02014R0702 — NL — 10.12.2020 — 003.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 702/2014 VAN DE COMMISSIE van 25 juni 2014 (PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) 2017/1084 VAN DE COMMISSIE van 14 juni 2017 |
L 156 |
1 |
20.6.2017 |
|
VERORDENING (EU) 2019/289 VAN DE COMMISSIE van 19 februari 2019 |
L 48 |
1 |
20.2.2019 |
|
VERORDENING (EU) 2020/2008 VAN DE COMMISSIE van 8 december 2020 |
L 414 |
15 |
9.12.2020 |
VERORDENING (EU) Nr. 702/2014 VAN DE COMMISSIE
van 25 juni 2014
waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard
INHOUDSOPGAVE |
|
HOOFDSTUK I |
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN |
HOOFDSTUK II |
PROCEDURELE VEREISTEN |
HOOFDSTUK III |
CATEGORIEËN STEUN |
Afdeling 1: |
Steun voor kmo's die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten |
Afdeling 2: |
Steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven |
Afdeling 3: |
Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen in de landbouwsector |
Afdeling 4: |
Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector |
Afdeling 5: |
Steun voor de bosbouw |
Afdeling 6: |
Steun voor kmo's in plattelandsgebieden die uit het Elfpo wordt gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen wordt toegekend |
HOOFDSTUK IV: |
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN |
HOOFDSTUK I
GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op de volgende categorieën steun:
steun ten behoeve van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (kmo's):
die actief zijn in de landbouwsector, met name de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten, met uitzondering van de artikelen 14, 15, 16, 18 en 23 en de artikelen 25 tot en met 28, die alleen van toepassing zijn op kmo's die in de primaire landbouwproductie actief zijn;
voor activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen, voor zover dergelijke steun overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 wordt toegekend en hetzij uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) wordt gecofinancierd, hetzij in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen wordt toegekend;
steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven;
steun voor het herstel van de schade als gevolg van natuurrampen in de landbouwsector;
steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector;
steun voor de bosbouw.
Deze verordening is niet van toepassing op steun voor:
de bosbouwsector die niet uit het Elfpo wordt gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen wordt toegekend, met uitzondering van de artikelen 31, 38, 39 en 43;
kmo's, voor activiteiten die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen, als die steun niet uit het Elfpo wordt gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen wordt toegekend.
Deze verordening is niet van toepassing op:
steunregelingen op grond van de artikelen 17, 32 en 33, artikel 34, lid 5, onder (a) tot en met (c), en de artikelen 35, 40, 41 en 44 van deze verordening indien het gemiddelde jaarlijkse budget aan staatssteun meer dan 150 miljoen EUR bedraagt, vanaf zes maanden na de inwerkingtreding ervan. De Commissie kan, nadat zij een beoordeling heeft gemaakt van het door de betrokken lidstaat binnen 20 werkdagen na de inwerkingtreding van de regeling bij de Commissie aangemelde evaluatieontwerp, besluiten dat deze verordening voor een langere periode op deze steunregelingen van toepassing blijft;
aanpassingen van de in lid 4, onder (a), van dit artikel bedoelde regelingen, met uitzondering van wijzigingen die geen invloed kunnen hebben op de verenigbaarheid van de steunregeling krachtens deze verordening of die de inhoud van het goedgekeurde evaluatieontwerp niet aanzienlijk kunnen veranderen;
steun voor activiteiten die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten, namelijk rechtstreeks aan uitgevoerde hoeveelheden gekoppelde steun, steun voor de oprichting en exploitatie van een distributienet of steun voor andere lopende kosten in verband met exportactiviteiten;
steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten.
Met uitzondering van artikel 30 is deze verordening niet van toepassing op:
steunregelingen die niet uitdrukkelijk voorzien in uitsluiting van betaling van individuele steun aan ondernemingen ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat als gevolg van een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;
ad-hocsteun aan een onder a) bedoelde onderneming.
Deze verordening is niet van toepassing op steun voor ondernemingen in moeilijkheden, met uitzondering van:
steun voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade overeenkomstig artikel 30, steun voor de kosten van de uitroeiing van dierziekten overeenkomstig artikel 26, lid 8, en steun voor het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren overeenkomstig artikel 27, lid 1, onder (c), (d) en (e);
steun voor de volgende gebeurtenissen, op voorwaarde dat de onderneming een onderneming in moeilijkheden is geworden ten gevolge van verliezen of schade als gevolg van de gebeurtenis in kwestie:
steun ter compensatie van verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld overeenkomstig artikel 25;
steun voor de kosten van de uitroeiing van plantenplagen en voor het herstel van schade als gevolg van dierziekten en plantenplagen overeenkomstig artikel 26, leden 8 en 9;
steun voor het herstel van schade aan bossen als gevolg van branden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, andere ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen, rampzalige gebeurtenissen en aan de klimaatverandering gerelateerde gebeurtenissen in overeenstemming met artikel 34, lid 5, onder (d);
steun voor ondernemingen die op 31 december 2019 niet in moeilijkheden verkeerden, maar in moeilijkheden kwamen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 30 juni 2021.
Deze verordening is niet van toepassing op steun die, op zich, door de daaraan verbonden voorwaarden of de toegepaste financieringswijze tot een daaraan onlosmakelijk verbonden schending van het Unierecht leidt, met name:
steun waarbij aan de steunverlening de verplichting voor de begunstigde verbonden is om zijn hoofdkantoor in de betrokken lidstaat te hebben of om voornamelijk in die lidstaat te zijn gevestigd;
steun waarbij aan de steunverlening de verplichting voor de begunstigde is verbonden om binnenlands geproduceerde goederen of binnenlandse diensten te gebruiken;
steun die beperkingen stelt aan de mogelijkheden voor de begunstigden om de resultaten van onderzoek, ontwikkeling en innovatie in andere lidstaten te exploiteren.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(1) |
„steun” of „steunmaatregel” : elke maatregel die aan alle criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoet; |
(2) |
„kmo's” of „kleine, middelgrote en micro-ondernemingen” : bedrijven die voldoen aan de criteria van bijlage I; |
(3) |
„landbouwsector” : alle ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking en de afzet van landbouwproducten; |
(4) |
„landbouwproduct” : de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, met uitzondering van de visserij- en aquacultuurproducten die zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ); |
(5) |
„primaire landbouwproductie” : de productie van in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt; |
(6) |
„verwerking van landbouwproducten” : elke bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat nog steeds een landbouwproduct is, met uitzondering van activiteiten op het landbouwbedrijf die nodig zijn om een dierlijk of plantaardig product klaar te maken voor de eerste verkoop; |
(7) |
„afzet van landbouwproducten” : het in voorraad hebben of uitstallen met het oog op het verkopen, te koop aanbieden, leveren of op enige andere wijze verhandelen, met uitzondering van de eerste verkoop door een primaire producent aan wederverkopers of verwerkingsbedrijven en alle activiteiten waarmee een product voor een dergelijke eerste verkoop wordt voorbereid; verkoop door een primaire producent aan eindverbruikers wordt als afzet van landbouwproducten beschouwd indien die verkoop plaatsvindt in speciaal daarvoor bestemde afzonderlijke ruimten; |
(8) |
„landbouwbedrijf” : een eenheid die grond, gebouwen en voorzieningen omvat die voor de primaire landbouwproductie worden gebruikt; |
(9) |
„natuurrampen” : aardbevingen, lawines, grondverschuivingen en overstromingen, tornado's, orkanen, vulkaanuitbarstingen en natuurbranden van natuurlijke oorsprong; |
(10) |
„steunregeling” : elk besluit op grond waarvan aan ondernemingen die in het besluit op algemene en abstracte wijze zijn omschreven, individuele steun kan worden toegekend zonder dat hiervoor nog uitvoeringsmaatregelen vereist zijn, alsmede elk besluit op grond waarvan steun die niet aan een specifiek project is gebonden, voor onbepaalde tijd en voor een onbepaald bedrag aan één of meer ondernemingen kan worden toegekend; |
(11) |
„evaluatieontwerp” : een document dat ten minste de volgende elementen bevat: de doelstellingen van de te evalueren steunregeling; de evaluatievragen; de resultaatindicatoren; de bij het uitvoeren van de evaluatie te hanteren methodiek; de vereisten inzake gegevensverzameling; het voor de evaluatie geplande tijdschema, met onder meer de datum voor het indienen van het eindevaluatierapport; de beschrijving van de onafhankelijke instantie die de evaluatie uitvoert of de criteria die voor de selectie van die instantie zullen worden gebruikt, en de wijze waarop die evaluatie zal worden bekendgemaakt; |
(12) |
„individuele steun” :
a)
ad-hocsteun, en
b)
steun die op grond van een steunregeling aan individuele begunstigden wordt toegekend; |
(13) |
„ad-hocsteun” : steun die niet op grond van een steunregeling wordt toegekend; |
(14) |
„onderneming in moeilijkheden” : een onderneming ten aanzien waarvan zich ten minste één van de volgende omstandigheden voordoet:
a)
in het geval van een vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van haar geplaatste aandelenkapitaal door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Dit is het geval wanneer het in mindering brengen van de opgebouwde verliezen op de reserves (en alle andere elementen die doorgaans worden beschouwd als een onderdeel van het eigen vermogen van de onderneming), een negatief totaalbedrag oplevert dat groter is dan de helft van het geplaatste aandelenkapitaal. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „vennootschap met beperkte aansprakelijkheid” met name de rechtsvormen van ondernemingen bedoeld die zijn vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ), en omvat „aandelenkapitaal” ook het eventuele agio;
b)
in het geval van een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming (niet zijnde een kmo die minder dan drie jaar bestaat): wanneer meer dan de helft van het eigen vermogen, zoals in de jaarrekening van de vennootschap wordt vermeld, door de opgebouwde verliezen is verdwenen. Voor de toepassing van deze bepaling worden met „een onderneming waarin ten minste een aantal van de vennoten onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de onderneming” met name de in bijlage II bij Richtlijn 2013/34/EU bedoelde rechtsvormen van ondernemingen bedoeld;
c)
wanneer tegen de onderneming een collectieve insolventieprocedure loopt of de onderneming volgens het nationale recht aan de criteria voldoet om, op verzoek van haar schuldeisers, aan een collectieve insolventieprocedure te worden onderworpen;
d)
wanneer de onderneming reddingssteun heeft ontvangen en de lening nog niet heeft terugbetaald of de garantie nog niet heeft beëindigd, dan wel herstructureringssteun heeft ontvangen en nog steeds in een herstructureringsplan zit;
e)
in het geval van een onderneming die geen kmo is: wanneer de afgelopen twee jaar:
i)
de verhouding tussen het vreemd vermogen en het eigen vermogen van de onderneming, volgens de boekhouding van de onderneming, meer dan 7,5 bedroeg, en
ii)
de op basis van de EBITDA bepaalde rentedekkingsgraad van de onderneming lager lag dan 1,0; |
(15) |
„gestorven dieren” : dieren die op een landbouwbedrijf of bedrijfslocatie of tijdens transport zijn gedood door euthanasie met of zonder definitieve diagnose of die daar zijn gestorven, met inbegrip van doodgeboren en ongeboren dieren, maar niet voor menselijke consumptie zijn geslacht; |
(16) |
„ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld” : ongunstige weersomstandigheden zoals vorst, storm, hagel, ijs, hevige of aanhoudende regen of ernstige droogte die leiden tot een verlies van meer dan 30 % van de gemiddelde productie berekend op basis van:
a)
de productie in de voorafgaande drie jaren, of
b)
de gemiddelde productie van drie van de voorafgaande vijf jaren, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend; |
(17) |
„andere ongunstige weersomstandigheden” : ongunstige weersomstandigheden die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 2, punt 16, van deze verordening; |
(18) |
„plantenplaag” : schadelijke organismen als omschreven in artikel 2, lid 1, onder (e), van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad ( 3 ); |
(19) |
„rampzalige gebeurtenis” : een door menselijke activiteit veroorzaakte onvoorziene gebeurtenis van biotische of abiotische aard die tot belangrijke verstoringen van de bosstructuren leidt, en uiteindelijk belangrijke economische schade aan de bosbouwsector veroorzaakt; |
(20) |
„brutosubsidie-equivalent” : het bedrag van de steun indien die in de vorm van een subsidie aan de begunstigde was toegekend, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen; |
(21) |
„materiële activa” : activa bestaande uit gronden, gebouwen en installaties, machines en uitrusting; |
(22) |
„immateriële activa” : fysiek of financieel niet-tastbare activa, zoals octrooien, licenties, knowhow of andere intellectuele-eigendomsrechten; |
(23) |
„boslandbouwsystemen” : systemen voor grondgebruik waarbij de teelt van bomen wordt gecombineerd met landbouw op dezelfde grond; |
(24) |
„terugbetaalbaar voorschot” : een lening voor een project die in één of meer tranches wordt betaald en waarbij de voorwaarden voor terugbetaling afhangen van de uitkomst van het project; |
(25) |
„start van de werkzaamheden in het kader van het project of de activiteit” : afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt, hetzij de start van de activiteiten of de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de investering, hetzij de eerste juridisch bindende toezegging om uitrusting te bestellen of een beroep op diensten te doen, hetzij een andere toezegging die het project of de activiteit onomkeerbaar maakt; de aankoop van gronden en voorbereidende werkzaamheden zoals het verkrijgen van vergunningen en de uitvoering van haalbaarheidsstudies worden niet als start van de werkzaamheden of activiteiten beschouwd; |
(26) |
„grote ondernemingen” : ondernemingen die niet aan de aan de in bijlage I vastgestelde criteria voldoen; |
(27) |
„fiscale vervolgregeling” : een regeling in de vorm van belastingvoordelen die een gewijzigde versie is van een reeds bestaande regeling in de vorm van belastingvoordelen en die deze vervangt; |
(28) |
„steunintensiteit” : het brutosteunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten, vóór aftrek van belastingen of andere heffingen; |
(29) |
„datum van de toekenning van de steun” : de datum waarop de wettelijke aanspraak om steun te ontvangen, krachtens de nationale wettelijke regeling aan de begunstigde wordt verleend; |
(30) |
„Unienorm” : verplichte, in de wetgeving van de Unie vastgestelde norm die het niveau aangeeft dat de individuele ondernemingen moeten halen, met name wat milieu, hygiëne en dierenwelzijn betreft; op Unieniveau vastgestelde normen of doelstellingen die bindend zijn voor de lidstaten, maar niet voor individuele ondernemingen, worden evenwel niet als Unienormen beschouwd; |
(31) |
„plattelandsontwikkelingsprogramma” : programma voor plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1305/2013; |
(32) |
„niet-productieve investering” : investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf; |
(33) |
„investeringen om aan een Unienorm te voldoen” : investeringen die worden gedaan om na het verstrijken van de in de wetgeving van de Unie vastgestelde overgangsperiode aan een Unienorm te voldoen; |
(34) |
„jonge landbouwer” : persoon die op de datum van indiening van de steunaanvraag niet ouder is dan 40 jaar, over adequate vakbekwaamheid en deskundigheid beschikt en zich voor het eerst op een landbouwbedrijf vestigt als bedrijfshoofd van dat bedrijf; |
(35) |
„ultraperifere gebieden” : de in artikel 349, eerste alinea, van het Verdrag genoemde gebieden; |
(36) |
„kleinere eilanden in de Egeïsche Zee” : de kleinere eilanden als bedoeld in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ); |
(37) |
„minder ontwikkelde regio's” : regio's waarvan het bruto binnenlands product (bbp) per inwoner minder dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27 bedraagt; |
(38) |
„EU- 25” : de 25 lidstaten van de Unie die in mei 2005 lidstaat van de Unie waren; |
(39) |
„EU- 27” : de 27 lidstaten van de Unie die in januari 2007 lidstaat van de Unie waren; |
(40) |
„kapitaalwerken” : werkzaamheden die door de landbouwer zelf of door de werknemers van de landbouwer worden uitgevoerd en activa creëren; |
(41) |
„biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen” : biobrandstoffen die zijn geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen als omschreven in het voorstel van de Commissie voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG betreffende de kwaliteit van benzine en van dieselbrandstof en tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen ( 5 ); |
(42) |
„actieve landbouwer” : een actieve landbouwer in de zin van artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ); |
(43) |
„producentengroepering en -organisatie” : een groepering of organisatie die is opgericht om:
a)
de productie en de output van de producenten die van die groeperingen of organisaties lid zijn, aan te passen aan de markteisen, of
b)
goederen gezamenlijk op de markt te brengen, met inbegrip van de voorbereiding voor de verkoop, de centralisatie van de verkoop en de levering aan bulkkopers, of
c)
gemeenschappelijke regels vast te stellen voor de verstrekking van informatie over de productie, en vooral over de oogst en de beschikbaarheid van producten, of
d)
andere activiteiten die door producentengroeperingen of -organisaties kunnen worden verricht, uit te voeren, zoals de ontwikkeling van bedrijfsvoerings- en marketingvaardigheden en de organisatie en vergemakkelijking van innovatieprocessen; |
(44) |
„vaste kosten die voortvloeien uit de deelname aan kwaliteitsregelingen” : de kosten die worden gemaakt om tot een kwaliteitsregeling waarvoor steun wordt verleend, toe te treden en de jaarlijkse bijdrage voor deelname aan die kwaliteitsregeling, inclusief, in voorkomend geval, de kosten van de controles die nodig zijn om te verifiëren of het productdossier wordt nageleefd; |
(45) |
„advies” : de volledige advisering in het kader van een en hetzelfde contract; |
(46) |
„lid van een landbouwhuishouden” : een natuurlijke of rechtspersoon dan wel een groep natuurlijke of rechtspersonen, ongeacht de rechtspositie van de groep en haar leden volgens het nationale recht, uitgezonderd werknemers in de landbouw; |
(47) |
„kosten van TSE- en BSE-tests (TSE = overdraagbare spongiforme encefalopathie; BSE = boviene spongiforme encefalopathie)” : alle kosten, met inbegrip van die van testkits en van het nemen, vervoeren, testen, opslaan en vernietigen van monsters, die noodzakelijk zijn voor bemonstering en laboratoriumonderzoek overeenkomstig hoofdstuk C van bijlage X bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ); |
(48) |
„stamboek” : elk boek, register, kaartsysteem of elke informatiedrager:
a)
bijgehouden door een organisatie of vereniging van veefokkers die officieel is erkend in de lidstaat waarin deze organisatie of vereniging van fokkers is opgericht, en
b)
waarin raszuivere dieren van een bepaald ras met vermelding van hun voorgeslacht worden ingeschreven of geregistreerd; |
(49) |
„beschermd dier” : elk dier dat bij wetgeving van de Unie of nationale wetgeving beschermd is; |
(50) |
„organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding” : een entiteit (zoals universiteiten of onderzoeksinstellingen, agentschappen voor technologieoverdracht, innovatie-intermediairs, entiteiten voor fysieke of virtuele onderzoeksgerichte samenwerking), ongeacht haar rechtsvorm (publiek- of privaatrechtelijke organisatie) of financieringswijze, die zich in hoofdzaak bezighoudt met het onafhankelijk verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling, of met het breed verspreiden van de resultaten van die activiteiten door middel van onderwijs, publicaties of kennisoverdracht. Wanneer dit soort entiteit ook economische activiteiten uitoefent, moet met betrekking tot de financiering van, de kosten van en de inkomsten uit die economische activiteiten een gescheiden boekhouding worden gevoerd. Ondernemingen die invloed op dit soort entiteit kunnen uitoefenen in hun hoedanigheid van bijvoorbeeld aandeelhouders of leden, mogen geen preferente toegang tot de onderzoekscapaciteit van deze entiteit of tot de door haar verkregen onderzoeksresultaten genieten; |
(51) |
„arm's length” : de voorwaarden van de transactie tussen de contractpartijen wijken niet af van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen en behelzen geen enkele vorm van heimelijke verstandhouding. Iedere transactie die voortvloeit uit een open, transparante en onvoorwaardelijke procedure wordt geacht te voldoen aan het arm's length-beginsel; |
(52) |
„snelgroeiende bomen” : bos met korte omlooptijd waarvoor de minimumperiode voordat de bomen mogen worden geveld, minstens 8 jaar bedraagt en de maximumperiode voordat de bomen mogen worden geveld, ten hoogste 20 jaar bedraagt; |
(53) |
„bomen voor hakhout met korte omlooptijd” : door de lidstaten te bepalen boomsoorten van GN-code 06 02 9041, bestaande uit meerjarige houtgewassen waarvan de wortelstokken of stronken na de oogst in de grond blijven en die in het daaropvolgende seizoen nieuwe scheuten vormen en waarvan de maximale omlooptijd door de lidstaten wordt vastgesteld; |
(54) |
„transactiekosten” : extra kosten die verband houden met het nakomen van een verbintenis, maar niet rechtstreeks kunnen worden toegeschreven aan de uitvoering van die verbintenis, noch vervat zijn in de kosten of gederfde inkomsten die rechtstreeks worden gecompenseerd en die op basis van standaardkosten berekend kunnen worden; |
(55) |
„andere grondbeheerder” : een onderneming die grond beheert, maar geen onderneming is die actief is in de landbouwsector; |
(56) |
„verwerking van landbouwproducten tot niet-landbouwproducten” : elke bewerking van een landbouwproduct die een product oplevert dat niet wordt vermeld in bijlage I bij het Verdrag; |
(57) |
„a-gebieden” : gebieden die voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 op een goedgekeurde regionalesteunkaart zijn aangewezen met het oog op de toepassing van artikel 107, lid 3, onder (a), van het Verdrag; |
(58) |
„c-gebieden” : gebieden die voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 op een goedgekeurde regionalesteunkaart zijn aangewezen met het oog op de toepassing van artikel 107, lid 3, onder (c), van het Verdrag; |
(59) |
„dunbevolkte gebieden” : gebieden die door de Commissie als dusdanig zijn erkend in de individuele besluiten betreffende regionalesteunkaarten voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020; |
(60) |
„NUTS 3-regio” : een regio die is afgebakend op niveau 3 van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ); |
(61) |
„niet vooraf vastliggende c-gebieden” : gebieden die een lidstaat naar eigen inzicht als c-gebied aanwijst, op voorwaarde dat de lidstaat aantoont dat die gebieden voldoen aan bepaalde sociaaleconomische criteria en dat zij voor de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2020 op een goedgekeurde regionalesteunkaart zijn aangewezen met het oog op de toepassing van artikel 107, lid 3, onder (c), van het Verdrag; |
(62) |
„voormalige a-gebieden” : gebieden die voor de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 juni 2014 op een goedgekeurde regionalesteunkaart als a-gebied zijn aangewezen; |
(63) |
„levensmiddelen” : levensmiddelen die geen landbouwproducten zijn en die zijn vermeld in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 9 ). |
Artikel 3
Vrijstellingsvoorwaarden
Steunregelingen, in het kader van steunregelingen toegekende individuele steun en ad-hocsteun zijn verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 2 of lid 3, van het Verdrag en zijn vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag mits die steun voldoet aan alle in hoofdstuk I van deze verordening vastgestelde voorwaarden en aan de in hoofdstuk III van deze verordening vastgestelde voorwaarden voor de betrokken steuncategorie.
Artikel 4
Aanmeldingsdrempels
Deze verordening geldt niet voor individuele steun waarvan het brutosubsidie-equivalent de volgende drempels overschrijdt:
steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële activa of immateriële activa op landbouwbedrijven, als bedoeld in artikel 14: 500 000 EUR per onderneming per investeringsproject;
steun voor investeringen in verband met de verplaatsing van een landbouwbedrijfsgebouw die resulteert in modernisering van de voorzieningen of verhoging van de productiecapaciteit, als bedoeld in artikel 16, lid 4: 500 000 EUR per onderneming per investeringsproject;
steun voor investeringen in verband met de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten, als bedoeld in artikel 17: 7,5 miljoen EUR per onderneming per investeringsproject;
steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven, als bedoeld in artikel 29: 500 000 EUR per onderneming per investeringsproject;
steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector, als bedoeld in artikel 31: 7,5 miljoen EUR per project;
steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden, als bedoeld in artikel 32: 7,5 miljoen EUR per aanlegproject;
steun voor boslandbouwsystemen, als bedoeld in artikel 33: 7,5 miljoen EUR per project voor de aanleg van boslandbouwsystemen;
steun voor investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen, als bedoeld in artikel 35: 7,5 miljoen EUR per investeringsproject;
steun voor infrastructuurinvesteringen voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van de bosbouwsector, als bedoeld in artikel 40: 7,5 miljoen EUR per investeringsproject;
steun voor investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, mobilisering en afzet van bosbouwproducten, als bedoeld in artikel 41: 7,5 miljoen EUR per investeringsproject;
steun voor investeringen voor de verwerking van landbouwproducten tot niet-landbouwproducten of de katoenproductie, als bedoeld in artikel 44: 7,5 miljoen EUR per investeringsproject.
Artikel 5
Transparantie van steun
De volgende categorieën steun worden als transparante steun beschouwd:
steun in de vorm van subsidies en rentesubsidies;
steun in de vorm van leningen indien voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent het op het tijdstip van de steunverlening geldende referentiepercentage is gebruikt;
steun in de vorm van garanties:
wanneer het brutosubsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die in een mededeling van de Commissie zijn vastgesteld, of
wanneer, voorafgaand aan de tenuitvoerlegging van de maatregel, de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van de garantie door de Commissie is aanvaard op grond van de mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties, of een mededeling die deze vervangt, na aanmelding van die methode bij de Commissie op grond van een op staatssteungebied door de Commissie vastgestelde verordening die op dat moment van toepassing is, en de goedgekeurde methode uitdrukkelijk is toegespitst op het soort garanties en het soort onderliggende transacties die in het kader van de toepassing van deze verordening in het geding zijn;
steun in de vorm van belastingvoordelen wanneer de maatregel voorziet in een maximum dat garandeert dat de toepasselijke drempel niet wordt overschreden;
steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten als het totale nominale bedrag van het terugbetaalbare voorschot niet groter is dan de krachtens deze verordening toepasselijke drempels of als, vóór de tenuitvoerlegging van de maatregel, de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent van het terugbetaalbare voorschot na aanmelding bij de Commissie is aanvaard.
Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende categorieën steun niet als transparant beschouwd:
steun in de vorm van kapitaalinjecties;
steun in de vorm van risicofinancieringsmaatregelen.
Artikel 6
Stimulerend effect
Steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben als de begunstigde ervan, voordat de werkzaamheden in het kader van het project of de activiteit zijn gestart, bij de betrokken lidstaat een schriftelijke steunaanvraag heeft ingediend. De steunaanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
de naam en de grootte van de onderneming;
een beschrijving van het project of de activiteit, met inbegrip van de start- en einddatum;
de plaats van het project of de activiteit;
een lijst van de in aanmerking komende kosten;
soort overheidsfinanciering (subsidie, lening, garantie, terugbetaalbaar voorschot of een andere vorm) en bedrag daarvan die nodig zijn voor het project of de activiteit.
Ad-hocsteun voor grote ondernemingen wordt geacht een stimulerend effect te hebben als de lidstaat er niet alleen op heeft toegezien dat aan de in lid 2 vastgestelde voorwaarde is voldaan, maar zich er ook, voordat hij de betrokken ad-hocsteun heeft toegekend, van heeft vergewist dat uit door de begunstigde opgestelde documentatie blijkt dat de steun zal leiden tot één of meer van het onderstaande:
een wezenlijke toename van de reikwijdte van het project of de activiteit als gevolg van de steun;
een wezenlijke toename, als gevolg van de steun, van het totale bedrag dat de begunstigde aan het project of de activiteit besteedt;
een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het betrokken project of de betrokken activiteit wordt voltooid;
in het geval van ad-hocinvesteringssteun, dat, zonder de steun, het project niet als dusdanig in het betrokken plattelandsgebied zou zijn uitgevoerd of het voor de begunstigde in het betrokken plattelandsgebied onvoldoende winstgevend zou zijn geweest.
In afwijking van de leden 2 en 3 worden maatregelen in de vorm van belastingvoordelen geacht een stimulerend effect te hebben als de volgende voorwaarden zijn vervuld:
de maatregel vestigt overeenkomstig objectieve criteria een aanspraak op steun zonder dat de lidstaat nog een beoordelingsbevoegdheid uitoefent, en
de maatregel is goedgekeurd en is in werking getreden voordat de werkzaamheden aan het project of de activiteit zijn begonnen, behalve in het geval van fiscale vervolgregelingen, waar de activiteit al onder de vroegere regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel.
In afwijking van de leden 2, 3 en 4 hoeven de volgende categorieën steun geen stimulerend effect te hebben of worden zij geacht dat effect te hebben:
steunregelingen voor ruilverkaveling voor zover aan de voorwaarden van artikel 15 of artikel 43 is voldaan en:
de steunregeling overeenkomstig objectieve criteria recht geeft op steun zonder dat de lidstaat nog een beoordelingsbevoegdheid uitoefent, en
de steunregeling goedgekeurd is en in werking is getreden voordat de begunstigde de in aanmerking komende kosten op grond van artikel 15 of artikel 43 heeft gemaakt;
steun voor afzetbevorderingsmaatregelen in de vorm van publicaties om landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek, mits aan de voorwaarden van artikel 24, lid 2, onder (b), is voldaan;
steun ter compensatie van verliezen als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, mits aan de voorwaarden van artikel 25 is voldaan;
steun ter compensatie van de kosten van de uitroeiing van dierziekten en plantenplagen en voor verliezen als gevolg van die dierziekten of plantenplagen, mits aan de voorwaarden van artikel 26, leden 9 en 10, is voldaan;
steun om de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren te dekken, mits aan de voorwaarden van artikel 27, lid 1, onder (c), (d) en (e), is voldaan;
steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven overeenkomstig artikel 29;
steun voor het herstel van de door natuurrampen veroorzaakte schade, mits aan de voorwaarden van artikel 30 is voldaan;
steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector, mits aan de voorwaarden van artikel 31 is voldaan;
steun voor het herstel van schade aan bossen als gevolg van branden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen, dierziekten, rampzalige gebeurtenissen en aan de klimaatverandering gerelateerde gebeurtenissen overeenkomstig artikel 34, lid 5, onder (d), mits aan de voorwaarden van artikel 34 is voldaan;
steun voor actieve landbouwers die aan een kwaliteitsregeling voor katoen of levensmiddelen deelnemen, mits aan de voorwaarden van artikel 48 is voldaan.
Artikel 7
Steunintensiteit en in aanmerking komende kosten
Artikel 8
Cumulering
Steun met identificeerbare in aanmerking komende kosten die krachtens deze verordening is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag, mag worden gecumuleerd met:
andere staatssteun, zolang het bij die maatregel om andere identificeerbare in aanmerking komende kosten gaat;
andere staatssteun voor dezelfde, geheel of gedeeltelijk overlappende, in aanmerking komende kosten, mits die cumulering er niet toe leidt dat de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat krachtens deze verordening voor deze steun geldt, wordt overschreden.
Steun voor niet-identificeerbare in aanmerking komende kosten mag met andere staatssteun voor niet-identificeerbare in aanmerking komende kosten worden gecumuleerd tot de hoogste toepasselijke totale financieringsdrempel die voor de specifieke omstandigheden van elk geval door deze of een andere groepsvrijstellingsverordening of een besluit van de Commissie is vastgesteld.
Aanloopsteun voor jonge landbouwers en aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 18 van deze verordening, mag niet worden gecumuleerd met aanloopsteun voor jonge landbouwers of de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 19, lid 1, onder (a), (i) en (iii), van Verordening (EU) nr. 1305/20013, als die cumulering zou leiden tot een steunbedrag dat hoger uitkomt dan deze die in deze verordening zijn vastgesteld.
Artikel 9
Publicatie en informatie
Binnen tien werkdagen na ontvangst van die beknopte informatie stuurt de Commissie de lidstaat een ontvangstbewijs op, met een identificatienummer van de steun.
De betrokken lidstaat zorgt voor publicatie op een uitgebreide staatssteunwebsite, op nationaal of regionaal niveau, van:
de in lid 1 bedoelde beknopte informatie of een link daarnaar;
de volledige tekst van elke in lid 1 bedoelde steun, met inbegrip van de wijzigingen, of een link naar de volledige tekst;
de in bijlage III bij deze verordening bedoelde informatie over elke individuele steunverlening die betrekking heeft op meer dan:
60 000 EUR voor begunstigden die actief zijn in de primaire landbouwproductie;
500 000 EUR voor begunstigden die actief zijn in de sector verwerking van landbouwproducten, de sector afzet van landbouwproducten of de bosbouwsector, of die activiteiten uitoefenen die buiten het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen.
Voor steunregelingen in de vorm van belastingvoordelen worden die voorwaarden geacht te zijn vervuld als de lidstaten de vereiste informatie over individuele steunbedragen publiceren voor de volgende tranches in miljoen EUR:
0,06 — 0,5: alleen voor de primaire landbouwproductie;
0,5-1;
1 tot 2;
2 tot 5;
5 tot 10;
10 tot 30, en
30 en meer.
De Commissie publiceert op haar website:
de in lid 1 bedoelde beknopte informatie;
de links naar de in lid 2 bedoelde staatssteunwebsites van alle lidstaten.
Artikel 10
Voorkomen van dubbele publicatie
Als de individuele steunverlening binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1305/2013 valt en hetzij uit het Elfpo wordt gecofinancierd, hetzij in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen wordt toegekend, kan de lidstaat ervoor kiezen de individuele steunverlening niet op de in artikel 9, lid 2, van deze verordening bedoelde staatssteunwebsite te publiceren, op voorwaarde dat die individuele steunverlening reeds is bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 111, 112 en 113 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 11 ). In dat geval verwijst de lidstaat op de in artikel 9, lid 2, van deze verordening bedoelde staatssteunwebsite naar de in artikel 111 van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde website.
HOOFDSTUK II
PROCEDUREVOORSCHRIFTEN
Artikel 11
Intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling
Wanneer een lidstaat steun verleent die, naar wordt beweerd, krachtens deze verordening is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag, zonder aan de in de hoofdstukken I, II en III vastgestelde voorwaarden te voldoen, kan de Commissie, nadat zij de betrokken lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld zijn standpunt kenbaar te maken, een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat alle of sommige door de betrokken lidstaat in de toekomst vast te stellen steunmaatregelen die anders aan de voorwaarden van deze verordening zouden voldoen, bij de Commissie moeten worden aangemeld overeenkomstig artikel 108, lid 3, van het Verdrag. De aan te melden steun kan worden beperkt tot bepaalde soorten steun, tot steun ten behoeve van bepaalde begunstigden of tot steun die door bepaalde autoriteiten van de betrokken lidstaat wordt goedgekeurd.
Artikel 12
Verslaglegging
Het jaarverslag bevat ook informatie over het volgende:
dierziekten of plantenplagen als bedoeld in artikel 26;
meteorologische gegevens over type, tijdstip, relatieve omvang en locatie van de weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld zoals bedoeld in artikel 25, of natuurrampen in de landbouwsector als bedoeld in artikel 30.
Artikel 13
Monitoring
De lidstaten houden gedetailleerde dossiers bij met de informatie en de bewijsstukken die nodig zijn om aan te tonen dat alle in deze verordening vastgestelde voorwaarden zijn vervuld. Deze dossiers worden bijgehouden gedurende 10 jaar vanaf de datum waarop de ad-hocsteun is toegekend of, in het geval van een steunregeling, de laatste steun is toegekend. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie, binnen een termijn van 20 werkdagen of binnen een in het verzoek vastgestelde langere termijn, alle gegevens en bewijsstukken die de Commissie nodig acht om de toepassing van deze verordening te kunnen monitoren.
HOOFDSTUK III
CATEGORIEËN STEUN
AFDELING 1
Steun voor kmo's die actief zijn in de primaire landbouwproductie, de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten
Artikel 14
Steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële activa of immateriële activa op landbouwbedrijven
De investering is gericht op ten minste een van de volgende doelstellingen:
de verbetering van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf, met name door een verlaging van de productiekosten of de verbetering en omschakeling van de productie;
de verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn, voor zover de investering verder gaat dan de geldende Unienormen;
de aanleg en verbetering van infrastructuur in verband met de ontwikkeling, aanpassing en modernisering van de landbouw, inclusief op het gebied van de toegankelijkheid van landbouwgrond, ruilverkaveling en verbetering van land en de voorziening en besparing van energie en water;
de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen, waaronder die in verband met de staat van instandhouding van de biodiversiteit van soorten en habitats, en de vergroting van de maatschappelijke belevingswaarde van een Natura 2000-gebied of van andere systemen met hoge natuurwaarde, als bepaald in de nationale of regionale plattelandsontwikkelingsprogramma's van de lidstaten, voor zover het om niet-productieve investeringen gaat;
het herstel van het productiepotentieel dat schade heeft opgelopen door een natuurramp, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten en plantenplagen en de preventie van schade als gevolg van deze gebeurtenissen.
Indien de investering wordt gedaan voor de productie van biobrandstoffen, mag de productiecapaciteit van de productie-installaties niet groter zijn dan de hoeveelheid brandstoffen die overeenstemt met het jaarlijkse gemiddelde brandstofverbruik van het landbouwbedrijf en mogen de geproduceerde biobrandstoffen niet op de markt worden verkocht.
Als wordt geïnvesteerd voor de productie, op het landbouwbedrijf, van thermische energie en elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, mogen de productie-installaties slechts voorzien in de eigen energiebehoeften van de begunstigde en mag de productiecapaciteit van die installaties niet groter zijn dan de hoeveelheid brandstoffen die overeenstemt met het gecombineerde gemiddelde jaarlijkse energieverbruik van thermische energie en elektriciteit van het landbouwbedrijf, met inbegrip van het landbouwhuishouden. De verkoop van elektriciteit aan het net is slechts toegestaan binnen de jaarlijkse limiet van het eigen verbruik.
Wanneer de investering door meer begunstigden wordt uitgevoerd om in hun eigen behoefte aan biobrandstof en energie te voldoen, is het gemiddelde jaarlijkse verbruik de som van het gemiddelde jaarlijkse verbruik van alle begunstigden.
De investeringen in infrastructuur voor hernieuwbare energie die energie verbruikt of produceert, moeten voldoen aan minimumnormen voor energie-efficiëntie, indien dergelijke normen op nationaal niveau bestaan.
Investeringen in installaties die vooral tot doel hebben elektriciteit op te wekken uit biomassa, komen niet voor steun in aanmerking tenzij een door de lidstaten te bepalen minimumpercentage aan warmte-energie wordt gebruikt.
De lidstaten stellen voor de verschillende types installaties drempelwaarden vast voor het maximale aandeel granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliehoudende gewassen dat mag worden gebruikt voor de productie van bio-energie, waaronder biobrandstoffen. De steun voor investeringen in bio-energieprojecten blijft beperkt tot bio-energie die voldoet aan de toepasselijke duurzaamheidscriteria die zijn vastgelegd in de wetgeving van de Unie, waaronder artikel 17, leden 2 tot en met 6, van Richtlijn 2009/28/EG.
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
de algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
uitgaven voor niet-productieve investeringen in verband met de in lid 3, onder (d), bedoelde doelstellingen;
als het gaat om irrigatie: de kosten van investeringen die aan de volgende voorwaarden voldoen:
voor het hele gebied waarin de investering wordt uitgevoerd en andere gebieden waarin deze investering gevolgen voor het milieu kan hebben, wordt een stroomgebiedbeheerplan als vereist in artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 12 ) aan de Commissie toegezonden. De maatregelen die in het kader van het stroomgebiedbeheerplan overeenkomstig artikel 11 van die richtlijn worden uitgevoerd en voor de landbouwsector van belang zijn, worden in het betrokken maatregelenprogramma omschreven. Een watermetingssysteem voor de meting van het waterverbruik op het niveau van de gesteunde investering is beschikbaar of wordt beschikbaar gesteld als onderdeel van de investering;
de investering leidt tot een daling van het voorafgaande waterverbruik met ten minste 25 %;
Wat het bepaalde onder (f) betreft, komen zowel investeringen die betrekking hebben op grond- of oppervlaktewaterlichamen waarvan de toestand, om redenen in verband met de waterhoeveelheid, in het betrokken stroomgebiedbeheerplan is aangemerkt als minder dan goed, als investeringen die leiden tot een netto-uitbreiding van het geïrrigeerde areaal met gevolgen voor een bepaald grond- of oppervlaktewaterlichaam, echter niet in aanmerking voor steun op grond van dit artikel.
De in de bovenstaande punten (f), (i) en (ii) vermelde voorwaarden zijn niet van toepassing op een investering in een bestaande installatie die enkel gevolgen heeft voor de energie-efficiëntie, op een investering voor het aanleggen van een reservoir of op een investering in het gebruik van gerecycleerd water die geen gevolgen heeft voor een bepaald grond- of oppervlaktewaterlichaam;
als het gaat om investeringen met het oog op het herstel van agrarisch productiepotentieel dat beschadigd is door een natuurramp, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten of plantenplagen: kosten om het agrarisch productiepotentieel te herstellen tot op het niveau van vóór de betrokken gebeurtenis;
als het gaat om investeringen ter preventie van schade als gevolg van natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten of plantenplagen: kosten van specifieke preventieve acties.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
Er mag geen steun worden toegekend in verband met:
de aankoop van productierechten, betalingsrechten en eenjarige gewassen;
de aanplant van eenjarige gewassen;
afwateringswerkzaamheden;
investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen, met uitzondering van steun voor jonge landbouwers gedurende ten hoogste 24 maanden na de datum van vestiging;
de aankoop van dieren, met uitzondering van steun voor investeringen overeenkomstig lid 3, onder (e).
De steunintensiteit bedraagt ten hoogste:
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in de ultraperifere gebieden;
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee;
50 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in de minder ontwikkelde regio's en in alle regio's met een bbp per inwoner voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 van minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27;
40 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in andere regio's.
Voor zover de maximale steunintensiteit niet meer dan 90 % bedraagt, mogen de in lid 12 bedoelde percentages met 20 procentpunten worden verhoogd voor:
jonge landbouwers of landbouwers die zich hebben gevestigd in de periode van vijf jaar voorafgaand aan de datum van de steunaanvraag;
collectieve investeringen, zoals opslagfaciliteiten die door een groep landbouwers worden gebruikt of installaties waar de landbouwproducten vóór de afzet worden klaargemaakt, en geïntegreerde projecten die betrekking hebben op diverse maatregelen op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013, met inbegrip van die in verband met een fusie van producentenorganisaties;
investeringen in gebieden met natuurlijke en andere specifieke beperkingen;
concrete acties die in het kader van het Europees innovatiepartnerschap (EIP) worden gefinancierd, zoals investeringen in een nieuwe stal waardoor een nieuwe vorm van huisvesting van dieren kan worden getest die is ontwikkeld in een operationele groep van landbouwers, wetenschappers en niet-gouvernementele dierenwelzijnsorganisaties;
investeringen om het natuurlijke milieu, de hygiëneomstandigheden of de normen inzake dierenwelzijn te verbeteren, als bedoeld in lid 3, onder (b); in dit geval geldt het in dit lid vastgestelde verhoogde percentage alleen voor extra kosten die moeten worden gemaakt om een hoger niveau dan de geldende Unienormen te halen, maar niet tot een verhoging van de productiecapaciteit leiden.
Voor investeringen in verband met preventieve maatregelen, als bedoeld in lid 3, onder (e), bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 80 %. Deze steunintensiteit mag evenwel tot 100 % worden verhoogd als de investering collectief wordt uitgevoerd door meer dan één begunstigde.
Artikel 15
Steun voor ruilverkaveling van landbouwgrond
Steun voor ruilverkaveling van landbouwgrond is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder (c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag als hij voldoet aan de voorwaarden van hoofdstuk I en uitsluitend wordt toegekend voor de financiering van juridische en administratieve kosten, inclusief opmetingskosten, ten belope van maximaal 100 % van de werkelijk gemaakte kosten.
Artikel 16
Steun voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen
Het algemeen belang dat wordt aangevoerd om de steunverlening op grond van dit artikel te rechtvaardigen, wordt in de desbetreffende bepalingen van de betrokken lidstaat gespecificeerd.
Voor de toepassing van dit lid wordt ervan uitgegaan dat de loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw, modern gebouw of nieuwe, moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd, niet met modernisering gepaard gaat.
Artikel 17
Steun voor investeringen in verband met de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies, haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
De steunintensiteit bedraagt ten hoogste:
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in de ultraperifere gebieden;
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee;
50 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in de minder ontwikkelde regio's en in alle regio's met een bbp per inwoner voor de periode 2007-2013 van minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27;
40 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten in andere regio's.
Voor zover de maximale steunintensiteit niet meer dan 90 % bedraagt, mogen de in lid 9 bedoelde steunpercentages met 20 procentpunten worden verhoogd voor concrete acties:
in verband met een fusie van producentenorganisaties, of
die worden gesteund in het kader van het EIP.
Artikel 18
Aanloopsteun voor jonge landbouwers en voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven
De door de lidstaten gehanteerde definitie van kleine landbouwbedrijven is die welke in de desbetreffende plattelandsontwikkelingsprogramma's is opgenomen en door de Commissie is goedgekeurd.
De lidstaten stellen voor de toegang tot aanloopsteun voor jonge landbouwers en voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven boven- en onderdrempels met betrekking tot het productiepotentieel van het landbouwbedrijf vast, gemeten in standaardopbrengst, als gedefinieerd in artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie ( 13 ), of een equivalent daarvan. De onderdrempel om toegang te krijgen tot aanloopsteun voor jonge landbouwers is hoger dan de bovendrempel voor toegang tot steun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven.
De steun wordt alleen toegekend aan kleine en micro-ondernemingen.
Het bedrijfsplan bevat ten minste de volgende gegevens:
in het geval van aanloopsteun voor jonge landbouwers:
de uitgangssituatie van het landbouwbedrijf;
mijlpalen en streefwaarden voor de ontwikkeling van de activiteiten van het landbouwbedrijf;
nadere informatie over de acties, met inbegrip van acties in verband met ecologische duurzaamheid en efficiënt gebruik van hulpbronnen, die voor de ontwikkeling van de activiteiten van het landbouwbedrijf vereist zijn, zoals investeringen, opleidingen, adviezen;
in het geval van aanloopsteun voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven:
de uitgangssituatie van het landbouwbedrijf;
nadere informatie over de acties, met inbegrip van acties in verband met ecologische duurzaamheid en efficiënt gebruik van hulpbronnen, die de economische levensvatbaarheid ten goede kunnen komen, zoals investeringen, opleidingen, samenwerking.
Voor jonge landbouwers wordt de laatste tranche van de steun slechts betaald als het in lid 4, onder (a), bedoelde bedrijfsplan correct is uitgevoerd.
Het steunbedrag per klein landbouwbedrijf bedraagt ten hoogste 15 000 EUR.
Artikel 19
Aanloopsteun voor producentengroeperingen en -organisaties in de landbouwsector
Er wordt geen steun toegekend aan:
productieorganisaties, -entiteiten of -organen, zoals vennootschappen of coöperaties, die het beheer van één of meer landbouwbedrijven tot doel hebben en waarbij het dus in feite om één enkele producent gaat;
landbouwverenigingen die op de bedrijven van de leden taken vervullen zoals onderlinge samenwerking en dienstverlening in de vorm van bedrijfsverzorging en ondersteuning van het bedrijfsbeheer, zonder betrokken te zijn bij de gezamenlijke aanpassing van het aanbod aan de markt;
producentengroeperingen, producentenorganisaties of unies van producentenorganisaties waarvan de doelstellingen niet verenigbaar zijn met artikel 152, lid 1, onder (c), en artikel 156 van Verordening (EU) nr. 1308/2013.
Als de betrokken ruimten worden aangekocht, zijn de in aanmerking komende kosten van de ruimten beperkt tot de huurkosten tegen markttarieven.
De lidstaten betalen de laatste tranche pas nadat zij hebben geverifieerd dat het bedrijfsplan correct is uitgevoerd.
De steun is degressief.
Artikel 20
Steun voor de deelname van producenten van landbouwproducten aan een kwaliteitsregeling
De onderstaande categorieën steun aan producenten van landbouwproducten is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag:
steun voor toetreding tot kwaliteitsregelingen, indien hij voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de leden 2 tot en met 6 van dit artikel en in hoofdstuk I;
steun voor de kosten van verplichte controlemaatregelen in verband met de kwaliteitsregelingen die door of in opdracht van de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd op grond van de Uniewetgeving of de nationale wetgeving, indien die steun voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de leden 2, 4, 6, 7 en 8 van dit artikel en in hoofdstuk I;
steun voor de kosten van marktonderzoek en productontwerp en -design en voor het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen, indien die steun voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de leden 2, 6, 7 en 8 van dit artikel en in hoofdstuk I.
Steun als bedoeld in lid 1 wordt toegekend voor de volgende kwaliteitsregelingen:
de kwaliteitsregelingen die bij de volgende verordeningen en bepalingen zijn ingesteld:
deel II, titel II, hoofdstuk I, afdeling 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat wijn betreft;
Verordening (EU) nr. 1151/2012;
Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad ( 14 );
Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 15 );
Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad ( 16 );
kwaliteitsregelingen, met inbegrip van certificeringsregelingen, voor landbouwproducten die, naar de lidstaten erkennen, aan de volgende criteria voldoen:
de specificiteit van het eindproduct dat volgens dergelijke kwaliteitsregelingen wordt gemaakt, moet voortvloeien uit duidelijke verplichtingen die het volgende garanderen:
de kwaliteitsregeling moet openstaan voor alle producenten;
de kwaliteitsregeling moet het opstellen van een bindend productdossier voor eindproducten behelzen en de naleving daarvan moet worden geverifieerd door openbare autoriteiten of door een onafhankelijke inspectie-instantie,
de kwaliteitsregeling moet transparant zijn en de volledige traceerbaarheid van de landbouwproducten garanderen;
vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten die, naar de betrokken lidstaat erkent, voldoen aan de eisen van de mededeling van de Commissie „EU-richtsnoeren betreffende de beste praktijken voor vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen” ( 17 ).
De in lid 1, onder (b) en (c), bedoelde steun wordt betaald aan de voor de controlemaatregelen verantwoordelijke instantie, de aanbieder van onderzoeksdiensten of de adviesverstrekker.
Artikel 21
Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting
De steun kan ook worden toegekend voor korte uitwisselingen inzake landbouwbedrijfsbeheer en voor bezoeken aan landbouwbedrijven.
Voor demonstratieactiviteiten mag steun worden verleend ter dekking van de betrokken investeringskosten.
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
de kosten van de organisatie van beroepsopleiding, acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, demonstratieactiviteiten en voorlichtingsacties;
de kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers;
de kosten van vervangende diensten tijdens de afwezigheid van de deelnemers;
als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen:
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (i) en (ii) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder i) en ii) worden gedaan;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken.
Alleen de afschrijvingskosten die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, als berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, worden als in aanmerking komende kosten beschouwd.
De in lid, onder 3, (a) en (c), bedoelde steun wordt betaald aan de aanbieder van de acties inzake kennisoverdracht en voorlichting.
De in de lid 2 bedoelde activiteiten mogen worden verricht door producentengroeperingen of andere organisaties, ongeacht hoe groot die zijn.
Als de in lid 2 bedoelde activiteiten door producentengroeperingen en -organisaties worden verricht, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die activiteiten te krijgen.
Eventuele bijdragen van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken producentengroepering of -organisatie zijn beperkt tot de kosten van de in lid 2 bedoelde activiteiten.
Voor de in lid 3, onder (d) bedoelde demonstratieprojecten moet het maximale steunbedrag beperkt blijven tot 100 000 EUR over een periode van drie belastingjaren.
Artikel 22
Steun voor adviesdiensten
Het advies moet verband houden met ten minste één Unieprioriteit voor plattelandsontwikkeling overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en betrekking hebben op ten minste één van de volgende elementen:
verplichtingen ten gevolge van de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen of normen inzake een goede landbouw- en milieuconditie als bedoeld in titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013;
in voorkomend geval, de klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken als bedoeld in titel III, hoofdstuk 3, van Verordening (EU) nr. 1307/2013 en de instandhouding van het landbouwareaal als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder (c), van die verordening;
maatregelen die gericht zijn op modernisering, verbetering van het concurrentievermogen, sectorintegratie, innovatie, marktoriëntatie en bevordering van ondernemerschap;
door de lidstaten vastgestelde voorschriften voor de tenuitvoerlegging van artikel 11, lid 3, van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad;
door de lidstaten vastgestelde voorschriften voor de tenuitvoerlegging van artikel 55 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad ( 18 ), en met name de naleving van de algemene beginselen van geïntegreerde gewasbescherming als bedoeld in artikel 14 van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 19 );
indien van toepassing, arbeidsveiligheidsnormen of veiligheidsnormen in verband met het landbouwbedrijf;
specifiek advies voor landbouwers die zich voor het eerst vestigen, met inbegrip van advies inzake economische en ecologische duurzaamheid.
De adviesdiensten mogen worden verstrekt door producentengroeperingen of andere organisaties, ongeacht hoe groot die zijn.
Bij de adviesverlening neemt de verstrekker van de adviesdienst de in artikel 13, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1306/2013 bedoelde vertrouwelijkheidsvoorschriften in acht.
Als de adviesdiensten door producentengroeperingen en -organisaties worden verleend, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die diensten te krijgen.
Eventuele bijdragen van niet-leden in de administratieve kosten van de betrokken groepering of organisatie zijn beperkt tot de kosten van het verstrekken van de adviesdienst.
Artikel 23
Steun voor bedrijfsvervangingsdiensten in de landbouw
De steun wordt betaald aan de aanbieder van de bedrijfsvervangingsdiensten.
De bedrijfsvervangingsdiensten mogen worden verstrekt door producentengroeperingen en -organisaties, ongeacht hoe groot die zijn. In dat geval mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die diensten te krijgen.
Artikel 24
Steun voor afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten
De steun dient voor de financiering van de kosten van:
het organiseren van en deelnemen aan wedstrijden, handelsbeurzen en tentoonstellingen;
publicaties om landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek.
Deze beperking is evenwel niet van toepassing op een verwijzing naar de oorsprong van landbouwproducten die vallen onder:
kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder (a), mits die verwijzing exact overeenkomt met de door de Unie beschermde benaming;
kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, lid 2, onder (b) en (c), op voorwaarde dat de verwijzing in de boodschap van ondergeschikt belang is.
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten van het organiseren van en deelnemen aan wedstrijden, beurzen en tentoonstellingen, als bedoeld in lid 2, onder (a):
deelnamekosten;
reiskosten en kosten van het vervoer van dieren;
kosten van publicaties en websites die het evenement aankondigen;
de huur van tentoonstellingsruimten en -stands en de kosten van de installatie en ontmanteling daarvan;
symbolische prijzen tot een waarde van 1 000 EUR per prijs en per winnaar van de wedstrijd.
De steun geldt voor de volgende in aanmerking komende kosten van publicaties om landbouwproducten bij het brede publiek beter bekend te maken, als bedoeld in lid 2, onder (b):
de kosten van publicaties in de gedrukte en elektronische media, websites en spots in de elektronische media, op radio of televisie, waarmee feitelijke informatie wordt verstrekt over begunstigden die uit een bepaald gebied afkomstig zijn of een bepaald landbouwproduct produceren, mits de informatie neutraal is en alle betrokken begunstigden gelijke kansen hebben om in de publicatie aan bod te komen;
kosten van de verspreiding van wetenschappelijke kennis en feitelijke informatie over:
kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, lid 2, die open staan voor landbouwproducten uit andere lidstaten en derde landen;
generieke landbouwproducten en hun voedingswaarde en tips voor het gebruik ervan.
De steun wordt toegekend:
in natura, of
als vergoeding van de kosten die de begunstigde werkelijk heeft gemaakt.
Wanneer de steun in natura wordt toegekend, mag hij niet in de vorm van rechtstreekse betalingen aan de begunstigden worden verleend, maar wordt hij aan de aanbieder van de afzetbevorderingsmaatregel betaald.
De afzetbevorderingsmaatregelen mogen worden uitgevoerd door producentengroeperingen of andere organisaties, ongeacht hoe groot die zijn.
De steun voor symbolische prijzen als bedoeld in lid 4, onder (e), wordt slechts aan de aanbieder van de afzetbevorderingsmaatregelen betaald als de prijs werkelijk is uitgereikt en na voorlegging van een bewijs van de uitreiking.
Wanneer de afzetbevorderingsmaatregel door een producentengroepering of -organisatie wordt uitgevoerd, mag lidmaatschap van deze groepering of organisatie niet als deelnemingsvoorwaarde worden gesteld en moeten bijdragen in de administratieve kosten van de groepering of organisatie beperkt blijven tot de kosten van het aanbieden van de afzetbevorderingsmaatregel.
Artikel 25
Steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld
Voor steun die in het kader van dit artikel wordt toegekend, gelden de volgende voorwaarden:
de bevoegde autoriteit van de lidstaat heeft de gebeurtenis formeel erkend als ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, en
er is een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, en de schade die de onderneming heeft geleden.
Wanneer de steun aan een producentengroepering of -organisatie wordt betaald, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het steunbedrag waarvoor die onderneming in aanmerking komt.
De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
De schade omvat:
het in lid 6 bedoelde inkomensverlies als gevolg van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de landbouwproductie en de productiemiddelen;
de in lid 7 bedoelde materiële schade.
Het inkomensverlies wordt berekend door:
de hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in het jaar waarin de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, zich hebben voorgedaan, of die is geproduceerd in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs;
af te trekken van:
de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs.
Die inkomensvermindering kan worden berekend hetzij op het niveau van de jaarlijkse landbouwproductie, hetzij op het niveau van de gewassen of de veestapel.
Dat bedrag kan worden verhoogd met andere kosten die de begunstigde heeft gemaakt wegens de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.
Dat bedrag wordt verlaagd met de kosten die, als gevolg van de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, niet zijn gemaakt.
Voor de berekening van de landbouwproductie van de begunstigde mogen indexen worden gebruikt op voorwaarde dat de toegepaste berekeningsmethode het mogelijk maakt het reële verlies van de begunstigde in het betrokken jaar te bepalen.
Deze schade mag niet groter zijn dan de reparatiekosten of de daling van de billijke marktwaarde als gevolg van de ramp, dat wil zeggen het verschil tussen de waarde van de activa onmiddellijk vóór en onmiddellijk na de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.
Als de in lid 6 bedoelde vermindering van het inkomen van de begunstigde wordt berekend op het niveau van de gewassen of de veestapel, wordt bij de materiële schade alleen rekening gehouden met dat gewas of dat vee.
In gebieden met natuurlijke beperkingen kan de steunintensiteit worden verhoogd tot 90 %.
Artikel 26
Steun voor de kosten van de preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten en plantenplagen en steun voor het herstel van schade als gevolg van dierziekten en plantenplagen
De steun wordt enkel betaald:
met betrekking tot dierziekten of plantenplagen waarvoor wettelijk, bestuursrechtelijk of administratief vastgestelde uniale of nationale voorschriften gelden, en
als onderdeel van:
een uniaal, nationaal of regionaal openbaar programma ter preventie, beheersing of uitroeiing van de betrokken dierziekte of plantenplaag, of
door de bevoegde autoriteit opgelegde noodmaatregelen, of
overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG van de Raad uitgevoerde maatregelen om een plantenplaag uit te roeien of in te dammen.
Het programma en de maatregelen als bedoeld onder (b), bevatten een beschrijving van de betrokken preventie-, beheersings- of uitroeiingsmaatregelen.
Wanneer de steun aan een producentengroepering of -organisatie wordt betaald, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het steunbedrag waarvoor die onderneming in aanmerking komt.
De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
Bij preventiemaatregelen dekt de steun de in aanmerking komende kosten van:
gezondheidscontroles;
analyses, waaronder in-vitrodiagnostiek;
tests en andere screeningmaatregelen, waaronder TSE- en BSE-tests;
het aankopen, opslaan, toedienen en distribueren van vaccins, geneesmiddelen, stoffen voor de behandeling van dieren en gewasbeschermingsmiddelen;
de preventieve slacht of ruiming van dieren of de vernietiging van dierlijke producten en planten en de reiniging en ontsmetting van het bedrijf en de uitrusting.
Bij bestrijdings- en uitroeiingsmaatregelen dekt de steun de in aanmerking komende kosten van:
in het geval van dierziekten, tests en andere screeningmaatregelen, waaronder TSE- en BSE-tests;
het aankopen, opslaan, toedienen en distribueren van vaccins, geneesmiddelen, stoffen voor de behandeling van dieren en gewasbeschermingsmiddelen;
de slacht of ruiming van dieren en de vernietiging van dieren en de vernietiging van met die dieren verband houdende producten of de vernietiging van planten, met inbegrip van die welke sterven of worden vernietigd als gevolg van een vaccinatie of van andere maatregelen die door de bevoegde autoriteiten zijn opgelegd, en de reiniging en ontsmetting van het bedrijf en de uitrusting.
Bij steun voor het herstel van de schade als gevolg van dierziekten of plantenplagen wordt de vergoeding uitsluitend berekend op basis van:
de marktwaarde van de dieren die zijn geslacht of geruimd of zijn gestorven of van de met die dieren verband houdende producten of van de planten die zijn vernietigd:
als gevolg van de dierziekte of plantenplaag;
als onderdeel van een openbaar programma of een maatregel als bedoeld in lid 2, onder (b).
Die marktwaarde wordt vastgesteld op basis van de waarde die de dieren, producten en planten hadden net voordat het vermoeden van de dierziekte of plantenplaag ontstond of werd bevestigd.
het inkomensverlies als gevolg van quarantaineverplichtingen, moeilijkheden bij het herbevolken of heraanplanten en de verplichte vruchtwisseling die zijn opgelegd als onderdeel van een openbaar programma of een maatregel als bedoeld in lid 2, onder b).
Kosten die geen rechtstreeks gevolg zijn van de dierziekte of de plantenplaag en anders voor rekening van de begunstigde zouden zijn, worden in mindering gebracht op dat bedrag.
De steun voor het herstel van schade als gevolg van dierziekten en plantenplagen blijft beperkt tot de kosten en de schade als gevolg van dierziekten en plantenplagen ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteit:
in het geval van een dierziekte, formeel heeft erkend dat zich een uitbraak heeft voorgedaan, of
in het geval van een plantenplaag, formeel de aanwezigheid ervan heeft bevestigd.
In afwijking van de eerste alinea van dit lid mag steun in verband met de in de volgende leden bedoelde in aanmerking komende kosten rechtstreeks aan de begunstigde worden toegekend als vergoeding van de kosten die de begunstigde werkelijk heeft gemaakt:
lid 7, onder (d), en lid 8, onder (b), in het geval van dierziekten of plantenplagen, en
lid 7, onder (e), en lid 8, onder (c), in het geval van plantenplagen en voor het reinigen en het ontsmetten van het bedrijf en het materiaal.
Artikel 27
Steun voor de sector dierlijke productie en steun voor gestorven dieren
De onderstaande steun voor veehouders is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder (c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag als hij voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in de leden 2 en 3 van dit artikel en in hoofdstuk I:
steun tot 100 % van de administratieve kosten van het opstellen en bijhouden van stamboeken;
steun tot 70 % van de kosten van door of in opdracht van derden uitgevoerde testen om de genetische kwaliteit of het genetische rendement van dieren te bepalen, behalve de kosten van controles die door de eigenaar van de dieren worden verricht en van routinematige controles van de kwaliteit van melk;
steun tot 100 % van de kosten van het afvoeren van gestorven dieren en steun tot 75 % van de kosten van de vernietiging van dergelijke gestorven dieren, of steun tot maximaal een gelijkwaardige steunintensiteit voor de kosten van door landbouwers betaalde premies voor een verzekering ter dekking van de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren;
steun tot 100 % van de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren wanneer de steun wordt gefinancierd uit heffingen of verplichte bijdragen voor de financiering van het vernietigen van dergelijke gestorven dieren, mits die heffingen of bijdragen beperkt zijn tot en rechtstreeks opgelegd worden aan de vleessector;
steun ten bedrage van 100 % van de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren wanneer op de gestorven dieren TSE-tests moeten worden uitgevoerd of in het geval van een uitbraak van een in artikel 26, lid 4, bedoelde dierziekte.
Steun voor de kosten van door landbouwers betaalde verzekeringspremies ter dekking van de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren, als bedoeld in lid 1, onder (c), van dit artikel moet aan de in artikel 28, lid 2, vastgestelde voorwaarden voldoen.
Om het beheer van de in lid 1, onder (c), (d), (e), bedoelde steun te vergemakkelijken, mag deze steun worden uitgekeerd aan marktdeelnemers of instanties die:
actief zijn in het stadium volgend op dat van de ondernemingen die in de sector dierlijke productie actief zijn, en
diensten verlenen in verband met het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren.
Artikel 28
Steun als bijdrage aan verzekeringspremies
De steun:
mag de werking van de interne markt voor verzekeringsdiensten niet belemmeren;
mag niet worden beperkt tot verzekeringen van één enkele verzekeringsmaatschappij of groep verzekeringsmaatschappijen;
mag niet worden gekoppeld aan de voorwaarde dat het verzekeringscontract wordt gesloten met een in de betrokken lidstaat gevestigde maatschappij.
De verzekering is bestemd voor de dekking van verliezen door:
natuurrampen;
ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld en andere ongunstige weersomstandigheden;
dierziekten of plantenplagen;
beschermde dieren.
De verzekering:
vergoedt uitsluitend de kosten van het herstel van de in lid 3 bedoelde verliezen;
omvat geen voorwaarden of bepalingen wat betreft het type of de omvang van de landbouwproductie in de toekomst.
AFDELING 2
Steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven
Artikel 29
Steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven
De steun dekt de volgende kosten voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed:
kosten van investeringen in materiële activa;
kapitaalwerken.
AFDELING 3
Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen in de landbouwsector
Artikel 30
Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen in de landbouwsector
Voor steun die in het kader van dit artikel wordt toegekend, gelden de volgende voorwaarden:
de bevoegde autoriteit van de lidstaat heeft de gebeurtenis formeel als natuurramp erkend, en
er is een rechtstreeks oorzakelijk verband tussen de natuurramp en de schade die de onderneming heeft geleden.
Wanneer de steun aan een producentengroepering of -organisatie wordt betaald, mag het steunbedrag niet hoger zijn dan het steunbedrag waarvoor die onderneming in aanmerking komt.
De steun wordt binnen vier jaar na die datum betaald.
Bij de schade kan het gaan om:
materiële schade aan activa zoals gebouwen, uitrusting, machines, voorraden en productiemiddelen;
inkomensverlies als gevolg van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de landbouwproductie en de landbouwproductiemiddelen.
De schade wordt berekend op het niveau van de individuele begunstigde.
Het inkomensverlies wordt berekend door:
de hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in het jaar van de natuurramp of in elk volgend jaar waarin de weerslag van de volledige of gedeeltelijke vernietiging van de productiemiddelen voelbaar was, vermenigvuldigd met de in dat jaar verkregen gemiddelde verkoopprijs;
af te trekken van:
de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid landbouwproducten die is geproduceerd in de drie jaren voorafgaand aan de natuurramp of het gemiddelde van drie van de vijf jaren voorafgaand aan de natuurramp, de hoogste en de laagste productie niet meegerekend, vermenigvuldigd met de gemiddelde verkregen verkoopprijs.
Dat bedrag kan worden verhoogd met andere kosten die de begunstigde heeft gemaakt wegens de ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld.
Het bedrag wordt verlaagd met de kosten die, als gevolg van de natuurramp, niet zijn gemaakt.
Voor de berekening van de jaarlijkse landbouwproductie van de begunstigde mogen indexen worden gebruikt op voorwaarde dat de toegepaste berekeningsmethode het mogelijk maakt het reële verlies van de begunstigde in het betrokken jaar te bepalen.
AFDELING 4
Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector
Artikel 31
Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bosbouwsector
Vóór de begindatum van het gesteunde project wordt op het internet de volgende informatie bekendgemaakt:
dat het gesteunde project wordt uitgevoerd;
de doelstellingen van het gesteunde project;
de vermoedelijke datum van de publicatie van de resultaten die van het gesteunde project worden verwacht;
de plaats waar de van het gesteunde project verwachte resultaten op het internet zullen worden bekendgemaakt;
de vermelding dat de resultaten van het gesteunde project gratis beschikbaar zijn voor alle ondernemingen die in de betrokken specifieke landbouw- of bosbouwsector of -subsector actief zijn.
De steun wordt niet toegekend in de vorm van op de prijs van de landbouwproducten gebaseerde betalingen aan ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector.
De in aanmerking komende kosten zijn de volgende:
personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang deze wordt gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
AFDELING 5
Steun voor de bosbouw
Artikel 32
Steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende plattelandsontwikkelingsmaatregel in het plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld onder (a).
De steun voor bebossing en de aanleg van beboste gebieden kan betrekking hebben op investeringen.
Steun voor de bebossing van aan openbare autoriteiten toebehorende grond of voor snelgroeiende bomen dient alleen voor de financiering van de aanlegkosten.
►M2 De steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden in het kader van investeringsacties dekt, behalve wanneer hij in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, de volgende in aanmerking komende kosten: ◄
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
kosten van de opstelling van bosbeheerplannen of gelijkwaardige instrumenten.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
De eerste alinea is niet van toepassing op steun die wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
De volgende aanlegkosten komen in aanmerking:
kosten van plant- en teeltmateriaal;
aanplantkosten en kosten die rechtstreeks met de aanplant verband houden;
kosten van andere hiermee verband houdende acties, waaronder de opslag en behandeling van zaailingen met de nodige preventie- en beschermingsmaterialen;
herbeplantingskosten die in de loop van het eerste jaar van de bebossing moeten worden gemaakt.
Er mag geen steun worden toegekend voor de aanplant van de volgende bomen:
bomen voor hakhout met korte omlooptijd;
kerstbomen, of
snelgroeiende bomen voor de energieproductie.
Artikel 33
Steun voor boslandbouwsystemen
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende plattelandsontwikkelingsmaatregel in het plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld onder (a).
Steun voor boslandbouwsystemen kan betrekking hebben op investeringsacties.
►M2 De steun voor boslandbouwsystemen in het kader van investeringsacties dekt, behalve wanneer hij in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, de volgende in aanmerking komende kosten: ◄
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
kosten van de opstelling van bosbeheerplannen of gelijkwaardige instrumenten.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
De eerste alinea is niet van toepassing op steun die wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
De volgende kosten van invoering, regeneratie of renovatie van het boslandbouwsysteem komen in aanmerking:
de kosten van het aanplanten van bomen, waaronder de kosten van het plantmateriaal, de aanplant, de opslag en de behandeling van zaailingen met de nodige preventie- en beschermingsmaterialen;
de kosten van de omzetting van bestaande bossen of andere beboste gronden, waaronder de kosten van het kappen van bomen, uitdunnen en snoeien en de bescherming tegen graasdieren;
andere kosten die rechtstreeks met de invoering, regeneratie of renovatie van een boslandbouwsysteem verband houden, zoals de kosten van haalbaarheidsstudies, aanlegplannen, bodemonderzoek en voorbereiding en bescherming van de grond;
de kosten van bosbegrazing, irrigatie en beschermende voorzieningen;
de kosten van de voor de invoering, regeneratie of renovatie van een boslandbouwsysteem noodzakelijke behandelingen, waaronder irrigatie en snoeien;
de kosten van herbeplanting in het eerste jaar na de invoering, regeneratie of renovatie van een boslandbouwsysteem.
De in aanmerking komende kosten van het onderhoud kunnen betrekking hebben op de aangelegde boomgordels, het wieden, snoeien en uitdunnen en op beschermende maatregelen en investeringen zoals het plaatsen van hekken of het aanbrengen van individuele beschermingskokers.
►M2 De lidstaten bepalen het minimale en maximale aantal bomen per hectare, met inachtneming van: ◄
de plaatselijke bodem- en klimaatgesteldheid en milieuomstandigheden;
de bosbouwgewassoorten, en
de noodzaak om te garanderen dat de voor landbouwdoeleinden gebruikte grond op duurzame wijze wordt gebruikt.
Artikel 34
Steun voor de preventie en het herstel van schade aan bossen als gevolg van bosbranden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, andere ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen en rampzalige gebeurtenissen
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende plattelandsontwikkelingsmaatregel in het plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld onder (a).
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
de aanleg van beschermingsinfrastructuur;
plaatselijke, kleinschalige activiteiten om branden of andere natuurlijke risico's te voorkomen, waaronder het inzetten van graasdieren;
de aanleg en verbetering van voorzieningen voor het monitoren van bosbranden, plagen en ziekten, en de installatie en verbetering van de betrokken communicatieapparatuur;
het herstel van het bosbouwpotentieel dat is beschadigd als gevolg van branden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, andere ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen, rampzalige gebeurtenissen en met de klimaatverandering verband houdende gebeurtenissen.
Bij herstel van het bosbouwpotentieel als bedoeld in lid 5, onder (d), mag slechts steun worden verleend als de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat formeel erkennen:
dat zich een brand, natuurramp, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, andere ongunstige weersomstandigheden, plantenplaag, rampzalige gebeurtenis en of een met de klimaatverandering verband houdende gebeurtenis heeft/hebben voorgedaan, en
dat de onder (a), van dit lid bedoelde gebeurtenis, inclusief overeenkomstig Richtlijn 2000/29/EG genomen maatregelen om een plantenplaag uit te roeien of in te dammen, heeft geleid tot de vernietiging van ten minste 20 % van het betrokken bosbouwpotentieel.
De lijst van de soorten schadelijke organismen die een plantenplaag kunnen veroorzaken, wordt opgenomen in het plattelandsontwikkelingsprogramma van de betrokken lidstaat.
Voor begunstigden vanaf een bepaalde door de lidstaten vast te stellen omvang, is de steun afhankelijk van de overlegging van de toepasselijke gegevens van een bosbeheerplan of gelijkwaardig instrument dat in overeenstemming is met duurzaam bosbeheer, als omschreven door de tweede ministeriële conferentie over de bescherming van de bossen in Europa van 1993, waarin de preventiedoelstellingen zijn opgenomen.
Andere dan de in lid 5 bedoelde kosten die verband houden met de specifieke kenmerken van de bosbouwsector, kunnen worden beschouwd als in aanmerking komende kosten.
De steun voor de in lid 5, onder (d), bedoelde in aanmerking komende kosten en de eventuele andere door de begunstigde ontvangen betalingen, waaronder betalingen op grond van andere nationale of uniale maatregelen of in het kader van een verzekeringspolis voor dezelfde in aanmerking komende kosten, mogen niet meer bedragen dan 100 % van de in aanmerking komende kosten.
Artikel 35
Steun voor investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De eerste alinea is niet van toepassing op steun die wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
►M2 Behalve wanneer de steun in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, dekt hij de volgende in aanmerking komende kosten: ◄
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
kosten van de opstelling van bosbeheerplannen of gelijkwaardige instrumenten.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
Artikel 36
Steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000-bosgebieden
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De volgende bosgebieden komen voor steun in aanmerking:
Natura 2000-bosgebieden overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 3 van Richtlijn 2009/147/EG;
landschapskenmerken die bijdragen tot de uitvoering van artikel 10 van Richtlijn 92/43/EEG; deze gebieden mogen niet groter zijn dan 5 % van de gebieden die zijn opgenomen in het Natura 2000-netwerk dat onder de territoriale reikwijdte van het betrokken plattelandsontwikkelingsprogramma valt.
In uitzonderingsgevallen mogen deze bedragen worden verhoogd op grond van specifieke omstandigheden die in de plattelandsontwikkelingsprogramma's moeten worden aangetoond.
De lidstaten brengen op de steun het bedrag in mindering dat nodig is om dubbele financiering van de in artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1307/2013 bedoelde praktijken uit te sluiten.
Artikel 37
Steun voor bosmilieuklimaatdiensten en bosinstandhouding
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De verbintenissen worden aangegaan voor een periode van vijf tot zeven jaar. Indien dat nodig is en naar behoren wordt gemotiveerd, kunnen de lidstaten voor specifieke soorten verbintenissen een langere periode vaststellen.
Indien nodig kan de steun ook transactiekosten tot een waarde van 20 % van de steun dekken.
In naar behoren gemotiveerde gevallen kan, voor op milieubehoud gerichte concrete acties, de steun voor verbintenissen om van het commerciële gebruik van bomen en bossen af te zien, worden verleend in de vorm van een forfaitaire of eenmalige betaling per eenheid, berekend op basis van de extra kosten en het gederfde inkomen.
In uitzonderingsgevallen kan dit maximumbedrag worden verhoogd op grond van specifieke omstandigheden die in de plattelandsontwikkelingsprogramma's moeten worden aangetoond.
Artikel 38
Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting in de bosbouwsector
De steun kan ook worden verleend voor korte uitwisselingen inzake bosbeheer en voor bosbezoek.
Voor demonstratieactiviteiten mag steun worden verleend ter dekking van de betrokken investeringskosten.
Steun voor demonstratieprojecten die uit het Elfpo wordt gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke steun wordt verleend en die wordt toegekend in de vorm van financieringsinstrumenten, kan dienen voor de financiering van andere in aanmerking komende kosten dan die welke in lid 3, onder b), zijn bedoeld, op voorwaarde dat de kosten volledig in aanmerking komen op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en dat de steun identiek is aan de onderliggende maatregel die is opgenomen in het op grond van die verordening goedgekeurde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
de kosten van het organiseren en uitvoeren van de actie inzake kennisoverdracht of voorlichting;
als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen:
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (i) en (ii) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (i) en (ii) worden gedaan;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
de kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers.
Artikel 39
Steun voor adviesdiensten in de bosbouwsector
Het advies kan ook betrekking hebben op kwesties die verband houden met de economische en ecologische prestaties van het bosbouwbedrijf.
De verstrekkers van de adviesdiensten beschikken over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel, alsmede over ervaring op het gebied van adviesverstrekking, en zijn betrouwbaar gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekken.
Steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde steun wordt verleend, mag worden betaald aan de beheersautoriteit als bedoeld in artikel 65, lid 2, onder a), van Verordening (EU) nr. 1305/2013.
Artikel 40
Steun voor infrastructuurinvesteringen voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van de bosbouwsector
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De eerste alinea is niet van toepassing op steun die wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
De steun dient voor investeringen in materiële en immateriële activa die betrekking hebben op infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van bossen, met inbegrip van:
de toegankelijkheid van bosgrond;
ruilverkaveling en grondverbetering;
water- en energievoorziening.
►M2 Behalve wanneer de steun in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, dekt hij de volgende in aanmerking komende kosten: ◄
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
kosten van de opstelling van bosbeheerplannen en gelijkwaardige instrumenten.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
De steunintensiteit voor investeringen die het economisch potentieel van de bossen op korte of lange termijn verbeteren, bedraagt ten hoogste:
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in de ultraperifere gebieden;
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee;
50 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in de minder ontwikkelde regio's en in alle regio's met een bbp per inwoner voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 van minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27;
40 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in andere gebieden.
Artikel 41
Steun voor investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, mobilisering en afzet van bosbouwproducten
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De eerste alinea is niet van toepassing op steun die wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
►M2 Behalve wanneer de steun in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, dekt hij de volgende in aanmerking komende kosten: ◄
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
kosten van de opstelling van bosbeheerplannen en gelijkwaardige instrumenten.
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
Behalve wanneer de steun in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
investeringen in infrastructuur voor hernieuwbare energie die energie verbruiken of produceren, moeten voldoen aan minimumnormen voor energie-efficiëntie, indien dergelijke normen op nationaal niveau bestaan;
investeringen in installaties die vooral tot doel hebben elektriciteit op te wekken uit biomassa, komen niet voor steun in aanmerking tenzij een door de lidstaten te bepalen minimumpercentage aan warmte-energie wordt gebruikt;
de steun voor investeringen in bio-energieprojecten blijft beperkt tot bio-energie die voldoet aan de toepasselijke duurzaamheidscriteria die zijn vastgelegd in de wetgeving van de Unie, waaronder artikel 17, leden 2 tot en met 6, van Richtlijn 2009/28/EG.
De steunintensiteit mag niet groter zijn dan:
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in de ultraperifere gebieden;
75 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen op de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee;
50 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in de minder ontwikkelde regio's en in alle regio's met een bbp per inwoner voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 van minder dan 75 % van het gemiddelde van de EU-25 voor de referentieperiode, maar met een bbp per inwoner van meer dan 75 % van het gemiddelde bbp van de EU-27;
40 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in andere gebieden.
Artikel 42
Steun voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de bosbouw
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
„instandhouding in situ” : de instandhouding van genetisch materiaal in ecosystemen en natuurlijke habitats en het behoud en herstel van levensvatbare populaties van soorten in hun natuurlijke omgeving; |
b) |
„instandhouding op het bosbouwbedrijf” : instandhouding in situ en ontwikkeling op het niveau van het bosbouwbedrijf; |
c) |
„instandhouding ex situ” : de instandhouding van genetisch materiaal voor de bosbouw buiten de natuurlijke habitat; |
d) |
„verzameling ex situ” : de verzameling van genetisch materiaal voor de bosbouw buiten de natuurlijke habitat. |
De steun dekt de kosten van de volgende concrete acties:
gerichte acties: acties ter bevordering van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw in situ en ex situ, met inbegrip van de opstelling van webgebaseerde inventarissen van de genetische hulpbronnen die momenteel in situ in stand worden gehouden, inclusief instandhouding op het bosbouwbedrijf, en van de verzamelingen ex situ en de databases;
gecoördineerde acties: acties ter bevordering van de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde organisaties van de lidstaten ten behoeve van de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de bosbouw van de Unie;
begeleidende acties: voorlichtings-, verspreidings- en adviseringsacties waarbij niet-gouvernementele organisaties en andere relevante belanghebbenden worden betrokken, opleidingen en de opstelling van technische verslagen.
Artikel 43
Steun voor ruilverkaveling van bosbouwgrond
Steun voor ruilverkaveling van bosbouwgrond is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, onder (c), van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag als hij aan de in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden voldoet en:
wordt toegekend aan particuliere bosbouwbedrijven die kmo's zijn, en
uitsluitend wordt verleend voor de juridische en administratieve kosten, inclusief de opmetingskosten, en
niet meer bedraagt dan 100 % van de werkelijk gemaakte kosten.
AFDELING 6
Steun voor kmo's in plattelandsgebieden die uit het Elfpo wordt gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen wordt verleend
Artikel 44
Steun voor investeringen in verband met de verwerking van landbouwproducten tot niet-landbouwproducten of de katoenproductie
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
De eerste alinea is niet van toepassing op steun die wordt verleend in de vorm van financieringsinstrumenten.
►M2 Behalve wanneer de steun in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, dekt hij de volgende in aanmerking komende kosten: ◄
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (a) en (b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (a) en (b) worden gemaakt;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
Werkkapitaal wordt niet beschouwd als subsidiabele kosten.
De steunintensiteit mag niet groter zijn dan:
in de ultraperifere gebieden:
80 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in regio's waarvan het bbp per inwoner hoogstens 45 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;
65 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in regio's waarvan het bbp per inwoner minimaal 45 % en maximaal 60 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;
55 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in regio's waarvan het bbp per inwoner minimaal 60 % en maximaal 75 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;
45 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in andere ultraperifere gebieden;
in de minder ontwikkelde regio's:
60 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in regio's waarvan het bbp per inwoner hoogstens 45 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;
45 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in regio's waarvan het bbp per inwoner minimaal 45 % en maximaal 60 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;
35 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in regio's waarvan het bbp per inwoner meer dan 60 % van het EU-27-gemiddelde bedraagt;
in c-gebieden:
25 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in dunbevolkte gebieden en in NUTS 3-regio's of delen van NUTS 3-regio's die een landsgrens delen met een land buiten de Europese Economische Ruimte of de Europese Vrijhandelsassociatie;
20 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten van investeringen in niet vooraf vastliggende c-gebieden;
in de voormalige a-gebieden mogen de steunintensiteiten in de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2017 met hoogstens 5 procentpunten worden verhoogd;
als een c-gebied grenst aan een a-gebied, mag de maximale steunintensiteit in de NUTS 3-regio's of delen van NUTS 3-regio's binnen dat c-gebied die grenzen aan het a-gebied, zo nodig worden verhoogd zodat het verschil in steunintensiteit tussen de beide gebieden niet meer dan 15 procentpunten bedraagt;
10 % van het bedrag van de in aanmerking komende kosten voor investeringen in alle andere gebieden.
Artikel 45
Aanloopsteun voor niet-landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
Er wordt steun toegekend aan de volgende categorieën begunstigden:
landbouwers of leden van een landbouwhuishouden in plattelandsgebieden die diversifiëren naar niet-agrarische activiteiten;
kleine en micro-ondernemingen in plattelandsgebieden, en
natuurlijke personen in plattelandsgebieden.
Het bedrijfsplan bevat de volgende gegevens:
de economische beginsituatie van de begunstigde;
mijlpalen en streefcijfers voor de ontwikkeling van de nieuwe activiteiten van de begunstigde;
nadere gegevens over de acties die vereist zijn voor de ontwikkeling van de activiteiten van de begunstigde, zoals gegevens over investeringen, opleidingen en advies.
Het bedrijfsplan heeft een looptijd van hoogstens vijf jaar.
De tranches kunnen degressief zijn.
De laatste tranche wordt slechts betaald als het in lid 6 bedoelde bedrijfsplan correct is uitgevoerd.
Artikel 46
Steun voor adviesdiensten voor kmo's in plattelandsgebieden
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
Artikel 47
Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting voor kmo's in plattelandsgebieden
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
Voor demonstratieactiviteiten mag steun worden verleend ter dekking van de betrokken investeringskosten.
Steun voor demonstratieprojecten die in de vorm van financieringsinstrumenten wordt verleend, kan dienen voor de financiering van andere in aanmerking komende kosten dan die welke in lid 4, onder b), zijn bedoeld, op voorwaarde dat de kosten volledig in aanmerking komen op grond van Verordening (EU) nr. 1305/2013.
De steun dekt de volgende in aanmerking komende kosten:
de kosten van het organiseren en uitvoeren van de actie inzake kennisoverdracht of voorlichting;
als het gaat om demonstratieprojecten in verband met investeringen:
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken concrete actie;
de kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;
algemene kosten in verband met de onder (i) en (ii) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van het bepaalde onder (i) en (ii) worden gedaan;
de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;
de kosten in verband met de reis-, verblijfs- en dagvergoedingen van de deelnemers.
De steun wordt betaald aan de aanbieder van de acties inzake kennisoverdracht en voorlichting.
De organisaties die acties inzake kennisoverdracht en voorlichting aanbieden, beschikken over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel.
De steunintensiteit mag niet groter zijn dan:
60 % van de in aanmerking komende kosten in het geval van middelgrote ondernemingen;
70 % van de in aanmerking komende kosten in het geval van kleine en micro-ondernemingen.
Artikel 48
Steun voor actieve landbouwers die tot een kwaliteitsregeling voor katoen of levensmiddelen toetreden
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het onder (a) bedoelde plattelandsontwikkelingsprogramma.
Er wordt steun toegekend voor toetreding tot een van de volgende soorten kwaliteitsregelingen:
op grond van Verordening (EU) nr. 1151/2012 vastgestelde kwaliteitsregelingen voor katoen en levensmiddelen;
kwaliteitsregelingen, met inbegrip van certificeringsregelingen, voor katoen en levensmiddelen die, naar de lidstaten erkennen, voldoen aan de volgende criteria:
de specificiteit van het eindproduct dat volgens dergelijke kwaliteitsregelingen wordt gemaakt, vloeit voort uit duidelijke verplichtingen die het volgende garanderen:
de regeling staat open voor alle producenten;
de regeling behelst het opstellen van een bindend productdossier voor eindproducten en de naleving daarvan wordt geverifieerd door openbare autoriteiten of door een onafhankelijke inspectie-instantie;
de regeling is transparant en garandeert de volledige traceerbaarheid van de landbouwproducten;
vrijwillige certificeringsregelingen voor levensmiddelen die, naar de betrokken lidstaat erkent, voldoen aan de eisen van de mededeling van de Commissie „EU-richtsnoeren betreffende de beste praktijken voor vrijwillige certificeringsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen”-.
Als de eerste deelname aan de kwaliteitsregeling vóór de steunaanvraag is gestart, wordt de maximale duur van vijf jaar verminderd met het aantal jaren dat is verlopen tussen die eerste deelname en het tijdstip van de steunaanvraag.
Artikel 49
Steun voor voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten voor katoen en levensmiddelen die onder een kwaliteitsregeling vallen
De steun:
wordt in het kader van een plattelandsontwikkelingsprogramma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de krachtens die verordening door de Commissie vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen toegekend:
als steun die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, of
als aanvullende nationale financiering bij de onder (i) genoemde steun,
en
is identiek aan de onderliggende maatregel voor plattelandsontwikkeling in het plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld onder a).
De steun dekt de kosten van acties met de volgende kenmerken:
acties die zijn ontworpen om de consument ertoe aan te zetten levensmiddelen of katoen te kopen die onder een in artikel 48, lid 4, van deze verordening bedoelde kwaliteitsregeling vallen;
acties die de aandacht vestigen op de specifieke kenmerken of voordelen van het levensmiddel of de katoen, met name op de kwaliteit, de specifieke productiemethode, de strenge dierenwelzijnsnormen en het respect voor het milieu die met de betrokken kwaliteitsregeling samenhangen.
HOOFDSTUK IV
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 50
Intrekking
Artikel 51
Overgangsbepalingen
In afwijking van de eerste alinea blijven steunregelingen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 1305/2013 vallen en uit het Elfpo worden gecofinancierd of in de vorm van aanvullende nationale financiering bij dergelijke gecofinancierde maatregelen worden verleend, aan het einde van de geldigheidsduur van de onderhavige verordening vrijgesteld voor de duur van de programmeringsperiode in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1305/2013 en de uitvoeringsbepalingen daarvan.
Artikel 52
Inwerkingtreding en toepasselijkheid
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2014.
Zij is van toepassing tot en met 31 december 2022.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
DEFINITIE VAN KLEINE, MIDDELGROTE EN MICRO-ONDERNEMINGEN
Artikel 1
Onderneming
Als onderneming wordt beschouwd iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm, die een economische activiteit uitoefent. Met name worden als zodanig beschouwd eenheden die individueel of in familieverband ambachtelijke of andere activiteiten uitoefenen, personenvennootschappen en verenigingen die regelmatig een economische activiteit uitoefenen.
Artikel 2
Aantal werkzame personen en financiële drempels ter bepaling van de categorieën ondernemingen
Artikel 3
Soorten ondernemingen die voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen in aanmerking worden genomen
Ook al wordt de drempel van 25 % bereikt of overschreden, toch kan een onderneming als zelfstandige onderneming of als onderneming zonder partnerondernemingen worden aangemerkt, indien het om de volgende categorieën investeerders gaat en mits dezen individueel noch gezamenlijk met de betrokken onderneming verbonden zijn in de zin van lid 3:
openbare participatiemaatschappijen, risicokapitaalmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen die geregeld risicokapitaal beleggen en eigen vermogen in niet-beursgenoteerde ondernemingen investeren (business angels), mits de totale investering van deze business angels in eenzelfde onderneming 1 250 000 EUR niet overschrijdt;
universiteiten of onderzoekscentra zonder winstoogmerk;
institutionele beleggers, met inbegrip van regionale ontwikkelingsfondsen;
autonome lokale autoriteiten die een jaarlijkse begroting van minder dan 10 miljoen EUR hebben en minder dan 5 000 inwoners tellen.
„Verbonden ondernemingen” zijn ondernemingen die met elkaar een van de volgende banden onderhouden:
een onderneming heeft de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van een andere onderneming;
een onderneming heeft het recht de meerderheid van de leden van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van een andere onderneming te benoemen of te ontslaan;
een onderneming heeft het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen op grond van een met deze onderneming gesloten overeenkomst of een bepaling in de statuten van de laatstgenoemde onderneming;
een onderneming die aandeelhouder of vennoot is van een andere onderneming, heeft op grond van een met andere aandeelhouders of vennoten van die andere onderneming gesloten overeenkomst als enige zeggenschap over de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of vennoten van de laatstgenoemde onderneming.
Er wordt verondersteld dat geen overheersende invloed wordt uitgeoefend indien de in lid 2, tweede alinea, genoemde investeerders zich niet direct of indirect met het beheer van de betrokken onderneming bemoeien, onverminderd de rechten die zij als aandeelhouder of vennoot bezitten.
Ondernemingen worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij via één of meerdere andere ondernemingen of via in de tweede alinea bedoelde investeerders één van de in de eerste alinea bedoelde banden onderhouden.
Ondernemingen die via een natuurlijke persoon of een in gemeenschappelijk overleg handelende groep van natuurlijke personen een van deze banden onderhouden, worden eveneens als verbonden ondernemingen beschouwd indien zij hun activiteiten of een deel van hun activiteiten op dezelfde markt of op verwante markten uitoefenen.
Als „verwante markt” wordt beschouwd de producten- of dienstenmarkt die zich direct boven of onder het niveau van de relevante markt bevindt.
Artikel 4
Gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen en van de financiële bedragen en referentieperiode
Artikel 5
Aantal werkzame personen
Het aantal werkzame personen komt overeen met het aantal arbeidsjaareenheden (AJE), d.w.z. het aantal personen dat het hele desbetreffende referentiejaar voltijds in de betrokken onderneming of voor rekening van deze onderneming heeft gewerkt. Het werk van personen die niet het hele jaar hebben gewerkt, deeltijdwerk ongeacht de duur ervan en seizoenarbeid worden in breuken van AJE's uitgedrukt. Het aantal werkzame personen bestaat uit:
de loontrekkenden;
de personen die voor deze onderneming werken, er een ondergeschikte verhouding mee hebben en voor het nationale recht met loontrekkenden gelijkgesteld zijn;
de eigenaren-bedrijfsleiders;
de vennoten die geregeld een activiteit in de onderneming uitoefenen en financiële voordelen van de onderneming genieten.
Leerlingen en studenten die een beroepsopleiding volgen en een leer- of beroepsopleidingsovereenkomst hebben, worden niet meegeteld in het aantal werkzame personen. De duur van zwangerschaps- en ouderschapsverlof wordt niet meegerekend.
Artikel 6
Vaststelling van de gegevens van de onderneming
De in de eerste alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van de betrokken onderneming die zich meteen boven of onder het niveau van die onderneming bevinden. De samentelling geschiedt in evenredigheid met het aandeel in het kapitaal of de stemrechten (het hoogste van de beide percentages). Bij wederzijdse participatie geldt het hoogste van deze percentages.
De in de eerste en tweede alinea bedoelde gegevens worden samengeteld met alle, nog niet door consolidatie in de rekeningen opgenomen gegevens (100 %) van de eventuele, direct of indirect met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen.
Voor de toepassing van het genoemde lid 2 resulteren de gegevens van de met de betrokken onderneming verbonden ondernemingen uit hun, indien van toepassing, geconsolideerde rekeningen en andere gegevens. Deze worden evenredig samengeteld met de gegevens van de eventuele partnerondernemingen van deze verbonden ondernemingen die zich meteen boven of onder het niveau van de laatstgenoemde ondernemingen bevinden, mits deze gegevens in de geconsolideerde rekeningen nog niet zijn opgenomen in een verhouding die ten minste gelijk is aan het in de tweede alinea van lid 2 vastgestelde percentage.
BIJLAGE II
GEGEVENS BETREFFENDE KRACHTENS DEZE VERORDENING VRIJGESTELDE STAATSSTEUN
als bedoeld in artikel 9, lid 1
(Voor de EER relevante tekst ( 22 ))
DEEL I
Referentie steunmaatregel |
(wordt door de Commissie ingevuld) |
|||
Lidstaat |
… |
|||
Referentienummer lidstaat |
… |
|||
Regio |
Naam van de regio ( NUTS (1) ) … … |
Soort regionale-steungebied (2) … … |
||
Steunverlenende autoriteit |
Naam |
… |
||
Postadres Webadres |
… … |
|||
Benaming steunmaatregel |
… |
|||
Nationale rechtsgrondslag (vindplaats desbetreffende nationale officiële publicatie) |
… … … |
|||
Weblink naar de volledige tekst van de steunmaatregel |
… |
|||
Soort maatregel |
☐ Regeling |
|
||
☐ Ad-hocsteun |
Naam begunstigde en groep (3) waarvan deze deel uitmaakt … |
|||
Aanpassing bestaande steunregeling of ad-hocsteun |
|
Referentie steunmaatregel bij de Commissie |
||
☐ Verlenging |
… |
|||
☐ Wijziging |
… |
|||
Looptijd (4) |
☐ Regeling |
dd/mm/jjjj tot en met dd/mm/jjjj |
||
Datum van toekenning |
☐ Ad-hocsteun |
dd/mm/jjjj |
||
Betrokken economische sector(en) |
Specificeer op NACE-groepsniveau (5) |
… … … |
||
Soort begunstigde |
☐ Kmo |
|
||
☐ Grote onderneming |
||||
Budget |
|
|||
☐ Regeling: totaalbedrag (6) |
Nationale valuta: … (hele bedragen) … |
|||
☐ Ad-hocsteun: totaalbedrag (7) |
Nationale valuta: … (hele bedragen) … |
|||
Voor garanties (8) |
Nationale valuta: … (hele bedragen) … |
|||
Steuninstrument |
☐ rechtstreekse subsidie / rentesubsidie |
|||
☐ gesubsidieerde diensten |
||||
☐ lening/terugbetaalbaar voorschot |
||||
☐ garantie (in voorkomend geval met een verwijzing naar het besluit van de Commissie (9) ) |
||||
☐ belastingvoordeel of belastingvrijstelling |
||||
☐ andere, namelijk … Geef aan in welke van de onderstaande ruime categorieën het instrument het best zou passen wat impact/functie betreft: ☐ subsidie ☐ lening ☐ garantie ☐ belastingvoordeel |
||||
Bij cofinanciering uit EU-fonds(en) |
Naam EU-fonds(en): … … |
Financieringsbedrag (per EU-fonds) … |
Nationale valuta: … (hele bedragen) … |
|
Overige informatie |
|
|||
(1)
NUTS = Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. Meestal wordt de regio op NUTS 2-niveau vermeld.
(2)
Steungebied artikel 107, lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (code „A”); steungebied artikel 107, lid 3, onder c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (code „C”); niet voor regionale steun in aanmerking komend gebied (code „N”).
(3)
Een onderneming is, in de zin van de mededingingsregels van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en voor de toepassing van deze verordening, elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht de rechtsvorm ervan en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat entiteiten die (juridisch of feitelijk) onder de zeggenschap staan van dezelfde entiteit, als één onderneming moeten worden beschouwd.
(4)
Periode waarin de steunverlenende autoriteit zich ertoe kan verbinden de steun te verlenen.
(5)
NACE herz. 2 is de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie. Meestal wordt de sector aangegeven op groepsniveau.
(6)
Als het om een steunregeling gaat: vermeld het totaalbedrag van het voor de regeling geplande budget of de geraamde belastingderving voor de hele looptijd van de regeling voor alle steuninstrumenten uit de regeling.
(7)
Als het om ad-hocsteun gaat: geef het totale steunbedrag of de totale belastingderving.
(8)
Voor garanties: geef het maximale bedrag aan gegarandeerde leningen.
(9)
In voorkomend geval, de referentie van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de methode voor het berekenen van het brutosubsidie-equivalent overeenkomstig artikel 5, lid 2, onder c), ii), van deze verordening. |
DEEL II
Geef aan op grond van welke bepaling van deze verordening de steun ten uitvoer wordt gelegd.
Primaire doelstellingen (1) |
Maximale steunintensiteit n % |
Maximaal steunbedrag in nationale valuta (hele bedragen) |
☐ Steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële activa of immateriële activa op landbouwbedrijven (artikel 14) |
|
|
☐ Steun voor ruilverkaveling van landbouwgrond (artikel 15) |
|
|
☐ Steun voor investeringen in verband met de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen (artikel 16) |
|
|
☐ Steun voor investeringen in verband met de verwerking van landbouwproducten en de afzet van landbouwproducten (artikel 17) |
|
|
☐ Aanloopsteun voor jonge landbouwers en voor de ontwikkeling van kleine landbouwbedrijven (artikel 18) |
|
|
☐ Aanloopsteun voor producentengroeperingen en -organisaties in de landbouwsector (artikel 19) |
|
|
☐ Steun voor de deelname van producenten van landbouwproducten aan een kwaliteitsregeling (artikel 20) |
|
|
☐ Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting in de landbouwsector (artikel 21) |
|
|
☐ Steun voor adviesdiensten in de landbouwsector (artikel 22) |
|
|
☐ Steun voor bedrijfsvervangingsdiensten in de landbouw (artikel 23) |
|
|
☐ Steun voor afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten (artikel 24) |
|
|
☐ Steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld (artikel 25) |
|
|
☐ Steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten en plantenplagen en steun voor het herstel van schade als gevolg van dierziekten en plantenplagen (artikel 26) |
|
|
|
|
|
☐ Steun voor de sector dierlijke productie (artikel 27, lid 1, onder a) of b)) |
|
|
☐ Steun voor de afvoer van gestorven dieren (artikel 27, lid 1, onder c), d) of e)) |
|
|
☐ Steun als bijdrage aan verzekeringspremies (artikel 28) |
|
|
☐ Steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven (artikel 29) |
|
|
☐ Steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen in de landbouwsector (artikel 30) |
|
|
Soort natuurramp |
☐ aardbeving ☐ lawine ☐ grondverschuiving ☐ overstroming ☐ tornado ☐ orkaan ☐ vulkaanuitbarsting ☐ natuurbrand |
|
Datum waarop de natuurramp plaatsvond |
Van dd/mm/jjjj tot dd/mm/jjjj |
|
☐ Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector (artikel 31) |
|
|
☐ Steun voor onderzoek en ontwikkeling in de bosbouwsector (artikel 31) |
|
|
☐ Steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden (artikel 32) |
|
|
☐ Steun voor boslandbouwsystemen (artikel 33) |
|
|
☐ Steun voor de preventie en het herstel van schade aan bossen als gevolg van bosbranden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen en rampzalige gebeurtenissen (artikel 34) |
|
|
☐ Steun voor investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen (artikel 35) |
|
|
☐ Steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000-bosgebieden (artikel 36) |
|
|
☐ Steun voor bosmilieuklimaatdiensten en bosinstandhouding (artikel 37) |
|
|
☐ Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting in de bosbouwsector (artikel 38) |
|
|
☐ Steun voor adviesdiensten in de bosbouwsector (artikel 39) |
|
|
☐ Steun voor infrastructuurinvesteringen voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van de bosbouwsector (artikel 40) |
|
|
☐ Steun voor investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, mobilisering en afzet van bosbouwproducten (artikel 41) |
|
|
☐ Steun voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de bosbouw (artikel 42) |
|
|
☐ Steun voor ruilverkaveling van bosbouwgrond (artikel 43) |
|
|
☐ Steun voor investeringen in verband met de verwerking van landbouwproducten tot niet-landbouwproducten of de katoenproductie (artikel 44) |
|
|
☐ Aanloopsteun voor niet-landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden (artikel 45) |
|
|
☐ Steun voor adviesdiensten voor kmo's in plattelandsgebieden (artikel 46) |
|
|
☐ Steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting voor kmo’s in plattelandsgebieden (artikel 47) |
|
|
☐ Steun voor actieve landbouwers die tot een kwaliteitsregeling voor katoen of levensmiddelen toetreden (artikel 48) |
|
|
☐ Steun voor voorlichtings- en afzetbevorderingsactiviteiten voor katoen en levensmiddelen die onder een kwaliteitsregeling vallen (artikel 49) |
|
|
(1)
Verschillende doelstellingen zijn mogelijk; vermeld in dat geval alle doelstellingen. |
BIJLAGE III
Bepalingen inzake de bekendmaking van de in artikel 9, lid 2, bedoelde informatie
De lidstaten zetten hun uitgebreide staatssteunwebsites, waarop de in artikel 9, lid 2, bedoelde informatie moet worden bekendgemaakt, zodanig op dat die informatie gemakkelijk toegankelijk is. Deze gegevens worden bekendgemaakt in een spreadsheetformaat, waarmee de gegevens kunnen worden doorzocht en geëxtraheerd en gemakkelijk op het internet kunnen worden gepubliceerd, zoals een CSV- of XML-formaat. Iedere belanghebbende partij krijgt zonder restricties toegang tot de staatssteunwebsite. Gebruikers hoeven zich niet vooraf te registreren om toegang tot de staatssteunwebsite te krijgen.
Over de in artikel 9, lid 2, onder c), bedoelde individuele steunverlening wordt de volgende informatie bekendgemaakt:
referentie van het identificatienummer van de steun ( 23 );
naam van de begunstigde;
soort onderneming (kmo/grote onderneming) op de datum van de toekenning van de steun;
regio waar de begunstigde is gevestigd, op NUTS 2-niveau ( 24 );
activiteitensector op NACE-groepsniveau ( 25 );
steunelement, uitgedrukt in hele bedragen, in nationale valuta ( 26 );
steuninstrument ( 27 ) (subsidie/rentesubsidie, lening/terugbetaalbaar voorschot/terugbetaalbare subsidie, garantie, belastingvoordeel of belastingvrijstelling, risicokapitaal, andere (gelieve te specificeren));
datum van de toekenning van de steun;
doel van de steun ( 28 );
steunverlenende autoriteit.
( 1 ) Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 1).
( 2 ) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
( 3 ) Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).
( 4 ) Verordening (EU) nr. 229/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 13 maart 2013 houdende vaststelling van specifieke maatregelen voor de landbouw ten behoeve van de kleinere eilanden in de Egeïsche Zee en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1405/2006 van de Raad (PB L 78 van 20.3.2013, blz. 41).
( 5 ) COM(2012) 595 van 17.10.2012.
( 6 ) Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).
( 7 ) Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).
( 8 ) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
( 9 ) Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1).
►M1 ( 10 ) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320). ◄
( 11 ) Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 549).
( 12 ) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
( 13 ) Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Raad van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven (PB L 335 van 13.12.2008, blz. 3).
( 14 ) Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PB L 189 van 20.7.2007, blz. 1).
( 15 ) Verordening (EG) nr. 110/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2008 betreffende de definitie, de aanduiding, de presentatie, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gedistilleerde dranken en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1576/89 van de Raad (PB L 39 van 13.2.2008, blz. 16).
( 16 ) Verordening (EU) nr. 251/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 inzake de definitie, de aanduiding, de aanbiedingsvorm, de etikettering en de bescherming van geografische aanduidingen van gearomatiseerde wijnbouwproducten en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad (PB L 84 van 20.3.2014, blz. 14).
( 17 ) PB C 341 van 16.12.2010, blz. 5.
( 18 ) Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).
( 19 ) Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden(PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).
( 20 ) Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de uitgaven in verband met de voedselketen, de diergezondheid en het dierenwelzijn, alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal, tot wijziging van de Richtlijnen 98/56/EG, 2000/29/EG en 2008/90/EG van de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 178/2002, (EG) nr. 882/2004 en (EG) nr. 396/2005 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 66/399/EEG van de Raad, Besluit 76/894/EEG van de Raad en Beschikking 2009/470/EG van de Raad (PB L 189 van 27.6.2014, blz. 1).
( 21 ) Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1).
( 22 ) Alleen van toepassing op steun voor de bosbouwsector en voor niet in bijlage I bij het Verdrag opgenomen producten.
( 23 ) Zoals door de Commissie meegedeeld in het kader van de in de artikel 9, lid 1, van deze verordening bedoelde procedure.
( 24 ) NUTS = Nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek. Meestal wordt de regio op NUTS 2-niveau vermeld.
( 25 ) Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1), als gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie van 24 maart 1993 (PB L 83 van 3.4.1993, blz. 1) en gerectificeerd (PB L 159 van 11.7.1995, blz. 31).
( 26 ) Brutosubsidie-equivalent.
( 27 ) Als de steun via verschillende steuninstrumenten wordt verleend, moet het steunbedrag per steuninstrument worden vermeld.
( 28 ) Als met de steun verschillende doelstellingen worden nagestreefd, moet het steunbedrag per doelstelling worden vermeld.