02015O0035 — NL — 16.04.2018 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTSNOER (EU) 2016/65 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 november 2015

betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)

(PB L 014 van 21.1.2016, blz. 30)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTSNOER (EU) 2016/2299 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 2 november 2016

  L 344

117

17.12.2016

►M2

RICHTSNOER (EU) 2018/571 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK van 7 februari 2018

  L 95

45

13.4.2018




▼B

RICHTSNOER (EU) 2016/65 VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

van 18 november 2015

betreffende binnen het kader van de tenuitvoerlegging van het monetairbeleidskader van het Eurosysteem toegepaste surpluspercentages (ECB/2015/35)



▼M1

Artikel 1

Op beleenbare verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages

1.  Overeenkomstig deel vier, titel VI van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) zijn op verhandelbare activa surpluspercentages van toepassing, zoals bedoeld in artikel 2, punt 97, van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60), waarbij de niveaus zijn vastgelegd in tabellen 2 en 2 bis van de bijlage bij dit richtsnoer.

2.  Het surpluspercentage voor een specifiek activum hangt af van de volgende factoren:

a) de in artikel 2 vastgelegde surpluspercentagecategorie waarin het activum is ondergebracht;

b) de restlooptijd of de gewogen gemiddelde restlooptijd van het activum, zoals vastgelegd in artikel 3;

c) de activumcouponstructuur, en

d) de kredietkwaliteitscategorie waartoe het activum behoort.

▼B

Artikel 2

Vaststelling van surpluspercentagecategorieën voor verhandelbare activa

Beleenbare verhandelbare activa worden ingedeeld in een van de vijf surpluspercentagecategorieën, zulks op grond van het emittenttype en/of activumtype, zoals weergegeven in tabel 1 in de bijlage bij dit richtsnoer:

a) door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen, ECB-schuldbewijzen en schuldbewijzen die zijn uitgegeven door NCB's voordat de desbetreffende eurogebiedlidstaat overging op de euro, worden opgenomen in surpluspercentagecategorie I;

▼M1

b) schuldbewijzen uitgegeven door lokale en regionale overheid, door het Eurosysteem als agentschappen ingedeelde entiteiten, multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties, alsook instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's)-conforme gedekte obligaties van het Jumbo-type, worden in surpluspercentagecategorie II ondergebracht;

c) Icbe's-conforme gedekte obligaties, met uitzondering van gedekte obligaties van het Jumbo-type, overige gedekte obligaties en door niet-financiële vennootschappen uitgegeven schuldbewijzen worden in surpluspercentagecategorie III ondergebracht;

▼B

d) door kredietinstellingen en financiële vennootschappen, met uitzondering van kredietinstellingen, uitgegeven ongedekte schuldbewijzen worden ondergebracht in surpluspercentagecategorie IV;

e) effecten op onderpand van activa worden ondergebracht in categorie V, ongeacht de indeling van de emittent.

▼M1

Artikel 3

Surpluspercentages voor verhandelbare activa

1.  De surpluspercentages voor de in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV ondergebrachte verhandelbare activa worden als volgt vastgesteld:

a) de onderbrenging van het specifieke activum in kredietkwaliteitscategorie 1, 2 of 3;

b) de activumrestlooptijd, zoals bepaald in lid 2;

c) de activumcouponstructuur, zoals bepaald in lid 2.

▼M2

2.  Voor in de surpluspercentagecategorieën I tot en met IV ondergebrachte verhandelbare activa hangt het toepasselijke surpluspercentage af van de restlooptijd en de couponstructuur van het activum (vast, nulcoupon, variabel) zoals vastgesteld op basis van tabel 2 in de bijlage bij dit richtsnoer. De relevante looptijd voor de vaststelling van het toe te passen surpluspercentage is de activumrestlooptijd, ongeacht het couponstructuurtype. De volgende bepalingen zijn van toepassing op de couponstructuur:

a) variabele coupons met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende coupons;

b) variabele coupons met een eurogebiedinflatie-index als referentierentevoet worden behandeld als vastrentende coupons;

c) variabele coupons met een bodem die niet gelijk is aan nul en/of variabele coupons met een plafond worden behandeld als vastrentende coupons;

d) het op activa met meerdere typen couponstructuren toegepaste surpluspercentage hangt slechts af van de gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur en is gelijk aan het hoogste surpluspercentage toegepast op een verhandelbaar activum met dezelfde restlooptijd en kredietkwaliteitscategorie. Elk type gedurende de activumrestlooptijd geldende couponstructuur kan hiervoor in aanmerking genomen worden.

▼M2

2 bis.  De restlooptijd voor gedekte obligaties voor eigen gebruik wordt vastgesteld als de maximum wettelijke looptijd, rekening houdend met enige in de voorwaarden opgenomen verlengingsrechten voor hoofdsomterugbetalingen. Binnen het kader van dit lid betekent „eigen gebruik”: de indiening of het gebruik van gedekte obligaties door een wederpartij die de wederpartij zelf uitgeeft of garandeert, of een entiteit waarmee die wederpartij nauwe banden onderhoudt, zoals bepaald in overeenstemming met artikel 138 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60).

▼M1

3.  Voor in surpluspercentagecategorie V ondergebrachte verhandelbare activa worden, ongeacht hun couponstructuur, de surpluspercentages vastgesteld op basis van de gewogen gemiddelde activumrestlooptijd zoals uiteengezet in leden 4 en 5. De surpluspercentages die van toepassing zijn op in categorie V ondergebrachte verhandelbare activa, zijn vastgelegd in tabel 2 bis in de bijlage bij dit richtsnoer.

4.  De gewogen gemiddelde restlooptijd van de seniortranche van een effect op onderpand van activa is naar schatting de verwachte gewogen gemiddelde tijd tot de gedane terugbetaling voor die tranche. Voor behouden gemobiliseerde effecten op onderpand van activa gaat de berekening van de gewogen gemiddelde restlooptijd ervan uit dat de call options van de emittent niet zullen worden uitgeoefend.

5.  Binnen het kader van lid 4 betekent „behouden gemobiliseerde effecten op onderpand van activa” de effecten op onderpand van activa voor meer dan 75 % van het uitstaande nominale bedrag aangewend door een wederpartij die het effect op onderpand van activa heeft uitgegeven of door entiteiten die nauw verbonden zijn met de initiator. Die nauwe banden worden overeenkomstig artikel 138 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60) vastgesteld.

▼B

Artikel 4

Op specifieke typen verhandelbare activa toegepaste aanvullende surpluspercentages

In aanvulling op de in artikel 3 van dit richtsnoer vastgelegde surpluspercentages gelden de volgende aanvullende surpluspercentages voor specifieke typen verhandelbare activa:

a) een aanvullend surpluspercentage van toepassing in de vorm van een waarderingsverlaging van 5 % is van toepassing op effecten op onderpand van activa, gedekte obligaties en ongedekte schuldbewijzen, die een kredietinstelling heeft uitgegeven en waarvan de waarde theoretisch is bepaald overeenkomstig de regels in artikel 134 van Richtsnoer (EU) 2015/510 (ECB/2014/60);

b) op gedekte obligaties voor eigen gebruik is een aanvullend surpluspercentage i) van 8 % van toepassing dat wordt toegepast op de waarde van de schuldbewijzen in de kredietkwaliteitcategorieën 1 en 2, en ii) van 12 % toegepast op de waarde van de schuldbewijzen in de kredietkwaliteitscategorie 3;

▼M2

c) binnen het kader van punt b), betekent „eigen gebruik” hetzelfde als in artikel 3, lid 2, onder a);

▼B

d) indien het in punt b) bedoelde aanvullende surpluspercentage ten aanzien van de onderpandbeheersystemen van de NCB, triparty-agent of T2S-automatischezekerheidsstellingsfaciliteit niet kan worden toegepast, wordt in dergelijke systemen of in een dergelijk platform het aanvullende surpluspercentage toegepast op de gehele emissiewaarde van de gedekte obligaties voor eventueel eigen gebruik.

Artikel 5

Op beleenbare niet-verhandelbare activa toegepaste surpluspercentages

▼M2

1.  Op individuele kredietvorderingen zijn specifieke surpluspercentages van toepassing waarvan de vaststelling afhankelijk is van de restlooptijd, kredietkwaliteitscategorie, de couponstructuur en de door de NCB toegepaste waarderingsmethode, zoals bedoeld in tabel 3 in de bijlage bij dit richtsnoer.

2.  Een rente wordt behandeld als variabel indien zij is gekoppeld aan een referentierente en de vaststellingsperiode in verband met deze betaling hoogstens één jaar is. Rentebetalingen met een vaststellingsperiode van langer dan één jaar worden behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering de voor het surpluspercentage relevante looptijd is.

▼B

3.  Het surpluspercentage voor een kredietvordering met meer dan één type rentebetaling wordt uitsluitend bepaald op grond van de rentebetalingen gedurende de restlooptijd van de kredietvordering. Indien er gedurende de restlooptijd van de kredietvordering meer dan één type rentebetaling is, worden de resterende rentebetalingen behandeld als vastrentende instrumenten, waarbij de restlooptijd van de kredietvordering de voor het surpluspercentage relevante looptijd is.

4.  Voor kredietvorderingen met nulcoupons is dienovereenkomstig een surpluspercentage voor kredietvorderingen met een vaste rentevoet van toepassing.

▼M2

5.  Op niet-verhandelbare retailschuldbewijzen met hypothecair onderpand is een surpluspercentage van 31,5 % van toepassing.

▼B

6.  Op termijndeposito's zijn geen surpluspercentages van toepassing.

▼M1

7.  Op iedere onderliggende kredietvordering in de coverpool van door niet-verhandelbare schuldbewijzen gedekte beleenbare kredietvorderingen (hierna „DECC” genoemd) is op individueel niveau een surpluspercentage van toepassing volgens de hierboven in leden 1 tot en met 4 bedoelde regels. De totale waarde van de onderliggende kredietvorderingen in de coverpool is na de toepassing van het surpluspercentage steeds gelijk aan of hoger dan de waarde van de uitstaande DECC-hoofdsom. De DECC wordt niet-beleenbaar geacht, indien de totale waarde lager uitvalt dan de in de vorige zin bedoelde drempel.

▼B

Artikel 6

Inwerkingtreding en implementatie

1.  Dit richtsnoer wordt van kracht op de dag van kennisgeving aan de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

2.  De nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten nemen de nodige maatregelen om te voldoen aan dit richtsnoer en passen die maatregelen met ingang van 25 januari 2016 toe. Zij stellen de ECB uiterlijk op 5 januari 2016 in kennis van de met die maatregelen verband houdende teksten en middelen.

Artikel 7

Geadresseerden

Dit besluit is gericht tot de nationale centrale banken van de eurogebiedlidstaten.

▼M1




BIJLAGE



Tabel 1

Surpluspercentagecategorieën voor beleenbare verhandelbare activa op basis van het emittenttype en/of activumtype

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

Categorie V

door centrale overheden uitgegeven schuldbewijzen

ECB-schuldbewijzen

door nationale centrale banken (NCB's) voor de aannemingsdatum van de euro in hun respectieve lidstaat uitgegeven schuldbewijzen

door lokale en regionale overheden uitgegeven schuldbewijzen

schuldbewijzen uitgegeven door entiteiten die het Eurosysteem als agentschap heeft ingedeeld

door multilaterale ontwikkelingsbanken en internationale organisaties uitgegeven schuldbewijzen

Icbe's-conforme gedekte obligaties van het Jumbo-type

icbe's-conforme gedekte obligaties, met uitzondering van icbe-conforme gedekte obligaties van het Jumbo-type

overige gedekte obligaties

door niet-financiële vennootschappen en vennootschappen in de overheidssector uitgegeven schuldbewijzen

door kredietinstellingen uitgegeven ongedekte schuldbewijzen

door financiële vennootschappen, m.u.v. kredietinstellingen, uitgegeven ongedekte schuldinstrumenten

effecten op onderpand van activa

▼M2



Tabel 2

Op beleenbare verhandelbare activa in surpluspercentagecategorieën I tot en met IV toegepaste surpluspercentageniveaus

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (1)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

Categorieën 1 en 2

0-1

0,5

0,5

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

7,5

7,5

7,5

1-3

1,0

2,0

0,5

1,5

2,5

1,0

2,0

3,0

1,0

10,0

10,5

7,5

3-5

1,5

2,5

0,5

2,5

3,5

1,0

3,0

4,5

1,0

13,0

13,5

7,5

5-7

2,0

3,0

1,0

3,5

4,5

1,5

4,5

6,0

2,0

14,5

15,5

10,0

7-10

3,0

4,0

1,5

4,5

6,5

2,5

6,0

8,0

3,0

16,5

18,0

13,0

> 10

5,0

7,0

2,0

8,0

10,5

3,5

9,0

13,0

4,5

20,0

25,5

14,5

 

Surpluspercentagecategorieën

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (1)

Categorie I

Categorie II

Categorie III

Categorie IV

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

vastrentende coupon

nulcoupon

variabele coupon

Categorie 3

0-1

6,0

6,0

6,0

7,0

7,0

7,0

8,0

8,0

8,0

13,0

13,0

13,0

1-3

7,0

8,0

6,0

9,5

13,5

7,0

12,0

15,0

8,0

22,5

25,0

13,0

3-5

9,0

10,0

6,0

13,5

18,5

7,0

16,5

22,0

8,0

28,0

32,5

13,0

5-7

10,0

11,5

7,0

14,0

20,0

9,5

18,5

26,0

12,0

30,5

35,0

22,5

7-10

11,5

13,0

9,0

16,0

24,5

13,5

19,0

28,0

16,5

31,0

37,0

28,0

> 10

13,0

16,0

10,0

19,0

29,5

14,0

19,5

30,0

18,5

31,5

38,0

30,5

(*1)   D.w.z. [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

▼M1



Tabel 2 bis

Op beleenbare verhandelbare activa in surpluspercentagecategorie V toegepaste surpluspercentageniveaus

 

 

Categorie V

Kredietkwaliteit

Gewogen gemiddelde restlooptijd (WAL) (1)

Surpluspercentage

Categorieën 1 en 2 (AAA tot en met A-)

[0-1)

4,0

[1-3)

4,5

[3-5)

5,0

[5-7)

9,0

[7-10)

13,0

[10,∞)

20,0

(*1)   I.e. [0-1) WAL korter dan één jaar, [1-3) WAL gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.

▼M2



Tabel 3

Op beleenbare kredietvorderingen met vaste of variabele rente toegepaste surpluspercentageniveaus

 

Waarderingsmethode

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (1)

Vaste rente en een waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Variabele rente en een waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en een waardering overeenkomstig het door de NCB toegewezen uitstaande bedrag

Variabele rente en een waardering overeenkomstig het door de NCB toegewezen uitstaande bedrag

Categorieën 1 en 2 (AAA tot en met A-)

0-1

10,0

10,0

12,0

12,0

1-3

12,0

10,0

16,0

12,0

3-5

14,0

10,0

21,0

12,0

5-7

17,0

12,0

27,0

16,0

7-10

22,0

14,0

35,0

21,0

> 10

30,0

17,0

45,0

27,0

 

Waarderingsmethode

Kredietkwaliteit

Restlooptijd (jaren) (1)

Vaste rente en een waardering op basis van een door de NCB toegekende theoretische koers

Variabele rente en een waardering op basis van een door de NCB toegewezen theoretische koers

Vaste rente en een waardering overeenkomstig het door de NCB toegewezen uitstaande bedrag

Variabele rente en een waardering overeenkomstig het door de NCB toegewezen uitstaande bedrag

Categorie 3 (BBB+ tot en met BBB-)

0-1

17,0

17,0

19,0

19,0

1-3

28,5

17,0

33,5

19,0

3-5

36,0

17,0

45,0

19,0

5-7

37,5

28,5

50,5

33,5

7-10

38,5

36,0

56,5

45,0

> 10

40,0

37,5

63,0

50,5

(*1)   D.w.z. [0-1) restlooptijd korter dan één jaar, [1-3) restlooptijd gelijk aan of langer dan één jaar en korter dan drie jaar enz.