02014R0208 — NL — 07.12.2021 — 012.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EU) Nr. 208/2014 VAN DE RAAD van 5 maart 2014 (PB L 066 van 6.3.2014, blz. 1) |
Gewijzigd bij:
Gerectificeerd bij:
VERORDENING (EU) Nr. 208/2014 VAN DE RAAD
van 5 maart 2014
betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne
Artikel 1
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
„vordering” : elke voor of na 6 maart 2014 ingediende vordering, ook wanneer deze de vorm van een rechtsvordering heeft, die voortvloeit uit of verband houdt met de uitvoering van een contract of transactie, en in het bijzonder:
i)
elke vordering tot nakoming van een verplichting die voortvloeit uit of verband houdt met een contract of transactie;
ii)
elke vordering tot verlenging of uitbetaling van financiële garanties of contragaranties, ongeacht de vorm;
iii)
elke vordering tot schadeloosstelling in verband met een contract of een transactie;
iv)
elke reconventionele vordering;
v)
elke vordering, ook via een exequatur, waarmee wordt beoogd erkenning of uitvoering van een rechterlijke of arbitrale uitspraak of van een gelijkwaardige beslissing te verkrijgen, ongeacht de plaats van uitspraak; |
b) |
„contract of transactie” : elke verrichting, ongeacht de vorm en het recht dat erop van toepassing is, die een of meer contracten of soortgelijke verplichtingen tussen al dan niet dezelfde partijen omvat; in dit verband worden onder „contract” tevens begrepen obligaties, garanties en contragaranties, ook indien deze uit juridisch oogpunt op zichzelf staan, en met name financiële garanties of contragaranties en kredieten, alsmede alle uit een dergelijke transactie voortkomende of daarmee verband houdende bepalingen; |
c) |
„bevoegde autoriteiten” : de bevoegde autoriteiten van de lidstaten als aangegeven op de websites die zijn vermeld in bijlage II; |
d) |
„economische middelen” : activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden zijn, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen; |
e) |
„bevriezing van economische middelen” : voorkomen dat economische middelen worden gebruikt om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, onder meer door deze te verkopen, te verhuren of te verhypothekeren; |
f) |
„bevriezing van tegoeden” : voorkoming van mutatie, overmaking, wijziging, gebruik of inzet van of omgang met tegoeden, op welke wijze ook, met als gevolg wijziging van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk wordt gemaakt; |
g) |
„tegoeden” : financiële activa en financiële voordelen van welke aard ook, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:
i)
contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;
ii)
deposito’s bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;
iii)
in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, inclusief aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;
iv)
rente, dividend of andere inkomsten uit of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;
v)
krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;
vi)
kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven; en
vii)
bewijsstukken van belangen in fondsen of financiële middelen; |
h) |
„grondgebied van de Unie” : het grondgebied van de lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden, met inbegrip van hun luchtruim. |
Artikel 2
Artikel 3
Voor de toepassing van lid 1 worden onder meer als „personen die zijn geïdentificeerd als verantwoordelijk voor het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen” beschouwd, de personen tegen wie door de Oekraïense autoriteiten een onderzoek is ingesteld wegens:
het verduisteren van Oekraïense overheidsmiddelen of activa, of medeplichtigheid daaraan, of
machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of activa, of medeplichtigheid daaraan.
Artikel 4
In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen of de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:
noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage I opgelijste natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden die van deze natuurlijke personen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of medische behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria of de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;
uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het aanhouden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen, of
noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de relevante bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken vóór zij de toestemming verleent, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden verleend.
Artikel 5
In afwijking van artikel 2 kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is vastgesteld voor de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam is opgenomen in bijlage I, of van een rechterlijk of administratief besluit dat in de Unie is uitgesproken, of van een rechterlijk besluit dat in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is, en dat van voor of na die datum dateert;
de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk besluit zijn gewaarborgd of geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;
het besluit komt niet ten goede aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam vermeld in bijlage I, en
erkenning van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.
Artikel 6
In afwijking van artikel 2 en mits een betaling verschuldigd is door een in bijlage I vermelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam op grond van een contract of overeenkomst die door deze is gesloten of op grond van een verplichting die voor de natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam is ontstaan vóór de datum waarop de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in bijlage I werd opgenomen, kunnen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder door hen passend geachte voorwaarden, toestemming verlenen voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien de betrokken bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat:
de tegoeden of economische middelen worden gebruikt voor een betaling door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam vermeld in bijlage I, en
de betaling niet in strijd is met artikel 2, lid 2.
Artikel 7
Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:
interesten of andere inkomsten op die rekeningen;
betalingen die verschuldigd zijn op grond van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in artikel 2 bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam in bijlage I werden opgenomen, of
betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van rechterlijke, administratieve of arbitragebesluiten die in een lidstaat zijn uitgesproken of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar zijn;
en mits deze interesten, andere inkomsten en betalingen overeenkomstig artikel 2, lid 1, worden bevroren.
Artikel 8
Onverminderd de geldende voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim zijn natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen verplicht:
alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, zoals informatie in verband met rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en dergelijke informatie, hetzij direct of via de autoriteiten van de lidstaat, aan de Commissie te doen toekomen, en
samen te werken met de bevoegde autoriteit bij de verificatie van dergelijke informatie.
Artikel 9
Het is verboden om bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of gevolg hebben dat het in artikel 2 bedoelde verbod wordt omzeild.
Artikel 10
Artikel 11
Vorderingen in verband met contracten of transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van onderhavige verordening zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, in het bijzonder een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:
in bijlage I opgenomen natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;
natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die handelen voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam.
Artikel 12
De Commissie en de lidstaten stellen elkaar in kennis ◄ van de maatregelen die uit hoofde van deze verordening worden genomen en verstrekken elkaar alle relevante informatie waarover zij beschikken in verband met deze verordening, in het bijzonder informatie:
met betrekking tot in het kader van artikel 2 bevroren tegoeden en in het kader van de artikelen 4, 5 en 6 verleende toestemmingen;
met betrekking tot inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.
Artikel 13
De Commissie wordt gemachtigd bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 16
Artikel 17
Deze verordening is van toepassing:
op het grondgebied van de Unie, met inbegrip van haar luchtruim;
aan boord van vlieg- of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;
op alle zich op of buiten het grondgebied van de Unie bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn;
op alle volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, binnen of buiten het grondgebied van de Unie;
op alle natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen ten aanzien van alle geheel of gedeeltelijk binnen de Unie verrichte zakelijke transacties.
Artikel 18
Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
A.
|
Naam |
Nadere gegevens |
Motivering |
Datum van aanwijzing |
1. |
Viktor Fedorovych Yanukovych (Вiктор Федорович Янукович), Viktor Fedorovich Yanukovich (Виктор Фёдорович Янукович) |
geboren op 9 juli 1950 in Yenakiieve (Donetsk oblast), voormalig president van Oekraïne |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva. |
6.3.2014 |
2. |
Vitalii Yuriyovych Zakharchenko (Вiталiй Юрiйович Захарченко), Vitaliy Yurievich Zakharchenko (Виталий Юрьевич Захарченко) |
geboren op 20 januari 1963 in Kostiantynivka (Donetsk oblast), voormalig minister van Binnenlandse Zaken |
Persoon tegen wie strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten wegens het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en in verband met machtsmisbruik door een openbaar ambtsdrager om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of overheidsactiva. |
6.3.2014 |
3. |
Viktor Pavlovych Pshonka (Вiктор Павлович Пшонка ) |
geboren op 6 februari 1954 in Serhiyivka (Donetsk oblast), voormalig procureur-generaal van Oekraïne |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva. |
6.3.2014 |
▼M8 ————— |
||||
▼M9 ————— |
||||
6. |
Viktor Ivanovych Ratushniak (Вiктор Iванович Ратушняк) |
geboren op 16 oktober 1959, voormalig onderminister van Binnenlandse Zaken |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan. |
6.3.2014 |
7. |
Oleksandr Viktorovych Yanukovych (Олександр Вiкторович Янукович) |
geboren op 10 juli 1973 in Yenakiieve (oblast Donetsk), zoon van de voormalige president, zakenman |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan. |
6.3.2014 |
▼M4 ————— |
||||
9. |
Artem Viktorovych Pshonka (Артем Вiкторович Пшонка) |
geboren op 19 maart 1976 in Kramatorsk (Donetsk oblast), zoon van de voormalige procureur-generaal, vice-fractieleider van de Partij van de Regio's in de Hoge Raad (Verkhovna Rada) van Oekraïne |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor medeplichtigheid daaraan. |
6.3.2014 |
▼M8 ————— |
||||
▼M11 ————— |
||||
12. |
Serhiy Vitalyovych Kurchenko(Сергiй Вiталiйович Курченко) |
geboren op 21 september 1985 in Kharkiv, zakenman |
Persoon tegen wie een strafvervolging is ingesteld door de Oekraïense autoriteiten voor het verduisteren van overheidsmiddelen of overheidsactiva en voor machtsmisbruik om een ongerechtvaardigd voordeel voor zichzelf of een derde te verkrijgen ten koste van Oekraïense overheidsmiddelen of overheidsactiva. |
6.3.2014 |
▼M12 ————— |
||||
▼M6 ————— |
||||
▼M12 ————— |
||||
▼M7 ————— |
||||
▼M13 ————— |
||||
▼M11 ————— |
B. Recht op verdediging en recht op effectieve rechtsbescherming
Het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming op grond van het wetboek van strafvordering van Oekraïne
Artikel 42 van het wetboek van strafvordering van Oekraïne (“het wetboek van strafvordering”) bepaalt dat iedere persoon die verdachte of beklaagde is in een strafproces het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming geniet. Het gaat onder meer om het recht om te weten van welk strafbaar feit hij wordt verdacht of beschuldigd; het recht om uitdrukkelijk en onverwijld in kennis gesteld te worden van zijn rechten op grond van het wetboek van strafvordering; het recht om bij eerste verzoek toegang te krijgen tot een advocaat; het recht verzoekschriften voor procedurele handelingen in te dienen; en het recht beroep aan te tekenen tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur, de openbaar aanklager en de onderzoeksrechter.
Artikel 303 van het wetboek van strafvordering maakt onderscheid tussen beslissingen en omissies die tijdens het vooronderzoek kunnen worden aangevochten (eerste lid) en beslissingen en een handelen of nalaten die tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank in aanmerking kunnen worden genomen (tweede lid). Artikel 306 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten tegen beslissingen en een handelen of nalaten van de rechercheur of openbaar aanklager moeten worden beoordeeld door een onderzoeksrechter van een lokale rechtbank in aanwezigheid van de eiser of zijn advocaat of wettelijk vertegenwoordiger. Artikel 308 van het wetboek van strafvordering bepaalt dat klachten over het niet in acht nemen van een redelijke termijn door de rechercheur of openbaar aanklager tijdens het vooronderzoek kunnen worden ingediend bij een hogere openbaar aanklager en dat die klachten moeten worden behandeld binnen drie dagen na de indiening ervan. Voorts is in artikel 309 van het wetboek van strafvordering bepaald dat de beslissingen van onderzoeksrechters vatbaar zijn voor beroep, en dat andere beslissingen door de rechter getoetst kunnen worden tijdens de voorbereidende procedure voor de rechtbank. Voorts is een aantal onderzoekshandelingen alleen mogelijk na een beslissing van een onderzoeksrechter of rechtbank (bv. inbeslagname van goederen op grond van de artikelen 167-175, en conservatoire maatregelen op grond van de artikelen 176-178, van het wetboek van strafvordering).
Toepassing van het recht op verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van elk van de op de lijst geplaatste personen
Viktor Fedorovitsj Janoekovitsj
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het besluit van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne van 11 augustus 2020, waarin het Hooggerechtshof het verzoekschrift van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne heeft onderzocht en toestemming heeft verleend om de heer Janoekovitsj aan te houden. In zijn uitspraak bevestigde de onderzoeksrechter dat een redelijk vermoeden bestaat van de betrokkenheid van de heer Janoekovitsj bij een strafbaar feit in verband met verduistering en bevestigde de status van de heer Janoekovitsj als verdachte in de strafrechtelijke procedure.
Het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding stelde tevens vast dat de heer Janoekovitsj sinds 2014 buiten Oekraïne verblijft. Het Hooggerechtshof concludeerde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de heer Janoekovitsj zich verborgen houdt voor de instanties die het vooronderzoek voeren.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Janoekovitsj zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen meetellen voor de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer Janoekovitsj aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
Vitaly Yurievitsj Zachartsjenko
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Zachartsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018, 23 november 2018 en 27 november 2019 waarin toestemming wordt gegeven om de heer Zachartjsenko in hechtenis te nemen.
Bovendien beschikt de Raad over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Zachartsjenko op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Zachartsjenko op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en het verzoek door te sturen naar de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen.
Op 28 februari 2020 werd het vooronderzoek hervat en werden procedurele en onderzoekshandelingen uitgevoerd. De onderzoeksinstantie heeft het vooronderzoek op 3 maart 2020 geschorst en is tot de conclusie gekomen dat de heer Zachartsjenko zich voor de onderzoeksinstantie en het gerecht verborgen houdt om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen, dat zijn verblijfplaats onbekend is en dat alle onderzoeks- (opsporing) en procedurele handelingen die in afwezigheid van verdachten kunnen worden uitgevoerd, zijn uitgevoerd. Dat opschortingsbesluit was vatbaar voor beroep.
Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Zachartsjenko zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen meetellen voor de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de bovenbeschreven omstandigheden die de heer Zachartsjenko aangerekend worden, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
Viktor Pavlovitsj Psjonka
De strafrechtelijke procedure met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat op 22 december 2014 een schriftelijke kennisgeving van verdenking is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafrechtelijke procedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.
De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Psjonka op te sporen. Op 24 juli 2020 is een verzoek om internationale rechtshulp gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie om de verblijfplaats van de verdachte vast te stellen en de heer Psjonka te ondervragen. Dat verzoek is nog in behandeling. Het vooronderzoek werd op 24 juli 2020 geschorst vanwege de noodzaak procedurele handelingen te verrichten in het kader van internationale samenwerking.
De Russische autoriteiten hebben de in 2016 en 2018 aan hen gerichte verzoeken om internationale rechtshulp afgewezen.
Met zijn beslissing van 2 oktober 2020 heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne het door de advocaat van de heer Psjonka ingediende verzoek om intrekking van de kennisgeving van verdenking van 23 december 2014 afgewezen. Het Hooggerechtshof concludeerde dat de kennisgeving van verdenking overeenkomstig het wetboek van strafvordering van Oekraïne was betekend en bevestigde de status van de heer Psjonka als verdachte in de strafrechtelijke procedure.
Op 7 mei 2020 en 9 november 2020 heeft het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne geweigerd een procedure in te stellen naar aanleiding van de klacht van advocaten ten aanzien van het stilzitten van het nationale bureau voor corruptiebestrijding van Oekraïne in de strafrechtelijke procedures. De Beroepskamer van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding heeft die beslissingen op respectievelijk 1 juni 2020 en 26 november 2020 bevestigd.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Psjonka het onderzoek ontwijkt, niet mogen meetellen bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn geëerbiedigd is. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer Psjonka aangerekend worden en de eerdere niet-uitvoering van de verzoeken om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
Viktor Ivanovitsj Ratusjniak
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Ratusjniak, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 21 mei 2018, 23 november 2018 en 4 december 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Ratusjniak aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.
De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Ratusjniak op te sporen. Op 12 februari 2020 heeft de onderzoeksinstantie besloten de heer Ratusjniak op de internationale lijst van gezochte personen te plaatsen en de dienst Internationale Politiesamenwerking van de Nationale Politie van Oekraïne het verzoek toe te sturen zodat hij in de Interpoldatabank kan worden opgenomen.
Op 28 februari 2020 werd het vooronderzoek hervat om procedurele en onderzoekshandelingen uit te voeren. De onderzoeksinstantie heeft het vooronderzoek op 3 maart 2020 geschorst en geconcludeerd dat Ratusjniak zich verborgen hield voor de onderzoeksinstanties en het gerecht om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen, dat zijn verblijfplaats onbekend is en dat alle onderzoeks- (opsporings-) en procedurele handelingen die in afwezigheid van verdachten kunnen worden uitgevoerd, zijn uitgevoerd. Dat opschortingsbesluit was vatbaar voor beroep.
Er kan geen schending van de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming worden vastgesteld wanneer de verdediging die rechten niet uitoefent.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Ratusjniak zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer Ratusjniak worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
Oleksandr Viktorovitsj Janoekovitsj
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Janoekovitsj, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd.
De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Janoekovitsj op te sporen, die in de Russische Federatie verblijft en zich aan het onderzoek onttrekt.
Conform de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Janoekovitsj zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de hierboven beschreven omstandigheden die de heer Janoekovitsj worden aangerekend, aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
Artem Viktorovitsj Psjonka
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Psjonka, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit het feit dat een schriftelijke kennisgeving van verdenking op 29 december 2014 is afgegeven, uit het feit dat tegen de beslissing van 16 juni 2017 tot schorsing van de strafrechtelijke procedure beroep kon worden aangetekend, alsmede uit de beslissingen van de onderzoeksrechter van 12 maart 2018, 13 augustus 2018 en 5 september 2019, waarbij toestemming werd verleend om de heer Psjonka aan te houden en voor de rechter te brengen zodat hij de behandeling van het verzoek tot inhechtenisneming kan bijwonen.
De Raad beschikt over informatie dat de Oekraïense autoriteiten maatregelen hebben genomen om de heer Psjonka op te sporen. Op 24 juli 2020 is een verzoek om internationale rechtshulp gericht aan de bevoegde autoriteiten van de Russische Federatie om de verblijfplaats van de verdachte vast te stellen en hem te ondervragen. Het verzoek is nog in behandeling. Het vooronderzoek werd op 24 juli 2020 geschorst in verband met de noodzaak om procedurele handelingen te verrichten in het kader van internationale samenwerking.
De Russische autoriteiten hebben het in 2018 aan hen gerichte verzoek om internationale rechtshulp afgewezen.
Het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding van Oekraïne heeft in zijn beslissing van 8 juli 2020 het door de advocaat van de heer Psjonka ingediende verzoek om het besluit tot schorsing van het vooronderzoek van 30 april 2015 te annuleren, afgewezen. Het Hooggerechtshof heeft tevens geconcludeerd dat de kennisgeving van verdenking overeenkomstig het wetboek van strafvordering van Oekraïne is betekend en de status van verdachte van de heer Psjonka heeft bevestigd.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Psjonka zich aan het onderzoek onttrekt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn is geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van het Hooggerechtshof voor corruptiebestrijding beschreven omstandigheden die de heer Psjonka worden aangerekend en een eerdere niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
Sergei Vitalyovitsj Koertsjenko
De strafrechtelijke procedures met betrekking tot de verduistering van overheidsmiddelen of -activa zijn nog aanhangig.
Uit de informatie in het dossier van de Raad blijkt dat de rechten van de verdediging en het recht op effectieve rechtsbescherming van de heer Koertsjenko, met inbegrip van het grondrecht om zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijke en onpartijdige rechtbank te laten behandelen, zijn geëerbiedigd in de strafrechtelijke procedures waarop de Raad zich heeft gebaseerd. Dit blijkt met name uit de beslissing van de onderzoeksrechter van 7 maart 2018 waarbij toestemming werd verleend voor een speciaal onderzoek in absentia. Bovendien werd de verdediging op 28 maart 2019 ervan in kennis gesteld dat het vooronderzoek was afgesloten en kreeg zij toegang tot het dossier om er zich vertrouwd mee te maken. De Raad beschikt over informatie dat de verdediging bezig is zich vertrouwd te maken met het dossier.
Het Hof van Beroep van Odessa heeft bij beslissing van 29 april 2020 het beroep van de aanklager toegewezen en de heer Koertsjenko preventieve hechtenis opgelegd. Het Hof heeft ook verklaard dat de heer Koertsjenko in 2014 uit Oekraïne is vertrokken en dat zijn woonplaats niet kan worden vastgesteld. Het Hof concludeerde dat de heer Koertsjenko zich verborgen houdt voor de onderzoeksinstanties om strafrechtelijke aansprakelijkheid te ontlopen.
De Raad werd ervan in kennis gesteld dat de Oekraïense autoriteiten op 29 april 2020 een verzoek om internationale rechtshulp aan de Russische Federatie hebben gericht, dat op 28 juli 2020 is teruggestuurd en niet zou worden uitgevoerd.
Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is de Raad van oordeel dat de perioden waarin de heer Koertsjenko het onderzoek ontwijkt, niet mogen worden meegeteld bij de berekening van de periode die in aanmerking wordt genomen om te beoordelen of het recht op een proces binnen een redelijke termijn worden geëerbiedigd. De Raad is derhalve van mening dat de in de beslissing van de rechter beschreven omstandigheden die de heer Koertsjenko worden aangerekend en de niet-uitvoering van het verzoek om internationale rechtshulp aanzienlijk hebben bijgedragen tot de duur van het onderzoek.
▼M13 —————
BIJLAGE II
Websites voor informatie over de bevoegde autoriteiten en adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie
BELGIË
https://diplomatie.belgium.be/nl/Beleid/beleidsthemas/vrede_en_veiligheid/sancties
https://diplomatie.belgium.be/fr/politique/themes_politiques/paix_et_securite/sanctions
https://diplomatie.belgium.be/en/policy/policy_areas/peace_and_security/sanctions
BULGARIJE
https://www.mfa.bg/en/101
TSJECHIË
www.financnianalytickyurad.cz/mezinarodni-sankce.html
DENEMARKEN
http://um.dk/da/Udenrigspolitik/folkeretten/sanktioner/
DUITSLAND
http://www.bmwi.de/DE/Themen/Aussenwirtschaft/aussenwirtschaftsrecht,did=404888.html
ESTLAND
http://www.vm.ee/est/kat_622/
IERLAND
http://www.dfa.ie/home/index.aspx?id=28519
GRIEKENLAND
http://www.mfa.gr/en/foreign-policy/global-issues/international-sanctions.html
SPANJE
http://www.exteriores.gob.es/Portal/en/PoliticaExteriorCooperacion/GlobalizacionOportunidadesRiesgos/Paginas/SancionesInternacionales.aspx
FRANKRIJK
http://www.diplomatie.gouv.fr/fr/autorites-sanctions/
KROATIË
http://www.mvep.hr/sankcije
ITALIË
https://www.esteri.it/mae/it/politica_estera/politica_europea/misure_deroghe
CΥΡRUS
http://www.mfa.gov.cy/mfa/mfa2016.nsf/mfa35_en/mfa35_en?OpenDocument
LETLAND
http://www.mfa.gov.lv/en/security/4539
LITOUWEN
http://www.urm.lt/sanctions
LUXEMBURG
https://maee.gouvernement.lu/fr/directions-du-ministere/affaires-europeennes/mesures-restrictives.html
HONGARIJE
http://www.kormany.hu/download/9/2a/f0000/EU%20szankci%C3%B3s%20t%C3%A1j%C3%A9koztat%C3%B3_20170214_final.pdf
MALTA
https://foreignaffairs.gov.mt/en/Government/SMB/Pages/Sanctions-Monitoring-Board.aspx
NEDERLAND
https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-sancties
OOSTENRIJK
http://www.bmeia.gv.at/view.php3?f_id=12750&LNG=en&version=
POLEN
https://www.gov.pl/web/dyplomacja
PORTUGAL
http://www.portugal.gov.pt/pt/ministerios/mne/quero-saber-mais/sobre-o-ministerio/medidas-restritivas/medidas-restritivas.aspx
ROEMENIË
http://www.mae.ro/node/1548
SLOVENIË
http://www.mzz.gov.si/si/omejevalni_ukrepi
SLOWAKIJE
https://www.mzv.sk/europske_zalezitosti/europske_politiky-sankcie_eu
FINLAND
http://formin.finland.fi/kvyhteistyo/pakotteet
ZWEDEN
http://www.ud.se/sanktioner
VERENIGD KONINKRIJK
https://www.gov.uk/sanctions-embargoes-and-restrictions
Adres voor kennisgevingen aan de Europese Commissie:
Europese Commissie
Dienst Instrumenten voor het buitenlands beleid (FPI)
EEAS 07/99
B-1049 Brussel, België
E-mail: relex-sanctions@ec.europa.eu