse een controleverslag op. In dat verslag worden de verschillende gecontroleerde punten nauwkeurig beschreven.

Het controleverslag bestaat uit de volgende delen:

a) 

een algemeen gedeelte dat met name de volgende informatie bevat:

i) 

de betrokken periode, de gecontroleerde steunaanvra(a)g(en), de hoeveelheden producten waarvoor steun werd aangevraagd in het geval van steunaanvragen betreffende de verstrekking en de distributie van producten, de deelnemende onderwijsinstellingen, een op de beschikbare gegevens gebaseerde raming van het aantal kinderen voor wie steun is betaald, alsmede het betrokken bedrag;

ii) 

de aanwezige verantwoordelijke personen;

b) 

een gedeelte waarin de verrichte controles afzonderlijk worden beschreven, en dat met name de volgende informatie bevat:

i) 

de gecontroleerde documenten;

ii) 

de aard en de omvang van de verrichte controles;

iii) 

opmerkingen en bevindingen.

▼M2

Alle controleverslagen worden uiterlijk negen maanden na afloop van het schooljaar afgerond.

▼M2 —————

▼B

Artikel 11

Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

Voor de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen is artikel 7 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

Publiciteit

1.  
Lidstaten die besluiten geen gebruik te maken van de in artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40 bedoelde poster, lichten in hun strategie duidelijk toe hoe zij het publiek over de financiële bijdrage van de Unie aan de schoolregeling zullen informeren.
2.  
Op communicatiemiddelen en bij publiciteitsacties als bedoeld in artikel 12 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2017/40, en op educatieve materialen en instrumenten die in het kader van begeleidende educatieve maatregelen worden gebruikt, wordt de Europese vlag weergegeven, wordt naar de „schoolregeling” verwezen en wordt, tenzij dit gezien de omvang van de materialen en instrumenten niet kan, ook de financiële bijdrage van de Unie vermeld.
3.  
De verwijzingen naar de financiële bijdrage van de Unie zijn minstens even duidelijk zichtbaar als de verwijzingen naar bijdragen van andere particuliere of openbare instanties die de schoolregeling van een lidstaat steunen.
4.  
De lidstaten kunnen blijven gebruikmaken van de bestaande voorraden posters en andere publiciteitsinstrumenten die overeenkomstig de Verordeningen (EU) 2016/248 en (EG) nr. 657/2008 zijn vervaardigd.

Artikel 13

Kennisgevingen

1.  
De kennisgevingen van de lidstaten aan de Commissie gebeuren elektronisch aan de hand van de technische specificaties voor gegevensoverdracht die de Commissie beschikbaar stelt.
2.  
De vorm en de inhoud van de kennisgevingen worden vastgesteld op basis van de modellen die de Commissie ter beschikking stelt van de lidstaten, na kennisgeving aan het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten.

Artikel 14

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op steun voor het schooljaar 2017/2018 en de daaropvolgende schooljaren.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M2




BIJLAGE

MINIMUMEISEN VOOR DE VORM EN INHOUD VAN DE EVALUATIEVERSLAGEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 8, LID 2

1.    Samenvatting

— 
Bevindingen van de evaluatie
— 
Conclusies en aanbevelingen

2.    Inleiding

— 
Doelstelling en reikwijdte van het evaluatieverslag
— 
Korte beschrijving van het evaluatieproces

3.    Methodologie

— 
Opzet van de evaluatie en gebruikte methoden
— 
Evaluatievragen, beoordelingscriteria, indicatoren
— 
Gegevensbronnen en technieken voor gegevensverzameling
— 
Eventuele beperkingen en oplossingen

4.    Beoordeling van de werking van de schoolregeling

— 
Interventielogica of verbanden tussen de vastgestelde behoeften, de doelstellingen van de strategie en de verrichte activiteiten
— 
Belangrijkste patronen of trends bij deelnemende scholen/kinderen
— 
Verstrekking/verdeling van schoolgroenten, -fruit, -melk en -zuivelproducten, en voorrang voor verse groenten en fruit en voor consumptiemelk
— 
Begeleidende educatieve maatregelen
— 
Communicatie- en informatieactiviteiten
— 
Voornaamste regelingen en uitvoeringsbepalingen
— 
Betrokkenheid van gezondheids-/voedingsinstanties, andere overheidsinstanties en particuliere belanghebbenden bij de planning, uitvoering, monitoring en evaluatie van de regeling

5.    Antwoorden op de gemeenschappelijke evaluatievragen

5.1.    In hoeverre heeft de schoolregeling gezorgd voor een hogere totale consumptie van groenten en fruit en melk en zuivelproducten door kinderen, overeenkomstig de nationale aanbevelingen voor een gezonde voeding van de beoogde leeftijdsgroep?

Indicatoren:

— 
Wijziging van de directe en indirecte consumptie van verse groenten en fruit door kinderen (hoeveelheid en/of frequentie)
— 
Wijziging van de directe en indirecte consumptie van consumptiemelk door kinderen (hoeveelheid en/of frequentie)
— 
Wijziging van het percentage kinderen dat voldoet aan de aanbevolen dagelijkse inname van groenten en fruit
— 
Wijziging van het percentage kinderen dat voldoet aan de aanbevelingen van de nationale gezondheids- en voedingsinstanties met betrekking tot de dagelijkse inname van consumptiemelk en andere zuivelproducten zonder toegevoegde suiker, aroma’s, fruit, noten of cacao, overeenkomstig de op nationaal niveau aanbevolen hoeveelheid vet en natrium voor de beoogde leeftijdsgroep

5.2.    In hoeverre heeft de schoolregeling kinderen voorgelicht over gezonde eetgewoonten?

Indicatoren:

— 
Wijziging van de houding van kinderen tegenover de consumptie van groenten, fruit, melk en zuivelproducten, overeenkomstig de nationale aanbevelingen voor een gezonde voeding van de beoogde leeftijdsgroep
— 
Wijziging van de kennis van kinderen over de gezondheidsvoordelen van de consumptie van verse groenten en fruit, consumptiemelk en zuivelproducten zonder toegevoegde suiker, aroma’s, fruit, noten of cacao, overeenkomstig de op nationaal niveau aanbevolen hoeveelheid vet en natrium voor de beoogde leeftijdsgroep

6.    Conclusies en aanbevelingen

— 
Doeltreffendheid van de regeling
— 
Opgedane ervaring
— 
Aanbevelingen voor verbeteringen

7.    Bijlagen

Technische details van de evaluatie, met inbegrip van vragenlijsten, referenties en bronnen.



( 1 ) Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 187).

( 2 ) Uitvoeringsbesluit (EU) 2023/106 van de Commissie van 11 januari 2023 tot vaststelling van de indicatieve toewijzingen aan de lidstaten van de Uniesteun voor schoolgroenten en -fruit en voor schoolmelk voor de periode van 1 augustus 2023 tot en met 31 juli 2029 (PB L 12 van 13.1.2023, blz. 84).

( 3 ) Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/127 van de Commissie van 7 december 2021 tot aanvulling van Verordening (EU) 2021/2116 van het Europees Parlement en de Raad met regels inzake de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro (PB L 20 van 31.1.2022, blz. 95).

( 4 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 908/2014 van de Commissie van 6 augustus 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft betaalorganen en andere instanties, financieel beheer, goedkeuring van de rekeningen, voorschriften inzake controles, zekerheden en transparantie (PB L 255 van 28.8.2014, blz. 59).