02016R1036 — NL — 11.08.2020 — 003.005


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) 2016/1036 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 8 juni 2016

betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie

(codificatie)

(PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2017/2321 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 12 december 2017

  L 338

1

19.12.2017

►M2

VERORDENING (EU) 2018/825 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 30 mei 2018

  L 143

1

7.6.2018

►M3

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/1173 VAN DE COMMISSIE van 4 juni 2020

  L 259

1

10.8.2020


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 345, 30.9.2021, blz.  40 (2017/2321)




▼B

VERORDENING (EU) 2016/1036 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 8 juni 2016

betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie

(codificatie)



Artikel 1

Beginselen

1.  
Een antidumpingrecht kan worden ingesteld op ieder product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, wanneer het in de Unie in het vrije verkeer brengen daarvan schade veroorzaakt.
2.  
Ten aanzien van een product wordt geacht dumping plaats te vinden indien de prijs van dit product bij uitvoer naar de Unie lager is dan een vergelijkbare prijs die in het kader van normale handelstransacties voor het soortgelijke product voor het land van uitvoer is vastgesteld.
3.  
Het land van uitvoer is normaal het land van oorsprong. Het kan ook een tussenland zijn, behalve wanneer, bijvoorbeeld, de betrokken producten enkel door dat land worden doorgevoerd, zij niet in dat land worden vervaardigd of in dat land voor deze producten geen vergelijkbare prijs voorhanden is.
4.  
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „soortgelijk product” verstaan een product dat identiek is, dat wil zeggen in ieder opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebrek aan een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in ieder opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product.

Artikel 2

Vaststelling van dumping

A.   NORMALE WAARDE

1.  
De normale waarde is normaal gebaseerd op de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer in het kader van normale handelstransacties worden betaald of dienen te worden betaald.

Wanneer de exporteur in het land van uitvoer het soortgelijke product niet vervaardigt of niet verkoopt, kan de normale waarde op basis van de prijzen van andere verkopers of producenten worden vastgesteld.

De prijzen die worden toegepast tussen belanghebbenden die kennelijk geassocieerd zijn of met elkaar een compensatieregeling hebben getroffen, mogen niet worden beschouwd als in het kader van normale handelstransacties te zijn toegepast en mogen niet voor de berekening van de normale waarde worden gebruikt, tenzij wordt vastgesteld dat de relatie tussen deze belanghebbenden de prijzen niet heeft beïnvloed.

Om te bepalen of twee partijen geassocieerd zijn, kan rekening worden gehouden met de definitie van verbonden partijen in artikel 127 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie ( 1 ).

2.  
De normale waarde wordt normaal vastgesteld op basis van de verkoop van het voor gebruik in het binnenland bestemde soortgelijke product indien de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % bedraagt van de naar de Unie verkochte hoeveelheid van het betrokken product, met dien verstande dat een lager percentage mag worden gebruikt, bijvoorbeeld wanneer de toegepaste prijzen representatief voor de betrokken markt worden geacht.
3.  
Wanneer het soortgelijke product niet of niet in voldoende hoeveelheden in het kader van normale handelstransacties is verkocht of indien, wegens de bijzondere marktsituatie, deze verkoop geen deugdelijke vergelijking mogelijk maakt, wordt de normale waarde van het soortgelijke product berekend aan de hand van de productiekosten in het land van oorsprong, vermeerderd met een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst, of aan de hand van de prijzen bij uitvoer naar een geschikt derde land in het kader van normale handelstransacties, mits deze prijzen representatief zijn.

Een bijzondere marktsituatie voor het betrokken product in de zin van de eerste alinea wordt onder meer geacht aanwezig te zijn wanneer de prijzen kunstmatig laag zijn, wanneer er een aanzienlijke ruilhandel is of wanneer er niet-commerciële regelingen zijn voor de be- of verwerking van goederen.

4.  
De verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt van het land van uitvoer of de verkoop bij uitvoer naar een derde land tegen prijzen die lager zijn dan de (vaste en variabele) productiekosten per eenheid, vermeerderd met verkoopkosten, administratiekosten en algemene kosten, mag uitsluitend worden beschouwd als verkoop die, wegens de prijs, niet in het kader van normale handelstransacties heeft plaatsgevonden en bij de vaststelling van de normale waarde buiten beschouwing wordt gelaten, indien wordt vastgesteld dat een dergelijke verkoop over een langere periode en in aanzienlijke hoeveelheden plaatsvindt tegen prijzen die het niet mogelijk maken binnen een redelijke termijn alle kosten terug te verdienen.

Prijzen die op het tijdstip van de verkoop beneden de kostprijs liggen, doch hoger zijn dan de gewogen gemiddelde kostprijs in het onderzoektijdvak, worden geacht toereikend te zijn om de betrokken producenten in staat te stellen hun kosten binnen een redelijke termijn terug te verdienen.

De langere periode bedraagt normaal één jaar, doch in geen geval minder dan zes maanden; de verkoop beneden de kostprijs per eenheid wordt geacht in aanzienlijke hoeveelheden binnen deze periode te hebben plaatsgevonden, wanneer wordt vastgesteld dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs lager is dan de gewogen gemiddelde kostprijs per eenheid of dat de hoeveelheid die beneden de kostprijs per eenheid is verkocht, niet minder dan 20 % bedraagt van de hoeveelheid die voor de vaststelling van de normale waarde in aanmerking wordt genomen.

5.  
De kosten worden normaal berekend aan de hand van de administratie van diegene waarop het onderzoek betrekking heeft, mits deze wordt gevoerd overeenkomstig de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen van het betrokken land en wordt aangetoond, dat deze een redelijk beeld geeft van de aan de vervaardiging en de verkoop van het betrokken product verbonden kosten.

Indien de administratie van de betrokkene geen redelijk beeld geeft van de kosten in verband met de productie en de verkoop van het onderzochte product, worden deze gecorrigeerd of vastgesteld aan de hand van de kosten van producenten of exporteurs in hetzelfde land of, wanneer dergelijke gegevens niet beschikbaar zijn of niet kunnen worden gebruikt, op een andere redelijke basis, zoals aan de hand van gegevens over andere representatieve markten.

Al het voorgelegde bewijsmateriaal betreffende de correcte kostenallocatie wordt in aanmerking genomen, op voorwaarde dat wordt aangetoond dat deze methode van kostenallocatie ook in het verleden is gebruikt. Bij gebreke van een geschiktere methode, wordt de voorkeur gegeven aan kostenallocatie op basis van de omzet. Tenzij bij de in deze alinea bedoelde kostenallocatie hiermede reeds rekening is gehouden, worden de kosten op passende wijze gecorrigeerd voor eenmalige kostenelementen die aan de toekomstige en/of de huidige productie worden toegerekend.

Wanneer de kosten voor een gedeelte van de terugverdientijd zijn beïnvloed door het gebruik van nieuwe productievoorzieningen die aanzienlijke nieuwe investeringen vereisen en door een lage bezettingsgraad ten gevolge van het starten, geheel of ten dele binnen het onderzoektijdvak, van nieuwe productieprocessen, zijn de gemiddelde kosten voor de startfase de kosten die overeenkomstig de bovenstaande allocatiemethoden aan het einde van deze fase van toepassing zijn en worden zij op dat niveau, voor de betrokken periode, in de in lid 4, tweede alinea, bedoelde gewogen gemiddelde kosten opgenomen. Bij de bepaling van de duur van een startfase wordt rekening gehouden met de situatie waarin de betrokken producent of exporteur zich bevindt, met dien verstande dat deze fase niet langer mag zijn dan een passend gedeelte van het begin van de terugverdientijd. Bij deze aanpassing voor de gedurende het onderzoektijdvak gemaakte kosten wordt rekening gehouden met informatie betreffende de startfase die zich verder uitstrekt dan dit tijdvak, op voorwaarde dat zij vóór de controlebezoeken en binnen drie maanden na de opening van het onderzoek wordt verstrekt.

6.  

De bedragen voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst worden gebaseerd op feitelijke gegevens over de productie en de verkoop van het soortgelijke product, in het kader van normale handelstransacties, door de exporteur of de producent op wie het onderzoek betrekking heeft. Wanneer deze bedragen niet op de bovenomschreven grondslag kunnen worden vastgesteld, mogen zij worden vastgesteld op basis van:

a) 

het gewogen gemiddelde van de werkelijke bedragen die voor andere bij het onderzoek betrokken exporteurs of producenten zijn vastgesteld in verband met de vervaardiging en de verkoop van het soortgelijke product op de binnenlandse markt van het land van oorsprong;

b) 

de werkelijke bedragen die in het kader van normale handelstransacties voor de betrokken exporteur of producent op de binnenlandse markt van het land van oorsprong van toepassing zijn bij de productie en de verkoop van dezelfde algemene categorie van producten;

c) 

elke andere redelijke methode, mits het aldus vastgestelde bedrag voor winst niet hoger is dan de winst die andere exporteurs of producenten gewoonlijk maken bij de verkoop van producten van dezelfde algemene categorie op de binnenlandse markt van het land van oorsprong.

▼M1

6 bis.  
a) 

Wanneer bij de toepassing van deze of elke andere relevante bepaling van deze verordening wordt vastgesteld dat het wegens het bestaan van verstoringen van betekenis in de zin van punt b) in het land van uitvoer niet passend is gebruik te maken van de binnenlandse prijzen en kosten in dat land, wordt de normale waarde uitsluitend berekend aan de hand van productie- en verkoopkosten waarin niet-verstoorde prijzen of benchmarks tot uitdrukking komen, waarbij de volgende regels van toepassing zijn.

Hiervoor kan de Commissie onder meer de volgende bronnen gebruiken:

— 
de overeenkomstige productie- en verkoopkosten in een passend representatief land met een niveau van economische ontwikkeling dat vergelijkbaar is met dat van het land van uitvoer, mits de desbetreffende gegevens onmiddellijk beschikbaar zijn; wanneer er sprake is van meer dergelijke landen wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming;
— 
indien het passend wordt geacht, niet-verstoorde internationale prijzen, kosten of benchmarks, of
— 
binnenlandse kosten, maar uitsluitend wanneer op basis van nauwkeurig en passend bewijsmateriaal is vastgesteld dat zij niet verstoord zijn, onder meer in het kader van de onder c) opgenomen bepalingen inzake belanghebbenden.

Onverminderd artikel 17 wordt die beoordeling voor iedere exporteur en producent afzonderlijk uitgevoerd.

De door berekening vastgestelde normale waarde omvat een niet-verstoord en redelijk bedrag voor administratiekosten, verkoopkosten en algemene kosten en voor winst.

b) 

Verstoringen van betekenis zijn de verstoringen die zich voordoen wanneer de gerapporteerde prijzen en kosten, waaronder de kosten van grondstoffen en energie, niet door de vrije marktwerking tot stand komen, doordat zij door aanzienlijk overheidsingrijpen worden beïnvloed. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis, wordt onder meer acht geslagen op de mogelijke gevolgen van een of meer van de volgende factoren:

▼C1

— 
het feit dat de markt in kwestie voor een groot deel wordt bediend door ondernemingen die in handen zijn van de autoriteiten van het land van uitvoer, waarover deze zeggenschap hebben, waarop deze beleidstoezicht uitoefenen of waarvoor deze beleidsadvies geven;
— 
overheidsaanwezigheid in bedrijven, waardoor inmenging van de overheid in de prijzen of kosten mogelijk wordt;

▼M1

— 
discriminerend overheidsbeleid of discriminerende overheidsmaatregelen die binnenlandse leveranciers bevoordelen of de vrije marktwerking anderszins beïnvloeden;
— 
het ontbreken, de discriminerende toepassing of de ontoereikende handhaving van faillissements-, vennootschaps- of eigendomswetgeving;
— 
verstoringen van loonkosten;
— 
toegang tot financiering door instellingen die de doelstellingen van het overheidsbeleid uitvoeren of anderszins in hun werking niet onafhankelijk zijn ten opzichte van de staat.
c) 

Wanneer de Commissie beschikt over gegronde aanwijzingen die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verstoringen van betekenis zoals bedoeld onder b), in een bepaald land of een bepaalde sector in dat land, en waar passend voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, stelt zij een rapport op waarin de marktomstandigheden, zoals bedoeld onder b), in dat land of die sector worden beschreven; zij maakt dat rapport openbaar en actualiseert het geregeld. Dergelijke rapporten en het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal worden opgenomen in het dossier van elk eventueel onderzoek betreffende dat land of die sector. De belanghebbenden hebben in het kader van elk onderzoek waarin het rapport of het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal wordt gebruikt, voldoende gelegenheid om dat rapport en dat bewijsmateriaal te ontkrachten, aan te vullen, daarover opmerkingen te maken of zich daarop te beroepen. Bij de beoordeling van de aanwezigheid van verstoringen van betekenis houdt de Commissie rekening met al het relevante bewijsmateriaal dat in het dossier van het onderzoek aanwezig is.

d) 

Wanneer de bedrijfstak van de Unie overeenkomstig artikel 5 een klacht of overeenkomstig artikel 11 een verzoek om een nieuw onderzoek indient, kan de industrie van de Unie zich baseren op het bewijsmateriaal in het rapport als bedoeld in punt c) van dit lid, wanneer het niveau van het bewijsmateriaal voldoende is met het oog op artikel 5, lid 9, om de berekening van de normale waarde te rechtvaardigen.

e) 

Indien de Commissie van oordeel is dat er, op grond van artikel 5, lid 9, voldoende bewijs is voor verstoringen van betekenis in de zin van punt b) van dit lid, en besluit op grond hiervan een onderzoek in te leiden, wordt dat in het bericht van opening vermeld. De Commissie verzamelt de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de normale waarde overeenkomstig punt a) van dit lid.

De bij het onderzoek betrokken partijen wordt onmiddellijk na de opening meegedeeld welke relevante bronnen de Commissie voornemens is te gebruiken voor de vaststelling van de normale waarde overeenkomstig punt a) van dit lid, waarna zij tien dagen de tijd hebben om opmerkingen te maken. Daartoe krijgen de belanghebbenden toegang tot het dossier, met inbegrip van al het bewijsmateriaal waarop de met het onderzoek belaste autoriteit zich baseert, onverminderd artikel 19. Bewijsmateriaal betreffende de aanwezigheid van verstoringen van betekenis kan uitsluitend in overweging worden genomen indien het tijdig in het kader van het onderzoek kan worden gestaafd, overeenkomstig artikel 6, lid 8.

▼M1

7.  
Bij invoer uit landen die op het tijdstip van opening van het onderzoek geen lid zijn van de WTO en zijn opgenomen in de lijst van bijlage I bij Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), wordt de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een geschikt representatief land of aan de hand van de prijs bij uitvoer uit een dergelijk derde land naar andere landen, waaronder de Unie, of, indien dit niet mogelijk is, op een andere redelijke grondslag, zoals de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het soortgelijke product in de Unie, indien nodig verhoogd met een redelijke winstmarge.

Het geschikte representatieve land wordt op redelijke wijze geselecteerd, met inachtneming van alle betrouwbare gegevens die op het tijdstip van de selectie beschikbaar zijn gemaakt, en in het bijzonder de samenwerking met ten minste één exporteur en producent in dat land. Wanneer er sprake is van meer dergelijke landen, wordt, indien van toepassing, de voorkeur gegeven aan landen met een toereikend niveau van sociale en milieubescherming. Voorts wordt rekening gehouden met termijnen. In voorkomend geval wordt gebruikgemaakt van een geschikt representatief land dat bij hetzelfde onderzoek betrokken is.

De naam van het voorziene land wordt de bij het onderzoek betrokken partijen onmiddellijk na de opening meegedeeld, waarna zij tien dagen de tijd hebben om opmerkingen te maken.

▼B

B.   UITVOERPRIJS

8.  
De uitvoerprijs is de werkelijk betaalde of te betalen prijs van het product dat vanuit het land van uitvoer met het oog op uitvoer naar de Unie wordt verkocht.
9.  
Wanneer geen uitvoerprijs voorhanden is of deze onbetrouwbaar blijkt wegens het bestaan van een associatie of een compensatieregeling tussen de exporteur en de importeur of een derde partij, mag de uitvoerprijs worden samengesteld op basis van de prijs waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer worden doorverkocht of, indien de producten niet aan een onafhankelijke afnemer worden doorverkocht of niet worden doorverkocht in de staat waarin zij zijn ingevoerd, op elke redelijke grondslag.

In die gevallen wordt voor alle tussen de invoer en wederverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van rechten en heffingen, en voor winst een correctie toegepast, teneinde een betrouwbare uitvoerprijs franco grens Unie vast te stellen.

De elementen waarvoor een correctie wordt toegepast, omvatten die welke gewoonlijk door een importeur worden gedragen, doch worden betaald door een partij binnen of buiten de Unie die kennelijk met de importeur of de exporteur is geassocieerd of met deze een compensatieregeling heeft. Zij omvatten met name de gebruikelijke kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing, en bijkomende kosten, evenals de douanerechten, alle antidumpingrechten en andere belastingen die in het land van invoer verschuldigd zijn uit hoofde van de invoer of de verkoop van de goederen, alsmede een redelijke marge voor verkoopkosten, algemene kosten, administratiekosten en winst.

C.   VERGELIJKING

10.  

De uitvoerprijs wordt op billijke wijze met de normale waarde vergeleken. Deze vergelijking geschiedt in hetzelfde handelsstadium, voor verkopen op zo dicht mogelijk bij elkaar liggende data en met inachtneming van andere verschillen die van invloed zijn op de vergelijkbaarheid van de prijzen. Wanneer de vastgestelde normale waarde en de uitvoerprijs niet op deze grondslag kunnen worden vergeleken, wordt door middel van correcties, naar gelang van de bijzondere kenmerken van elke zaak, rekening gehouden met verschillen tussen factoren waarvan wordt beweerd en aangetoond dat zij van invloed op de prijzen zijn en, dientengevolge, op de vergelijkbaarheid daarvan. Hierbij dienen dubbele correcties te worden vermeden, in het bijzonder wat de kortingen, rabatten, hoeveelheden en het handelsstadium betreft. Wanneer aan de gestelde voorwaarden is voldaan, kunnen correcties worden toegepast voor de hierna volgende factoren:

a) 

Fysieke kenmerken

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in fysieke kenmerken van het betrokken product. Het bedrag van de correctie komt overeen met een redelijke raming van de marktwaarde van het verschil.

b) 

Invoerheffingen en indirecte belastingen

De normale waarde wordt gecorrigeerd voor een bedrag dat overeenkomt met alle invoerheffingen of indirecte belastingen die op een soortgelijk product en de fysiek daarin verwerkte materialen worden geheven, wanneer dat bestemd is voor verbruik in het land van uitvoer, en die voor het naar de Unie uitgevoerde product niet worden geïnd of worden terugbetaald.

c) 

Kortingen, rabatten en hoeveelheden

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in kortingen en rabatten, met inbegrip van die welke worden toegekend voor verschillen in hoeveelheden, indien deze naar behoren zijn gekwantificeerd en rechtstreeks met de betrokken verkoop verband houden. Tevens kan een correctie voor uitgestelde kortingen en rabatten worden toegepast indien het verzoek daartoe gebaseerd is op een gevestigd gebruik in vroegere perioden, waaronder de inachtneming van de voorwaarden voor de toekenning van kortingen of rabatten.

d) 

Handelsstadium

i) 

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in handelsstadium, met inbegrip van de verschillen die voortvloeien uit OEM (original equipment manufacturers)-verkopen, wanneer, met betrekking tot de distributiekanalen van beide markten, wordt aangetoond, dat de uitvoerprijs, die een samengestelde uitvoerprijs kan zijn, in een ander handelsstadium dan de normale waarde wordt gehanteerd en het verschil tussen beide de vergelijkbaarheid van de prijzen heeft beïnvloed, hetgeen dient te blijken uit permanente en duidelijke verschillen tussen de functies die de verkoper vervult en de prijzen die hij hanteert in de onderscheiden handelsstadia op de binnenlandse markt van het land van uitvoer. De omvang van de correctie is op de marktwaarde van het verschil gebaseerd.

ii) 

Wanneer evenwel in niet onder i) genoemde gevallen een bestaand verschil in handelsstadium niet kan worden gekwantificeerd bij ontstentenis van de relevante stadia op de binnenlandse markt van de uitvoerende landen, of indien bepaalde functies klaarblijkelijk betrekking hebben op andere handelsstadia dan het in de vergelijking gebruikte stadium, kan een speciale correctie worden toegepast.

e) 

Vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in kosten die rechtstreeks verband houden met de overbrenging van het product van de bedrijfsruimten van de exporteur naar een onafhankelijke afnemer wanneer dergelijke kosten in de prijzen zijn begrepen. Deze kosten omvatten de kosten van vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten.

f) 

Verpakking

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in de kosten die rechtstreeks verband houden met het verpakken van het betrokken product.

g) 

Krediet

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in de kosten van de kredieten die voor de verkoop van de betrokken producten zijn verleend, voor zover deze factor bij de vaststelling van de prijzen in aanmerking wordt genomen.

h) 

Kosten van dienstverlening na verkoop

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in de directe kosten in verband met waarborgen, garanties, technische bijstand en dienstverlening waarin de wet en/of het verkoopcontract voorzien.

i) 

Commissies

Er wordt een correctie toegepast voor verschillen in de commissies die in verband met de verkoop van de betrokken producten worden betaald.

Onder „commissies” wordt ook verstaan de marge van een handelaar die in het product of het soortgelijke product handelt indien de functies van deze handelaar vergelijkbaar zijn met die van een op commissiebasis werkende agent.

j) 

Omrekening van valuta

Wanneer ten behoeve van de prijsvergelijking valuta dienen te worden omgerekend, wordt daarvoor de wisselkoers op de datum van verkoop gebruikt. Wanneer echter de verkoop van vreemde valuta op de termijnmarkt rechtstreeks aan de betrokken verkoop voor uitvoer is gekoppeld, wordt de bij de termijnverkoop gebruikte wisselkoers toegepast. De datum van verkoop is normaal de factuurdatum. Indien evenwel de datum van het contract, van de kooporder of van de orderbevestiging meer in overeenstemming is met de verkoopvoorwaarden, mag één van deze data worden gebruikt. Met wisselkoersschommelingen wordt geen rekening gehouden en exporteurs hebben 60 dagen de tijd om met duurzame veranderingen van de wisselkoersen gedurende het onderzoektijdvak rekening te houden.

k) 

Anderen factoren

Er kunnen ook correcties worden toegepast voor verschillen voor andere factoren dan vermeld onder a) tot en met j), indien wordt aangetoond dat die van invloed zijn op de prijsvergelijking als bedoeld in dit lid, met name wanneer klanten bij voortduring verschillende prijzen op de binnenlandse markt betalen ten gevolge van deze factoren.

D.   DUMPINGMARGE

11.  
Onder voorbehoud van de relevante bepalingen betreffende de billijke vergelijking, wordt het bestaan van dumpingmarges in het onderzoektijdvak normaal vastgesteld door vergelijking van een gewogen gemiddelde normale waarde met een gewogen gemiddelde prijs van alle vergelijkbare exporttransacties naar de Unie of door vergelijking, per transactie, van de afzonderlijke normale waarden en de afzonderlijke prijzen bij uitvoer naar de Unie. Een op een gewogen gemiddelde gebaseerde normale waarde mag evenwel met de prijzen van alle afzonderlijke uitvoertransacties naar de Unie worden vergeleken indien de uitvoerprijzen voor de verschillende afnemers, gebieden of tijdvakken sterk uiteenlopen en de in de eerste zin omschreven methoden ontoereikend zouden zijn om de dumping volledig tot uitdrukking te brengen. De bepalingen van dit lid vormen geen beletsel voor het gebruik van de steekproefmethode overeenkomstig artikel 17.
12.  
De dumpingmarge is het bedrag waarmee de normale waarde de uitvoerprijs overschrijdt. Wanneer dumpingmarges variëren, kan een gewogen gemiddelde dumpingmarge worden vastgesteld.

Artikel 3

Vaststelling van schade

1.  
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „schade”, tenzij anders bepaald, verstaan aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Unie, dreiging van aanmerkelijke schade voor een bedrijfstak van de Unie of aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een dergelijke bedrijfstak en wordt dit begrip overeenkomstig de bepalingen van dit artikel uitgelegd.
2.  

De vaststelling van schade is gebaseerd op positief bewijsmateriaal en houdt een objectief onderzoek in van:

a) 

de omvang van de invoer met dumping en de gevolgen daarvan voor de prijzen van soortgelijke producten in de Unie, en

b) 

de gevolgen van deze invoer voor de bedrijfstak van de Unie.

3.  
Wat de omvang van de invoer met dumping betreft, wordt nagegaan of deze, in absolute cijfers dan wel in verhouding tot de productie of het verbruik in de Unie, aanzienlijk is toegenomen. Wat de weerslag van de invoer met dumping op de prijzen betreft, wordt nagegaan of een aanzienlijke prijsonderbieding door het met dumping ingevoerde product ten opzichte van de prijzen van soortgelijke producten van de bedrijfstak van de Unie heeft plaatsgevonden, dan wel of deze invoer de prijzen op enige andere wijze sterk drukt of een aanzienlijke belemmering vormt voor prijsverhogingen die zonder deze invoer hadden plaatsgevonden, met dien verstande dat geen van deze factoren op zich, noch verscheidene van deze factoren tezamen noodzakelijkerwijze doorslaggevend is of zijn.
4.  

Wanneer de invoer van een product uit meer dan één land terzelfder tijd aan een antidumpingonderzoek wordt onderworpen, worden de gevolgen van deze invoer uitsluitend cumulatief beoordeeld indien wordt vastgesteld, dat:

a) 

de dumpingmarge voor het uit elk land ingevoerde product meer dan minimaal is in de zin van artikel 9, lid 3, en de uit elk land ingevoerde hoeveelheid niet te verwaarlozen is, en

b) 

een cumulatieve beoordeling van de gevolgen van de invoer gezien de concurrentieverhoudingen tussen de ingevoerde producten onderling en tussen de ingevoerde producten en het soortgelijke product uit de Unie, opportuun is.

5.  
Het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de betrokken bedrijfstak van de Unie omvat een beoordeling van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van die bedrijfstak van invloed zijn, zoals het feit dat een bedrijfstak nog steeds herstellende is van de gevolgen van invoer met dumping of subsidiëring die in het verleden heeft plaatsgevonden; de werkelijke hoogte van de dumpingmarge; de werkelijke en potentiële daling van de verkoop, de winst, de productie, het marktaandeel, de productiviteit, de rentabiliteit en de bezettingsgraad; de factoren die van invloed zijn op de prijzen in de Unie; de werkelijke en potentiële negatieve gevolgen voor de „cash flow”, de voorraden, de werkgelegenheid, de lonen, de groei en het vermogen om kapitaal of investeringen aan te trekken. Deze lijst is niet limitatief, noch zijn één of meer van deze factoren noodzakelijkerwijze doorslaggevend.
6.  
Aan de hand van het overeenkomstig lid 2 voorgelegde relevante bewijsmateriaal moet worden aangetoond, dat de invoer met dumping schade in de zin van deze verordening veroorzaakt. Hierbij moet meer in het bijzonder worden aangetoond, dat de overeenkomstig lid 3 vastgestelde omvang en/of prijzen de in lid 5 omschreven gevolgen hebben voor de bedrijfstak van de Unie en dat deze gevolgen als aanmerkelijk kunnen worden aangemerkt.
7.  
Andere gekende factoren dan de invoer met dumping die de bedrijfstak van de Unie terzelfder tijd schade toebrengen, worden ook onderzocht, om te voorkomen dat de door deze andere factoren veroorzaakte schade overeenkomstig het bepaalde in lid 6 aan de invoer met dumping wordt toegeschreven. Relevant in dit verband zijn onder andere: de hoeveelheden en de prijzen van de niet tegen dumpingprijzen verkochte invoer; een inkrimping van de vraag of wijzigingen in het consumentengedrag; handelsbeperkende praktijken van en de concurrentie tussen buitenlandse producenten en producenten in de Unie; technologische ontwikkelingen en de exportprestaties, en productiviteit van de bedrijfstak van de Unie.
8.  
De gevolgen van de invoer met dumping worden beoordeeld met betrekking tot de productie van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie, mits de beschikbare gegevens een duidelijk onderscheid van deze productie aan de hand van criteria zoals het productieproces, de omzet en de winst van de producenten, mogelijk maken. Is deze productie niet op bovenomschreven wijze te onderscheiden, dan worden de gevolgen van de invoer met dumping beoordeeld aan de hand van een onderzoek van de kleinste groep of het kleinste assortiment producten waartoe het soortgelijke product behoort en waarover de nodige gegevens kunnen worden verkregen.
9.  
De vaststelling dat aanmerkelijke schade dreigt, is op feiten gebaseerd en niet enkel op veronderstellingen, ramingen of vage mogelijkheden. De verandering van omstandigheden waardoor een situatie zou ontstaan waarin dumping schade veroorzaakt, moet duidelijk zijn te voorzien en moet ophanden zijn.

Ten behoeve van de vaststelling van dreigende aanmerkelijke schade worden onder meer de volgende factoren in aanmerking genomen:

a) 

een aanzienlijke toename van de invoer met dumping op de markt van de Unie waardoor de invoer waarschijnlijk nog aanzienlijk in omvang zal toenemen;

b) 

er is voldoende vrij beschikbare productiecapaciteit van de exporteur of een aanmerkelijke toename daarvan in de nabije toekomst, waardoor de uitvoer met dumping naar de Unie waarschijnlijk nog aanzienlijk zal toenemen waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de beschikbaarheid van andere exportmarkten die de extra voor uitvoer beschikbare hoeveelheden kunnen absorberen;

c) 

het feit dat de producten al dan niet worden ingevoerd tegen prijzen die een sterke druk op de binnenlandse prijzen zullen uitoefenen of een stijging van deze prijzen zullen verhinderen en de vraag naar importproducten vermoedelijk nog zullen doen toenemen;

d) 

de bestaande voorraad van het product waarop het onderzoek betrekking heeft.

Geen van deze factoren behoeft op zich doorslaggevend te zijn, maar alle in aanmerking genomen factoren tezamen moeten als dusdanig tot de conclusie leiden, dat de invoer met dumping op korte termijn zal toenemen en dat deze invoer, tenzij beschermende maatregelen worden genomen, aanmerkelijke schade zal veroorzaken.

Artikel 4

Omschrijving van het begrip „bedrijfstak van de Unie”

▼M2

1.  

Voor de toepassing van deze verordening wordt onder „bedrijfstak van de Unie” verstaan de gezamenlijke producenten in de Unie van soortgelijke producten of degenen onder hen wier gezamenlijke productie van de betrokken producten een groot deel van de totale productie van deze producten in de Unie uitmaakt, met dien verstande dat:

▼B

a) 

wanneer producenten met exporteurs of importeurs zijn verbonden, of zelf importeur zijn van het product waarvan naar beweren dumping plaatsvindt, onder „bedrijfstak van de Unie” de overige producenten kunnen worden verstaan;

b) 

in uitzonderlijke omstandigheden, het grondgebied van de Unie, wat de betrokken productie betreft, in twee of meer concurrerende markten kan worden verdeeld en de producenten binnen elke markt als een afzonderlijke bedrijfstak kunnen worden beschouwd indien:

i) 

de producenten binnen die markt hun gehele of nagenoeg hun gehele productie van het betrokken product op die markt verkopen, en

ii) 

aan de vraag op die markt niet in aanzienlijke mate wordt voldaan door elders in de Unie gevestigde producenten van het betrokken product.

In deze omstandigheden kan zelfs tot het bestaan van schade worden geconcludeerd indien een groot deel van de totale bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt, mits de invoer met dumping op deze afzonderlijke markt is geconcentreerd en bovendien die invoer met dumping de producenten van de gehele of vrijwel de gehele productie op die markt schade veroorzaakt.

2.  

Voor de toepassing van lid 1 worden producenten uitsluitend geacht met exporteurs of importeurs te zijn verbonden indien:

a) 

één van hen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over de anderen heeft;

b) 

een derde persoon rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over hen beiden heeft, of

c) 

zij tezamen rechtstreeks of onrechtstreeks zeggenschap over een derde persoon hebben, voor zover er redenen zijn om aan te nemen of te vermoeden, dat de betrokken producent zich door deze relatie anders gedraagt dan niet verbonden producenten.

Voor de toepassing van dit lid wordt een persoon geacht zeggenschap over een andere persoon te hebben wanneer hij rechtens of feitelijk in een positie is het handelen van de andere persoon te beperken of te leiden.

3.  
Wanneer onder „bedrijfstak van de Unie” de producenten in een bepaald gebied worden verstaan, wordt de exporteurs gelegenheid gegeven overeenkomstig artikel 8 verbintenissen voor het betrokken gebied aan te bieden. In dat geval wordt bij de beoordeling van het belang van de Unie in het bijzonder rekening gehouden met het belang van dat gebied. Indien niet onmiddellijk een passende verbintenis wordt aangeboden of indien de in artikel 8, leden 9 en 10, omschreven situatie zich voordoet, kan voor de Unie in haar geheel een voorlopig of definitief recht worden opgelegd. In dergelijke gevallen kunnen de rechten, indien zulks in de praktijk uitvoerbaar is, tot specifieke producenten of exporteurs worden beperkt.
4.  
De bepalingen van artikel 3, lid 8, zijn op dit artikel van toepassing.

Artikel 5

Inleiding van de procedure

1.  
Behoudens het bepaalde in lid 6, wordt een onderzoek naar het bestaan, de omvang en de gevolgen van dumping geopend naar aanleiding van een schriftelijke klacht die door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid namens een bedrijfstak van de Unie wordt ingediend.

▼M2

Klachten kunnen ook door de bedrijfstak van de Unie of een namens deze handelende natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging zonder rechtspersoonlijkheid gezamenlijk met de vakbonden worden ingediend, of door de vakbonden worden gesteund. Dit laat onverlet dat de bedrijfstak van de Unie de klacht kan intrekken.

▼B

De klacht kan worden ingediend bij de Commissie of bij een lidstaat, die deze aan de Commissie doet toekomen. De Commissie doet de lidstaten een afschrift toekomen van elke klacht die zij ontvangt. De klacht wordt geacht te zijn ingediend op de eerste werkdag volgende op de dag van bezorging bij de Commissie als aangetekend poststuk of de dag van afgifte van een ontvangstbewijs door de Commissie.

Wanneer geen klacht wordt ingediend maar een lidstaat over voldoende bewijsmateriaal inzake dumping en daaruit voortvloeiende schade voor een bedrijfstak van de Unie beschikt, doet hij dit bewijsmateriaal onmiddellijk aan de Commissie toekomen.

▼M2

1 bis.  
De Commissie bevordert de toegang tot het handelsbeschermingsinstrument voor diverse en gefragmenteerde bedrijfstakken die merendeels bestaan uit ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf (mkb)/kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) via een specifieke helpdesk voor mkb's/kmo's, bijvoorbeeld door bewustmaking, door algemene informatie te verstrekken, uitleg over procedures te geven en aan te geven hoe klachten kunnen worden ingediend, door standaardvragenlijsten in alle officiële talen van de Unie beschikbaar te stellen en door algemene, niet-zaakgebonden vragen te beantwoorden.

De mkb/kmo-helpdesk stelt standaardformulieren beschikbaar voor met het oog op de beoordeling van de representativiteit in te dienen statistieken en vragenlijsten.

▼B

2.  

Een klacht overeenkomstig lid 1 behoort bewijsmateriaal te bevatten ten aanzien van dumping, schade en het oorzakelijke verband tussen de beweerde invoer met dumping en de gestelde schade. De klacht behoort alle navolgende gegevens te bevatten waarover de klager redelijkerwijze beschikt:

a) 

de identiteit van de klager en de omvang en de waarde van het soortgelijke product dat de klager in de Unie vervaardigt. Wordt namens de bedrijfstak van de Unie een schriftelijke klacht ingediend, dan wordt deze bedrijfstak daarin omschreven door middel van een lijst van alle bekende producenten van het soortgelijke product in de Unie (of verenigingen van producenten van het soortgelijke product in de Unie) en, voor zover mogelijk, een opgave van de hoeveelheid en de waarde van het soortgelijke product dat door deze producenten in de Unie wordt vervaardigd;

b) 

een volledige omschrijving van het naar beweren met dumping ingevoerde product, de naam van het betrokken land of de betrokken landen van oorsprong of uitvoer, de identiteit van elke bekende exporteur of buitenlandse producent en een lijst van bekende personen die het betrokken product invoeren;

c) 

de prijzen waartegen het betrokken product voor verbruik op de binnenlandse markt van het land of de landen van oorsprong of uitvoer wordt verkocht (of, indien van toepassing, de prijzen waartegen het product vanuit het land of de landen van oorsprong of uitvoer naar een of meer derde landen wordt verkocht, of de door berekening vastgestelde waarde van het product), alsmede de uitvoerprijzen of, indien van toepassing, de prijzen waartegen het product voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer in de Unie wordt wederverkocht;

d) 

gegevens omtrent de veranderingen in de omvang van de beweerde invoer met dumping, de weerslag van deze invoer op de prijzen van het soortgelijke product op de markt van de Unie en de weerslag van de invoer op de bedrijfstak van de Unie, zoals blijkt uit relevante factoren en indicatoren met betrekking tot de situatie van de bedrijfstak van de Unie, waaronder die welke zijn genoemd in artikel 3, leden 3 en 5.

3.  
De Commissie onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid en de toereikendheid van het in de klacht vermelde bewijsmateriaal teneinde vast te stellen of dit voldoende is om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen.
4.  
Een onderzoek op grond van lid 1 wordt eerst geopend nadat aan de hand van een onderzoek naar de mate waarin de klacht door de producenten van het soortgelijke product in de Unie wordt gesteund dan wel betwist wordt, is vastgesteld dat deze door of namens de bedrijfstak van de Unie is ingediend. De klacht wordt geacht „door of namens de bedrijfstak van de Unie te zijn ingediend” indien zij wordt gesteund door de producenten in de Unie wier gezamenlijke productie meer dan 50 % bedraagt van de totale productie van het soortgelijke product dat wordt vervaardigd door dat deel van de bedrijfstak van de Unie dat zich voor of tegen de klacht heeft uitgesproken. Er wordt evenwel geen onderzoek geopend wanneer de producenten in de Unie die de klacht uitdrukkelijk steunen, minder dan 25 % van de totale productie van het soortgelijke product door de bedrijfstak van de Unie voor hun rekening nemen.
5.  
De autoriteiten geven aan de met het oog op de opening van het onderzoek ingediende klacht geen bekendheid voordat het besluit tot opening van een onderzoek is genomen. Na ontvangst van een door het nodige bewijsmateriaal gestaafde klacht en vóór de opening van een onderzoek wordt de overheid van het betrokken land van uitvoer op de hoogte gebracht.
6.  
Indien de Commissie in bijzondere omstandigheden besluit een onderzoek te openen, zonder dat een daartoe strekkende schriftelijke klacht van of namens de bedrijfstak van de Unie is ontvangen, wordt hiertoe slechts overgegaan indien er voldoende bewijs is voor het bestaan van dumping, schade en een oorzakelijk verband, zoals bedoeld in lid 2, om de opening van het onderzoek te rechtvaardigen. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij heeft besloten dat het nodig is dit onderzoek te openen.
7.  
Bij het besluit om al dan niet een onderzoek te openen wordt het bewijsmateriaal ten aanzien van dumping en schade terzelfder tijd in overweging genomen. Een klacht wordt afgewezen wanneer er onvoldoende bewijs van dumping of schade is om voortzetting van de procedure te rechtvaardigen. Er worden geen procedures ingeleid tegen landen waarvan de invoer een marktaandeel van minder dan 1 % bedraagt, tenzij die landen tezamen ten minste 3 % van het verbruik in de Unie voor hun rekening nemen.
8.  
De klacht kan vóór de opening van het onderzoek worden ingetrokken, in welk geval zij wordt geacht niet te zijn ingediend.
9.  
Wanneer duidelijk is dat er voldoende bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, gaat de Commissie binnen 45 dagen na de datum van indiening van de klacht daartoe over en maakt zij dit in het Publicatieblad van de Europese Unie bekend. Wanneer onvoldoende bewijsmateriaal is ingediend, wordt de klager daarvan in kennis gesteld binnen 45 dagen na de datum waarop de klacht bij de Commissie is ingediend. De Commissie verstrekt de lidstaten informatie betreffende haar onderzoek van de klacht normaliter binnen 21 dagen nadat de klacht bij de Commissie is ingediend.
10.  
In het bericht van inleiding van de procedure wordt de opening van een onderzoek aangekondigd, worden het betrokken product en de betrokken landen bekendgemaakt, wordt een samenvatting gegeven van de ontvangen informatie en wordt vermeld dat alle relevante informatie aan de Commissie dient te worden meegedeeld.

Voorts worden in dit bericht de termijnen bekendgemaakt waarbinnen belanghebbenden zich kenbaar kunnen maken, hun standpunt schriftelijk naar voren kunnen brengen en de inlichtingen kunnen verstrekken wanneer dit standpunt en deze inlichtingen tijdens het onderzoek in aanmerking moeten worden genomen. Tevens wordt hierin de termijn bekendgemaakt, waarbinnen belanghebbenden kunnen verzoeken overeenkomstig artikel 6, lid 5, door de Commissie te worden gehoord.

11.  
De Commissie stelt de haar bekende betrokken exporteurs en importeurs en representatieve verenigingen van importeurs en exporteurs evenals de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de klagers ervan in kennis dat de procedure is ingeleid en zendt de volledige tekst van de overeenkomstig lid 1 ontvangen schriftelijke klacht, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie, aan de bekende exporteurs en de autoriteiten van het land van uitvoer en stelt deze tekst op hun verzoek aan de andere belanghebbenden ter beschikking. Wanneer het aantal betrokken exporteurs bijzonder groot is, mag de volledige tekst van de schriftelijke klacht enkel aan de autoriteiten van het land van uitvoer of aan de betrokken handelsvereniging worden gezonden.
12.  
Een antidumpingonderzoek mag de inklaringsprocedures van de douane niet hinderen.

Artikel 6

Het onderzoek

1.  
Na de inleiding van de procedure maakt de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, een aanvang met het onderzoek op het vlak van de Unie. Dit onderzoek heeft zowel betrekking op de dumping als op de schade en deze beide elementen worden terzelfder tijd onderzocht.

Om ervoor te zorgen dat de bevindingen representatief zijn, wordt een onderzoektijdvak vastgesteld, dat normaal een onmiddellijk aan de procedure voorafgaande periode van ten minste zes maanden beslaat.

Informatie die betrekking heeft op een na het onderzoektijdvak volgende periode wordt normaal niet in aanmerking genomen.

2.  
Belanghebbenden die een bij een antidumpingonderzoek gebruikte vragenlijst ontvangen, beschikken over ten minste 30 dagen om deze te beantwoorden. Voor de exporteurs gaat de termijn in op de dag van ontvangst van de vragenlijst, die voor dit doel geacht wordt te zijn ontvangen binnen één week nadat zij de exporteur of de geëigende diplomatieke vertegenwoordiger van het land van uitvoer is toegezonden. De termijn van 30 dagen kan worden verlengd, op voorwaarde dat rekening wordt gehouden met de voor het onderzoek vastgestelde termijn en dat de belanghebbende zijn verzoek naar behoren motiveert door opgave van de bijzondere omstandigheden waarin hij zich bevindt.
3.  
De Commissie kan de lidstaten verzoeken gegevens te verstrekken en de lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om aan dit verzoek gevolg te geven.

Zij doen de Commissie de gevraagde gegevens toekomen tezamen met de resultaten van alle inspecties, controles en onderzoeken die zij hebben uitgevoerd.

De Commissie deelt deze gegevens, zowel die van algemeen belang als die welke door een lidstaat zijn gevraagd, aan de lidstaten mede, tenzij het om vertrouwelijke informatie gaat, in welk geval een niet-vertrouwelijke samenvatting wordt toegezonden.

4.  
De Commissie kan de lidstaten verzoeken alle noodzakelijke controles en inspecties uit te voeren, in het bijzonder bij importeurs, handelaren en producenten in de Unie, en een onderzoek in te stellen in derde landen, op voorwaarde dat de betrokken ondernemingen hiervoor toestemming geven en de overheid van het betrokken land hiervan officieel in kennis wordt gesteld en geen bezwaar maakt.

De lidstaten nemen alle noodzakelijke maatregelen om aan dergelijke verzoeken van de Commissie te voldoen.

Ambtenaren van de Commissie kunnen op verzoek van de Commissie of van een lidstaat de ambtenaren van de lidstaten in hun werkzaamheden bijstaan.

5.  
De belanghebbenden die zich overeenkomstig artikel 5, lid 10, kenbaar hebben gemaakt, worden gehoord indien zij binnen de termijn die in het in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt bericht is vastgesteld, een daartoe strekkend schriftelijk verzoek indienen, waarin zij aantonen dat zij belanghebbenden zijn, voor wie de resultaten van de procedure vermoedelijk consequenties zullen hebben en dat zij geldige redenen hebben om te worden gehoord.
6.  
De importeurs, de exporteurs, de vertegenwoordigers van de overheid van het land van uitvoer en de klagers, die zich overeenkomstig artikel 5, lid 10, kenbaar hebben gemaakt, worden op verzoek in de gelegenheid gesteld andere partijen met tegengestelde belangen te ontmoeten, zodat afwijkende standpunten en tegenargumenten naar voren kunnen worden gebracht.

Hierbij dient rekening te worden gehouden met de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke informatie en met de wensen van de belanghebbenden.

Geen enkele belanghebbende is verplicht aan een vergadering deel te nemen, noch mag de afwezigheid van een belanghebbende op een bijeenkomst zijn belangen schaden.

Met de overeenkomstig dit lid verstrekte mondelinge informatie wordt rekening gehouden, voor zover zij later in schriftelijke vorm wordt bevestigd.

▼M2

7.  
De producenten in de Unie, de vakbonden, de importeurs, de exporteurs, de representatieve verenigingen van importeurs en exporteurs, de gebruikers en de consumentenorganisaties die zich overeenkomstig artikel 5, lid 10, kenbaar hebben gemaakt, alsmede de vertegenwoordigers van het land van uitvoer, hebben op schriftelijk verzoek inzage in alle door een bij het onderzoek betrokken partij verstrekte informatie — met uitzondering van de interne documenten van de autoriteiten van de Unie of haar lidstaten — die relevant is voor het bepleiten van hun zaak, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 19 en bij het onderzoek wordt gebruikt.

▼B

Deze belanghebbenden mogen opmerkingen maken over vorenbedoelde informatie en met hun opmerkingen moet rekening worden gehouden indien zij met voldoende bewijsmateriaal zijn gestaafd.

8.  
Behoudens in de in artikel 18 bedoelde omstandigheden wordt, voor zover mogelijk, gecontroleerd of de door de belanghebbenden verstrekte inlichtingen waarop de bevindingen worden gebaseerd, juist zijn.

▼M2

9.  
Het onderzoek in de overeenkomstig artikel 5, lid 9, ingeleide procedures wordt, voor zover mogelijk, binnen één jaar afgesloten. Het wordt in ieder geval binnen 14 maanden na de opening ervan afgesloten, overeenkomstig de bevindingen waartoe krachtens artikel 8 is gekomen voor verbintenissen of krachtens artikel 9 voor definitieve maatregelen. De onderzoeksperioden vallen indien mogelijk, in het bijzonder in het geval van diverse en gefragmenteerde bedrijfstakken die grotendeels uit mkb's/kmo's bestaan, samen met het boekjaar.

▼M2

10.  
De producenten van het soortgelijke product in de Unie wordt verzocht mee te werken met de Commissie bij de krachtens artikel 5, lid 6, ingeleide onderzoeken.
11.  
De Commissie stelt het ambt in van raadadviseur-auditeur, wiens bevoegdheden en verantwoordelijkheden worden omschreven in een door de Commissie vastgesteld mandaat en die erop toeziet dat de procedurele rechten van de belanghebbenden daadwerkelijk gewaarborgd worden.

▼B

Artikel 7

Voorlopige maatregelen

▼M2

1.  

Voorlopige rechten kunnen worden ingesteld indien:

a) 

procedures zijn ingeleid overeenkomstig artikel 5;

b) 

hiervan bericht is gegeven en belanghebbenden overeenkomstig artikel 5, lid 10, voldoende gelegenheid hebben gehad inlichtingen te verstrekken en opmerkingen te maken;

c) 

er voorlopig is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daaruit schade voor een bedrijfstak van de Unie voortvloeit, en

d) 

het belang van de Unie maatregelen ter voorkoming van dergelijke schade noodzakelijk maakt.

Voorlopige rechten worden niet eerder dan 60 dagen en normaliter uiterlijk zeven maanden en in ieder geval uiterlijk acht maanden na de inleiding van de procedure ingesteld.

Voorlopige rechten worden niet eerder ingesteld dan drie weken na toezending van de informatie aan de belanghebbenden overeenkomstig artikel 19 bis (periode van voorafgaande kennisgeving). Deze informatie doet geen afbreuk aan eventuele hiermee verband houdende besluiten die later door de Commissie kunnen worden genomen.

De Commissie evalueert uiterlijk op 9 juni 2020 of tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving de invoer aanzienlijk is toegenomen en of, in voorkomend geval, dit voor de bedrijfstak van de Unie extra schade heeft veroorzaakt, ondanks de maatregelen die de Commissie op basis van artikel 14, lid 5 bis, en artikel 9, lid 4, kan hebben genomen. Zij beroept zich daarbij in het bijzonder op gegevens die zijn verzameld op basis van artikel 14, lid 6, en op alle mogelijke informatie waarover zij beschikt. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 23 bis een gedelegeerde handeling vast teneinde de duur van de periode van voorafgaande kennisgeving te wijzigen naar twee weken indien er sprake is van een aanzienlijke toename van de invoer die extra schade heeft veroorzaakt, en vier weken indien zulks niet het geval is.

Wanneer de Commissie belanghebbenden de informatie overeenkomstig artikel 19 bis verstrekt, maakt zij op haar website haar voornemen bekend om voorlopige rechten in te stellen, alsmede informatie over de mogelijke tarieven.

▼B

2.  
Het voorlopige antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan de voorlopig vastgestelde dumpingmarge en dient lager te zijn dan deze marge indien dit lagere recht toereikend is om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen.

▼M2

2 bis.  
Wanneer wordt onderzocht of een recht lager dan de dumpingmarge toereikend zou zijn om een einde te maken aan de schade, houdt de Commissie rekening met de vraag of er van verstoringen van de grondstoffenmarkt in verband met het betreffende product sprake is.

Voor de toepassing van het onderhavige lid worden de volgende maatregelen als verstoringen van de grondstoffenmarkt aangemerkt: dubbeleprijsstellingssystemen, uitvoerbelastingen, aanvullende belastingen op de uitvoer, uitvoerquota, uitvoerverboden, fiscale belastingen op de uitvoer, vergunningsvereisten, minimumprijzen bij uitvoer, beperking of uitsluiting van de teruggaaf van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), inklaringsbeperkingen voor exporteurs, lijsten van gekwalificeerde exporteurs, verplichtingen van de binnenlandse markt, ondernemingseigen mijnbouwrechten indien de prijs van die grondstof aanmerkelijk lager is dan de prijzen op de representatieve internationale markten.

De Commissie is overeenkomstig artikel 23 bis bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening te wijzigen door verdere verstoringen van de grondstoffenmarkt toe te voegen aan de in de tweede alinea van dit lid bedoelde lijst, indien op basis van de „inventaris inzake uitvoerbeperkingen voor industriële grondstoffen” van de OESO of van welke databank van de OESO dan ook die deze inventaris vervangt, andere types van maatregelen worden vastgesteld.

Het onderzoek heeft betrekking op iedere verstoring van de grondstoffenmarkt als gedefinieerd in de tweede alinea van dit lid, waarvoor de Commissie overeenkomstig artikel 5 over voldoende bewijsmateriaal beschikt.

Voor de toepassing van deze verordening mag een enkele grondstof, al dan niet verwerkt, waaronder energie waarvoor een verstoring wordt vastgesteld, niet minder dan 17 % van de productiekosten van het betrokken product vertegenwoordigen. Voor deze berekening wordt een niet-verstoorde prijs van de grondstof als vastgesteld op de representatieve internationale markten gebruikt.

2 ter.  
Wanneer de Commissie op basis van alle voorgelegde informatie duidelijk kan besluiten dat het in het belang van de Unie is om het bedrag van de voorlopige rechten overeenkomstig lid 2 bis van dit artikel te bepalen, is lid 2 van dit artikel niet van toepassing. De Commissie gaat actief op zoek naar informatie van belanghebbenden die haar in staat stelt te bepalen of lid 2 dan wel lid 2 bis van dit artikel van toepassing is. In dit verband onderzoekt de Commissie alle relevante informatie, zoals de reservecapaciteit in het land van uitvoer, de concurrentie om grondstoffen en de gevolgen voor de toeleveringsketens voor bedrijven in de Unie. Bij het ontbreken van medewerking kan de Commissie concluderen dat het in het belang van de Unie is om lid 2 bis van dit artikel toe te passen. Bij het verrichten van de toets van het belang van de Unie overeenkomstig artikel 21 zal hieraan bijzondere aandacht worden geschonken.
2 quater.  
Indien de schademarge op basis van een richtprijs wordt berekend, wordt de nagestreefde winst bepaald met inachtneming van factoren als de mate van winstgevendheid vóór de toename van de invoer vanuit het aan een onderzoek onderworpen land, de mate van winstgevendheid die vereist is ter dekking van alle kosten en investeringen, onderzoek en ontwikkeling (O & O) en innovatie, alsmede de onder normale mededingingsvoorwaarden te verwachten mate van winstgevendheid. Die winstmarge is in ieder geval niet lager dan 6 %.
2 quinquies.  
Bij het vaststellen van de richtprijs worden de reële productiekosten van de bedrijfstak in de Unie, die voortvloeien uit multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen waarbij de Unie partij is, of uit de in bijlage I bis bij deze verordening vermelde Verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), goed tot uiting gebracht. Bovendien wordt rekening gehouden met toekomstige kosten die niet onder lid 2 quater van dit artikel vallen, die voortvloeien uit die overeenkomsten en verdragen, en die de bedrijfstak van de Unie tijdens de periode van toepassing van de maatregel uit hoofde van artikel 11, lid 2, zal maken.

▼B

3.  
De voorlopige rechten worden door een zekerheid gewaarborgd waarbij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van de betrokken producten afhankelijk is van de bepalingen van een dergelijke zekerheid.
4.  
De Commissie stelt voorlopige maatregelen vast volgens de in artikel 15, lid 4, bedoelde procedure.
5.  
Wanneer een lidstaat om het onmiddellijke optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, beslist de Commissie binnen ten hoogste vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek, of een voorlopig antidumpingrecht wordt ingesteld.
6.  
Een voorlopig recht kan voor zes maanden worden ingesteld en vervolgens met drie maanden worden verlengd, dan wel voor negen maanden worden ingesteld. Het recht kan evenwel uitsluitend worden verlengd of voor een periode van negen maanden ingesteld, indien de exporteurs die een aanzienlijk percentage van de bedrijfstak uitmaken, daarom verzoeken of bij kennisgeving door de Commissie geen bezwaar maken.

Artikel 8

Verbintenissen

▼M2

1.  
Indien er voorlopig is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daaruit schade voortvloeit, kan de Commissie volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, overgaan tot aanvaarding van een door een exporteur op vrijwillige basis aangeboden bevredigende verbintenis om zijn prijzen te herzien of de uitvoer met dumping te staken, indien de schadelijke gevolgen van de dumping hierdoor worden weggenomen.

In dergelijke gevallen en voor de duur van de verbintenis zijn de door de Commissie op grond van artikel 7, lid 1, ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 9, lid 4, ingestelde definitieve rechten niet van toepassing op de relevante invoer van de betreffende producten die geproduceerd worden door de ondernemingen die worden genoemd in het besluit van de Commissie tot aanvaarding van verbintenissen, en eventuele wijzigingen daarvan.

De prijzen worden ingevolge deze verbintenissen niet meer verhoogd dan nodig is om de dumpingmarge te doen verdwijnen, en moeten lager zijn dan de dumpingmarge als dat toereikend is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie weg te nemen.

Wanneer wordt onderzocht of prijsverhogingen ingevolge deze verbintenissen die lager zijn dan de dumpingmarge, toereikend zouden zijn om een einde te maken aan de schade, zijn de leden 2 bis, 2 ter, 2 quater en 2 quinquies van artikel 7 van overeenkomstige toepassing.

▼B

2.  
De Commissie kan zelf verbintenissen voorstellen, maar een exporteur kan niet worden gedwongen hierop in te gaan. Het feit dat een exporteur geen verbintenissen aanbiedt of niet op een voorstel daartoe ingaat, heeft geen enkele invloed op het onderzoek van de zaak.

Niettemin kan worden vastgesteld, dat bij voortzetting van de invoer met dumping de neiging tot schade groter is. Van de exporteurs worden geen verbintenissen gevraagd, noch aanvaard, tenzij voorlopig is vastgesteld dat dumping plaatsvindt en daardoor schade is veroorzaakt.

▼M2

Behoudens uitzonderlijke omstandigheden mogen verbintenissen niet later worden aangeboden dan vijf dagen voor het verstrijken van de termijn waarbinnen overeenkomstig artikel 20, lid 5, opmerkingen mogen worden gemaakt, teneinde ervoor te zorgen dat andere partijen nog de mogelijkheid hebben om opmerkingen te maken.

3.  
Aangeboden verbintenissen behoeven niet te worden aanvaard indien aanvaarding ervan moeilijkheden van praktische aard zou opleveren, bijvoorbeeld omdat het aantal feitelijke of potentiële exporteurs te groot is of om andere redenen, onder meer van algemeen beleid, met name met betrekking tot de beginselen en verplichtingen van multilaterale milieuovereenkomsten en de bijbehorende protocollen, waarbij de Unie partij is, en de in bijlage I bis van deze verordening vermelde IAO-verdragen. De betrokken exporteur kan worden medegedeeld om welke redenen wordt overwogen een aangeboden verbintenis af te wijzen en kan gelegenheid worden gegeven hierover opmerkingen te maken. De redenen voor de afwijzing worden in het definitieve besluit vermeld.
4.  
Partijen die een verbintenis aanbieden, dienen een niet-vertrouwelijke versie daarvan te verschaffen die betekenisvol is in de zin van artikel 19, zodat die van de bij het onderzoek betrokken partijen, het Europees Parlement en de Raad ter beschikking kan worden gesteld.

Alvorens een dergelijk aanbod wordt aanvaard, krijgt de bedrijfstak van de Unie de mogelijkheid opmerkingen te formuleren met betrekking tot de belangrijkste kenmerken van de verbintenis.

▼B

5.  
Wanneer verbintenissen worden aanvaard wordt het onderzoek beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
6.  
Worden de verbintenissen aanvaard, dan wordt het onderzoek naar dumping en schade op normale wijze voltooid. Indien in een dergelijk geval wordt vastgesteld, dat er geen dumping of schade is, komt de verbintenis automatisch te vervallen, behalve wanner een dergelijke vaststelling grotendeels het gevolg is van het bestaan van een verbintenis. In dergelijke gevallen kan worden verlangd, dat een verbintenis gedurende een redelijke termijn wordt gehandhaafd.

Ingeval wordt vastgesteld dat zich dumping en schade voordoen, wordt de verbintenis gehandhaafd overeenkomstig de eraan verbonden voorwaarden en de bepalingen van deze verordening.

7.  
De Commissie eist van elke exporteur van wie een verbintenis is aanvaard, dat hij op gezette tijden inlichtingen verstrekt omtrent de naleving van deze verbintenis en dat hij de autoriteiten de gelegenheid geeft relevante gegevens te verifiëren. Indien een exporteur niet aan deze eisen voldoet, wordt hij geacht zijn verbintenis te hebben geschonden.
8.  
Wanneer tijdens het onderzoek van bepaalde exporteurs verbintenissen worden aanvaard, worden deze voor de toepassing van artikel 11 geacht van kracht te worden op de datum waarop het onderzoek voor het betrokken exporterende land wordt beëindigd.
9.  
Wanneer een verbintenis door een partij wordt geschonden of opgezegd, of wanneer de aanvaarding van de verbintenis door de Commissie wordt opgezegd, wordt de aanvaarding van de verbintenis ingetrokken door middel van hetzij een besluit hetzij een verordening van de Commissie, en zijn automatisch de door de Commissie op grond van artikel 7 ingestelde voorlopige rechten of de op grond van artikel 9, lid 4, ingestelde definitieve rechten van toepassing, op voorwaarde dat de betrokken exporteur de gelegenheid heeft gehad opmerkingen te maken, tenzij deze exporteur de verbintenis heeft opgezegd. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij heeft besloten een verbintenis op te zeggen.

Elke belanghebbende en elke lidstaat kan informatie indienen waaruit blijkt dat er aanwijzingen zijn voor de schending van een verbintenis. Daarna moet doorgaans binnen zes maanden, maar in elk geval binnen negen maanden na een naar behoren ingediend verzoek, beoordeeld worden of er inderdaad sprake is van een schending.

De Commissie kan in verband met het toezicht op verbintenissen een beroep doen op de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

10.  
Overeenkomstig artikel 7 kan op basis van de beste informatie die beschikbaar is, een voorlopig recht worden ingesteld, hetzij indien er redenen zijn om aan te nemen dat een verbintenis wordt geschonden, hetzij, in geval van schending of opzegging van een verbintenis, indien het onderzoek dat aanleiding tot de verbintenis heeft gegeven niet is voltooid.

Artikel 9

Beëindiging zonder maatregelen; instelling van definitieve rechten

1.  
Wanneer de klacht wordt ingetrokken, kan de procedure worden beëindigd, tenzij dit strijdig met het belang van de Unie is.
2.  
Wanneer beschermende maatregelen niet nodig zijn, wordt het onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼M2

3.  
Bij een overeenkomstig artikel 5, lid 9, ingeleide procedure wordt de schade normaal als te verwaarlozen beschouwd wanneer de betrokken invoer minder bedraagt dan de in artikel 5, lid 7, aangegeven hoeveelheden. Deze procedure wordt onmiddellijk beëindigd indien wordt vastgesteld dat de dumpingmarge minder dan 2 % bedraagt, uitgedrukt als percentage van de uitvoerprijs.
4.  
Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat er dumping plaatsvindt en dat daardoor schade wordt veroorzaakt, en het in het belang van de Unie is om maatregelen in de zin van artikel 21 te nemen, stelt de Commissie volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een definitief antidumpingrecht in. Voor zover voorlopige rechten van kracht zijn, leidt de Commissie deze procedure uiterlijk één maand vóór het vervallen van die rechten in.

Het antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan de vastgestelde dumpingmarge en dient lager te zijn dan de marge als een dergelijk lager recht toereikend is om een einde te maken aan de schade voor de bedrijfstak van de Unie. De leden 2 bis, 2 ter, 2 quater en 2 quinquies van artikel 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

Wanneer de Commissie geen invoer heeft geregistreerd, maar bij de vaststelling van definitieve maatregelen uit de analyse van al de informatie waarover zij beschikt, opmaakt dat tijdens de periode van voorafgaande kennisgeving de aan het onderzoek onderworpen invoer aanzienlijk is toegenomen, verrekent zij de extra schade door die verhoging in de schademarge gedurende ten hoogste de in artikel 11, lid 2, bedoelde periode.

▼B

5.  
Een antidumpingrecht wordt, op niet-discriminerende wijze, in een passend percentage, ingesteld op producten uit alle bronnen waarvan de invoer met dumping plaatsvindt en schade veroorzaakt, tenzij in verband met die invoer overeenkomstig deze verordening verbintenissen zijn aanvaard.

In de verordening waarbij het antidumpingrecht wordt ingesteld, wordt de heffing voor elke leverancier vermeld of, indien dit onmogelijk is, voor het desbetreffende land van levering. Leveranciers die juridisch gescheiden zijn van andere leveranciers of die juridisch gescheiden zijn van de staat, kunnen niettemin voor de vaststelling van de heffing als één eenheid worden beschouwd. Voor de toepassing van deze alinea kan rekening worden gehouden met factoren als het bestaan van structurele of zakelijke banden tussen de leveranciers en de staat of tussen leveranciers onderling, zeggenschap of wezenlijke invloed van de staat met betrekking tot prijsstelling en productie, of de economische structuur van het land van levering.

6.  
Wanneer de Commissie haar onderzoek overeenkomstig artikel 17 heeft beperkt, mag het antidumpingrecht op de invoer van exporteurs of producenten die zich bekend hebben gemaakt overeenkomstig artikel 17, maar niet in het onderzoek zijn opgenomen, de gewogen gemiddelde dumpingmarge die voor de partijen in de steekproef is vastgesteld, niet overschrijden, ongeacht of de normale waarde voor deze partijen op grond van artikel 2, leden 1 tot en met 6, of artikel 2, lid 7, onder a), is vastgesteld.

Voor de toepassing van dit lid houdt de Commissie geen rekening met nihilmarges en minimale marges noch met marges die onder de in artikel 18 bedoelde omstandigheden zijn vastgesteld.

Individuele rechten worden ingesteld voor de invoer van elke exporteur of producent aan wie de in artikel 17 bedoelde individuele behandeling wordt toegekend.

Artikel 10

Terugwerkende kracht

1.  
Voorlopige maatregelen en definitieve antidumpingrechten worden uitsluitend toegepast op producten die na de inwerkingtreding van de respectievelijk krachtens artikel 7, lid 1, en artikel 9, lid 4, genomen maatregel in het vrije verkeer worden gebracht, behoudens de bij deze verordening vastgestelde uitzonderingen.
2.  
Wanneer een voorlopig recht is toegepast en uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat er sprake is van dumping en schade, beslist de Commissie, ongeacht of een definitief antidumpingrecht dient te worden ingesteld, welk deel van het voorlopige recht definitief dient te worden geïnd.

Onder „schade” wordt voor dit doel niet verstaan een aanmerkelijke vertraging van de vestiging van een bedrijfstak van de Unie, noch de dreiging van aanmerkelijke schade, tenzij wordt vastgesteld dat die dreiging bij gebreke van voorlopige maatregelen, tot aanmerkelijke schade zou hebben geleid. In alle andere gevallen waarin een dergelijke dreiging of vertraging zich voordoet, worden alle voorlopig betaalde bedragen vrijgegeven en kunnen definitieve rechten uitsluitend worden ingesteld vanaf de datum waarop de dreiging van schade of de aanmerkelijke vertraging definitief wordt vastgesteld.

3.  
Is het definitieve antidumpingrecht hoger dan het voorlopige recht, dan wordt het verschil niet geïnd. Is het definitieve recht lager dan het voorlopig recht, dan wordt het recht opnieuw berekend. Is de definitieve vaststelling negatief, dan wordt het voorlopige recht niet bevestigd.
4.  

Een definitief antidumpingrecht kan worden geheven op producten die ten hoogste 90 dagen vóór de datum van inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen, maar niet vóór de datum waarop het onderzoek is geopend, ten verbruike zijn aangegeven, op voorwaarde dat:

a) 

de invoer overeenkomstig artikel 14, lid 5, is geregistreerd;

b) 

de betrokken importeurs door de Commissie in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken;

c) 

voor het betrokken product in het verleden over een langere periode dumping is vastgesteld of de importeur van de dumping op de hoogte was of had moeten zijn gezien de omvang van de dumping en de gestelde of vastgestelde schade, en

d) 

naast de invoer die in het onderzoektijdvak schade heeft veroorzaakt, er een aanzienlijke toename is vastgesteld van invoer die, gezien het tijdstip waarop en de omvang waarin hij plaatsvindt en andere omstandigheden, het corrigerende effect van het toe te passen definitieve antidumpingrecht ernstig dreigt te ondermijnen.

5.  
In geval van schending of opzegging van verbintenissen kunnen definitieve rechten worden geheven op goederen die ten hoogste 90 dagen vóór de inwerkingtreding van de voorlopige maatregelen in het vrije verkeer zijn gebracht, op voorwaarde dat de invoer overeenkomstig artikel 14, lid 5, is geregistreerd en deze terugwerking niet wordt toegepast ten aanzien van producten die vóór de schending of de intrekking van de verbintenis in het vrije verkeer zijn gebracht.

Artikel 11

Duur, nieuw onderzoek en terugbetaling

1.  
Een antidumpingmaatregel blijft slechts van toepassing zolang en voor zover dit nodig is om de schade veroorzakende invoer met dumping tegen te gaan.
2.  
Een definitieve antidumpingmaatregel vervalt vijf jaar nadat hij is ingesteld of vijf jaar na de datum van beëindiging van het meest recente nieuwe onderzoek dat zowel op de dumping als op de schade betrekking heeft gehad, tenzij bij een nieuw onderzoek wordt vastgesteld dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot een voortzetting of herhaling van dumping en schade zal leiden. Een nieuw onderzoek bij het vervallen van een maatregel wordt op initiatief van de Commissie dan wel op verzoek van of namens een bedrijfstak van de Unie geopend en de maatregel blijft van kracht, totdat de resultaten van dit onderzoek bekend zijn.

▼M2

Een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van een maatregel wordt geopend wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zou leiden. Deze waarschijnlijkheid kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het bewijs dat nog steeds invoer met dumping plaatsvindt en dat daardoor schade ontstaat, dat het verdwijnen van de schade geheel of ten dele aan de bestaande maatregelen is toe te schrijven, dat de omstandigheden van de exporteurs dan wel de marktsituatie van zodanige aard zijn dat de schade veroorzakende dumping waarschijnlijk zal voortduren, of door bewijs dat er verstoringen van de grondstoffenmarkt blijven bestaan.

▼B

Bij een overeenkomstig dit lid uitgevoerd onderzoek worden de exporteurs, de importeurs, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de producenten in de Unie in de gelegenheid gesteld de in het verzoek om een nieuw onderzoek verstrekte informatie aan te vullen, te weerleggen of daarover opmerkingen te maken en in de conclusies wordt passend rekening gehouden met al het relevante, naar behoren gestaafde bewijsmateriaal met betrekking tot de vraag of het al dan niet waarschijnlijk is dat het vervallen van de maatregelen tot voortzetting of herhaling van dumping en schade zal leiden.

Op een passend tijdstip in de loop van het laatste jaar waarin de in dit lid omschreven maatregelen van toepassing zijn, wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht gepubliceerd waarin wordt aangekondigd dat de maatregelen op korte termijn zullen vervallen. Na de publicatie van dit bericht kunnen de producenten in de Unie, uiterlijk drie maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar, overeenkomstig de tweede alinea een verzoek tot een nieuw onderzoek indienen. Tevens wordt een bericht gepubliceerd waarin het feitelijke vervallen van de maatregelen uit hoofde van dit lid wordt aangekondigd.

3.  
De noodzaak tot handhaving van maatregelen kan eveneens worden onderzocht, hetzij op initiatief van de Commissie, hetzij op verzoek van een lidstaat, hetzij, op voorwaarde dat sedert de instelling van de definitieve maatregel een redelijke termijn van ten minste één jaar is verstreken, op verzoek van een exporteur, een importeur of de producenten van de Unie, dat is gestaafd met voldoende bewijs van de noodzaak van een dergelijk tussentijds nieuw onderzoek.

Een tussentijds nieuw onderzoek wordt geopend wanneer het verzoek daartoe voldoende bewijs bevat dat handhaving van de maatregel niet langer noodzakelijk is om een einde te maken aan de dumping en/of dat het onwaarschijnlijk is dat de schade zal blijven bestaan of zich opnieuw zal voordoen indien de maatregel wordt ingetrokken of gewijzigd, dan wel dat de bestaande maatregel niet of niet langer toereikend is om de dumping en de daaruit voortvloeiende schade tegen te gaan.

Bij een overeenkomstig dit lid uitgevoerd onderzoek kan de Commissie onder meer nagaan, of de omstandigheden met betrekking tot dumping en schade ingrijpend zijn gewijzigd, dan wel of met de bestaande maatregelen het beoogde resultaat, namelijk het wegnemen van de eerder overeenkomstig artikel 3 vastgestelde schade, wordt bereikt. Dienaangaande wordt bij de definitieve vaststelling rekening gehouden met al het relevante, naar behoren gestaafde bewijsmateriaal.

▼M1

Wanneer bestaande antidumpingmaatregelen gebaseerd zijn op een normale waarde die is berekend op grond van artikel 2, lid 7, zoals deze van kracht was op 19 december 2017, vervangt de in artikel 2, leden 1 tot en met 6 bis, vastgelegde methode de methode die oorspronkelijk werd gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde pas vanaf de datum waarop het eerstvolgende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van die maatregelen na 19 december 2017 wordt geopend. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, blijven die maatregelen van kracht in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

▼B

4.  
Een nieuw onderzoek kan eveneens ten doel hebben individuele dumpingmarges vast te stellen voor nieuwe exporteurs in het betrokken uitvoerland die het product gedurende het onderzoektijdvak waarop de maatregelen zijn gebaseerd, niet hebben uitgevoerd.

Een nieuw onderzoek wordt geopend wanneer een nieuwe exporteur of producent kan aantonen, dat hij niet is verbonden met enige exporteur of producent in het land van uitvoer waarop de antidumpingmaatregelen voor het betrokken product van toepassing zijn, en hij het betrokken product eerst na het verstrijken van het onderzoektijdvak naar de Unie heeft uitgevoerd, of kan aantonen dat hij een onherroepelijke contractuele verplichting is aangegaan om een aanzienlijke hoeveelheid naar de Unie uit te voeren.

Een nieuw onderzoek voor een nieuwe exporteur wordt geopend, en versneld ten uitvoer gelegd, nadat de producenten van de Unie in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken. De verordening van de Commissie waarbij het nieuwe onderzoek wordt geopend, wijzigt de verordening waarbij het recht is ingesteld, door dit recht ten aanzien van de betrokken nieuwe exporteur in te trekken en voor te schrijven dat de invoer overeenkomstig artikel 14, lid 5, dient te worden geregistreerd zodat, mocht tijdens het nieuwe onderzoek dumping met betrekking tot deze exporteur worden vastgesteld, antidumpingrechten kunnen worden geheven met terugwerking tot de datum waarop dit onderzoek is geopend.

De bepalingen van dit lid zijn niet van toepassing wanneer rechten overeenkomstig artikel 9, lid 6, zijn ingesteld.

▼M1

Wanneer bestaande antidumpingmaatregelen gebaseerd zijn op een normale waarde die is berekend op grond van artikel 2, lid 7, zoals deze van kracht was op 19 december 2017, vervangt de in artikel 2, leden 1 tot en met 6 bis, vastgelegde methode de methode die oorspronkelijk werd gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde pas na de datum waarop het eerstvolgende nieuwe onderzoek in verband met het vervallen van die maatregelen na 20 december 2017 wordt geopend. Overeenkomstig artikel 11, lid 2, blijven die maatregelen van kracht in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

▼B

5.  
De bepalingen van deze verordening betreffende procedures en onderzoeken, met uitzondering van die welke betrekking hebben op termijnen, zijn van toepassing op alle herzieningsprocedures op grond van de leden 2, 3 en 4.

Herzieningen op grond van de leden 2 en 3 worden versneld ten uitvoer gelegd en moeten normaal gesproken voltooid zijn binnen twaalf maanden na de datum waarop de herzieningsprocedure werd ingeleid. Herzieningsprocedures op grond van de leden 2 en 3 moeten in ieder geval voltooid zijn binnen vijftien maanden na de datum waarop zij werden ingeleid.

Herzieningen op grond van lid 4 moeten in alle gevallen binnen negen maanden na de datum van inleiding van de procedure voltooid zijn.

Als een herzieningsprocedure op grond van lid 2 wordt ingeleid terwijl een herzieningsprocedure op grond van lid 3 binnen dezelfde procedure nog gaande is, moet de herzieningsprocedure op grond van lid 3 binnen dezelfde termijn worden voltooid als een herzieningsprocedure op grond van lid 2.

Als het onderzoek niet binnen de in de tweede, derde en vierde alinea genoemde termijnen is voltooid:

— 
verstrijken de maatregelen op grond van lid 2,
— 
verstrijken de maatregelen ingeval van onderzoeken die tegelijkertijd op grond van de leden 2 en 3 worden uitgevoerd en waarbij, hetzij het onderzoek op grond van lid 2 werd ingeleid terwijl een herziening op grond van lid 3 in dezelfde procedure gaande was, hetzij zulke herzieningen op hetzelfde tijdstip werden ingeleid, of
— 
blijven de maatregelen ongewijzigd van kracht op grond van de leden 3 en 4.

Een bericht van het feitelijk verstrijken of de feitelijke handhaving van de maatregelen krachtens dit lid wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

▼M2

Indien de maatregel na een onderzoek als bedoeld in lid 2 komt te vervallen, worden alle rechten terugbetaald die zijn geïnd vanaf de datum van opening van dat onderzoek naar ingeklaarde goederen, mits om die terugbetaling is verzocht bij en deze is toegekend door de nationale douaneautoriteiten overeenkomstig de toepasselijke douanewetgeving van de Unie betreffende terugbetaling en kwijtschelding van rechten. Een dergelijke terugbetaling vormt geen aanleiding tot betaling van rente door de desbetreffende nationale douaneautoriteiten.

▼B

6.  
Nieuwe onderzoeken uit hoofde van dit artikel worden door de Commissie ingeleid. De Commissie besluit al dan niet de in lid 2 van dit artikel bedoelde onderzoeken te openen volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie verstrekt de lidstaten ook informatie zodra een marktdeelnemer of een lidstaat een toereikend verzoek tot het openen van een nieuw onderzoek overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel heeft ingediend en de Commissie haar onderzoek daarvan heeft beëindigd, of zodra de Commissie zelf heeft bepaald dat de noodzaak tot handhaving van maatregelen aan een nieuw onderzoek moet worden onderworpen.

Wanneer deze onderzoeken daartoe aanleiding geven, worden de maatregelen volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure ingetrokken of gehandhaafd overeenkomstig lid 2 van dit artikel, dan wel ingetrokken, gehandhaafd of gewijzigd overeenkomstig de leden 3 en 4 van dit artikel.

Wanneer maatregelen ten aanzien van individuele exporteurs, maar niet ten aanzien van een land in zijn geheel worden ingetrokken, blijft de procedure van toepassing op deze exporteurs, die automatisch kunnen worden onderworpen aan enig nieuw onderzoek dat overeenkomstig dit artikel voor het betrokken land wordt ingesteld.

7.  
Wanneer bij het einde van de geldigheidsduur van de in lid 2 omschreven maatregelen reeds een nieuw onderzoek op grond van lid 3 lopende is, strekt dat onderzoek zich eveneens uit tot de in lid 2 bedoelde omstandigheden.
8.  
In afwijking van het bepaalde in lid 2 kan een importeur om terugbetaling van geïnde rechten verzoeken wanneer wordt aangetoond dat de dumpingmarge op basis waarvan de rechten zijn betaald, niet meer bestaat of tot een lager niveau dan dat van de geldende rechten is teruggevallen.

Om terugbetaling van antidumpingrechten te verkrijgen, doet de importeur de Commissie een daartoe strekkend verzoek toekomen. Het verzoek wordt ingediend via de lidstaat op het grondgebied waarvan de producten in het vrije verkeer zijn gebracht en dit binnen zes maanden nadat de hoogte van de definitieve rechten door de bevoegde autoriteiten naar behoren is vastgesteld of is besloten de bedragen waarvoor zekerheid was gesteld uit hoofde van het voorlopige recht, definitief in te vorderen. De lidstaten zenden een dergelijk verzoek onverwijld aan de Commissie.

Een verzoek om terugbetaling wordt slechts geacht naar behoren met bewijsmateriaal te zijn gestaafd indien het nauwkeurige gegevens bevat met betrekking tot het bedrag van de antidumpingrechten waarvan terugbetaling wordt gevraagd en het vergezeld gaat van alle douanedocumenten betreffende de berekening en de betaling van dit bedrag. Tevens dient het, voor een representatieve periode, bewijsmateriaal te bevatten betreffende de normale waarden en de prijzen bij uitvoer naar de Unie voor de exporteur of producent waarop de rechten van toepassing zijn. Wanneer de importeur niet met de betrokken exporteur of de producent is geassocieerd en dergelijke informatie niet onmiddellijk beschikbaar is, of de exporteur of de producent niet bereid is deze informatie aan de importeur te verschaffen, wordt in het verzoek een verklaring van de exporteur of de producent opgenomen, dat de dumpingmarge lager of nihil is geworden in de zin van dit artikel en dat het desbetreffende bewijsmateriaal aan de Commissie zal worden toegezonden. Wanneer dit bewijsmateriaal niet binnen een redelijke termijn door de exporteur of de producent wordt overgelegd, wordt het verzoek afgewezen.

De Commissie besluit of en in hoeverre het verzoek wordt ingewilligd en kan zij op ieder ogenblik besluiten een tussentijds nieuw onderzoek te openen; op basis van de informatie die wordt verkregen bij dit nieuwe onderzoek, dat wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen die op dergelijke onderzoeken van toepassing zijn, en de conclusies die eruit worden getrokken, wordt bepaald, of en in hoeverre terugbetaling gerechtvaardigd is. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij haar onderzoek van het verzoek heeft beëindigd.

Terugbetalingen van rechten vinden normaal plaats binnen twaalf maanden en in ieder geval binnen 18 maanden nadat het naar behoren met bewijsmateriaal gestaafde verzoek om terugbetaling door een importeur van het aan antidumpingrechten onderworpen product is ingediend.

De toegestane terugbetalingen moeten door de lidstaten normaal binnen 90 dagen na het besluit van de Commissie worden verricht.

9.  
Bij alle overeenkomstig dit artikel uitgevoerde nieuwe onderzoeken of met het oog op de terugbetaling van rechten ingestelde onderzoeken gaat de Commissie, voor zover de omstandigheden niet zijn gewijzigd, op dezelfde wijze te werk als bij het onderzoek dat tot instelling van het recht heeft geleid, met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, in het bijzonder de leden 11 en 12 daarvan, en artikel 17.

▼M1

Met betrekking tot de voor de vaststelling van de normale waarde op grond van artikel 2 relevante omstandigheden wordt naar behoren rekening gehouden met al het relevante bewijsmateriaal dat in het dossier is opgenomen en waarover de belanghebbenden opmerkingen hebben kunnen maken, met inbegrip van de relevante rapporten betreffende de omstandigheden op de binnenlandse markt van de producenten-exporteurs en het daaraan ten grondslag liggende bewijsmateriaal.

▼B

10.  
Bij elk uit hoofde van dit artikel uitgevoerd onderzoek gaat de Commissie overeenkomstig artikel 2 na of de uitvoerprijzen betrouwbaar zijn. Wordt evenwel besloten de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, samen te stellen, dan worden de betaalde antidumpingrechten bij de berekening van deze prijs niet in mindering gebracht indien afdoende bewijs wordt geleverd dat het recht behoorlijk in de wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen in de Unie tot uitdrukking is gebracht.

Artikel 12

Absorptie

1.  
Als de bedrijfstak van de Unie of een andere belanghebbende normaal gesproken binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de maatregelen voldoende inlichtingen verstrekt waaruit blijkt dat na het oorspronkelijke onderzoek en vóór of na de instelling van de maatregelen de uitvoerprijzen zijn gedaald of dat de wederverkoopprijs of de latere verkoopprijs van het ingevoerde product in de Unie niet of nauwelijks is veranderd, kan de Commissie het onderzoek heropenen om te beoordelen of de maatregel effect heeft gehad op deze prijzen. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra een belanghebbende partij een toereikend verzoek tot heropening van het onderzoek heeft ingediend en de Commissie haar onderzoek daarvan heeft beëindigd.

Het onderzoek kan ook op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat worden heropend, onder de in de eerste alinea beschreven voorwaarden.

2.  
Bij een nieuw onderzoek op grond van dit artikel worden de exporteurs, importeurs en producenten in de Unie in de gelegenheid gesteld, de situatie ten aanzien van de wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen nader toe te lichten. Indien de conclusie is, dat de maatregel tot wijzigingen in deze prijzen had moeten leiden om de voordien overeenkomstig artikel 3 vastgestelde schade weg te nemen, worden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2 opnieuw bezien en worden de dumpingmarges, rekening houdend met de herziene uitvoerprijzen, opnieuw berekend. Als wordt geoordeeld dat aan de in artikel 12, lid 1, genoemde voorwaarden wordt voldaan door een daling van de uitvoerprijzen, die na het oorspronkelijke onderzoek en voor of na de instelling van de maatregelen heeft plaatsgevonden, dan kunnen die dumpingmarges met inachtneming van deze lagere uitvoerprijzen opnieuw worden berekend.
3.  
Wanneer bij een nieuw onderzoek op grond van dit artikel de dumping blijkt te zijn toegenomen, kunnen de geldende maatregelen door de Commissie volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure, overeenkomstig de nieuwe bevindingen inzake de uitvoerprijzen worden gewijzigd. Het op grond van dit artikel ingestelde antidumpingrecht mag niet hoger zijn dan tweemaal het oorspronkelijk ingestelde recht.
4.  
De relevante bepalingen van de artikelen 5 en 6 zijn van toepassing op alle nieuwe onderzoeken die op grond van dit artikel worden verricht, met dien verstande dat dergelijke nieuwe onderzoeken versneld worden verricht en normaal gesproken moeten worden voltooid binnen zes maanden na de datum waarop het nieuwe onderzoek werd geopend. Dergelijke nieuwe onderzoeken moeten in ieder geval binnen negen maanden na opening van het onderzoek voltooid zijn.

Als het nieuwe onderzoek niet binnen de in de eerste alinea genoemde termijnen voltooid is, worden de maatregelen ongewijzigd gehandhaafd. Een bericht van de feitelijke handhaving van de maatregelen krachtens het bepaalde in dit lid wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5.  
Met beweerde wijzigingen van de normale waarde wordt op grond van dit artikel slechts rekening gehouden, indien de Commissie binnen de in het bericht van opening van een onderzoek gestelde termijnen uitvoerige en naar behoren met bewijsmateriaal gestaafde gegevens over de herziene normale waarden ontvangt. Indien een nieuw onderzoek betrekking heeft op een herziening van de normale waarden, kan de invoer, hangende de uitkomst van dit onderzoek, overeenkomstig artikel 14, lid 5, worden geregistreerd.

Artikel 13

Ontwijking

1.  
De overeenkomstig deze verordening ingestelde antidumpingrechten kunnen worden uitgebreid tot de invoer van al dan niet enigszins gewijzigde soortgelijke producten uit derde landen of van enigszins gewijzigde soortgelijke producten uit landen waarop maatregelen van toepassing zijn, of delen daarvan, wanneer er ontwijking van de geldende maatregelen plaatsvindt.

Antidumpingrechten die het op grond van artikel 9, lid 5, ingestelde residuele antidumpingrecht niet overschrijden, kunnen worden uitgebreid tot de invoer via ondernemingen waarvoor individuele rechten gelden in landen waarop maatregelen van toepassing zijn, wanneer er ontwijking van de geldende maatregelen plaatsvindt.

Ontwijking wordt omschreven als een verandering in de structuur van het handelsverkeer tussen derde landen en de Unie of tussen individuele ondernemingen in een land waarop maatregelen van toepassing zijn en de Unie als gevolg van praktijken, processen of werkzaamheden waarvoor, afgezien van de instelling van het recht, onvoldoende reden of economische rechtvaardiging bestaat en waarbij wordt bewezen dat er sprake is van schade of dat de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of de hoeveelheden van het soortgelijke product, wordt ondermijnd, en dat dumping plaatsvindt ten aanzien van de voor de soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden, eventueel overeenkomstig artikel 2.

De in de derde alinea bedoelde praktijken, processen of werkzaamheden omvatten onder andere:

a) 

het enigszins wijzigen van het betreffende product om het te laten vallen onder douanecodes waarop geen maatregelen van toepassing zijn, mits de wijziging de wezenlijke kenmerken van het product niet aantast;

b) 

het verzenden van het product waarop maatregelen van toepassing zijn via derde landen;

c) 

het reorganiseren door exporteurs of producenten van hun verkoopkanalen en afzetmethoden in het land waarop maatregelen van toepassing zijn om hun producten uiteindelijk naar de Unie te laten exporteren via producenten waarop lagere individuele rechten van toepassing zijn dan op de producten van de producenten;

d) 

in de in lid 2 beschreven situatie, de assemblage van delen in de Unie of een derde land.

2.  

Assemblage in de Unie of een derde land wordt geacht ontwijking van de maatregelen in te houden wanneer:

a) 

de assemblagewerkzaamheden sinds of kort vóór de opening van het antidumpingonderzoek zijn aangevangen of aanmerkelijk zijn toegenomen en de betrokken delen afkomstig zijn uit het land waarop de maatregelen van toepassing zijn, en

b) 

de delen 60 % of meer uitmaken van de totale waarde van de delen van het geassembleerde product; ontwijking wordt echter niet geacht plaats te vinden indien de waarde die tijdens de assemblage- of voltooiingswerkzaamheden aan de ingevoerde delen wordt toegevoegd meer dan 25 % van de fabricagekosten bedraagt, en

c) 

de corrigerende werking van het recht, gezien de prijzen en/of hoeveelheden van het geassembleerde soortgelijke product, wordt ondermijnd, en wordt bewezen dat er dumping plaatsvindt ten aanzien van de voor soortgelijke producten eerder vastgestelde normale waarden.

▼M2

3.  
Onderzoeken op grond van dit artikel worden geopend op initiatief van de Commissie of op verzoek van een lidstaat of een belanghebbende, op basis van voldoende bewijsmateriaal met betrekking tot de in lid 1 van dit artikel omschreven factoren. Het onderzoek wordt geopend door middel van een verordening van de Commissie, die de douaneautoriteiten tevens de instructie geeft de invoer overeenkomstig artikel 14, lid 5, te registreren of zekerheidstelling te eisen. De Commissie verstrekt de lidstaten ook informatie zodra een belanghebbende of een lidstaat een toereikend verzoek tot het inleiden van een onderzoek heeft ingediend en de Commissie haar analyse daarvan heeft beëindigd, of zodra de Commissie zelf heeft bepaald dat het noodzakelijk is een nieuw onderzoek in te leiden.

▼B

De onderzoeken worden door de Commissie uitgevoerd. De Commissie kan zich laten bijstaan door douaneautoriteiten en het onderzoek wordt binnen negen maanden voltooid.

Wanneer de definitief vastgestelde feiten uitbreiding van de maatregelen rechtvaardigen, neemt de Commissie volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure, het daartoe strekkende besluit. De uitbreiding geldt vanaf de datum waarop overeenkomstig artikel 14, lid 5, registratie of zekerheidstelling werd geëist. De procedurele bepalingen van deze verordening betreffende de opening en de uitvoering van een onderzoek zijn op dit artikel van toepassing.

▼M2

4.  
De invoer door ondernemingen waarop een vrijstelling van toepassing is, hoeft niet overeenkomstig artikel 14, lid 5, te worden geregistreerd en hierop zijn geen rechten van toepassing.

Een voldoende door bewijsmateriaal gestaafd verzoek tot vrijstelling moet worden ingediend binnen de termijn die is gesteld in de verordening van de Commissie op grond waarvan het onderzoek is geopend.

Wanneer de praktijken, processen of werkzaamheden ter ontwijking buiten de Unie geschieden, kunnen vrijstellingen worden verleend aan producenten van het betrokken product van wie wordt vastgesteld dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken zoals omschreven in de leden 1 en 2 van dit artikel.

Wanneer de praktijken, processen of werkzaamheden ter ontwijking binnen de Unie geschieden, kunnen vrijstellingen worden verleend aan importeurs die kunnen aantonen dat zij niet betrokken zijn bij ontwijkingspraktijken als omschreven in de leden 1 en 2 van dit artikel.

▼B

Deze vrijstellingen worden verleend door middel van een besluit van de Commissie en zijn van toepassing gedurende de periode en onder de voorwaarden zoals vastgesteld in dat besluit. De Commissie doet de lidstaten informatie toekomen zodra zij haar onderzoek heeft beëindigd.

Mits voldaan is aan de in artikel 11, lid 4, vastgestelde voorwaarden, kunnen vrijstellingen ook worden verleend na afloop van het onderzoek dat leidt tot uitbreiding van de maatregelen.

Als een groot aantal partijen een verzoek tot vrijstelling indient of kan indienen en er minimaal een jaar verstreken is sinds de uitbreiding van de maatregelen, kan de Commissie besluiten een herzieningsprocedure in te leiden voor de uitbreiding van de maatregelen. Een dergelijke herzieningsprocedure moet worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 11, lid 5, dat van toepassing is op herzieningsprocedures op grond van artikel 11, lid 3.

5.  
Dit artikel doet geen afbreuk aan de normale toepassing van de geldende bepalingen inzake douanerechten.

Artikel 14

Algemene bepalingen

1.  
Voorlopige of definitieve antidumpingrechten worden bij verordening ingesteld en door de lidstaten geïnd in de vorm, voor het bedrag en met inachtneming van de criteria die in die verordening zijn vermeld. Deze rechten worden geïnd onafhankelijk van de douanerechten, belastingen en andere heffingen die normaal bij invoer van toepassing zijn.

Op geen enkel product kunnen zowel antidumpingrechten als compenserende rechten worden geheven ter verhelping van een zelfde situatie die door dumping of toekenning van uitvoersubsidies is ontstaan.

2.  
Verordeningen tot instelling van voorlopige of definitieve antidumpingrechten en verordeningen of besluiten tot aanvaarding van verbintenissen of tot beëindiging van onderzoeken of procedures worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze verordeningen of besluiten bevatten in het bijzonder, met inachtneming van de verplichtingen tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, de namen van de betrokken exporteurs, indien mogelijk, of van de betrokken landen, een beschrijving van het product en een samenvatting van de belangrijkste feiten en overwegingen die voor de vaststellingen inzake dumping en schade relevant zijn. In elk afzonderlijk geval wordt een exemplaar van de verordening of het besluit aan de bekende belanghebbenden toegezonden. De bepalingen van dit lid zijn van overeenkomstige toepassing op nieuwe onderzoeken.

▼M2

3.  
Krachtens deze verordening kunnen bijzondere bepalingen worden vastgesteld, in het bijzonder wat de gemeenschappelijke definitie betreft van het begrip „oorsprong van goederen” zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad ( 3 ) en wat betreft de toepassing en inning van een antidumpingrecht op het continentaal plat van een lidstaat of de door een lidstaat verklaarde exclusieve economische zone overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos).

▼B

4.  
Als het in het belang van de Unie is, mogen maatregelen die op grond van deze verordening zijn vastgesteld, bij besluit van de Commissie volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, voor een periode van negen maanden worden geschorst. De Commissie kan, volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, besluiten de schorsing met ten hoogste één jaar te verlengen.

Maatregelen mogen uitsluitend worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat, en mits de bedrijfstak van de Unie in de gelegenheid is gesteld opmerkingen te maken en met die opmerkingen rekening is gehouden. Maatregelen kunnen, overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, te allen tijde weer worden ingesteld wanneer de reden van de schorsing niet meer bestaat.

▼M2

5.  
Zodra de Commissie het onderzoek heeft geopend, kan zij, wanneer zij de lidstaten tijdig heeft geïnformeerd, de douaneautoriteiten opdracht geven passende maatregelen te nemen om de invoer te registreren, zodat vervolgens, met ingang van de datum van registratie, op de betrokken producten maatregelen kunnen worden toegepast. Tot registratie van de invoer wordt overgegaan naar aanleiding van een door de bedrijfstak van de Unie ingediend verzoek dat voldoende bewijsmateriaal bevat om een dergelijke maatregel te rechtvaardigen. De invoer kan ook op initiatief van de Commissie aan registratie worden onderworpen. De registratieverplichting wordt opgelegd door middel van een verordening van de Commissie. In een dergelijke verordening wordt het doel van de maatregel en, zo nodig, een schatting van de bedragen die eventueel later verschuldigd zullen zijn, vermeld. De invoer wordt voor een periode van ten hoogste negen maanden aan registratieplicht onderworpen.

▼M2

5 bis.  
Tenzij de Commissie over voldoende bewijs in de zin van artikel 5 beschikt waaruit blijkt dat niet is voldaan aan de voorschriften van artikel 10, lid 4, onder c) of d), registreert zij de invoer overeenkomstig lid 5 van dit artikel gedurende de periode van voorafgaande kennisgeving in overeenstemming met artikel 19 bis. Wanneer de Commissie tot registratie besluit, analyseert zij in het bijzonder de vergaarde informatie op basis van de overeenkomstig lid 6 van dit artikel gecreëerde codes van het geïntegreerd tarief van de Europese Unie (Taric) voor het product dat voorwerp van onderzoek is.

▼M2

6.  
De lidstaten brengen de Commissie maandelijks verslag uit over de invoer van goederen die voorwerp van onderzoeken en maatregelen zijn, onder opgave van het bedrag van de rechten dat op grond van de onderhavige verordening is geheven. Wanneer de Commissie uit hoofde van artikel 5 een onderzoek opent, creëert zij Taric-codes voor het product dat voorwerp van onderzoek is. Vanaf de opening van het onderzoek gebruiken de lidstaten deze Taric-codes in de rapportage over de invoer van het product dat voorwerp van onderzoek is. De Commissie kan, na ontvangst van een specifiek en met redenen omkleed verzoek van een belanghebbende, besluiten die belanghebbende een niet-vertrouwelijke samenvatting van de informatie over samengevoegde bedragen betreffende het invoervolume en de invoerwaarde van de betrokken producten te verstrekken.

▼B

7.  
Onverminderd lid 6, kan de Commissie lidstaten verzoeken informatie te verstrekken in verband met het toezicht op de toepassing van de maatregelen. In dit verband zijn artikel 6, leden 3 en 4, van toepassing. Op alle door de lidstaten op grond van dit artikel verstrekte informatie is artikel 19, lid 6, van toepassing.

▼M2

8.  
Wanneer de Commissie voornemens is een document aan te nemen met daarin algemene richtsnoeren voor mogelijke belanghebbenden over de toepassing van deze verordening, wordt een openbare raadpleging overeenkomstig artikel 11, lid 3, VEU uitgevoerd. Het Europees Parlement en de Raad kunnen eveneens hun mening te kennen geven.

Artikel 14 bis

Continentaal plat of de exclusieve economische zone

1.  
Een antidumpingrecht kan ook worden ingesteld op ieder product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, dat in significante hoeveelheden naar een kunstmatig eiland, een vaste of drijvende installatie of enige andere structuur op het continentaal plat van een lidstaat of de exclusieve economische zone zoals opgegeven door een lidstaat uit hoofde van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos) wordt gebracht, indien dit schade veroorzaakt voor de bedrijfstak van de Unie. De Commissie neemt uitvoeringshandelingen aan tot vaststelling van de voorwaarden voor het ontstaan van deze rechten, van de procedures voor kennisgeving, en aangifte van deze producten, en van de betalingsprocedures voor dergelijke rechten, ook met betrekking tot invordering, terugbetaling en kwijtschelding (douane-instrument). Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 15, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
2.  
De Commissie stelt de in lid 1 bedoelde rechten pas in vanaf de datum waarop het in lid 1 bedoelde douane-instrument operationeel is. De Commissie stelt alle marktdeelnemers er via een afzonderlijke bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie van in kennis dat het douane-instrument operationeel is.

▼B

Artikel 15

Comitéprocedure

1.  
De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
3.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
4.  
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.
5.  
Indien ingevolge artikel 3, lid 5, van Verordening (EU) nr. 182/2011 een schriftelijke procedure wordt gevolgd om overeenkomstig lid 3 van dit artikel definitieve maatregelen vast te stellen of om overeenkomstig artikel 11, lid 6, van deze verordening te besluiten al dan niet een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen te openen, wordt deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité zoals omschreven in artikel 5, lid 1, van Verordening (EU) nr. 182/2011 daarom verzoekt. Wanneer in andere gevallen een schriftelijke procedure wordt gevolgd voor de ontwerpmaatregel die in het comité is besproken, wordt deze procedure afgesloten zonder verder vervolg indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een meerderheid van de leden van het comité daarom verzoekt. Wanneer in andere gevallen een schriftelijke procedure wordt gevolgd zonder dat de ontwerpmaatregel in een comité is besproken, wordt deze procedure afgesloten zonder verder vervolg, indien binnen de door de voorzitter vastgestelde termijn deze zulks besluit of een vierde van de leden van het comité daarom verzoekt.
6.  
Het comité kan elke kwestie in verband met de toepassing van deze verordening die door de Commissie of op verzoek van een lidstaat aan de orde wordt gesteld, in overweging nemen. De lidstaten mogen om informatie verzoeken en mogen van gedachten wisselen in het comité of rechtstreeks met de Commissie.

Artikel 16

Controlebezoeken

1.  
Ingeval zij dit nuttig oordeelt, legt de Commissie bezoeken af om de administratie van importeurs, exporteurs, handelaars, vertegenwoordigers, producenten, handelsverenigingen en -organisaties ter plaatse te onderzoeken, teneinde de ingewonnen inlichtingen over dumping en schade te controleren. Indien niet tijdig een correct antwoord wordt ontvangen, kan de Commissie besluiten van een controlebezoek af te zien.
2.  
De Commissie kan zo nodig onderzoeken in derde landen verrichten, mits de betrokken ondernemingen hiermee instemmen en de vertegenwoordigers van de regering van het betrokken land op de hoogte worden gesteld en dit tegen het onderzoek geen bezwaar maakt. Zodra de toestemming van de betrokken ondernemingen is verkregen, deelt de Commissie de autoriteiten van het land van uitvoer de namen en adressen mede van de te bezoeken ondernemingen en de overeengekomen bezoekdata.
3.  
De betrokken ondernemingen worden in kennis gesteld van de aard van de tijdens het bezoek te controleren inlichtingen en van alle tijdens het bezoek te verstrekken aanvullende gegevens, hetgeen echter niet belet dat ter plaatse in het licht van de verkregen inlichtingen nadere bijzonderheden kunnen worden gevraagd.
4.  
Bij controles ingevolge de leden 1, 2 en 3 wordt de Commissie bijgestaan door ambtenaren van de lidstaten die hiertoe de wens te kennen hebben gegeven.

Artikel 17

Steekproeven

▼M2

1.  
Indien het aantal producenten in de Unie, exporteurs of importeurs, productsoorten of transacties groot is, kan het onderzoek worden beperkt tot een redelijk aantal partijen, producten of transacties, door gebruik te maken van statistisch geldige steekproeven op basis van op het tijdstip van de selectie beschikbare gegevens, of tot de grootste representatieve productie-, verkoop- of exporthoeveelheden die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kunnen worden onderzocht.
2.  
De definitieve selectie van partijen, productsoorten of transacties ingevolge dit artikel geschiedt door de Commissie. Om de keuze van een representatieve steekproef mogelijk te maken, wordt een steekproef evenwel bij voorkeur gekozen in overleg met en met toestemming van de betrokken partijen, mits deze zich binnen één week na de opening van het onderzoek bij de Commissie aanmelden en voldoende inlichtingen verstrekken.

▼B

3  
Ingeval, overeenkomstig dit artikel, een beperkt onderzoek heeft plaatsgevonden, wordt niettemin een individuele dumpingmarge vastgesteld voor elke exporteur of producent die niet in de oorspronkelijke selectie was opgenomen, maar die binnen de bij deze verordening bepaalde termijnen de nodige inlichtingen verstrekt, tenzij het aantal exporteurs of producenten zo groot is dat individuele onderzoeken te belastend zijn en aan een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg staan.
4.  
Wanneer tot een steekproefonderzoek wordt besloten en enkele of alle geselecteerde partijen medewerking weigeren in een mate die de resultaten van het onderzoek aanmerkelijk zal beïnvloeden, kan een nieuwe selectie worden gemaakt.

Wanneer echter een groot aantal geselecteerden medewerking blijft weigeren of wanneer er niet genoeg tijd is om een nieuwe selectie te maken, zijn de desbetreffende bepalingen van artikel 18 van toepassing.

Artikel 18

Niet-medewerking

1.  
Indien een belanghebbende binnen de bij deze verordening vastgestelde termijnen de toegang tot de nodige gegevens weigert of deze anderszins niet verstrekt of het onderzoek aanmerkelijk belemmert, kunnen aan de hand van de beschikbare gegevens voorlopige of definitieve conclusies, zowel in positieve als in negatieve zin, worden getrokken.

Blijkt dat een belanghebbende onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, dan worden deze buiten beschouwing gelaten en kan van de beschikbare gegevens gebruik worden gemaakt.

Belanghebbenden worden van de gevolgen van niet-medewerking in kennis gesteld.

2.  
Indien de belanghebbende zijn antwoord niet door middel van systemen voor automatische gegevensverwerking verstrekt, wordt dit niet als het niet verlenen van medewerking beschouwd, mits deze belanghebbende aantoont dat het verstrekken van het antwoord in de gevraagde vorm voor hem een onredelijke extra belasting zou betekenen of onredelijke extra kosten zou meebrengen.
3.  
Wanneer de door een belanghebbende verstrekte inlichtingen niet in alle opzichten toereikend zijn, worden zij niet buiten beschouwing gelaten, mits de tekortkomingen niet van dien aard zijn dat zij het bereiken van redelijk betrouwbare conclusies onnodig bemoeilijken, de inlichtingen op passende wijze binnen de termijnen worden verstrekt en controleerbaar zijn en de betrokkene naar beste vermogen heeft gehandeld.
4.  
Indien bewijzen of inlichtingen niet worden aanvaard, dient de partij die deze heeft verstrekt onverwijld in kennis te worden gesteld van de redenen van deze afwijzing en dient zij de gelegenheid te krijgen binnen de gestelde termijn nadere toelichtingen te verstrekken. Indien de toelichtingen ontoereikend worden geacht, dienen de redenen voor de afwijzing van de bewijzen of inlichtingen te worden medegedeeld en in de gepubliceerde bevindingen te worden vermeld.
5.  
Vaststellingen, met inbegrip van die betreffende de normale waarde, die zijn gebaseerd op de bepalingen van lid 1, met inbegrip van in de klacht verstrekte gegevens, dienen, indien praktisch mogelijk en met inachtneming van de voor het onderzoek vastgestelde termijnen, te worden getoetst aan gegevens uit andere beschikbare onafhankelijke bronnen, zoals gepubliceerde prijslijsten, officiële invoerstatistieken en douaneaangiften, of aan de inlichtingen die in de loop van het onderzoek van andere belanghebbenden zijn verkregen.

Deze informatie kan relevante gegevens omvatten over de wereldmarkt of andere representatieve markten, indien van toepassing.

6.  
Indien een belanghebbende geen of slechts gedeeltelijke medewerking verleent waardoor relevante inlichtingen niet beschikbaar zijn, kan dit tot gevolg hebben dat de resultaten van het onderzoek voor deze belanghebbende minder gunstig zijn dan indien hij wel medewerking had verleend.

Artikel 19

Vertrouwelijkheid

1.  
Inlichtingen die wegens hun aard vertrouwelijk zijn (bijvoorbeeld omdat de bekendmaking ervan een concurrent aanmerkelijke mededingingsvoordelen zou geven of degene die de inlichtingen heeft verstrekt of degene van wie degene die de inlichtingen heeft verstrekt deze inlichtingen heeft verkregen, ernstig zou benadelen) of die door de partijen bij een onderzoek als vertrouwelijk worden verstrekt, worden, indien daarvoor geldige redenen worden opgegeven, als dusdanig door de autoriteiten behandeld.
2.  
Belanghebbenden die vertrouwelijke inlichtingen verstrekken, dienen daarvan een niet-vertrouwelijke samenvatting te verstrekken. Deze samenvatting moet gedetailleerd genoeg zijn om een redelijk inzicht in de wezenlijke inhoud van de als vertrouwelijk verstrekte inlichtingen te verschaffen. In buitengewone omstandigheden kunnen belanghebbenden aangeven dat deze inlichtingen niet kunnen worden samengevat. In dergelijke buitengewone omstandigheden wordt aangegeven waarom het niet mogelijk is een samenvatting te verstrekken.
3.  
Indien de Commissie van oordeel is, dat een verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is en degene die de inlichtingen heeft verstrekt niet bereid is, deze bekend te maken of de bekendmaking ervan in algemene bewoordingen of in samengevatte vorm toe te staan, kunnen deze inlichtingen buiten beschouwing worden gelaten, tenzij uit goede bronnen blijkt dat ze juist zijn. Verzoeken om vertrouwelijke behandeling mogen niet willekeurig worden afgewezen.
4.  
Dit artikel vormt geen beletsel voor de bekendmaking van algemene gegevens door de autoriteiten van de Unie en, in het bijzonder, van de motivering van ingevolge deze verordening genomen besluiten of voor de bekendmaking van het bewijsmateriaal waarop de autoriteiten van de Unie steunen, voor zover het noodzakelijk is deze motivering in gerechtelijke procedures toe te lichten. Bij deze bekendmaking wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de betrokkenen dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.
5.  
De Commissie en de lidstaten, inclusief de functionarissen van beide, maken zonder de uitdrukkelijke toestemming van de persoon die ze heeft verstrekt geen gegevens bekend die zij ingevolge deze verordening hebben verkregen en waarvoor die persoon om een vertrouwelijke behandeling heeft verzocht. Informatie die tussen de Commissie en de lidstaten wordt uitgewisseld of interne documenten die door de autoriteiten van de Unie of van de lidstaten zijn opgesteld, worden, behalve wanneer in deze verordening anders is bepaald, niet bekendgemaakt.
6  
De op grond van deze verordening verkregen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

Dit sluit niet uit dat in het kader van het ene onderzoek verkregen informatie kan worden gebruikt voor het openen van een ander onderzoek binnen dezelfde procedure betreffende het betrokken product.

▼M3

Artikel 19 bis

Informatie over voorlopige maatregelen

1.  
De producenten in de Unie, de importeurs en exporteurs en hun representatieve verenigingen en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer kunnen verzoeken om informatie over de beoogde instelling van voorlopige rechten. Deze verzoeken dienen binnen de in het bericht van opening/inleiding vastgestelde termijn schriftelijk te worden ingediend. Die informatie wordt de verzoekende partijen vier weken vóór de instelling van voorlopige rechten ter beschikking gesteld. Deze informatie bevat het volgende: een louter informatief overzicht van de voorgestelde rechten, nadere gegevens over de berekening van de dumpingmarge en de passende marge om de schade aan de bedrijfstak van de Unie weg te nemen, waarbij terdege rekening wordt gehouden met de vertrouwelijkheidsverplichtingen van artikel 19. De partijen kunnen binnen een termijn van drie werkdagen na het ter beschikking stellen van dergelijke informatie opmerkingen over de juistheid van de berekeningen indienen.
2.  
Indien wordt besloten het onderzoek voort te zetten zonder voorlopige rechten in te stellen, worden de belanghebbenden vier weken vóór het verstrijken van de in artikel 7, lid 1, genoemde termijn voor de instelling van voorlopige rechten ervan in kennis gesteld dat geen voorlopige rechten worden ingesteld.

▼B

Artikel 20

Mededeling van feiten en overwegingen

1.  
De klagers, de importeurs, de exporteurs, de representatieve verenigingen van importeurs en exporteurs, en de vertegenwoordigers van het land van uitvoer kunnen verzoeken om mededeling van bijzonderheden betreffende de voornaamste feiten en overwegingen op grond waarvan voorlopige maatregelen zijn ingesteld. Deze verzoeken dienen onmiddellijk na de instelling van de voorlopige maatregelen schriftelijk te worden ingediend en de mededeling wordt zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk gedaan.
2.  
De in lid 1 genoemde partijen mogen om definitieve mededeling verzoeken van de essentiële feiten en overwegingen op grond waarvan wordt overwogen de instelling van definitieve maatregelen of de beëindiging van een onderzoek of procedure zonder maatregelen aan te bevelen, waarbij bijzondere aandacht wordt geschonken aan de mededeling van feiten of overwegingen die afwijken van die waarop de voorlopige maatregelen zijn gebaseerd.
3.  
De in lid 2 bedoelde verzoeken om definitieve mededelingen worden schriftelijk aan de Commissie gericht en moeten, wanneer een voorlopig recht is ingesteld, uiterlijk één maand na de bekendmaking van de instelling van dat recht zijn ontvangen. Wanneer geen voorlopig recht is ingesteld, worden partijen in de gelegenheid gesteld om binnen de door de Commissie gestelde termijnen om de definitieve mededeling te verzoeken.
4.  
Definitieve mededeling geschiedt schriftelijk. Zij geschiedt, met inachtneming van de verplichting tot bescherming van vertrouwelijke gegevens, zo spoedig mogelijk en normaal uiterlijk één maand vóór de inleiding van de in artikel 9 bedoelde procedures. Kan de Commissie bepaalde feiten of overwegingen op dat tijdstip niet mededelen, dan deelt zij die mede zodra dit mogelijk is.

Deze mededeling doet geen afbreuk aan besluiten die de Commissie nadien mocht nemen, maar indien dergelijke besluiten op andere feiten en overwegingen zijn gebaseerd, worden die zo spoedig mogelijk medegedeeld.

5.  
Na de definitieve mededeling gemaakte opmerkingen worden uitsluitend in aanmerking genomen binnen een door de Commissie in elk afzonderlijk geval vast te stellen termijn van ten minste tien dagen, waarbij de spoedeisendheid van de aangelegenheid op passende wijze in aanmerking wordt genomen. Indien een aanvullende definitieve mededeling moet worden gedaan, kan een kortere termijn worden gegeven.

Artikel 21

Belang van deUnie

1.  
De vaststelling, of het belang van de Unie ingrijpen noodzakelijk maakt, is gebaseerd op een beoordeling van alle onderscheiden belangen van alle betrokkenen, waaronder de binnenlandse producenten, de gebruikers en de consumenten. Een vaststelling op grond van dit artikel wordt slechts gedaan indien alle partijen de gelegenheid hebben gehad hun standpunt overeenkomstig lid 2 kenbaar te maken. Bij dit onderzoek wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de noodzaak de handel verstorende gevolgen van schade veroorzakende dumping weg te nemen en een daadwerkelijke mededinging te herstellen. Maatregelen die op basis van de geconstateerde dumping en schade zijn vastgesteld, mogen niet worden toegepast indien het de autoriteiten op grond van de overgelegde gegevens tot de duidelijke conclusie kunnen komen, dat toepassing van deze maatregelen niet in het belang van de Unie is.

▼M2

2.  
Teneinde de Commissie een gezonde basis te verschaffen om bij het besluit of de instelling van maatregelen in het belang van de Unie is, met alle standpunten en gegevens rekening te kunnen houden, kunnen de producenten in de Unie, de werknemersorganisaties, de importeurs en hun representatieve verenigingen, de representatieve gebruikers en de representatieve consumentenorganisaties binnen de in het bericht van opening van een antidumpingprocedure gestelde termijnen, zich bij de Commissie bekendmaken en haar inlichtingen verstrekken. Deze inlichtingen, of degelijke samenvattingen daarvan, worden aan de andere in dit artikel genoemde partijen ter beschikking gesteld, die het recht hebben daarover opmerkingen te maken.

▼B

3.  
Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben gehandeld, kunnen verzoeken om te worden gehoord. Deze verzoeken worden ingewilligd indien zij binnen de in lid 2 bedoelde termijnen zijn ingediend en daarin de redenen zijn vermeld, waarom in het belang van de Unie een mondeling onderhoud nodig wordt geacht.

▼M2

4.  
Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben gehandeld, kunnen over de toepassing van ingestelde voorlopige rechten opmerkingen maken. Om in aanmerking te worden genomen, moeten deze opmerkingen uiterlijk 15 dagen na de datum van toepassing van deze maatregelen zijn ontvangen. Deze opmerkingen, of degelijke samenvattingen daarvan, worden aan de andere partijen ter beschikking gesteld, die het recht hebben daarover opmerkingen te maken.

▼B

5.  
De Commissie onderzoekt de informatie die op passende wijze is verstrekt, en gaat na of deze representatief is. Het resultaat van dit onderzoek, tezamen met een oordeel over de waarde van de informatie, wordt aan het in artikel 15 bedoelde comité voorgelegd als onderdeel van de overeenkomstig artikel 9 ingediende ontwerpmaatregel. De in het comité tot uiting gebrachte standpunten worden door de Commissie in aanmerking genomen onder de in Verordening (EU) nr. 182/2011 genoemde voorwaarden.
6.  
Partijen die overeenkomstig lid 2 hebben gehandeld, mogen verzoeken dat de gegevens en overwegingen op grond waarvan waarschijnlijk definitieve besluiten worden genomen, aan hen worden meegedeeld. Dergelijke informatie wordt voor zover mogelijk ter beschikking gesteld en doet geen afbreuk aan de later door de Commissie te nemen besluiten.
7.  
Inlichtingen worden slechts in aanmerking genomen, indien zij door bewijsmateriaal worden gestaafd dat de geldigheid ervan bevestigt.

Artikel 22

Slotbepalingen

Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van:

a) 

bijzondere voorschriften in overeenkomsten tussen de Unie en derde landen;

b) 

de verordeningen van de Unie in de landbouwsector en Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad ( 4 ), Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad ( 5 ) en Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad ( 6 ). De onderhavige verordening vormt een aanvulling op die verordeningen en houdt een afwijking in van de daarin vervatte bepalingen die aan de toepassing van antidumpingrechten in de weg staan;

c) 

bijzondere maatregelen, mits deze niet strijdig zijn met de verplichtingen uit hoofde van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel 1994.

▼M1

Artikel 23

Rapportage en informatie

▼M2

1.  
De Commissie dient, terdege rekening houdend met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 19, jaarlijks een verslag over de toepassing en uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement en de Raad.

Dat verslag omvat informatie over de toepassing van voorlopige en definitieve maatregelen, de beëindiging van onderzoeken zonder maatregelen, verbintenissen, nieuwe onderzoeken, herzieningen, significante verstoringen en controlebezoeken, en de activiteiten van de diverse instanties die belast zijn met het toezicht op de uitvoering van deze verordening en de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening. Eveneens wordt in het verslag toegelicht hoe derde landen gebruikmaken van op de Unie gerichte handelbeschermingsinstrumenten en van beroepsprocedures tegen de opgelegde maatregelen. Het verslag omvat de werkzaamheden van de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel en die van de mkb/kmo-helpdesk in verband met de toepassing van deze verordening.

In het verslag wordt ook aangegeven op welke wijze de sociale en milieunormen in acht genomen zijn en hoe daarmee rekening is gehouden bij de onderzoeken. Dergelijke normen omvatten die welke zijn opgenomen in multilaterale milieuovereenkomsten waarbij de Unie partij is, alsmede de in bijlage I bis van deze verordening vermelde IAO-verdragen, alsmede gelijkwaardige nationale wetgeving van het uitvoerende land.

▼M1

2.  
Het Europees Parlement kan de Commissie op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van deze verordening uiteen te zetten en toe te lichten. Het kan eveneens, onder meer op basis van het in lid 1 genoemde verslag en de in dit lid bedoelde uiteenzetting en toelichting, relevante overwegingen en feiten aan de Commissie toezenden.
3.  
Uiterlijk zes maanden na de indiening van het verslag bij het Europees Parlement en de Raad, maakt de Commissie het verslag openbaar.

▼M2

4.  
Uiterlijk 9 juni 2023 en vervolgens om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van artikel 7, lid 2 bis, artikel 8, lid 1, artikel 9, lid 4, waarin die toepassing ook wordt geëvalueerd. Dat verslag kan in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetsvoorstel.

Artikel 23 bis

Uitoefening van de delegatie

1.  
De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2.  
De in artikel 7, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van twee jaar met ingang van 8 juni 2018 en kan slechts eenmaal worden uitgeoefend.

De in artikel 7, lid 2 bis, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 8 juni 2018. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden vóór het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  
Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, leden 1 en 2 bis, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4.  
Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven ( 7 ).
5.  
Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6.  
Een overeenkomstig artikel 7, leden 1 en 2 bis, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling bij het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼B

Artikel 24

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1225/2009 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

INGETROKKEN VERORDENING MET OVERZICHT VAN DE ACHTEREENVOLGENDE WIJZIGINGEN ERVAN



Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad

(PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51)

 

Verordening (EU) nr. 765/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 237 van 3.9.2012, blz. 1)

 

Verordening (EU) nr. 1168/2012 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 344 van 14.12.2012, blz. 1)

 

Verordening (EU) nr. 37/2014 van het Europees Parlement en de Raad

(PB L 18, 21.1.2014, blz. 1)

Uitsluitend punt 22 van de bijlage

▼M2




BIJLAGE I bis

IN DEZE VERORDENING BEDOELDE IAO-VERDRAGEN

1. 

Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, nr. 29 (1930)

2. 

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, nr. 87 (1948)

3. 

Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, nr. 98 (1949)

4. 

Verdrag betreffende gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke arbeidskrachten voor arbeid van gelijke waarde, nr. 100 (1951)

5. 

Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, nr. 105 (1957)

6. 

Verdrag betreffende discriminatie in arbeid en beroep, nr. 111 (1958)

7. 

Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces, nr. 138 (1973)

8. 

Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, nr. 182 (1999)

▼B




BIJLAGE II

CONCORDANTIETABEL



Verordening (EG) nr. 1225/2009

De onderhavige verordening

Artikelen 1 tot en met 4

Artikelen 1 tot en met 4

Artikel 5, leden 1 tot en met 9

Artikel 5, leden 1 tot en met 9

Artikel 5, lid 10, eerste zin

Artikel 5, lid 10, eerste alinea

Artikel 5, lid 10, tweede en derde zin

Artikel 5, lid 10, tweede alinea

Artikel 5, leden 11 en 12

Artikel 5, leden 11 en 12

Artikel 6, lid 1, eerste en tweede zin

Artikel 6, lid 1, eerste alinea

Artikel 6, lid 1, derde zin

Artikel 6, lid 1, tweede alinea

Artikel 6, lid 1, vierde zin

Artikel 6, lid 1, derde alinea

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3, eerste zin

Artikel 6, lid 3, eerste alinea

Artikel 6, lid 3, tweede zin

Artikel 6, lid 3, tweede alinea

Artikel 6, lid 3, derde zin

Artikel 6, lid 3, derde alinea

Artikel 6, lid 4, eerste zin

Artikel 6, lid 4, eerste alinea

Artikel 6, lid 4, tweede zin

Artikel 6, lid 4, tweede alinea

Artikel 6, lid 4, derde zin

Artikel 6, lid 4, derde alinea

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 6, eerste zin

Artikel 6, lid 6, eerste alinea

Artikel 6, lid 6, tweede zin

Artikel 6, lid 6, tweede alinea

Artikel 6, lid 6, derde zin

Artikel 6, lid 6, derde alinea

Artikel 6, lid 6, vierde zin

Artikel 6, lid 6, vierde alinea

Artikel 6, lid 7, eerste zin

Artikel 6, lid 7, eerste alinea

Artikel 6, lid 7, tweede zin

Artikel 6, lid 7, tweede alinea

Artikel 6, leden 8 en 9

Artikel 6, leden 8 en 9

Artikel 7, lid 1, eerste zin

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, tweede zin

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, leden 2 tot en met 5

Artikel 7, leden 2 tot en met 5

Artikel 7, lid 7

Artikel 7, lid 6

Artikel 8, lid 1, eerste zin

Artikel 8, lid 1, eerste alinea

Artikel 8, lid 1, tweede zin

Artikel 8, lid 1, tweede alinea

Artikel 8, lid 1, derde zin

Artikel 8, lid 1, derde alinea

Artikel 8, lid 2, eerste en tweede zin

Artikel 8, lid 2, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, derde en vierde zin

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, vijfde zin

Artikel 8, lid 2, derde alinea

Artikel 8, leden 3, 4 en 5

Artikel 8, leden 3, 4 en 5

Artikel 8, lid 6, eerste en tweede zin

Artikel 8, lid 6, eerste alinea

Artikel 8, lid 6, derde zin

Artikel 8, lid 6, tweede alinea

Artikel 8, leden 7 en 8

Artikel 8, leden 7 en 8

Artikel 8, lid 9, eerste alinea

Artikel 8, lid 9, eerste alinea

Artikel 8, lid 9, tweede alinea, eerste en tweede zin

Artikel 8, lid 9, tweede alinea

Artikel 8, lid 9, tweede alinea, derde zin

Artikel 8, lid 9, derde alinea

Artikel 8, lid 10

Artikel 8, lid 10

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 9, lid 4, eerste zin

Artikel 9, lid 4, eerste alinea

Artikel 9, lid 4, tweede zin

Artikel 9, lid 4, tweede alinea

Artikel 9, lid 5

Artikel 9, lid 5

Artikel 9, lid 6, eerste zin

Artikel 9, lid 6, eerste alinea

Artikel 9, lid 6, tweede zin

Artikel 9, lid 6, tweede alinea

Artikel 9, lid 6, derde zin

Artikel 9, lid 6, derde alinea

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2, eerste zin

Artikel 10, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 2, tweede en derde zin

Artikel 10, lid 2, tweede alinea

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 4, aanhef

Artikel 10, lid 4, aanhef en punten a) en b)

Artikel 10, lid 4, onder a)

Artikel 10, lid 4, onder c)

Artikel 10, lid 4, onder b)

Artikel 10, lid 4, onder d)

Artikel 10, lid 5

Artikel 10, lid 5

Artikel 11, leden 1 tot en met 4

Artikel 11, leden 1 tot en met 4

Artikel 11, lid 5, eerste alinea, eerste zin

Artikel 11, lid 5, eerste alinea

Artikel 11, lid 5, eerste alinea, tweede en derde zin

Artikel 11, lid 5, tweede alinea

Artikel 11, lid 5, eerste alinea, vierde zin

Artikel 11, lid 5, derde alinea

Artikel 11, lid 5, eerste alinea, vijfde zin

Artikel 11, lid 5, vierde alinea

Artikel 11, lid 5, tweede alinea

Artikel 11, lid 5, vijfde alinea

Artikel 11, lid 5, derde alinea

Artikel 11, lid 5, zesde alinea

Artikel 11, lid 6, eerste, tweede en derde zin

Artikel 11, lid 6, eerste alinea

Artikel 11, lid 6, vierde zin

Artikel 11, lid 6, tweede alinea

Artikel 11, lid 6, zesde zin

Artikel 11, lid 6, derde alinea

Artikel 11, lid 7

Artikel 11, lid 7

Artikel 11, lid 8, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 11, lid 8, eerste, tweede en derde alinea

Artikel 11, lid 8, vierde alinea, eerste en tweede zin

Artikel 11, lid 8, vierde alinea

Artikel 11, lid 8, vierde alinea, derde zin

Artikel 11, lid 8, vijfde alinea

Artikel 11, lid 8, vierde alinea, vierde zin

Artikel 16, lid 4, zesde alinea

Artikel 11, leden 9 en 10

Artikel 11, leden 9 en 10

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, eerste zin

Artikel 13, lid 1, eerste alinea

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, tweede zin

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 13, lid 1, eerste alinea, derde zin

Artikel 13, lid 1, derde alinea

Artikel 13, lid 1, tweede alinea

Artikel 13, lid 1, vierde alinea

Artikel 13, leden 2 en 3

Artikel 13, leden 2 en 3

Artikel 13, lid 4, eerste alinea, eerste zin

Artikel 13, lid 4, eerste alinea

Artikel 13, lid 4, eerste alinea, tweede zin

Artikel 13, lid 4, tweede alinea

Artikel 13, lid 4, eerste alinea, derde zin

Artikel 13, lid 4, derde alinea

Artikel 13, lid 4, eerste alinea, vierde zin

Artikel 13, lid 4, vierde alinea

Artikel 13, lid 4, tweede alinea

Artikel 13, lid 4, vijfde alinea

Artikel 13, lid 4, derde alinea

Artikel 13, lid 4, zesde alinea

Artikel 13, lid 4, vierde alinea

Artikel 13, lid 4, zevende alinea

Artikel 13, lid 5

Artikel 13, lid 5)

Artikel 14, lid 1, eerste en tweede zin

Artikel 14, lid 1, eerste alinea

Artikel 14, lid 1, derde zin

Artikel 14, lid 1, tweede alinea

Artikel 14, lid 2, eerste zin

Artikel 14, lid 2, eerste alinea

Artikel 14, lid 2, tweede, derde en vierde zin

Artikel 14, lid 2, tweede alinea

Artikel 14, lid 3

Artikel 14, lid 3

Artikel 14, lid 4, eerste en tweede zin

Artikel 14, lid 4, eerste alinea

Artikel 14, lid 4, derde en vierde zin

Artikel 14, lid 4, tweede alinea

Artikel 14, leden 5, 6 en 7

Artikel 14, leden 5, 6 en 7

Artikelen 15 en 16

Artikelen 15 en 16

Artikel 17, leden 1, 2 en 3

Artikel 17, leden 1, 2 en 3

Artikel 17, lid 4, eerste zin

Artikel 17, lid 4, eerste alinea

Artikel 17, lid 4, tweede zin

Artikel 17, lid 4, tweede alinea

Artikel 18, lid 1, eerste zin

Artikel 18, lid 1, eerste alinea

Artikel 18, lid 1, tweede zin

Artikel 18, lid 1, tweede alinea

Artikel 18, lid 1, derde zin

Artikel 18, lid 1, derde alinea

Artikel 18, leden 2 tot en met 6

Artikel 18, leden 2 tot en met 6

Artikel 19, leden 1 tot en met 5

Artikel 19, leden 1 tot en met 5

Artikel 19, lid 6, eerste zin

Artikel 19, lid 6, eerste alinea

Artikel 19, lid 6, tweede zin

Artikel 19, lid 6, tweede alinea

Artikel 20, leden 1, 2 en 3

Artikel 20, leden 1, 2 en 3

Artikel 20, lid 4, eerste, tweede en derde zin

Artikel 20, lid 4, eerste alinea

Artikel 20, lid 4), vierde zin

Artikel 20, lid 4, tweede alinea

Artikel 20, lid 5

Artikel 20, lid 5

Artikelen 21 en 22

Artikelen 21 en 22

Artikel 22 bis

Artikel 23

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage I

Bijlage II



( 1 ) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).

( 2 ) Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33).

( 3 ) Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).

( 4 ) Verordening (EG) nr. 1667/2006 van de Raad van 7 november 2006 betreffende glucose en lactose (PB L 312 van 11.11.2006, blz. 1).

( 5 ) Verordening (EG) nr. 614/2009 van de Raad van 7 juli 2009 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine (PB L 181 van 14.7.2009, blz. 8).

( 6 ) Verordening (EG) nr. 1216/2009 van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de handelsregeling voor bepaalde, door verwerking van landbouwproducten verkregen goederen (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 10).

( 7 ) PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.